Home

Richtlijn (EU) 2024/3237 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2024 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/413 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn (EU) 2024/3237 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2024 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/413 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, punt c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad(3) faciliteert de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en vermindert aldus de straffeloosheid van niet-ingezeten overtreders. Het doeltreffend grensoverschrijdend onderzoeken van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en ten uitvoer leggen van sancties bevordert de verkeersveiligheid, aangezien niet-ingezeten bestuurders hierdoor worden aangemoedigd minder overtredingen te begaan en veiliger te rijden.

  2. De kennis van Unieburgers van de geldende verkeersveiligheidsregels, de toepasselijke sancties in de verschillende lidstaten en de grote waarschijnlijkheid van een onvermijdelijke sanctie bevorderen de verkeersveiligheid en verminderen het aantal verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en de gevaren in het wegverkeer.

  3. De ervaring van de bij het onderzoeken van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen betrokken handhavingsautoriteiten heeft aangetoond dat de huidige formulering van Richtlijn (EU) 2015/413 noch het doeltreffend onderzoeken van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen door niet-ingezeten bestuurders, noch de gewenste mate van tenuitvoerlegging van geldboetes faciliteert. Dat leidt tot een relatieve straffeloosheid van niet-ingezeten bestuurders en heeft een negatieve impact op de verkeersveiligheid in de Unie. Bovendien worden de grondrechten en procesrechten van niet-ingezeten bestuurders in het kader van grensoverschrijdende onderzoeken niet altijd geëerbiedigd, in het bijzonder vanwege een gebrek aan transparantie bij de vaststelling van het bedrag van geldboetes en in de beroepsprocedures. Deze richtlijn heeft derhalve tot doel de doeltreffendheid te verbeteren van onderzoeken van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die zijn begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding is begaan (“de lidstaat van de overtreding”). Dit helpt de doelstelling van de Unie te verwezenlijken om het dodental in alle vervoerswijzen tussen nu en 2050 tot bijna nul te reduceren en zorgt voor een betere bescherming van de procedurele en grondrechten van niet-ingezeten bestuurders.

  4. In haar EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-2030 — Volgende stappen op weg naar “Vision Zero” van 19 juni 2019 — heeft de Commissie haar engagement herhaald ten aanzien van de ambitieuze doelstelling om zo dicht mogelijk bij nul doden en zwaargewonden op de wegen van de Unie tussen nu en 2050 te geraken (“Vision Zero”) en het aantal doden en zwaargewonden op middellange termijn (tussen nu en 2030) te halveren, een doelstelling die reeds was opgenomen in de op 29 maart 2017 door de ministers van Vervoer vastgestelde Verklaring van Valletta over verkeersveiligheid. Om die doelstellingen te verwezenlijken heeft de Commissie in haar mededeling van 9 december 2020, getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst”, aangekondigd Richtlijn (EU) 2015/413 te zullen herzien.

  5. Het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/413 moet worden uitgebreid tot andere verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen om de gelijke behandeling van bestuurders te waarborgen. Gezien de rechtsgrondslag voor de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/413, namelijk artikel 91, lid 1, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), moeten de aan die richtlijn toe te voegen overtredingen blijk geven van een rechtstreeks verband met de verkeersveiligheid, waarbij gevaarlijk en roekeloos gedrag dat een ernstig risico vormt voor weggebruikers wordt aangepakt. Bij de uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/413 moet ook rekening worden gehouden met de technische vooruitgang op het gebied van de automatische opsporing van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.

  6. Verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen worden uit hoofde van nationaal recht aangemerkt als administratieve of strafrechtelijke overtredingen. Afhankelijk van de toepasselijke nationale procedures zouden administratieve of gerechtelijke autoriteiten naar aanleiding van die overtredingen procedures in kunnen stellen bij rechtbanken bevoegd in bestuurlijke of strafzaken. In de meeste gevallen behandelen de lidstaten die verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen via massaverwerking, hetgeen, in gevallen waarin het recht van de lidstaat van de overtreding een exacte identificatie van de bestuurder voorschrijft als voorwaarde om de relevante sanctie op te leggen, de doeltreffende toepassing en/of de uitvaardiging van een Europees onderzoeksbevel belet. In de meeste gevallen zijn de in artikel 6 van Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad(4) vastgelegde voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel niet vervuld, waardoor die richtlijn niet kan worden toegepast, in het bijzonder wanneer de overtredingen als administratieve overtredingen worden aangemerkt. Om overtreders met de door hun nationale recht vereiste mate van zekerheid te kunnen identificeren, moeten de nationale autoriteiten van de lidstaat van de overtreding in dat verband beschikken over een doeltreffende procedure om wederzijdse bijstand te vragen van de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaat van inschrijving van het voertuig waarmee de overtreding is begaan (“de lidstaat van inschrijving”) of de lidstaat van verblijf van de betrokkene. Die procedure moet gebaseerd zijn op welomschreven maatregelen, die de rechten van de betrokkenen niet ernstig aantasten. Dit mag echter geen afbreuk doen aan specifieke situaties waarin de voorwaarden voor de toepassing van Richtlijn 2014/41/EU geacht worden te zijn vervuld, in welk geval die lidstaten die door die richtlijn zijn gebonden de daarin vastgelegde procedures moeten toepassen. Er zij aan herinnerd dat een specifiek rechtskader van de Unie de justitiële samenwerking in strafzaken regelt, dat gebaseerd is op het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen. Het is derhalve noodzakelijk dat de toepassing van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, geen afbreuk doet aan de rechten en verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit ander toepasselijk Unierecht in strafzaken, in het bijzonder die welke zijn vastgelegd in Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad(5) inzake de wederzijdse erkenning op geldelijke sancties en Richtlijn 2014/41/EU, wat betreft de procedures voor het verzamelen van bewijsmateriaal, alsmede in artikel 5 van de door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie(6), wat betreft de procedures voor de verzending en betekening van processtukken. Voorts mag de tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2015/413 geen gevolgen hebben voor de strafrechtelijke procedures waarbij specifieke garanties voor de betrokkenen vereist zijn en voor de procedurele waarborgen voor verdachten en beklaagden, zoals vastgelegd in de Richtlijnen 2010/64/EU(7), 2012/13/EU(8), 2013/48/EU(9), (EU) 2016/343(10), (EU) 2016/800(11) en (EU) 2016/1919(12) van het Europees Parlement en de Raad.

  7. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de nationale contactpunten moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat zij naadloos samenwerken met alle bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het onderzoeken van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die binnen het toepassingsgebied vallen van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn. Nationale contactpunten moeten altijd beschikbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten en moeten verzoeken van die autoriteiten onverwijld beantwoorden. Dit moet het geval zijn ongeacht de aard van de overtreding of de juridische status van de bevoegde autoriteit, en met name ongeacht of de bevoegde autoriteit nationale, subnationale of lokale bevoegdheid heeft.

  8. De basisbeginselen van het bij Richtlijn (EU) 2015/413 ingestelde systeem voor grensoverschrijdende uitwisseling van informatie zijn doeltreffend gebleken. Er zijn echter verdere verbeteringen en aanpassingen nodig om problemen als gevolg van ontbrekende of onjuiste gegevens te verhelpen. Daarom moeten er aan de lidstaten verdere verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot de noodzaak om bepaalde gegevens in de relevante gegevensbanken beschikbaar en actueel te houden, teneinde de informatie-uitwisseling doeltreffender te maken.

  9. In een aantal lidstaten is sprake van ernstige verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen met in andere lidstaten gehuurde auto’s. Bestuurders die met dergelijke huurauto’s verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen begaan, blijven onbestraft doordat zij kunnen profiteren van het feit dat de regelgeving verschilt tussen de lidstaten en van de tekortkomingen op het gebied van informatie-uitwisseling en wederzijdse bijstand.

  10. Het nationale contactpunt van de lidstaat van de overtreding moet de mogelijkheid krijgen om geautomatiseerde zoekopdrachten in voertuigregisters uit te voeren, zodat gegevens over de eindgebruikers van voertuigen kunnen worden opgevraagd, voor zover die informatie reeds beschikbaar is. Voorts moet er een bewaringstermijn worden vastgelegd voor gegevens betreffende de identiteit van vorige houders, eigenaren en eindgebruikers van de voertuigen, zodat de autoriteiten over de nodige informatie beschikken voor het onderzoek.

  11. Aangezien de kans bestaat dat de betrokkene niet vertrouwd is met het rechtsstelsel van de lidstaat van de overtreding noch de officiële taal of talen van die lidstaat spreekt, moeten de grondrechten en procesrechten van betrokkenen beter worden beschermd. Om die doelstelling te bereiken, moeten verplichte minimumeisen inzake de inhoud van de kennisgeving van verkeersovertredingen worden vastgesteld en moet het gebruik van het in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2015/413 opgenomen model voor de informatiebrief, dat uitsluitend basisinformatie bevat, worden stopgezet.

  12. De kennisgeving van de verkeersovertreding moet ten minste verwoord zijn op een manier die begrijpelijk is voor iemand zonder juridische achtergrond en gedetailleerde informatie bevatten over de juridische classificatie en de rechtsgevolgen van de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, in het bijzonder rekening houdend met het feit dat de sancties voor de overtredingen die onder het toepassingsgebied vallen van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd door de onderhavige richtlijn, van niet-geldelijke aard kunnen zijn, zoals de beperking van de rijbevoegdheid van de overtreder. De rechten van de verdediging moeten ook worden ondersteund door gedetailleerde informatie te verstrekken over waar, wanneer en hoe die rechten kunnen worden uitgeoefend in de lidstaat van de overtreding. In dat verband moeten niet-ingezetenen voldoende tijd krijgen om een rechtsmiddel in te stellen, bijvoorbeeld in hoger beroep. In voorkomend geval moet ook een beschrijving van verstekprocedures worden gegeven, aangezien de betrokkene misschien niet van plan is terug te keren naar de lidstaat van de overtreding om aan de procedure deel te nemen. Om vrijwillige samenwerking te stimuleren, moet de informatie over de betalingsopties en manieren om de omvang van de sancties te beperken, gemakkelijk te begrijpen zijn. Tot slot, aangezien de kennisgeving van de verkeersovertreding het eerste document moet zijn dat de betrokkene ontvangt, moet deze de in artikel 13 van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad(13) vermelde informatie bevatten, met inbegrip van, op grond van artikel 13, lid 2, punt d), van die richtlijn, informatie over de bron van de persoonsgegevens, en de in de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(14) bepaalde informatie. Deze informatie moet in de kennisgeving van de verkeersovertreding worden verstrekt, hetzij rechtstreeks, hetzij door te verwijzen naar de plaats waar zij ter beschikking wordt gesteld. De lidstaten moeten weggebruikers helpen bij het verifiëren van de authenticiteit van kennisgevingen van verkeersovertredingen en vervolgdocumenten. Daartoe moeten de lidstaten met elkaar en met de Commissie op beveiligde wijze de modellen delen van de kennisgevingen van verkeersovertredingen en de modellen van door hun bevoegde autoriteiten uitgevaardigde vervolgdocumenten, die in grensoverschrijdende zaken worden gebruikt. De lidstaten moeten elkaar ook informeren over de bevoegde autoriteiten die het recht hebben kennisgevingen van verkeersovertredingen en vervolgdocumenten uit te vaardigen.

  13. Wanneer een niet-ingezeten bestuurder in het kader van een controle langs de weg ter plaatse wordt gecontroleerd en er naar aanleiding van die controle een vervolgprocedure in verband met een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding wordt ingeleid, moet er een kennisgeving van de verkeersovertreding naar de niet-ingezeten bestuurder worden gezonden. Wanneer een niet-ingezeten bestuurder naar aanleiding van een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding ter plaatse wordt gecontroleerd en de bevoegde autoriteit de sanctie voor de begane overtreding ten uitvoer heeft gelegd door de niet-ingezeten bestuurder ter plaatse een boete te laten betalen, hoeven aan de niet-ingezeten bestuurder ter plaatse slechts bepaalde essentiële elementen van de kennisgeving van de verkeersovertreding te worden verstrekt.

  14. Om ervoor te zorgen dat het daadwerkelijk de betrokkene is die de kennisgeving van de verkeersovertreding en eventuele vervolgdocumenten ontvangt, en om te voorkomen dat niet-betrokken derden ten onrechte worden betrokken, moeten in de onderhavige richtlijn regels worden vastgelegd voor de betekening van kennisgevingen van verkeersovertredingen en vervolgdocumenten.

  15. Zowel de kennisgeving van de verkeersovertreding als eventuele essentiële vervolgdocumenten moeten worden toegezonden in de taal van het kentekenbewijs van het voertuig. Indien een kennisgeving van een verkeersovertreding en vervolgdocumenten worden toegezonden in een taal die de betrokkene niet begrijpt, moet die betrokkene erom kunnen verzoeken de vervolgdocumenten te ontvangen in één andere aanvullende officiële taal van de instellingen van de Unie naar keuze dan de taal van het kentekenbewijs van het voertuig. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding moet dit verzoek inwilligen.

  16. In gevallen waarin de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding de in de onderhavige richtlijn en hun respectieve nationale recht vastgelegde taalnormen en regels inzake de betekening van documenten niet naleven, moet worden voorzien in een doeltreffende juridische toetsing.

  17. In gevallen waarin de betrokkene op basis van de informatie uit het voertuigregister niet met de door het recht van de lidstaat van de overtreding vereiste mate van zekerheid kan worden geïdentificeerd, moeten de lidstaten samenwerken om de identiteit van de betrokkene vast te stellen. Daartoe moet een procedure voor wederzijdse bijstand worden ingevoerd om de betrokkene te identificeren, hetzij door middel van een verzoek om bevestiging, op basis van informatie die reeds in het bezit is van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding, hetzij door middel van een verzoek om een gericht onderzoek door de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf.

  18. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten een elektronisch standaardformulier gebruiken voor vragen en antwoorden in het kader van wederzijdse bijstand, teneinde de aanvullende informatie te verstrekken die de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding opgevraagd heeft om de betrokkene te identificeren. De lidstaten moeten een beroep doen op hun nationale contactpunten om een sterk beveiligde en efficiënte overdracht van zowel uitgaande verzoeken om wederzijdse bijstand als inkomende antwoorden daarop mogelijk te maken. De gevraagde informatie moet onverwijld en in ieder geval binnen de in deze richtlijn bedoelde termijnen worden verzameld. Bij het verzamelen van informatie en het beantwoorden van een verzoek om bijstand houdt de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf die het verzoek heeft ontvangen, rekening met zowel de noodzaak om de betrokkene tijdig in kennis te stellen als met de noodzaak van de lidstaat van de overtreding die het verzoek heeft gedaan om tijdig de nodige stappen te kunnen nemen, in het bijzonder rekening houdend met de in het nationale recht van de lidstaat van de overtreding vastgelegde verjaringstermijnen.

  19. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf moet specifiek nagaan en aangeven op welke gronden zij de verlening van wederzijdse bijstand voor de identificatie van de betrokkene kan weigeren. Er moeten in het bijzonder waarborgen worden ingevoerd om te voorkomen dat bij het verlenen van wederzijdse bijstand de identiteit van beschermde personen, zoals beschermde getuigen, wordt onthuld.

  20. Om een niet-ingezeten betrokkene te identificeren moeten de lidstaten dezelfde nationale procedures kunnen toepassen als die welke zij zouden toepassen indien een van hun ingezetenen de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding zou hebben begaan. De rechtszekerheid moet worden vergroot met betrekking tot de toepasselijkheid van specifieke maatregelen die in het kader van dergelijke procedures worden genomen, in het bijzonder met betrekking tot documenten waarbij het begaan van de overtreding moet worden bevestigd of ontkend of waarbij betrokkenen worden verplicht om mee te werken bij de identificatie van de aansprakelijke persoon. Aangezien dergelijke maatregelen voor de betrokkenen dezelfde rechtsgevolgen moeten hebben als in binnenlandse zaken, moeten voor die betrokkenen dezelfde normen gelden inzake procedurele en grondrechten.

  21. Wanneer het Unierecht of het nationale recht uitdrukkelijk voorziet in de toegang tot of de mogelijkheid tot uitwisseling van informatie uit andere nationale of Uniedatabanken voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2015/413, moeten de lidstaten dergelijke databanken kunnen gebruiken om informatie uit te wisselen, met inachtneming van de grondrechten van de betrokkenen.

  22. Wanneer het niet mogelijk is documenten per post, via aangetekende zending met of zonder ontvangstbewijs, of gelijkwaardige elektronische middelen te bezorgen, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding toestemming krijgen om een beroep te doen op de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf om de documenten en mededelingen aan de betrokkene te betekenen op grond van zijn eigen nationale recht inzake de betekening van documenten. De lidstaten moeten een beroep doen op hun nationale contactpunten om een beveiligde en efficiënte overdracht van zowel het verzoek voor de bezorging van processtukken als het inkomende antwoord daarop mogelijk te maken.

  23. Het moet worden benadrukt dat er een ernstig probleem is met betrekking tot de niet-handhaving van door niet-ingezetenen begane verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, en dat wijzigingen van artikel 1 van Kaderbesluit 2005/214/JBZ, waarin het begrip “beslissing” is gedefinieerd, misschien niet zouden volstaan om dit probleem efficiënt aan te pakken.

  24. Aangezien Kaderbesluit 2005/214/JBZ niet is toegesneden op de massaverwerking van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, waarvoor de bescheiden geldelijke sancties dikwijls als administratieve sancties worden aangemerkt, en teneinde de gelijke behandeling van ingezeten en niet-ingezeten bestuurders te waarborgen, moeten in de onderhavige richtlijn specifieke bepalingen worden vastgesteld om de lidstaten de mogelijkheid te bieden om administratieve beslissingen inzake verkeersboetes over de grenzen heen ten uitvoer te leggen en elkaar daartoe wederzijdse bijstand te verlenen. Dit laat de toepassing van Kaderbesluit 2005/214/JBZ onverlet.

  25. De Commissie moet in samenwerking met de lidstaten een evaluatie verrichten van oplossingen voor de grensoverschrijdende elektronische toegang tot de door de nationale autoriteiten beheerde registers van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, teneinde na te gaan hoe de toegang van burgers tot aan hen gerichte kennisgevingen van verkeersovertredingen en vervolgdocumenten kan worden verbeterd.

  26. Voor verzoeken tot het vrijgeven van voertuigregistratiegegevens en de uitwisseling van de gegevenselementen in grensoverschrijdende gevallen moet één elektronisch systeem worden gebruikt. Daarom mag, voortbouwend op het reeds bestaande technische kader, voor geautomatiseerde zoekopdrachten van voertuigregistratiegegevens uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/413 alleen gebruik worden gemaakt van het sterk beveiligde Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (“Eucaris”), en gewijzigde versies van die softwaretoepassing. Die softwaretoepassing moet de snelle, kostenefficiënte, beveiligde en betrouwbare uitwisseling van specifieke voertuigregistratiegegevens tussen de lidstaten mogelijk maken en er aldus voor zorgen dat het onderzoek van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen efficiënter verloopt. De lidstaten mogen informatie niet via andere middelen uitwisselen: dit zou immers minder kostenefficiënt zijn en de bescherming van de doorgegeven gegevens niet waarborgen. Tijdens de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens kunnen de bevoegde autoriteiten te maken krijgen met abnormale verzoeken die tot een vermoeden van misbruik van het informatie-uitwisselingsproces kunnen leiden en waardoor de bevoegde autoriteiten passende maatregelen moeten nemen. Abnormale verzoeken zouden in het bijzonder verzoeken kunnen zijn die ongewoon zijn in hun frequentie of inhoud, plots zijn of alleen betrekking hebben op specifieke overtredingen. De lidstaten moeten Eucaris specifiek gebruiken voor geautomatiseerde zoekopdrachten van voertuigregistratiegegevens en voor wederzijdse bijstand bij de identificatie van betrokkenen, bij de betekening van kennisgevingen van verkeersovertredingen en vervolgdocumenten en bij tenuitvoerleggingsactiviteiten.

  27. Ter voorkoming van de wanpraktijken die tijdens de uitvoering van Richtlijn (EU) 2015/413 aan het licht zijn gekomen en ter bescherming van de grondrechten van burgers die betrokken zijn bij grensoverschrijdende procedure die zijn ingesteld op grond van die richtlijn, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun bevoegde autoriteiten en nationale contactpunten die belast zijn met de uitvoering van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd bij onderhavige richtlijn, hun verplichtingen volledig nakomen zonder aan de juridische entiteiten die in private handen zijn of door private partijen worden beheerd de bevoegdheid te verlenen voor de activiteiten in verband met de uitvoering van deze richtlijn. Met name het recht op bescherming van de persoonsgegevens van de betrokkenen, het recht op behoorlijk bestuur, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijk proces, en het recht op een vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging, alsmede de goede werking van het bij Richtlijn (EU) 2015/413 ingestelde mechanisme voor grensoverschrijdende informatie-uitwisseling vereisen dat alleen de aangewezen nationale bevoegde autoriteiten en nationale contactpunten procedures in verband met verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen kunnen instellen, voeren en handhaven. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om een beroep te doen op technische ondersteuningsdiensten die worden verleend door juridische entiteiten die in private handen zijn of door private partijen worden beheerd, zoals postdiensten, de constructie of het onderhoud van radars en de analyse van drugs- of alcoholgebruik door private laboratoria. Een overgangsperiode van twee jaar zou de lidstaten die bij de uitvoering van deze richtlijn een beroep hebben gedaan op juridische entiteiten die in private handen zijn of door private partijen worden beheerd, in staat stellen ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten volledig operationeel zijn en in staat zijn de procedures inzake grensoverschrijdende uitwisseling met volledige inachtneming van de voorschriften van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, te beheren.

  28. De reikwijdte van de informatie die de lidstaten aan de Commissie rapporteren, moet worden uitgebreid tot elementen die nauw verband houden met de doelstelling om de verkeersveiligheid te verbeteren en tot informatie over het aantal verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen dat is begaan door bestuurders van voertuigen die in een derde land zijn ingeschreven en die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat zijn vastgesteld. Het doel van deze uitbreiding is de Commissie in staat te stellen op een solide feitelijke basis de stand van zaken in de lidstaten te analyseren en initiatieven voor te stellen. Om de extra administratieve lasten voor de autoriteiten van de lidstaten te compenseren en de rapportering af te stemmen op het evaluatietijdschema van de Commissie, moet de rapportageperiode worden verlengd. Er moet een overgangsperiode worden toegestaan teneinde een vlotte afronding van de lopende tweejarige rapportageperiode mogelijk te maken.

  29. Om de doelstellingen van het EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-2030 — Volgende stappen op weg naar “Vision Zero” te bereiken, kan worden bekeken hoe verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen door bestuurders van in derde landen ingeschreven voertuigen kunnen worden aangepakt. Daartoe moeten verschillende manieren worden onderzocht om de samenwerking en de uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen tussen de lidstaten en derde landen te verbeteren, voor zover de betrokkenen gelijkwaardige bescherming wordt geboden en de voorschriften inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen worden nageleefd. Ook specifieke digitale oplossingen moeten worden onderzocht. Een en ander zou geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om met derde landen bilaterale of multilaterale overeenkomsten te sluiten over samenwerking bij de handhaving van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.

  30. Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten onderling bilaterale of multilaterale overeenkomsten te sluiten en toe te passen, voor zover dergelijke overeenkomsten verder gaan dan de in deze richtlijn vastgestelde procedures en ertoe bijdragen deze te vereenvoudigen of te vergemakkelijken.

  31. Aangezien gegevens met betrekking tot de identificatie van betrokkenen persoonsgegevens zijn in de zin van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, en aangezien het rechtskader van de Unie voor de verwerking van persoonsgegevens sinds de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/413 aanzienlijk is gewijzigd, moeten de bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens worden afgestemd op het nieuwe rechtskader.

  32. Op grond van artikel 62, lid 6, van Richtlijn (EU) 2016/680 heeft de Commissie andere door de Unie vastgestelde rechtshandelingen inzake de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten voor de toepassing van artikel 1, lid 1, van die richtlijn onderzocht om na te gaan of die handelingen aan Richtlijn (EU) 2016/680 moeten worden aangepast en, in voorkomend geval, de nodige voorstellen te doen om die handelingen te wijzigen teneinde een consequente aanpak van de bescherming van persoonsgegevens binnen het toepassingsgebied van die richtlijn te waarborgen. Die evaluatie werd gepresenteerd in de mededeling van de Commissie van 24 juni 2020 met als titel “Volgende stappen om het acquis van de voormalige derde pijler aan de gegevensbeschermingsregels aan te passen” en heeft ertoe geleid dat Richtlijn (EU) 2015/413 als een van die andere te wijzigen handelingen is aangemerkt. Daarom moet in de onderhavige richtlijn worden verduidelijkt dat de verwerking van persoonsgegevens ook in overeenstemming moet zijn met Richtlijn (EU) 2016/680 als de verwerking binnen het materiële en personele toepassingsgebied ervan valt.

  33. Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn (EU) 2015/413 moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn (EU) 2016/680 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(15), voor zover de verwerking binnen het materiële of personele toepassingsgebied van die handelingen valt.

  34. De rechtsgrondslag voor de verwerkingsactiviteiten die nodig zijn om de identiteit van de betrokkenen vast te stellen en kennisgevingen van verkeersovertredingen en vervolgdocumenten aan de betrokkenen te bezorgen, is vastgelegd in Richtlijn (EU) 2015/413, in overeenstemming met artikel 6, lid 1, eerste alinea, punt e), en, in voorkomend geval, met artikel 10 van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 8 van Richtlijn (EU) 2016/680. In overeenstemming met deze regels legt deze richtlijn de rechtsgrondslag vast voor de verplichting van de lidstaten om persoonsgegevens te verwerken met het oog op onderlinge wederzijdse bijstand bij de identificatie van de betrokkenen.

  35. In sommige lidstaten worden de persoonsgegevens van niet-ingezeten betrokkenen opgeslagen in een netwerk van servers (“cloud”). Onverminderd de regels inzake inbreuken in verband met persoonsgegevens die zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, en inzake inbreuken in verband met persoonsgegevens en beveiligingsincidenten die zijn vastgelegd in Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad(16), moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zij elkaar in kennis stellen van cyberbeveiligingsincidenten in verband met die gegevens.

  36. De Commissie moet evenredige financiële steun verlenen aan initiatieven ter verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels in de Unie. Dergelijke steun kan worden verleend voor voorlichtingscampagnes in de hele Unie over verschillen in het nationale recht, met bijzondere aandacht voor buurlanden.

  37. Er moet een onlineportaal (het “CBE-portaal”) worden opgezet om weggebruikers in de Unie uitgebreide informatie te verstrekken over de geldende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels in de lidstaten. Die informatie moet begrijpelijk en toegankelijk zijn en het volgende omvatten: informatie over rechtsmiddelen, over alle rechten die de betrokkenen hebben uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, inclusief taalopties, informatie over de regels inzake gegevensbescherming en over de toepasselijke sancties, met inbegrip van, waar relevant, de toepasselijke niet-financiële repercussies, en de regelingen en beschikbare middelen voor de betaling van boetes die zijn opgelegd ten aanzien van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen. Niet-financiële repercussies verwijzen naar strafpuntensystemen of het feit dat na het begaan van een specifieke verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding een rijverbod kan worden opgelegd middels een tijdelijke of definitieve intrekking van het rijbewijs van de betrokkene.

  38. De lidstaten moeten ernaar streven dat de inkomsten uit geldboeten voor verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die ten uitvoer worden gelegd uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/413, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, worden gebruikt om de verkeersveiligheid te verbeteren en de transparantie omtrent verkeersveiligheidsmaatregelen te waarborgen.

  39. Teneinde rekening te houden met relevante technische vooruitgang of wijzigingen in de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen teneinde de bijlage bij de onderhavige richtlijn te actualiseren door deze te wijzigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(17). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

  40. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn (EU) 2015/413 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend ter bepaling van de procedures, inhoud en technische specificaties, met inbegrip van cyberbeveiligingsmaatregelen, voor geautomatiseerde zoekopdrachten die moeten worden verricht in verband met onderzoeken van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, de inhoud van het elektronische standaardformulier voor verzoeken en de wijze van verzending van de informatie met betrekking tot verzoeken om wederzijdse bijstand bij het identificeren van betrokkenen, de inhoud van elektronische formulieren voor verzoeken om wederzijdse bijstand bij de betekening van kennisgevingen van verkeersovertredingen en van vervolgdocumenten, en het gebruik en het onderhoud van het CBE-portaal. De technische oplossingen moeten worden afgestemd op het Europees interoperabiliteitskader en de relevante interoperabiliteitsoplossingen zoals bedoeld in Verordening (EU) 2024/903 van het Europees Parlement en de Raad(18). De uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(19). Tot de door de Commissie aangenomen uitvoeringshandelingen van toepassing worden, moeten er echter overgangsmaatregelen voor de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens op basis van het bestaande elektronische systeem worden vastgesteld om een soepele uitwisseling van gegevens te waarborgen.

  41. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er toereikende en doeltreffende mechanismen zijn voor de tenuitvoerlegging of inning van geldboeten.

  42. Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie en de gelijke behandeling van betrokkenen door het stroomlijnen van de procedures voor wederzijdse bijstand tussen de lidstaten bij het grensoverschrijdende onderzoek van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en door het versterken van de bescherming van de grondrechten van niet-ingezeten betrokkenen, in het geval van overtredingen met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar die overtreding is begaan, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

  43. Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 24 april 2023 heeft hij een advies uitgebracht.

  44. Richtlijn (EU) 2015/413 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn (EU) 2015/413 wordt als volgt gewijzigd:

  1. De titel van de richtlijn wordt vervangen door:

    “Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand inzake verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen”.

  2. Artikel 1 wordt vervangen door:

    Deze richtlijn beoogt een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie te waarborgen door de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen te vergemakkelijken en door de tenuitvoerlegging van sancties te faciliteren wanneer die overtredingen worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden.”.

  3. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de bestaande alinea wordt genummerd als lid 1;

    2. aan lid 1 worden de volgende punten toegevoegd:

      1. niet aanhouden van een veilige afstand tot de voorligger;

      2. gevaarlijk inhalen;

      3. gevaarlijk parkeren of stoppen;

      4. een of meer doorlopende lijnen overschrijden;

      5. tegen de rijrichting in rijden;

      6. niet naleven van de regels voor het creëren en gebruiken van noodcorridors of voor het verlenen van voorrang aan voertuigen van noodhulpdiensten;

      7. gebruiken van een overbeladen voertuig;

      8. niet naleven van de regels inzake toegangsbeperkingen voor voertuigen;

      9. door- of wegrijden na een ongeval;

      10. niet naleven van de regels bij een spoorwegovergang.”

      ;

    3. aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      “In afwijking van de eerste alinea, punt p), is deze richtlijn in de volgende gevallen niet van toepassing op gedragingen die de regels inzake toegangsbeperkingen voor voertuigen niet naleven:

      1. er zijn geen informatie over de zonale afbakening van beperkingen, verboden of verplichtingen, actuele toegangsstatus en voorwaarden voor verkeer in zones met toegangsbeperkingen voor voertuigen, noch gegevens over permanente toegangsbeperkingen voor voertuigen gecreëerd en toegankelijk gemaakt via het nationale toegangspunt overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/670 van de Commissie(*);

      2. de bestuurder leeft de regels niet na met betrekking tot heffingen en andere vergoedingen die moeten worden betaald vóór het betreden van zones waar toegangsbeperkingen voor voertuigen gelden.

    4. het volgende lid wordt toegevoegd:

      “2.

      Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de volgende bepalingen van rechtshandelingen van de Unie:

      1. Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad(*);

      2. Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad(**);

      3. de procedures voor de uitreiking van gerechtelijke stukken die zijn vastgelegd in artikel 5 van de door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie(***);

      4. de bepalingen betreffende de rechten van verdachten en beklaagden die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 2010/64/EU(****), 2012/13/EU(*****), 2013/48/EU(******), (EU) 2016/343(*******), (EU) 2016/800(********) en (EU) 2016/1919(*********) van het Europees Parlement en de Raad.

  4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt a) wordt vervangen door:

      1. “voertuig”: elk vervoermiddel dat moet worden ingeschreven volgens het recht van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van de overtreding, en dat gewoonlijk wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, inclusief voertuigcombinaties of aanhangwagens;”

      ;

    2. punt j) wordt vervangen door:

      1. “gebruiken van een verboden rijstrook”: illegaal gebruiken van een reeds bestaand permanent of tijdelijk deel van de weg, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;”

      ;

    3. punt l) wordt vervangen door:

      1. “nationaal contactpunt”: de autoriteiten die zijn aangewezen met het oog op de geautomatiseerde uitwisseling van inkomende verzoeken en uitgaande antwoorden met betrekking tot voertuigregistratiegegevens, de inkomende en uitgaande verzoeken om wederzijdse bijstand om de betrokkene te identificeren, de inkomende en uitgaande verzoeken om wederzijdse bijstand om de kennisgeving van een verkeersovertreding of de vervolgdocumenten aan de betrokkene toe te zenden, en de inkomende en uitgaande verzoeken om wederzijdse bijstand, en de antwoorden daarop, betreffende de tenuitvoerlegging van definitieve administratieve beslissingen inzake verkeersboetes die zijn opgelegd voor verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen;”

      ;

    4. de volgende punten worden toegevoegd:

      1. “niet aanhouden van een veilige afstand tot de voorligger”: onvoldoende afstand houden tot de voorligger , zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      2. “gevaarlijk inhalen”: inhalen van een ander voertuig of een andere weggebruiker op een wijze die in strijd is met de toepasselijke regels inzake inhalen, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      3. “gevaarlijk parkeren of stoppen”: parkeren of stoppen van het voertuig op een wijze die in strijd is met de toepasselijke regels inzake parkeren of op een gevaarlijke wijze stoppen, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding. Niet betalen van parkeergeld en andere soortgelijke overtredingen worden niet als gevaarlijk parkeren of stoppen beschouwd;

      4. “een of meer doorlopende lijnen overschrijden”: met het voertuig van rijstrook veranderen door illegaal ten minste één doorlopende lijn te overschrijden, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      5. “tegen de rijrichting in rijden”: besturen van een voertuig tegen de aangegeven verkeersrichting in, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      6. “niet naleven van de regels voor het creëren en gebruiken van noodcorridors of voor het verlenen van voorrang aan voertuigen van noodhulpdiensten”: niet naleven van de toepasselijke regels die voertuigen van noodhulpdiensten, zoals politievoertuigen, ambulancewagens of brandweerwagens, in staat stellen door te rijden en de plaats van de noodsituatie te bereiken, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      7. “gebruiken van een overbeladen voertuig”: gebruiken van een voertuig dat niet voldoet aan de voorschriften voor het maximaal toegestane gewicht of de maximaal toegestane druk per as, zoals vastgesteld in de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 96/53/EG van de Raad(*), of in het recht van de lidstaat van de overtreding voor voertuigen of verrichtingen waarvoor in die richtlijn geen dergelijke voorschriften zijn vastgesteld;

      8. “kennisgeving van een verkeersovertreding”: het eerste door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding aan de betrokkene uitgevaardigde besluit of ander document;

      9. “vervolgdocument”: een beslissing die of een ander document dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding na de kennisgeving van een verkeersovertreding in verband met die kennisgeving of met de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding in kwestie uitvaardigt, tot de fase van beroep bij een bevoegde autoriteit die de bevoegdheid heeft om juridisch bindende besluiten vast te stellen;

      10. “betrokkene”: een persoon die overeenkomstig het recht van de lidstaat van de overtreding is geïdentificeerd als persoonlijk aansprakelijk voor een in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, of de houder, eigenaar, eindgebruiker of bestuurder van het voertuig waarmee een in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding is begaan, zelfs als deze overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van de overtreding niet persoonlijk aansprakelijk is;

      11. “eindgebruiker”: een persoon die niet de houder of de eigenaar is van het voertuig, maar een andere persoon die is vermeld in het voertuigregister van de lidstaat van inschrijving en die dat voertuig mag gebruiken of verantwoordelijk is voor de dagelijkse exploitatie ervan, in het bijzonder in het kader van een langlopende leaseovereenkomst of huurovereenkomst of als onderdeel van een wagenpark dat beschikbaar is voor werknemers;

      12. “lidstaat van verblijf”: elke lidstaat waarvan met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat het de gewone verblijfplaats van de betrokkene is;

      13. “niet naleven van de regels inzake toegangsbeperkingen voor voertuigen”: niet naleven van duidelijk en zichtbaar afgebakende toegangsregels die voor alle of bepaalde voertuigcategorieën zijn vastgesteld ten behoeve van de verkeersveiligheid, zoals voetgangers- en schoolzones, en fietsstraten, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      14. “door- of wegrijden na een ongeval”: een situatie waarin de bestuurder wegrijdt na het veroorzaken van een ongeval of een aanrijding om te voorkomen dat hij of zij met de gevolgen van het ongeval of de aanrijding wordt geconfronteerd, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      15. “niet naleven van de regels bij een spoorwegovergang”: niet stoppen voor of op gevaarlijke wijze handelen bij een spoorwegovergang, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

      16. “bevoegde autoriteit”: de instantie die verantwoordelijk is voor het inschrijven van voertuigen of rijbewijzen, voor het instellen van vervolgprocedures of het onderzoeken van de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen of voor de tenuitvoerlegging van relevante sancties, overeenkomstig het recht van de lidstaat ervan.

  5. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Elke lidstaat wijst een of meer nationale contactpunten aan met het oog op:

    1. de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens overeenkomstig artikel 4;

    2. inkomende en uitgaande verzoeken en antwoorden op verzoeken om wederzijdse bijstand om betrokkenen te identificeren overeenkomstig artikel 5 quater;

    3. inkomende en uitgaande verzoeken en antwoorden op verzoeken om wederzijdse bijstand om kennisgevingen van verkeersovertredingen of vervolgdocumenten aan de betrokkenen te betekenen overeenkomstig artikel 5 sexies, en

    4. inkomende en uitgaande verzoeken en antwoorden op verzoeken om wederzijdse bijstand voor de tenuitvoerlegging van definitieve administratieve beslissingen inzake voor verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen opgelegde verkeersboetes overeenkomstig artikel 5 septies.

    De bevoegdheden van de nationale contactpunten zijn geregeld in het toepasselijke recht van de betrokken lidstaat.

    2.

    De lidstaten zorgen ervoor dat hun respectieve nationale contactpunten met elkaar samenwerken zodat alle nodige informatie tijdig wordt uitgewisseld, en dat de termijnen van artikel 5 bis, lid 2, en artikel 5 quater, leden 7 en 8, worden nageleefd.”.

  6. Artikel 4 wordt vervangen door:

    1.

    Voor onderzoeken van de in artikel 2, lid 1, vermelde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die zijn vastgesteld in de lidstaat van de overtreding, verleent de lidstaat van inschrijving de nationale contactpunten van de lidstaat van de overtreding toegang tot de volgende nationale voertuigregistratiegegevens, met de bevoegdheid geautomatiseerde zoekopdrachten uit te voeren:

    1. gegevens met betrekking tot voertuigen;

    2. gegevens met betrekking tot houders en, indien beschikbaar, eigenaren en eindgebruikers van voertuigen.

    De in de punten a) en b) van de eerste alinea bedoelde gegevenselementen die nodig zijn voor het uitvoeren van een zoekopdracht zijn de in de bijlage vastgelegde gegevenselementen.

    2.

    De lidstaat van de overtreding zorgt ervoor dat alleen zijn bevoegde autoriteiten toegang hebben tot de voertuigregistratiegegevens via zijn nationale contactpunten. Bij het uitvoeren van een zoekopdracht in de vorm van een uitgaand verzoek gebruikt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding het volledige kenteken van het voertuig.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding zorgt ervoor dat elk uitgaand verzoek de naam van de bevoegde autoriteit waarvan het verzoek uitgaat, de gebruikersnaam van de persoon die het verzoek behandelt en het zaaknummer van het verzoek bevat.

    3.

    Om vast te stellen of een relevante verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding met een bepaald voertuig is begaan, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding, via haar nationale contactpunt, eerst om toegang verzoeken tot in afdeling 2, delen I en II, van de bijlage vermelde technische gegevens met betrekking tot voertuigen, en alleen tot die technische gegevens.

    Indien is vastgesteld dat een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding met een bepaald voertuig is begaan, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding, via haar nationale contactpunt, om toegang verzoeken tot de persoonsgegevens betreffende de betrokkenen, zoals genoemd in afdeling 2, deel I en delen III tot en met VI, van de bijlage.

    4.

    De lidstaat van de overtreding gebruikt de bij het onderzoek van de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen verkregen gegevens om de identiteit van de persoon vast te stellen die aansprakelijk is voor die verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen overeenkomstig het recht van de lidstaat van de overtreding.

    5.

    Het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding bij het raadplegen van voertuigregistratiegegevens ten minste in de volgende gevallen een specifiek bericht ontvangen waarin hun wordt meegedeeld dat:

    1. het voertuig op het moment van de overtreding als vernietigd geregistreerd stond;

    2. het voertuig op het moment van de overtreding in een nationaal register stond geregistreerd als gestolen;

    3. de kentekenplaat van het voertuig op het moment van de overtreding in een nationaal register stond geregistreerd als gestolen;

    4. er op het moment van de overtreding geen informatie over het voertuig in een nationaal register te vinden is;

    5. de zoekgegevens op basis van bepaalde nationale syntaxisvoorschriften onjuist blijken te zijn;

    6. de gevraagde informatie niet bekend kan worden gemaakt indien die de identiteit zou onthullen van een persoon die bescherming geniet overeenkomstig het recht van de lidstaat van inschrijving.

    6.

    Het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving zorgt ervoor dat alleen de elementen van de persoonsgegevens worden gedeeld die betrekking hebben op de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding die is begaan.

    7.

    In het kader van wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 5 quater, 5 sexies of 5 septies zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten erop toe dat elk verzoek om wederzijdse bijstand de naam van de bevoegde autoriteit waarvan het verzoek uitgaat, de gebruikersnaam van de persoon die het verzoek behandelt, en het zaaknummer van het verzoek bevat.”.

  7. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    De lidstaten zorgen ervoor dat de in afdeling 2, delen I, II, III en V, van de bijlage vermelde gegevens, indien beschikbaar in hun nationale voertuigregisters, actueel zijn.

    2.

    Voor de toepassing van deze richtlijn bewaren de lidstaten de in afdeling 2, delen V en VI, van de bijlage vermelde gegevens, indien beschikbaar, gedurende ten minste twaalf maanden na elke wijziging van de houder, eigenaar of eindgebruiker van het voertuig in het nationale voertuigregister, en niet langer dan nodig, overeenkomstig het recht van de lidstaten.”.

  8. Artikel 5 wordt vervangen door:

    1.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding besluit naar aanleiding van een in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding om al dan niet een vervolgprocedure in te stellen.

    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding besluit een dergelijke procedure in te stellen, stelt die bevoegde autoriteit de betrokkene, binnen de in artikel 5 bis, lid 2, vastgelegde termijn, door middel van een kennisgeving van een verkeersovertreding in kennis van de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding en, in voorkomend geval, van het besluit om een vervolgprocedure in te stellen.

    Een kennisgeving van een verkeersovertreding kan, naast de in de tweede alinea genoemde doeleinden, andere doeleinden dienen die nodig zijn voor de handhaving, zoals een verzoek om de mededeling van de identiteit en het adres van de voor de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding aansprakelijke persoon, een onderzoek naar de vraag of de betrokkene al dan niet erkent dat hij de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding heeft begaan, of een verzoek tot betaling.

    2.

    De kennisgeving van een verkeersovertreding bevat ten minste de volgende informatie:

    1. de vermelding dat de kennisgeving van een verkeersovertreding is uitgevaardigd met het oog op de toepassing van deze richtlijn;

    2. de naam, het postadres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding;

    3. alle relevante informatie over de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, in het bijzonder gegevens over het voertuig waarmee de overtreding is begaan, met inbegrip van het kenteken van het voertuig, de plaats, de datum en het tijdstip van de overtreding, de aard van de overtreding, een gedetailleerde verwijzing naar de overtreden wettelijke bepalingen en, in voorkomend geval, gegevens betreffende de apparatuur die is gebruikt om de overtreding vast te stellen;

    4. gedetailleerde informatie over de wettelijke kwalificatie van de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, de toepasselijke sancties en andere juridische gevolgen van de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, met inbegrip van informatie over rijverboden (met inbegrip van strafpunten of andere beperkingen van de rijbevoegdheid), overeenkomstig het recht van de lidstaat van de overtreding;

    5. gedetailleerde informatie over waar, wanneer en hoe de rechten van verdediging kunnen worden uitgeoefend of waar, wanneer en hoe beroep kan worden aangetekend tegen de beslissing om de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding te vervolgen, met inbegrip van de vereisten voor de ontvankelijkheid van een dergelijk beroep en de beroepstermijn, en over de vraag of en onder welke voorwaarden verstekprocedures van toepassing zijn, overeenkomstig het recht van de lidstaat van de overtreding;

    6. in voorkomend geval, informatie over de genomen maatregelen om de betrokkene te identificeren overeenkomstig artikel 5 quinquies en de gevolgen van niet-medewerking;

    7. in voorkomend geval, gedetailleerde informatie over de naam, het adres en het internationale bankrekeningnummer (IBAN) van de autoriteit waaraan een opgelegde geldboete kan worden betaald, over de betalingstermijn en over haalbare alternatieve en toegankelijke betalingsmethoden, in het bijzonder specifieke softwaretoepassingen, voor zover die methoden toegankelijk zijn voor zowel ingezetenen als niet-ingezetenen;

    8. duidelijke en volledige informatie over de toepasselijke gegevensbeschermingsregels en de rechten van de betrokkenen, met inbegrip van een vermelding van de plaats waar de informatie kan worden opgevraagd die wordt verstrekt op grond van artikel 13 van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad(*), of op grond van de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(**), onder meer over de bron van de persoonsgegevens, of een vermelding dat de algemeen toepasselijke gegevensbeschermingsregels beschikbaar zijn op het in artikel 8 van deze richtlijn bedoelde CBE-portaal;

    9. indien van toepassing, gedetailleerde informatie over de vraag of en hoe de sancties voor de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen kunnen worden beperkt, inclusief door vervroegde betaling van een geldboete;

    10. gedurende de in artikel 5 nonies, lid 2, bedoelde overgangsperiode, en indien van toepassing, een duidelijke vermelding dat de juridische entiteit die de kennisgeving van de verkeersovertreding verzendt, gemachtigd is door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding als bedoeld in artikel 5 nonies, lid 1, en een duidelijke afbakening van de bedragen van de gevorderde gelden op basis van hun rechtsgrond;

    11. een link en, zo mogelijk, een QR-code naar het in artikel 8 bedoelde CBE-portaal.

    3.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding zorgt ervoor dat een niet-ingezeten bestuurder een kennisgeving van een verkeersovertreding zoals bedoeld in lid 2 ontvangt, indien:

    1. de niet-ingezeten bestuurder ter plaatse is gecontroleerd bij een controle langs de weg, en

    2. de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding de sanctie voor de begane overtreding niet ter plaatse ten uitvoer heeft gelegd.

    De kennisgeving van een verkeersovertreding wordt overeenkomstig artikel 5 bis, leden 1 en 2, toegezonden aan de niet-ingezeten bestuurder.

    4.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding zorgt ervoor dat, wanneer een niet-ingezeten bestuurder ter plaatse is gecontroleerd bij een controle langs de weg en die bevoegde autoriteit de sanctie voor de begane overtreding ter plaatse ten uitvoer heeft gelegd, de niet-ingezeten bestuurder ten minste het volgende ontvangt:

    1. een ontvangstbewijs van de geldtransactie of een kennisgeving van de binnen een bepaalde termijn te betalen geldboete;

    2. contactinformatie van de bevoegde autoriteit;

    3. informatie over de begane overtredingen en, in voorkomend geval, over de wijze van toekomstige naleving;

    4. zo mogelijk een link of een QR-code naar het in artikel 8 bedoelde CBE-portaal.

    De in de eerste alinea bedoelde documenten en informatie worden verstrekt in een van de officiële talen van de lidstaat van de overtreding of in een andere officiële taal van de instellingen van de Unie die de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding passend acht.

    5.

    Op verzoek van de betrokkene, en overeenkomstig het recht van de lidstaat van de overtreding, zorgt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding ervoor dat toegang wordt verleend tot alle informatie die zij bezit in verband met het onderzoek van een in artikel 2, lid 1, genoemde relevante verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding. De bevoegde autoriteit van lidstaat van de overtreding kan een dergelijk verzoek beschouwen als een verzoek om een rechtsmiddel in te stellen tegen de opgelegde sanctie, in welk geval hij de betrokkene in de kennisgeving van de verkeersovertreding op een duidelijke en beknopte wijze in kennis stelt van dit feit en van de juridische en procedurele implicaties van een dergelijk verzoek.

    6.

    De lidstaten zorgen ervoor dat het begin van de termijnen waarbinnen een niet-ingezetene zijn of haar recht van beroep kan uitoefenen of de sancties kan beperken, overeenkomstig lid 2, punt e) respectievelijk punt i), evenredig is met de doelstelling om de effectieve uitoefening van die rechten te waarborgen en samenvalt met de datum van verzending per post of langs elektronische weg of de datum van ontvangst van de kennisgeving van de verkeersovertreding of de officiële beslissing over de aansprakelijkheid van de betrokkene.

  9. De volgende artikelen worden ingevoegd:

    1.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding zendt de kennisgeving van de verkeersovertreding en de vervolgdocumenten toe aan de betrokkenen per post, via aangetekende zending met of zonder ontvangstbewijs, of gelijkwaardige elektronische middelen overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 7, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad(*), overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van de overtreding.

    2.

    De tot de houder, eigenaar of eindgebruiker van het voertuig gerichte kennisgeving van een verkeersovertreding wordt uiterlijk elf maanden na de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding uitgevaardigd, indien de in artikel 4, lid 1, bedoelde geautomatiseerde zoekopdrachten succesvol waren en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding de identiteit en het adres van de houder, eigenaar of eindgebruiker van het voertuig met de door haar nationaal recht vereiste mate van zekerheid heeft vastgesteld.

    Indien de in artikel 4, lid 1, bedoelde geautomatiseerde zoekopdrachten niet succesvol waren of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding de identiteit en het adres van de houder, eigenaar of eindgebruiker van het voertuig niet met de door haar nationaal recht vereiste mate van zekerheid heeft kunnen vaststellen, wordt de kennisgeving van de verkeersovertreding uitgevaardigd uiterlijk vijf maanden nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding die informatie heeft bepaald.

    3.

    De lidstaten worden aangespoord betrokkenen toe te staan op afstand aan de gerechtelijke procedure deel te nemen door middel van een videoverbinding.

    1.

    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding besluit een vervolgprocedure in te stellen met betrekking tot in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, vaardigt zij de kennisgeving van de verkeersovertreding en eventuele essentiële vervolgdocumenten uit in de taal van het kentekenbewijs van het voertuig.

    Voor de toepassing van dit artikel besluiten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding of een vervolgdocument essentieel is. De bevoegde autoriteiten moeten er echter rekening mee houden dat de betrokkene de beschuldigingen moet kunnen begrijpen en zijn rechten van verdediging volledig moet kunnen uitoefenen. Dit geldt in het bijzonder voor alle relevante informatie over de overtreding, de aard van de begane overtreding, de opgelegde sanctie, de tegen die beslissing openstaande rechtsmiddelen, de daartoe gestelde termijn en de vermelding van de instantie waarbij het beroep moet worden ingesteld.

    2.

    Per geval besluiten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding of andere documenten essentieel zijn.

    3.

    Delen van essentiële documenten die niet relevant zijn om de betrokkenen in staat te stellen kennis te nemen van de tegen hen gerichte zaak, hoeven niet te worden vertaald. De bevoegde autoriteiten beslissen of die delen al dan niet relevant zijn voor die doeleinden, rekening houdend met de in lid 1, tweede alinea, bedoelde elementen.

    4.

    Op verzoek van de betrokkene staat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding die persoon toe om de vervolgdocumenten te ontvangen in één aanvullende officiële taal van de instellingen van de Unie die niet de taal van het kentekenbewijs van het voertuig is.

    5.

    De lidstaten zorgen ervoor dat vertalingen van kennisgevingen van verkeersovertredingen en van vervolgdocumenten ten minste beantwoorden aan de op grond van artikel 3, lid 9, van Richtlijn 2010/64/EU vereiste kwaliteitsvereisten.

    6.

    De lidstaat van de overtreding zorgt ervoor dat de betrokken bevoegde autoriteit op verzoek van de betrokkene een kennisgeving van een verkeersovertreding of een vervolgdocument die aan die persoon wordt uitgevaardigd snel en doeltreffende toetst op grond van het feit dat die kennisgeving van de verkeersovertreding of dat vervolgdocument niet in overeenstemming is met dit artikel, artikel 5, artikel 5 bis of artikel 5 sexies.

    1.

    Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding de betrokkene nog steeds niet met de door hun nationaal recht vereiste mate van zekerheid kunnen identificeren na alle andere hun ter beschikking staande middelen te hebben uitgeput, in het bijzonder na een geautomatiseerde zoekopdracht overeenkomstig artikel 4, lid 1, en na raadpleging van andere databanken waarvan de raadpleging uitdrukkelijk is toegestaan op grond van de Uniewetgeving en de nationale wetgeving, verlenen de lidstaten elkaar wederzijdse bijstand voor het instellen of voeren van de in artikel 5, lid 1, bedoelde vervolgprocedure.

    2.

    De lidstaten verlenen elkaar wederzijdse bijstand uit hoofde van dit artikel. Indien na de beoordeling van de omstandigheden van individuele gevallen echter wordt vastgesteld dat aan de voorwaarden van artikel 6 van Richtlijn 2014/41/EU is voldaan, mogen de lidstaten die door die richtlijn gebonden zijn, die uitsluitend onderling toepassen.

    3.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding beslist om al dan niet om wederzijdse bijstand te verzoeken om de in lid 5 bedoelde aanvullende informatie te verkrijgen.

    Een verzoek om wederzijdse bijstand mag enkel worden ingeleid door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding overeenkomstig het recht van die lidstaat.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding gebruikt de via wederzijdse bijstand verkregen gegevens om de identiteit vast te stellen van de persoon die persoonlijk aansprakelijk is voor de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding die is begaan op het grondgebied van de lidstaat van de overtreding.

    4.

    Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding overeenkomstig lid 1 heeft besloten om wederzijdse bijstand te verzoeken, stuurt zij via haar nationale contactpunt een elektronisch gestructureerd verzoek naar het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf.

    5.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding kan de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf verzoeken:

    1. de identiteit en het adres van de betrokkene vast te stellen, overeenkomstig het recht van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf, onder meer door gebruik te maken van nationale databanken, zoals rijbewijsregisters of bevolkingsregisters;

    2. de houder, eigenaar of eindgebruiker van het voertuig waarmee de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding is begaan te vragen informatie te verstrekken over de identiteit, het adres en, indien beschikbaar, andere nadere contactgegevens van de persoon die aansprakelijk is voor de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, overeenkomstig de nationale procedures van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf; die moeten worden toegepast alsof de betrokken onderzoeksmaatregel door de eigen autoriteiten van die lidstaat was gelast.

    6.

    Het elektronisch gestructureerd verzoek bevat de volgende informatie:

    1. gegevens met betrekking tot de betrokkene die zijn verkregen via een geautomatiseerde zoekopdracht overeenkomstig artikel 4, lid 1;

    2. indien beschikbaar, een door detectieapparatuur, met name snelheidscamera’s, gemaakte beeldopname van de bestuurder;

    3. gegevens met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding;

    4. gegevens met betrekking tot het voertuig waarmee de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding is begaan;

    5. een reden voor het verzoek om wederzijdse bijstand.

    7.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van inschrijving of van de lidstaat van verblijf verzamelen onverwijld de in lid 5 bedoelde informatie, tenzij zij besluiten zich te beroepen op een van de in lid 8 genoemde weigeringsgronden, of het niet mogelijk is de gevraagde informatie te verzamelen.

    Zonder onnodige vertraging en uiterlijk twee maanden na de dag waarop de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf de gevraagde informatie heeft verzameld, beantwoordt zij het verzoek langs elektronische weg via haar nationale contactpunt.

    Bij het verzamelen van de gevraagde informatie neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding uitdrukkelijk gevraagde formaliteiten en procedures in acht, voor zover deze niet onverenigbaar zijn met haar eigen nationale wetgeving.

    8.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf kan weigeren de gevraagde aanvullende informatie als bedoeld in lid 5 te verstrekken. Zij doet dit slechts in een of meer van de volgende gevallen:

    1. het recht van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf voorziet in een immuniteit of voorrecht, op grond waarvan die informatie niet mag worden verstrekt;

    2. het verstrekken van de gevraagde informatie zou in strijd zou zijn met het “ne bis in idem”-beginsel;

    3. het verstrekken van de gevraagde informatie zou een lopend onderzoek van een strafbaar feit in gevaar brengen;

    4. het verstrekken van de gevraagde informatie zou in strijd zijn met of schade toebrengen aan de wezenlijke nationale veiligheidsbelangen van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf, de bron van de informatie in gevaar brengen of het gebruik van gerubriceerde informatie met betrekking tot specifieke inlichtingenactiviteiten meebrengen;

    5. er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat het verstrekken van de gevraagde informatie onverenigbaar zou zijn met de verplichtingen van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

    6. het verstrekken van de gevraagde informatie zou de veiligheid van een persoon in gevaar brengen of de identiteit onthullen van een persoon die wordt beschermd overeenkomstig het recht van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf.

    Uiterlijk twee maanden na de dag waarop de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf besluit een weigeringsgrond toe te passen, of vaststelt dat het niet mogelijk is de gevraagde informatie te verzamelen, stelt zij de lidstaat van de overtreding daarvan via haar nationale contactpunt in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf kan in de gevallen zoals bedoeld in de eerste alinea, punten c), d) en f), besluiten niet te specificeren welke weigeringsgrond zij toepast.

    1.

    De lidstaten kunnen alle maatregelen nemen waarin hun nationale recht voorziet met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen om de voor de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding aansprakelijke persoon (“de aansprakelijke persoon”) met succes te identificeren, zoals maatregelen in verband met de verplichting van de houder, eigenaar of eindgebruiker van een voertuig om mee te werken aan de identificatie van de aansprakelijke persoon, voor zover de procedurele en grondrechten uit hoofde van het Unierecht en het nationale recht worden geëerbiedigd.

    2.

    De bevoegde autoriteiten kunnen met name:

    1. documenten betekenen aan betrokkenen in verband met de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, met inbegrip van documenten waarin de betrokkenen wordt verzocht hun aansprakelijkheid voor de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen te bevestigen;

    2. verplichtingen, met inbegrip van daarmee verband houdende sancties, die op de betrokkenen rusten en die relevant zijn voor de identificatie van de aansprakelijke persoon, zo veel mogelijk toepassen.

    1.

    In de volgende gevallen kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding de kennisgeving van de verkeersovertredingen of vervolgdocumenten via de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf toezenden aan de betrokkenen:

    1. het adres van de persoon voor wie het document is bestemd, is onbekend, onvolledig of onzeker;

    2. de procedureregels van het recht van de lidstaat van de overtreding vereisen een ander bewijs van betekening van het document dan bewijs dat kan worden verkregen per post, via aangetekende zending met of zonder ontvangstbewijs, of gelijkwaardige elektronische middelen zoals bedoeld in artikel 5 bis, lid 1;

    3. het document kon niet worden betekend per post, via aangetekende zending met of zonder ontvangstbewijs, of gelijkwaardige elektronische middelen zoals bedoeld in artikel 5 bis, lid 1;

    4. de lidstaat van de overtreding heeft gegronde redenen om aan te nemen dat de betekening van het document per post, via aangetekende zending met of zonder ontvangstbewijs, of gelijkwaardige elektronische middelen zoals bedoeld in artikel 5 bis, lid 1, in dat specifieke geval ondoeltreffend zal zijn of ongepast is.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding en van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf communiceren met elkaar via hun respectieve nationale contactpunten.

    2.

    De lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf zorgt ervoor dat de kennisgeving van de verkeersovertreding en de vervolgdocumenten die overeenkomstig lid 1 moeten worden betekend, worden betekend overeenkomstig hetzij hun nationale recht, hetzij, wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is, op een bepaalde door de lidstaat van de overtreding gevraagde wijze, tenzij die methode onverenigbaar is met hun nationale recht.

    3.

    De lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf zorgt ervoor dat zijn bevoegde autoriteit een elektronisch gestructureerd antwoord verstrekt dat de volgende gegevens bevat:

    1. indien de bezorging is gelukt, de datum van betekening en de gegevens over de ontvanger van het document;

    2. indien de bezorging niet is gelukt, de reden waarom de kennisgeving van een verkeersovertreding of het vervolgdocument niet kon worden bezorgd.

    Het antwoord op een succesvolle bezorging wordt beschouwd als bewijs van betekening van het document.

    1.

    De lidstaten verlenen elkaar bijstand bij de tenuitvoerlegging in geval van niet-betaling van een verkeersboete die is opgelegd voor het begaan van een in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding.

    2.

    Na de betekening van de kennisgeving van een verkeersovertreding aan de betrokkene en in geval van niet-betaling van een verkeersboete die is opgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding, kan die bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf verzoeken om bijstand bij de tenuitvoerlegging van administratieve beslissingen over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen zoals genoemd in artikel 2, lid 1.

    3.

    Het in lid 2 bedoelde verzoek wordt slechts ingediend indien aan alle hierna vermelde voorwaarden is voldaan:

    1. de beslissing over een verkeersboete is van administratieve aard, definitief en vatbaar voor tenuitvoerlegging overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving van de lidstaat van de overtreding;

    2. de lidstaat van de overtreding beschikt over een bewijs van betekening aan de betrokkene van het verzoek tot betaling van de verkeersboete;

    3. de betrokkene is in kennis is gesteld en heeft de gelegenheid gehad om gebruik te maken van de voorzieningen in rechte ten aanzien van de administratieve beslissing tot oplegging van een verkeersboete overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving van de lidstaat van de overtreding;

    4. de verkeersboete is hoger dan 70 EUR.

    4.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding zendt het verzoek zoals bedoeld in lid 2 via zijn nationaal contactpunt in elektronisch gestructureerde vorm toe aan de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf.

    5.

    Indien de betrokkene kan aantonen dat de verkeersboete is betaald, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding daarvan onverwijld in kennis.

    6.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf erkent administratieve beslissingen inzake verkeersboetes die haar op grond van dit artikel zijn toegezonden, zonder dat verdere formaliteiten worden vereist, en neemt onverwijld de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging ervan, tenzij die bevoegde autoriteit besluit een van de in lid 8 vermelde gronden voor niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging in te roepen.

    7.

    De tenuitvoerlegging van beslissingen inzake verkeersboetes wordt geregeld bij de wetten en voorschriften die van toepassing zijn in de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf.

    8.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf kan weigeren een administratieve beslissing inzake een verkeersboete te erkennen en ten uitvoer te leggen. Zij doet dit slechts als zij een van de volgende problemen heeft vastgesteld:

    1. de tenuitvoerlegging van de beslissing inzake een verkeersboete zou in strijd zijn met het “ne bis in idem”-beginsel;

    2. het recht van de lidstaat van inschrijving of van de lidstaat van verblijf voorziet in immuniteit, waardoor het niet mogelijk is de administratieve beslissing inzake een verkeersboete ten uitvoer te leggen;

    3. de beslissing inzake de verkeersboete is uit hoofde van het recht van de lidstaat van inschrijving of van de lidstaat van verblijf niet langer vatbaar voor tenuitvoerlegging wegens verjaring;

    4. de beslissing inzake de verkeersboete is niet definitief;

    5. de beslissing inzake de verkeersboete of althans de essentiële inhoud daarvan is niet vertaald zoals bepaald in artikel 5 ter;

    6. het verzoek is onvolledig en kan door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overtreding niet vervolledigd worden;

    7. grondrechten of fundamentele rechtsbeginselen, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, worden geschonden.

    Indien een verzoek wordt afgewezen, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding daarvan in kennis, met opgave van de redenen voor de afwijzing.

    9.

    De geldsom die wordt verkregen uit de tenuitvoerlegging van een beslissing inzake een verkeersboete, komt toe aan de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf, tenzij anders overeengekomen tussen de lidstaat van de overtreding en de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf. Het bedrag wordt verworven in de valuta van de lidstaat van inschrijving of van de lidstaat van verblijf, naargelang welke van die twee lidstaten het verzoek heeft ontvangen.

    10.

    De leden 1 tot en met 9 van dit artikel laten de toepassing van Kaderbesluit 2005/214/JBZ of van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten onverlet, voor zover die overeenkomsten of regelingen bijdragen tot het verder vereenvoudigen en faciliteren van de procedures voor de tenuitvoerlegging van geldelijke sancties die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

    1.

    De lidstaten gebruiken de actuele versie van een speciaal daarvoor ontworpen en sterk beveiligde softwaretoepassing van het Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (“Eucaris”) om de informatie uit te wisselen of de wederzijdse bijstand af te handelen overeenkomstig artikel 3 bis, lid 1.

    De lidstaten zorgen ervoor dat de verwerking van gegevens veilig, kostenefficiënt, snel en betrouwbaar is, en met interoperabele middelen binnen een gedecentraliseerde structuur wordt uitgevoerd.

    2.

    Via Eucaris uitgewisselde informatie wordt in versleutelde vorm doorgegeven.

    3.

    De Commissie stelt uiterlijk op 20 januari 2026 uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de procedures, inhoud en technische softwarespecificaties, met inbegrip van cyberbeveiligingsmaatregelen voor elektronisch gestructureerde verzoeken en antwoorden in verband met artikel 3 bis, lid 1, punt a), en de wijzen van doorgifte van de informatie voor de afhandeling van wederzijdse bijstand, met inbegrip van het gebruik van uniforme modellen, en procedures zoals bepaald in artikel 4, artikel 5 quater, artikel 5 sexies, en artikel 5 septies. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 10 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    4.

    Bij het vaststellen van de uitvoeringshandelingen houdt de Commissie rekening met de volgende aspecten:

    1. de bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben om directe en indirecte toegang te identificeren wanneer het verzoek niet van een bekend lid van het elektronisch communicatieplatform afkomstig is;

    2. de bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben om de verzoeken te raadplegen om te waarborgen dat deze naar behoren gemotiveerd zijn en aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen;

    3. er moeten procedures worden ingesteld met behulp waarvan de lidstaten passende maatregelen kunnen nemen naar aanleiding van automatische waarschuwingen en abnormale verzoeken, teneinde de risico’s voor de gegevens te beperken en de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van risicomonitoring, -beheer en -beperking te organiseren, in het bijzonder door geen gegevens te versturen in antwoord op abnormale verzoeken, in afwijking van artikel 4, lid 1;

    4. de lidstaat van inschrijving moet de mogelijkheid hebben om nadere informatie over de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding te vragen voordat de registratiegegevens aan de lidstaat van de overtreding worden doorgegeven, en om doorgifte van registratiegegevens te weigeren indien die lidstaat van de overtreding niet binnen een maand op dat verzoek heeft geantwoord;

    5. er moet een logboek van de raadplegingen bijgehouden worden dat automatische waarschuwingen aan de leden afgeeft bij abnormale verzoeken;

    6. indien de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid moeten hebben om gegevens in synchrone enkelvoudige modus en indien zij de mogelijkheid moeten hebben om gegevens uit te wisselen in asynchrone batchmodus.

    5.

    Tot de in lid 3 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen van toepassing worden, worden de in artikel 4, lid 1, van deze richtlijn bedoelde geautomatiseerde zoekopdrachten uitgevoerd overeenkomstig de procedures van hoofdstuk 3, punten 2 en 3, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ van de Raad(**), die in combinatie met de bijlage bij deze richtlijn worden toegepast.

    6.

    Elke lidstaat draagt de eigen kosten voor de administratie, het gebruik, het onderhoud en de actualiseringen van Eucaris en de gewijzigde versies daarvan.

    1.

    Uiterlijk op 20 juli 2029 zorgen de lidstaten ervoor dat hun bevoegde autoriteiten geen juridische entiteiten die in private handen zijn of door private partijen worden beheerd, met een eigen rechtspersoonlijkheid machtigen om activiteiten in verband met de toepassing van deze richtlijn te verrichten.

    2.

    Tijdens de periode tot de in lid 1 bedoelde datum (“de overgangstermijn”) zorgen de lidstaten ervoor dat alleen bevoegde autoriteiten procedures in verband met de in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, zoals procedures in verband met de uitwisseling van informatie, tenuitvoerlegging of enige vorm van wederzijdse bijstand uit hoofde van deze richtlijn, mogen instellen en voeren.

  10. Artikel 6 wordt vervangen door:

    1.

    Uiterlijk op 20 januari 2029, en vervolgens om de vier jaar, dient elke lidstaat bij de Commissie een verslag in over de toepassing van deze richtlijn. Dat verslag bevat gegevens en statistieken die betrekking hebben op elk kalenderjaar van de verslagperiode.

    2.

    Het verslag vermeldt het aantal geautomatiseerde zoekopdrachten dat de lidstaat van de overtreding overeenkomstig artikel 4, lid 1, heeft verricht en aan het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving heeft gericht vanwege in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die op zijn grondgebied zijn begaan, samen met het soort overtredingen waarvoor verzoeken zijn gedaan en het aantal mislukte verzoeken gestructureerd volgens het soort fout. Deze informatie kan worden gebaseerd op de via Eucaris verstrekte gegevens.

    Het verslag bevat ook een omschrijving van de situatie op nationaal niveau met betrekking tot het gevolg dat aan de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen is gegeven en de eventuele daaraan gerelateerde problemen die de lidstaten hebben ondervonden. De beschrijving vermeldt ten minste het volgende:

    1. het totale aantal geregistreerde in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die automatisch of zonder identificatie van de betrokkene ter plaatse zijn vastgesteld;

    2. het aantal geregistreerde in artikel 2, lid 1, genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die zijn begaan met voertuigen die zijn ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat van de overtreding en die automatisch of zonder identificatie van de betrokkene ter plaatse zijn vastgesteld;

    3. het aantal vaste of verwijderbare automatische detectieapparaten, met inbegrip van snelheidscamera’s;

    4. het aantal vrijwillig door niet-ingezetenen betaalde geldboetes;

    5. het aantal elektronisch verzonden verzoeken om wederzijdse bijstand en antwoorden daarop overeenkomstig artikel 5 quater en het aantal van die verzoeken waarbij geen informatie is verstrekt;

    6. het aantal elektronisch verzonden verzoeken om wederzijdse bijstand en antwoorden daarop overeenkomstig artikel 5 sexies en het aantal van die verzoeken waarbij de documenten niet konden worden betekend;

    7. het aantal elektronisch verzonden verzoeken om wederzijdse bijstand en antwoorden daarop overeenkomstig artikel 5 septies, het aantal van die verzoeken waarbij de sancties ten uitvoer konden worden gelegd en het aantal waarbij de sancties niet ten uitvoer konden worden gelegd.

    3.

    In het verslag wordt ook melding gemaakt van het aantal en de aard van de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen zoals genoemd in artikel 2, lid 1, die zijn begaan door bestuurders met een in een derde land ingeschreven voertuig.

    4.

    De Commissie beoordeelt de door de lidstaten ingediende verslagen en stelt het in artikel 10 bis, lid 1, bedoelde comité uiterlijk zes maanden na ontvangst van de verslagen van alle lidstaten in kennis van de inhoud ervan.”.

  11. Artikel 7 wordt vervangen door:

    Juridische entiteiten in hun hoedanigheid van houders, eigenaren of eindgebruikers van voertuigen die onder de gegevensuitwisseling van deze richtlijn vallen, hebben het recht om informatie te verkrijgen over de verwerking van hun gegevens.

    De lidstaten stellen elkaar in kennis van overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad(*) gemelde cyberbeveiligingsincidenten wanneer de incidenten betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in virtuele clouds of virtuele of fysieke cloudhostingdiensten.

  12. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    De Commissie verleent financiële steun voor initiatieven die bijdragen tot grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels in de Unie, in het bijzonder de uitwisseling van beste praktijken, en tot de toepassing van slimme handhavingsmethoden en -technieken in de lidstaten, die de capaciteitsopbouw van handhavingsautoriteiten vergroten. Er kan ook financiële steun worden verleend voor bewustmakingscampagnes met betrekking tot de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels en voor voorlichtingscampagnes in de hele Unie over verschillen in nationale wetgeving.”.

  13. Artikel 8 wordt vervangen door:

    1.

    Door de Commissie wordt een online portaal over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (“het CBE-portaal”) opgezet en onderhouden dat beschikbaar is in alle officiële talen van de instellingen van de Unie en gewijd is aan het informeren van weggebruikers over de in de lidstaten geldende regels op het onder deze richtlijn vallende gebied, inclusief, waar dit van bijzonder belang is, hoe naleving ervan kan worden gewaarborgd. Het CBE-portaal bevat informatie over voorzieningen in rechte, over alle rechten die de betrokkenen uit hoofde van deze richtlijn hebben, met inbegrip van de taalopties, informatie over de regels inzake gegevensbescherming en over de toepasselijke sancties, met inbegrip van, waar relevant, de toepasselijke niet-financiële repercussies, en de regelingen en beschikbare middelen voor de betaling van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersboetes.

    2.

    Het CBE-portaal is compatibel met de op grond van Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad(*) ingestelde interface en met andere portalen of platforms met een soortgelijk doel, zoals het Europees e-justitieportaal.

    3.

    De lidstaten verstrekken de Commissie voor de toepassing van dit artikel actuele informatie. De lidstaten zorgen ervoor dat de websites van de bevoegde autoriteiten een link naar het onlineportaal bevatten.

  14. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten voor zover dergelijke overeenkomsten of regelingen aanvullende voorschriften bevatten die verder gaan dan die welke bij deze richtlijn worden opgelegd en ertoe bijdragen de in deze richtlijn omschreven procedures verder te vereenvoudigen of te vergemakkelijken.”.

  15. Artikel 9 wordt vervangen door:

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen door deze te actualiseren in het licht van de technische vooruitgang of indien dit vereist is op grond van rechtshandelingen van de Unie die rechtstreeks relevant zijn voor het actualiseren van de bijlage.”.

  16. De volgende artikelen worden ingevoegd:

    1.

    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(*).

    2.

    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Uiterlijk op 20 juli 2030 en vervolgens om de 18 maanden na ontvangst van de in artikel 6, lid 2, bedoelde verslagen, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn door de lidstaten.

    Uiterlijk op 6 mei 2026 dienen de lidstaten overeenkomstig de tweede en derde alinea van dit artikel een uitgebreid verslag in bij de Commissie.

    Het uitgebreide verslag vermeldt het aantal geautomatiseerde zoekopdrachten dat de lidstaat van de overtreding heeft verricht en aan het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving heeft gericht vanwege overtredingen die op zijn grondgebied zijn begaan, samen met het soort overtredingen waarvoor verzoeken zijn gedaan en het aantal mislukte verzoeken.

    In dit uitgebreide verslag staat tevens een beschrijving van de situatie op nationaal vlak met betrekking tot het gevolg dat is gegeven aan de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, die wordt gebaseerd op het aantal dergelijke overtredingen waarvoor een kennisgeving van een verkeersovertreding is verstuurd.

  17. Artikel 11 wordt vervangen door:

    Uiterlijk op 20 juli 2030 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn door de lidstaten. Dat verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad voor een verdere herziening van deze richtlijn met het oog op de toevoeging van andere overtredingen, voor zover uit de gegevens van de lidstaten blijkt dat zij positieve en kwantificeerbare effecten hebben op de verkeersveiligheid.”.

  18. Bijlage I wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

  19. Bijlage II wordt geschrapt.

Artikel 2 Omzetting

1.

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 20 juli 2027 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4 Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

BIJLAGESpecifieke gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van zoekopdrachten als bedoeld in artikel 4, leden 1 en 3