Home

Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014 (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014 (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Met de Europese Green Deal, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, is een nieuwe groeistrategie voor de Unie gelanceerd die bedoeld is om de Unie tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie om te vormen. De ambitie van de Commissie om van Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken waarin alle verontreiniging tot nul is teruggedrongen, wordt daardoor opnieuw bevestigd, en is erop gericht om de gezondheid en het welzijn van de burgers tegen milieugerelateerde risico’s en effecten te beschermen, en tegelijkertijd te zorgen voor een inclusieve, eerlijke en rechtvaardige transitie waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten. Voorts zet de Unie zich in voor de volledige uitvoering van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(3) en van het achtste milieuactieprogramma, dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad(4), en zet zij zich tevens in voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen.

  2. Gefluoreerde broeikasgassen zijn door de mens geproduceerde chemische stoffen die zeer sterke broeikasgassen zijn, die vaak enkele duizenden malen sterker zijn dan koolstofdioxide (CO2). Samen met CO2, methaan en distikstofoxide behoren gefluoreerde broeikasgassen tot de groep broeikasgasemissies die zijn opgenomen in de Overeenkomst van Parijs die is vastgesteld in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change — UNFCCC) (de “Overeenkomst van Parijs”)(5). De uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen bedraagt momenteel 2,5 % van alle broeikasgasemissies in de Unie, en is tussen 1990 en 2014 verdubbeld, in tegenstelling tot andere broeikasgasemissies, die zijn gedaald.

  3. Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad(6) is vastgesteld om de toegenomen uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen om te buigen. Zoals blijkt uit een beoordeling van de Commissie, heeft Verordening (EU) nr. 517/2014 op jaarbasis geleid tot een daling van de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen. De levering van fluorkoolwaterstoffen (hydrofluorocarbons — HFK’s) is tussen 2015 en 2019 gedaald met 37 %, uitgedrukt in metrieke ton, en met 47 %, uitgedrukt in ton CO2-equivalent. Er heeft ook een duidelijke verschuiving plaatsgevonden naar het gebruik van alternatieven met een lager aardopwarmingsvermogen, waaronder natuurlijke alternatieven (bijvoorbeeld lucht, CO2, ammoniak, koolwaterstoffen en water) in allerlei soorten apparatuur waarvoor traditioneel gefluoreerde broeikasgassen werden gebruikt.

  4. In het speciaal verslag uit 2021 van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) wordt geconcludeerd dat de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen tegen 2050 wereldwijd tot 90 % moet worden teruggedrongen ten opzichte van 2015. Als reactie op de dringende behoefte aan klimaatmaatregelen heeft de Unie door middel van Verordening (EU) 2021/1119 haar klimaatambities verhoogd. In die verordening wordt een bindende nettovermindering van broeikasgasemissies in de Unie (d.w.z. emissies na aftrek van verwijderingen) vastgesteld van ten minste 55 % tegen 2030 ten opzichte van het niveau van 1990 en de doelstelling om in de Unie uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. De Unie heeft in het kader van de Overeenkomst van Parijs haar initiële nationaal bepaalde bijdrage van binnenlandse reductie van broeikasgasemissies van ten minste 40 % in 2030 verhoogd naar ten minste 55 %. Uit de evaluatie van Verordening (EU) nr. 517/2014 blijkt echter dat de beoogde emissiereducties tegen 2030 in het kader van de oude klimaatdoelstellingen van de Unie niet volledig zullen worden behaald.

  5. Vanwege de wereldwijd toegenomen HFK-emissies hebben de partijen bij het Protocol van Montreal van 1987 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (“het protocol”) in 2016 in het kader van de wijziging van Kigali van het protocol (“de wijziging van Kigali”), die namens de Unie werd goedgekeurd bij Besluit (EU) 2017/1541 van de Raad(7), besloten HFK’s geleidelijk af te bouwen om zo de productie en het gebruik van HFK’s in de komende dertig jaar met meer dan 80 % terug te dringen. Dat houdt in dat elke partij een schema voor de afbouw van het gebruik en de productie van HFK’s moet naleven, een vergunningsplicht moet invoeren voor de invoer en uitvoer van HFK’s en moet rapporteren over HFK’s. Geschat wordt dat de wijziging van Kigali alleen al een extra opwarming van 0,4 °C tegen het einde van deze eeuw zal voorkomen.

  6. Het is belangrijk dat de Unie met deze verordening haar internationale verplichtingen uit hoofde van de wijziging van Kigali op lange termijn kan nakomen, met name wat betreft de vermindering van het verbruik en de productie van HFK’s en wat betreft de rapportage- en vergunningseisen, in het bijzonder door een geleidelijke uitfasering van de productie en in verdere reductiestappen te voorzien voor het in de handel brengen van HFK’s na 2030.

  7. Sommige gefluoreerde broeikasgassen die onder deze verordening vallen, zijn per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS) of stoffen waarvan is aangetoond of vermoed wordt dat zij tot PFAS worden afgebroken. PFAS zijn chemische stoffen die resistent zijn tegen afbraak en mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid en het milieu. In overeenstemming met het voorzorgsbeginsel moeten ondernemingen overwegen om, indien beschikbaar, alternatieven te gebruiken die minder schadelijk zijn voor de gezondheid, het milieu en het klimaat. In 2023 is bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen een voorstel in het kader van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad(8) ingediend om de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van PFAS, waaronder gefluoreerde broeikasgassen, te beperken. Bij het overwegen van mogelijke beperkingen ten aanzien van PFAS, moeten de Commissie en de lidstaten rekening houden met de beschikbaarheid van die alternatieven.

  8. Om te zorgen voor coherentie met de rapportageverplichtingen uit hoofde van het protocol, moet het aardopwarmingsvermogen van HFK’s worden berekend in termen van het aardopwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar van één kilogram van een gas in verhouding tot dat van één kilogram CO2, gebaseerd op het door de IPCC goedgekeurde vierde evaluatierapport. Voor andere gefluoreerde broeikasgassen moet het zesde evaluatierapport van de IPCC worden gebruikt. Gezien het belang van een snelle vermindering van de uitstoot van broeikasgassen teneinde de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de opwarming van de aarde met maximaal 1,5 °C binnen bereik te houden, wordt het aardopwarmingsvermogen van broeikasgassen over een periode van 20 jaar steeds belangrijker. In dat verband moet, indien mogelijk, het aardopwarmingsvermogen over een periode van twintig jaar worden aangegeven om beter te informeren over de klimaateffecten van de onder deze verordening vallende stoffen. De Commissie moet het aardopwarmingsvermogen over 20 jaar van gefluoreerde broeikasgassen onder de aandacht brengen.

  9. Het opzettelijk uitstoten van gefluoreerde stoffen in de atmosfeer, indien die uitstoot onrechtmatig is, vormt een ernstige inbreuk op deze verordening en moet uitdrukkelijk worden verboden. Exploitanten en fabrikanten van apparatuur moeten worden verplicht lekkage van dergelijke stoffen zoveel mogelijk te voorkomen, onder meer door de meest relevante apparatuur op lekken te controleren. Wanneer de uitstoot van gefluoreerde stoffen technisch noodzakelijk is, moeten exploitanten alle technisch haalbare en economisch uitvoerbare maatregelen nemen om te voorkomen dat dergelijke stoffen in de atmosfeer terechtkomen, onder meer door de uitgestoten gassen terug op te vangen.

  10. Sulfurylfluoride is een ander zeer krachtig broeikasgas dat bij gebruik voor begassing kan worden uitgestoten. Exploitanten die sulfurylfluoride voor begassing gebruiken, moeten de maatregelen die zij nemen voor de afvang en verzameling van dat gas documenteren of, wanneer afvang technisch onhaalbaar of economisch niet uitvoerbaar is, de redenen daarvoor specificeren.

  11. Aangezien het productieproces van sommige gefluoreerde verbindingen kan leiden tot de uitstoot van andere gefluoreerde broeikasgassen als bijproduct, moet het vernietigen of voor later gebruik terugwinnen van dat soort bijproducten worden opgelegd als voorwaarde om gefluoreerde broeikasgassen in de handel te brengen. Producenten en importeurs moeten worden verplicht vast te leggen welke mitigatiemaatregelen zij nemen om emissies van trifluormethaan tijdens het productieproces te voorkomen, alsook bewijs te leveren van de vernietiging en terugwinning voor later gebruik van dat soort bijproducten overeenkomstig de beste beschikbare technieken. Bij het in de handel brengen van de gefluoreerde broeikasgassen moet een conformiteitsverklaring worden verstrekt.

  12. Om emissie van gefluoreerde stoffen te voorkomen, moeten bepalingen worden vastgesteld over de terugwinning van stoffen uit producten en apparatuur en over het voorkomen van lekkage van dergelijke stoffen. Schuim dat gefluoreerde broeikasgassen bevat, moet worden behandeld in overeenstemming met Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad(9). De terugwinningsverplichtingen moeten ook worden uitgebreid naar eigenaren van gebouwen en aannemers wanneer zij bepaalde schuimsoorten uit gebouwen verwijderen, teneinde een zo groot mogelijke reductie van emissies te bewerkstelligen. Aangezien de terugwinning, recycling en regeneratie van gefluoreerde broeikasgassen een toepassing is van de beginselen van de circulaire economie, moeten bepalingen inzake de terugwinning van stoffen ook worden geplaatst in het licht van de mededelingen van de Commissie van 10 maart 2020 over “Een nieuwe industriestrategie voor Europa”, van 11 maart 2020 over “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — voor een schoner en concurrerender Europa”, van 14 oktober 2020 over “Strategie voor duurzame chemische stoffen — op weg naar een gifvrij milieu”, van 5 mei 2021 over “Modernisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” en van 12 mei 2021 over “Traject naar een gezonde planeet voor iedereen — EU-actieplan om de verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul terug te dringen”.

  13. Koel- en vriesapparaten zijn voor hun goede werking sterk afhankelijk van gefluoreerde broeikasgassen en vormen een van de meest relevante categorieën in het afvalbeheer van elektrische en elektronische apparatuur. In overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt en om te zorgen voor een goed afvalbeheer met betrekking tot die schadelijke gassen, is het belangrijk dat verplichtingen in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die gelden bij afgedankte elektrische en elektronische apparatuur ook betrekking hebben op de ontzorging van de gefluoreerde broeikasgassen die zich in afgedankte elektrische en elektronische apparatuur bevinden of daarin worden gebruikt. Richtlijn 2012/19/EU bevat financieringsverplichtingen voor producenten van elektrische en elektronische apparatuur. Deze verordening vormt een aanvulling op die richtlijn middels een verplichting tot financiering van de inzameling, verwerking, terugwinning, milieuverantwoorde verwijdering, recycling, regeneratie of vernietiging van de in de bijlagen I en II bij deze verordening vermelde gefluoreerde broeikasgassen uit producten en apparatuur die die gassen bevatten of nodig hebben voor hun werking, en die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur vormen.

  14. Koeling- en klimaatregelingsapparatuur in een vervoermiddel heeft een bijzonder hoog lekkagepercentage als gevolg van trillingen tijdens het vervoer. Exploitanten van de meeste vervoermiddelen moeten lekkagecontroles uitvoeren of lekkagedetectiesystemen installeren en gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen voor dergelijke mobiele apparatuur. Van exploitanten van koeling- en klimaatregelingsapparatuur aan boord van schepen, net als van exploitanten van andere apparatuur die onder deze verordening valt, moet vereist worden dat ze voorzorgsmaatregelen nemen om lekkage van gefluoreerde broeikasgassen te voorkomen en, indien een dergelijke lekkage wordt ontdekt, die zonder onnodige vertraging te repareren. Gezien het internationale karakter van de scheepvaart is het belangrijk dat de Unie en haar lidstaten, binnen hun respectieve bevoegdheden, met derde landen samenwerken om ervoor te zorgen dat onnodige emissies van gefluoreerde broeikasgassen in die sector worden voorkomen, onder meer tijdens installatie, onderhoud of service, reparatie en terugwinning uit koeling- en klimaatregelingsapparatuur op schepen. Bij de evaluatie van de uitvoering van deze verordening moet de Commissie nagaan of het haalbaar is het toepassingsgebied van beheersmaatregelen uit te breiden tot schepen.

  15. In Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad(10) en de uitvoeringshandelingen daarvan zijn regels vastgesteld inzake de vaardigheden en kennis die vereist zijn voor natuurlijke personen die onderhouds- of servicewerkzaamheden met betrekking tot luchtvaartuigonderdelen verrichten. Om onnodige emissies van gefluoreerde broeikasgassen in die sector te voorkomen, onder meer tijdens de installatie, het onderhoud of de service, de reparatie en de terugwinning uit koeling- en klimaatregelingsapparatuur in luchtvaartuigen, is het passend dat dat de competenties bestrijkt die vereist zijn voor het regelmatig actualiseren van de certificeringsspecificaties en andere gedetailleerde specificaties, aanvaardbare wijzen van naleving en richtsnoeren voor de toepassing van die verordening.

  16. Om bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelen van de Unie en om het gebruik van technologieën zonder of met een beperktere impact op het klimaat aan te moedigen, waarbij mogelijk giftige, ontvlambare of onder hoge druk staande stoffen worden gebruikt of waaraan andere relevante risico’s verbonden zijn, moeten lidstaten passende maatregelen nemen gericht op de behoefte aan geschoold personeel, zodat een groot aantal natuurlijke personen die activiteiten met gefluoreerde broeikasgassen uitvoeren, en met technologieën die het gebruik ervan vervangen of verminderen, worden opgeleid en gecertificeerd. Dergelijke maatregelen moeten maatregelen omvatten in de warmtepompsector, waar steeds meer personeel met de nodige vaardigheden nodig zal zijn, onder meer in het licht van de doelstellingen die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 18 mei 2022 over het “REPowerEU-plan”, om warmtepompen te installeren en te onderhouden op basis van nieuwe koeltechnologieën waarop andere veiligheidseisen en technische vereisten van toepassing zijn. De lidstaten zouden bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van de steun van de publiek-private partnerschappen die in het kader van de Europese vaardighedenagenda zijn opgezet om het aantal opgeleide personen te verhogen. De opleidingen moeten informatie bevatten over aspecten van energie-efficiëntie, alternatieven voor gefluoreerde broeikasgassen en de toepasselijke voorschriften en technische normen. Certificerings- en opleidingsprogramma’s die in het kader van Verordening (EU) nr. 517/2014 zijn ingevoerd en in de nationale beroepsopleidingsstelsels zouden kunnen worden geïntegreerd, moeten worden herzien of aangepast zodat technici veilig met alternatieve technologieën kunnen omgaan. Bestaande certificaten die in het kader van Verordening (EU) nr. 517/2014 zijn afgegeven, moeten geldig blijven.

  17. In mei 2022 presenteerde de Commissie het REPowerEU-plan. Het REPowerEU-plan behelst een streefdoel om 10 miljoen hydronische warmtepompen te installeren tegen 2027 en het tempo waarin warmtepompen worden ingezet te verdubbelen tegen 2030, hetgeen resulteert in een totaal aantal extra installaties van ten minste 30 miljoen warmtepompen tegen 2030. Terwijl de warmtepompsector zal overschakelen op koelmiddelen met een lager GWP als gevolg van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, kan het opvoeren van de uitrol van warmtepompen zoals beoogd door REPowerEU gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van fluorkoolwaterstoffen op de markt van de Unie, en zal dat deels afhangen van de marktintroductie van alternatieve technologieën vóór de inwerkingtreding van het verbod op het in de handel brengen uit hoofde van bijlage IV en van de hoeveelheid geïnstalleerde warmtepompen die nog gassen met een hoger GWP nodig hebben. De Commissie moet de marktontwikkelingen nauwlettend volgen, met inbegrip van de ontwikkeling van de prijzen van de in deel 1 van bijlage I opgesomde gefluoreerde broeikasgassen, en ten minste eens per jaar beoordelen of er ernstige tekorten bestaan die de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen voor de uitrol van warmtepompen in gevaar kunnen brengen. Indien de Commissie vaststelt dat dergelijke tekorten bestaan, moet het mogelijk zijn extra hoeveelheden HFK-quota beschikbaar te stellen voor de warmtepompsector, bovenop de uit hoofde van bijlage VII vastgestelde quota.

  18. Indien er geschikte alternatieven voor het gebruik van specifieke gefluoreerde broeikasgassen beschikbaar zijn, moet het in de handel brengen van nieuwe apparatuur voor koeling, klimaatregeling en brandbeveiliging, die gefluoreerde broeikasgassen bevat of nodig heeft voor haar werking, en van schuimen en technische aerosolen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, worden verboden. Onder specifieke voorwaarden mogen dergelijke verbodsbepalingen niet van toepassing zijn op onderdelen die nodig zijn voor de reparatie of het onderhoud van bestaande apparatuur die reeds is geïnstalleerd, om ervoor te zorgen dat die apparatuur gedurende haar volledige levensduur kan worden gerepareerd en onderhouden. Indien er geen alternatieven beschikbaar zijn of die om technische of veiligheidsredenen niet kunnen worden gebruikt, of indien het gebruik van dergelijke alternatieven buitensporige kosten met zich mee zou brengen, moet de Commissie de mogelijkheid hebben gedurende een periode van ten hoogste vier jaar een vrijstelling toe te staan om het in de handel brengen van dergelijke producten en apparatuur mogelijk te maken. Het moet mogelijk zijn die vrijstelling te verlengen indien de Commissie, na beoordeling van een nieuw onderbouwd verzoek om vrijstelling, via de comitéprocedure tot de conclusie komt dat er nog steeds geen alternatieven beschikbaar zijn.

  19. De Commissie moet de Europese normalisatieorganisaties aanmoedigen relevante geharmoniseerde normen te ontwikkelen en te actualiseren om te zorgen voor een vlotte uitvoering van de in deze verordening vastgestelde beperkingen op het in de handel brengen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de nationale veiligheidsnormen en bouwvoorschriften worden aangepast aan de relevante internationale en Europese normen, met inbegrip van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) 60335-2-89 en IEC 60335-2-40.

  20. Bij de productie van doseerinhalatoren voor de toediening van farmaceutische ingrediënten wordt een niet-verwaarloosbaar aandeel van alle in de Unie verbruikte HFK’s gebruikt. Er zijn alternatieve opties beschikbaar, waaronder doseerinhalatoren die gefluoreerde broeikasgassen met een lager GWP als drijfgas gebruiken, die onlangs door de industrie zijn ontwikkeld. Met deze verordening wordt de sector van doseerinhalatoren opgenomen in de HFK-quotumregeling, en daardoor wordt de sector gestimuleerd om door te gaan op de ingeslagen weg naar schonere alternatieven. Om een soepele overgang mogelijk te maken, zal het voor de sector doseerinhalatoren beoogde quotasysteem volledige quota garanderen, overeenkomend met het meest recente marktaandeel van die sector, voor de periode van 2025 tot en met 2026, en zal het volledige reductiepercentage van de andere sectoren die onder de quotaregeling vallen, pas in 2030 worden bereikt. HFK’s die als drijfgas in doseerinhalatoren worden gebruikt, zijn van cruciaal belang voor de gezondheid van patiënten met ademhalingsaandoeningen, zoals astma en chronische obstructieve longziekte. Doseerinhalatoren zijn geneesmiddelen die aan strenge beoordelingen, waaronder klinische studies, worden onderworpen om de patiëntveiligheid te waarborgen. Samenwerking tussen de Commissie, de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en het Europees Geneesmiddelenbureau moet een soepel goedkeuringsproces faciliteren voor doseerinhalatoren die gefluoreerde broeikasgassen met een laag GWP en alternatieven voor gefluoreerde broeikasgassen gebruiken, zodat de overgang naar schonere oplossingen wordt gewaarborgd.

  21. Indien technisch geschikte alternatieven beschikbaar zijn en in overeenstemming zijn met het mededingingsbeleid van de Unie, moet het in bedrijf stellen van nieuwe elektrische schakelinrichtingen met relevante gefluoreerde broeikasgassen worden verboden. Indien het noodzakelijk is bestaande elektrische apparatuur uit te breiden, kunnen een of meer extra cellen met gefluoreerde broeikasgassen, met hetzelfde GWP als de bestaande cellen, worden toegevoegd indien een technologie waarbij gefluoreerde broeikasgassen met een lager GWP worden gebruikt, zou betekenen dat de gehele elektrische apparatuur zou moeten worden vervangen.

  22. Om de behoefte aan de productie van nieuw zwavelhexafluoride (SF6) te beperken, moet de capaciteit voor regeneratie van SF6 uit bestaande apparatuur worden verhoogd. Zonder daarbij de veilige werking van de elektriciteitsnetten en elektriciteitscentrales in gevaar te brengen, moet het gebruik van nieuw SF6 in elektrische schakelinrichtingen worden vermeden indien een dergelijk gebruik technisch haalbaar is en waar geregenereerd of gerecycleerd SF6 beschikbaar is.

  23. Om de indirecte effecten van het gebruik van koeling- en klimaatregelingsapparatuur en van warmtepompen op het klimaat te verminderen, moet het maximale energieverbruik van dergelijke apparatuur, zoals vermeld in de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen die uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad(11) zijn vastgesteld, nog steeds als een grond beschouwd worden om bepaalde soorten apparatuur vrij te stellen van het verbod op het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen.

  24. Niet-navulbare houders voor fluorerende broeikasgassen moeten worden verboden, aangezien bij lediging van die houders een hoeveelheid koelmiddel onvermijdelijk achterblijft en vervolgens vrijkomt in de atmosfeer. Deze verordening moet een verbod inhouden op de uitvoer, de invoer, het in de handel brengen, het verder leveren of het op de markt aanbieden en het gebruik ervan, behalve voor laboratorium- en analytische toepassingen. Om te waarborgen dat navulbare houders voor fluorerende broeikasgassen worden nagevuld en niet worden weggegooid, moeten ondernemingen die navulbare houders in de handel brengen, worden verplicht een conformiteitsverklaring over te leggen die bewijs bevat met betrekking tot de regelingen voor het terugzenden van navulbare houders met het oog op navulling.

  25. Ingevolge de wijziging van Kigali is de uitvoer van HFK’s uit staten die partij zijn bij het protocol naar staten die geen partij zijn, verboden. Een dergelijk verbod is een belangrijke stap in de richting van de uitfasering van HFK’s. Niettemin zijn verscheidene partijen bij het protocol van mening dat het verbod ontoereikend is om de milieuproblemen in verband met de uitvoer van HFK’s aan te pakken. Verscheidene ontwikkelingslanden die partij zijn bij het protocol hebben het probleem aan de orde gesteld van de uitvoer naar hun markten van inefficiënte koeling- en klimaatregelingsapparaten, die gebruikmaken van verouderde koelmiddelen en koelmiddelen met een hoog GWP, die meer onderhoud vergen. Een dergelijke situatie is met name problematisch in ontwikkelingslanden die slechts beperkte middelen en capaciteit hebben voor insluiting en terugwinning, of voor gebruikte apparatuur met een korte resterende verwachte levensduur en nieuwe apparatuur die nog in gebruik is maar waarvan het einde van de levensduur nadert. In het kader van de wereldwijde inspanningen van de Unie om de klimaatverandering te beperken, is het, om de verwezenlijking van de doelstellingen van het protocol te ondersteunen, en in overeenstemming met hetgeen reeds is bepaald in Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad(12), passend de uitvoer te verbieden van bepaalde gebruikte en nieuwe apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen met een hoog GWP bevat of nodig heeft voor haar werking. Dat uitvoerverbod mag alleen van toepassing zijn in gevallen waarin de apparatuur onder een verbod uit hoofde van bijlage IV valt en tegelijkertijd voldoet aan de vereisten van artikel 22, lid 3.

  26. Teneinde de handhaving te vergemakkelijken van de verboden op het in de handel brengen en van de beperkingen ten aanzien van producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben voor hun werking, ook wanneer zij in houders in de handel worden gebracht, is het van belang de nodige etiketteringsvoorschriften voor die goederen vast te stellen.

  27. Wanneer desfluraan als inhalatie-anestheticum wordt gebruikt, komt dat zeer krachtige broeikasgas vrij. Gezien de beschikbaarheid van minder krachtige alternatieven moet het gebruik van desfluraan alleen worden toegestaan wanneer er om medische redenen geen alternatieven kunnen worden gebruikt. Indien het gebruik ervan bij wijze van derogatie wordt toegestaan, moet desfluraan, net als alle andere gassen, worden afgevangen en moet de zorginstelling bewijsmateriaal bijhouden over de medische rechtvaardiging.

  28. Om uitvoering te geven aan het protocol, met inbegrip van de geleidelijke vermindering van de hoeveelheden HFK’s, moet de Commissie aan individuele producenten en importeurs quota voor het in de handel brengen van HFK’s blijven toewijzen, waarbij de uit hoofde van het protocol toegestane totale kwantitatieve limiet niet mag worden overschreden. De Commissie moet bij wijze van uitzondering voor maximaal vier jaar een vrijstelling van de quotumvereisten voor HFK’s kunnen geven wanneer die worden gebruikt in specifieke toepassingen of specifieke categorieën producten of apparatuur. Het moet mogelijk zijn die vrijstelling te verlengen indien de Commissie, na beoordeling van een nieuw onderbouwd verzoek om vrijstelling, via de comitéprocedure tot de conclusie komt dat er nog steeds geen alternatieven beschikbaar zijn. Teneinde de integriteit van de geleidelijke vermindering van de hoeveelheden HFK’s die in de handel worden gebracht, te beschermen, moeten de in apparatuur opgenomen HFK’s onder de quotumregeling blijven vallen.

  29. De berekeningen van referentiewaarden en van de quotatoewijzing aan individuele producenten en importeurs waren in beginsel gebaseerd op de hoeveelheden HFK’s die zij hebben gerapporteerd tijdens de referentieperiode van 2009 tot 2012 in de handel te hebben gebracht. Om echter te voorkomen dat ondernemingen worden uitgesloten van toetreding tot de markt of van uitbreiding van hun activiteiten, moet een kleiner deel van de totale maximumhoeveelheid worden gereserveerd voor producenten en importeurs die nog niet eerder HFK’s in de handel hebben gebracht en voor producenten en importeurs die een referentiewaarde hebben en die hun quotumtoewijzing willen verhogen.

  30. Door de referentiewaarden en de quota ten minste drie keer per jaar te herberekenen, zorgt de Commissie ervoor dat ondernemingen hun activiteiten mogen voortzetten op basis van de gemiddelde volumes die zij in recente jaren in de handel hebben gebracht, met inbegrip van ondernemingen die voorheen geen referentiewaarde hadden.

  31. Namens de Unie brengt de Commissie jaarlijks verslag uit aan het ozonsecretariaat over de in- en uitvoer van uit hoofde van het protocol gecontroleerde fluorkoolwaterstoffen. Hoewel de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de verslaglegging over de productie en vernietiging van fluorkoolwaterstoffen, moet de Commissie voorlopige gegevens over die activiteiten verstrekken, alsook gegevens over emissies van HFK-23, om de vroegtijdige berekening van het verbruik van de Unie door het ozonsecretariaat te vergemakkelijken. Indien er geen kennisgevingen zijn geweest over een uitbreiding van de clausule inzake regionale organisaties voor economische integratie, moet de Commissie die praktijk van jaarlijkse verslagen voortzetten en er tegelijk voor zorgen dat de lidstaten voldoende tijd krijgen om de door de Commissie verstrekte voorlopige gegevens te evalueren, teneinde inconsistenties te voorkomen.

  32. Gezien de marktwaarde van het toegewezen quotum is het aangewezen een prijs te vragen voor de toewijzing ervan. Op die manier wordt een verdere versnippering van de markt voorkomen ten nadele van ondernemingen die HFK’s nodig hebben en nu al afhankelijk zijn van de HFK-handel op een krimpende markt. Aangenomen wordt dat ondernemingen die besluiten geen quotum te claimen en te betalen waarop zij recht zouden hebben in het jaar of de jaren voorafgaand aan de berekening van de referentiewaarden, hebben besloten de markt te verlaten, waardoor zij dus geen nieuwe referentiewaarde krijgen. Een deel van de inkomsten moet worden gebruikt om de administratieve kosten te dekken.

  33. Om de flexibiliteit van de markt in bulkfluorkoolwaterstoffen te behouden, moet het voor ondernemingen waarvoor een referentiewaarde werd bepaald, mogelijk zijn om quota over te dragen aan andere producenten of importeurs in de Unie of aan andere producenten of importeurs die door een enige vertegenwoordiger worden vertegenwoordigd in de Unie.

  34. De Commissie moet een centraal, zogenaamd F-gasportaal opzetten en beheren om de quota voor het in de handel brengen van HFK’s te beheren, alsook de registratie van de betrokken ondernemingen en de rapportage over alle stoffen en alle in de handel gebrachte apparatuur, met name wanneer de apparatuur is voorgevuld met HFK’s en vóór het vullen nog niet in de handel is gebracht. Om ervoor te zorgen dat alleen echte handelaars zich op het F-gasportaal kunnen registreren, moeten specifieke voorwaarden worden vastgesteld. Een geldige registratie in het F-gasportaal moet fungeren als een vergunning, hetgeen een essentiële eis uit hoofde van het protocol is om de handel in HFK te kunnen controleren en illegale activiteiten in dat verband te voorkomen.

  35. Om automatische douanecontroles in real time per zending mogelijk te maken, evenals de elektronische uitwisseling en opslag van informatie over alle zendingen van bij de douaneautoriteiten in de lidstaten (de “douaneautoriteiten”) aangeboden en onder deze verordening vallende gefluoreerde broeikasgassen, producten en apparatuur, is het noodzakelijk het F-gasportaal te koppelen met de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane (de “EU-éénloketomgeving voor de douane”) die tot stand is gebracht bij Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad(13).

  36. Om de effectiviteit van deze verordening te kunnen monitoren, moet het toepassingsgebied van de rapportageverplichtingen worden uitgebreid tot andere gefluoreerde stoffen die een aanzienlijk GWP hebben of die waarschijnlijk het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen zullen vervangen. Om dezelfde reden moet ook de vernietiging van gefluoreerde broeikasgassen en de invoer van die gassen in de Unie wanneer zij in producten en apparatuur voorkomen, worden gerapporteerd. Er moeten de-minimisdrempels worden vastgesteld, in het bijzonder voor micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie(14), om onevenredige administratieve lasten te vermijden, voor zover dat niet tot niet-naleving van het protocol leidt.

  37. Om ervoor te zorgen dat verslagen over aanzienlijke hoeveelheden stoffen accuraat zijn en dat de hoeveelheden HFK’s in voorgevulde apparatuur worden opgenomen in de quotumregeling van de Unie, moet verificatie door een onafhankelijke derde partij verplicht worden gesteld.

  38. Voor de kwaliteitsborging van de rapportage over emissies van gefluoreerde broeikasgassen in het kader van de Overeenkomst van Parijs is het van essentieel belang dat gebruik wordt gemaakt van consistente gegevens van hoge kwaliteit. Indien de lidstaten rapportagesystemen voor de emissies van gefluoreerde broeikasgassen opzetten, zal dat de samenhang versterken met Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad(15). Gegevensverzameling door ondernemingen die onder deze verordening vallen over lekkages van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur, zouden die emissierapportagesystemen aanzienlijk kunnen verbeteren. Dat moet ook leiden tot een betere raming van de emissies van gefluoreerde broeikasgassen in de nationale broeikasgasinventarissen.

  39. Om de douanecontroles te vereenvoudigen, is het van belang aan te geven welke informatie aan de douaneautoriteiten moet worden verstrekt bij invoer en uitvoer van de onder deze verordening vallende gassen, producten en apparatuur, en welke rol is weggelegd voor douaneautoriteiten, en, indien relevant, voor markttoezichtautoriteiten, bij het toepassen van de verbodsbepalingen en beperkingen op de invoer of uitvoer van die stoffen, producten en apparatuur. Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad(16), die regels bevat voor markttoezicht en controle op producten die de markt van de Unie binnenkomen, is van toepassing op de onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparatuur, voor zover er geen specifieke bepalingen zijn die bepaalde aspecten van markttoezicht en handhaving op specifiekere wijze reguleren. Wanneer deze verordening specifieke bepalingen bevat, bijvoorbeeld voor douanecontroles, hebben die specifiekere bepalingen voorrang en vormen zij een aanvulling op de regels uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1020. Om de bescherming van het milieu te waarborgen, moet deze verordening van toepassing zijn op alle vormen van levering van onder deze verordening vallende gefluoreerde broeikasgassen, met inbegrip van verkopen op afstand zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2019/1020.

  40. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen, waaronder inbeslagname en verbeurdverklaring, om te voorkomen dat onder deze verordening vallende gassen en producten of apparatuur op illegale wijze de Unie binnenkomen (binnenkomt) of verlaten (verlaat). De wederuitvoer van illegaal ingevoerde gassen, producten of apparatuur die onder deze verordening vallen (valt), moet hoe dan ook worden verboden.

  41. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het personeel van de douanekantoren of andere gemachtigde personen overeenkomstig de nationale voorschriften die controles verrichten uit hoofde van deze verordening beschikken over de passende middelen en kennis, onder meer door middel van aan dat personeel en aan die andere gemachtigde personen aangeboden opleidingen, en voldoende uitgerust zijn om gevallen van illegale handel in de onder deze verordening vallende gassen, producten en apparatuur tegen te gaan. De lidstaten moeten de douanekantoren of de andere plaatsen aanwijzen die aan die voorwaarden voldoen en derhalve gemachtigd zijn douanecontroles op invoer, uitvoer en doorvoer te verrichten.

  42. Samenwerking en uitwisseling van noodzakelijke informatie tussen alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij de uitvoering van deze verordening, namelijk douaneautoriteiten, markttoezichtautoriteiten, milieuautoriteiten en alle andere bevoegde autoriteiten met inspectietaken, tussen de lidstaten onderling en met de Commissie, is uiterst belangrijk om inbreuken op deze verordening, in het bijzonder illegale handel, tegen te gaan. Vanwege het vertrouwelijke karakter van de uitwisseling van informatie betreffende het douanerisico, moet daartoe het douanerisicobeheersysteem worden aangewend.

  43. Bij het vervullen van de door deze verordening aan haar toevertrouwde taken, en teneinde samenwerking en adequate uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten en de Commissie bij conformiteitscontroles en illegale handel in gefluoreerde broeikasgassen te bevorderen, moet de Commissie een beroep doen op het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), dat is opgericht bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie(17). OLAF moet toegang hebben tot alle noodzakelijke informatie om de uitvoering van zijn taken te vergemakkelijken.

  44. Het moet met ingang van 2028 worden verboden HFK’s en producten en apparatuur die HFK’s bevatten of nodig hebben voor hun werking, in te voeren naar of uit te voeren uit een staat die geen partij is bij het protocol. Het protocol beoogt dat verbod vanaf 2033, en de vervroegde invoering ervan uit hoofde van deze verordening heeft als doel dat de wereldwijde reductiemaatregelen voor HFK’s van de wijziging van Kigali zo spoedig mogelijk het beoogde voordeel voor het klimaat opleveren.

  45. De lidstaten moeten waarborgen dat inbreuken op deze verordening door ondernemingen onderworpen zijn aan sancties die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

  46. De lidstaten moeten kunnen voorzien in regels voor strafrechtelijke straffen, administratieve straffen of beide voor dezelfde inbreuken. Wanneer de lidstaten voor dezelfde inbreuk zowel strafrechtelijke als administratieve straffen opleggen, mogen die sancties niet leiden tot een schending van het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft (ne bis in idem), zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

  47. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waaronder milieuautoriteiten, markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten, moeten controles verrichten volgens een risicogebaseerde benadering om toe te zien op naleving van deze verordening. Een dergelijke aanpak is noodzakelijk om zich te richten op de activiteiten met het grootste risico op illegale handel of onwettige uitstoot van onder deze verordening vallende gefluoreerde broeikasgassen. Voorts moeten bevoegde autoriteiten controles verrichten wanneer zij over bewijzen of andere relevante informatie over mogelijke gevallen van niet-naleving beschikken. Die informatie moet, indien relevant en voor zover mogelijk, aan de douaneautoriteiten worden meegedeeld in het kader van een risicoanalyse voorafgaand aan controles, overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad(18). Het is van belang ervoor te zorgen dat, wanneer er inbreuken op deze verordening zijn door de bevoegde autoriteiten, de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het opvolgen van de oplegging van sancties op de hoogte gebracht worden teneinde waar nodig passende sancties te kunnen opleggen.

  48. Klokkenluiders kunnen de aandacht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vestigen op informatie waarmee die bevoegde autoriteiten inbreuken op deze verordening beter kunnen opsporen en die de bevoegde autoriteiten in staat stelt sancties op te leggen. Er moeten passende regelingen worden getroffen waarmee klokkenluiders de bevoegde autoriteiten op daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening attent kunnen maken, en waarmee de klokkenluiders doeltreffend tegen represailles worden beschermd. Daartoe moet worden vastgelegd dat Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad(19) van toepassing is op de melding van inbreuken op deze verordening en op de bescherming van personen die dergelijke inbreuken melden.

  49. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is het aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon aan het Unierecht ontleent. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) de lidstaten om te voorzien in rechtsmiddelen die volstaan om te zorgen voor daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het Unierecht vallende gebieden. In dat verband moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen, toegang heeft tot de rechter overeenkomstig de verplichtingen die de lidstaten zijn aangegaan uit hoofde van het Verdrag van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden(20) (het “Verdrag van Aarhus”).

  50. De Commissie moet een zogenaamd overlegforum instellen. Het overlegforum moet zorgen voor een evenwichtige deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en van relevante belanghebbenden waaronder vertegenwoordigers van milieuorganisaties, vertegenwoordigers uit de zorgsector en patiëntenverenigingen alsook vertegenwoordigers van fabrikanten, exploitanten en gecertificeerde personen. Indien relevant wordt ook het Europees Geneesmiddelenbureau bij het overlegforum betrokken.

  51. Om de rechtszekerheid te vergroten, moet de toepasbaarheid, op grond van deze verordening, van Richtlijn (EU) 2019/1937 op meldingen van inbreuken op deze verordening en op de bescherming van personen die dergelijke inbreuken melden, in Richtlijn (EU) 2019/1937 tot uiting worden gebracht. De bijlage bij Richtlijn (EU) 2019/1937 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Het is aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat die wijziging tot uiting komt in hun overeenkomstig die richtlijn vastgestelde omzettingsmaatregelen, hoewel noch de wijziging noch de aanpassing van de nationale omzettingsmaatregelen een voorwaarde zijn voor de toepasbaarheid van Richtlijn (EU) 2019/1937 op de melding van inbreuken op deze verordening en op de bescherming van personen die dergelijke inbreuken melden.

  52. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend inzake:

    • het te overleggen bewijsmateriaal omtrent de vernietiging of terugwinning van trifluormethaan dat als bijproduct wordt geproduceerd tijdens de productie van andere gefluoreerde stoffen;

    • de eisen met betrekking tot controles op lekken;

    • de vorm van de registers en hoe zij moeten worden opgesteld en bijgehouden;

    • minimumeisen voor certificeringsprogramma’s en opleidingsattesten, en de vorm van de kennisgeving met betrekking tot certificerings- en opleidingsprogramma’s;

    • eisen voor het opnemen van de elementen die essentieel zijn voor de bindende regelingen die in de conformiteitsverklaring moeten worden opgenomen waaruit blijkt dat navulbare houders voor navulling kunnen worden geretourneerd;

    • tijdelijke vrijstellingen voor producten en apparatuur die onder het verbod op het in de handel brengen of het verbod op ingebruikstelling van elektrische schakelinrichtingen vallen;

    • de vorm van etiketten;

    • tijdelijke vrijstellingen van het verbod op onderhoud of service met gebruik van HFK’s met bepaalde GWP-waarden in koeling- en klimaatregelingsapparatuur en warmtepompen;

    • de vaststelling van productierechten voor producenten van HFK’s;

    • de vaststelling van referentiewaarden voor producenten en importeurs voor het in de handel brengen van HFK’s;

    • de nadere bepalingen en regelingen voor de betaling van het verschuldigde bedrag;

    • de nadere regelingen voor de conformiteitsverklaring en verificaties van voorgevulde apparatuur, alsook voor de accreditatie van de verificateurs;

    • de goede werking van het F-gasportaal en de verenigbaarheid ervan met de EU-éénloketomgeving voor de douane;

    • vrijstellingen van het uitvoerverbod voor bepaalde producten en apparatuur;

    • het toestaan van handel met entiteiten die niet onder het protocol vallen, en

    • de nadere gegevens over de verificatie van de rapportage en de accreditatie van auditors, alsook de vorm waarin de verslagen moeten worden ingediend.

    Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(21).

  53. Ter wijziging of aanvulling van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening moet aan de Commissie overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de bevoegdheid worden overgedragen om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

    • de opstelling van een lijst van producten en apparatuur waarvoor de terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen of de vernietiging ervan technisch en economisch haalbaar is, en de specificatie van de te gebruiken technologie;

    • de etiketteringsvoorschriften van artikel 12, de leden 4 tot en met 14, indien passend in het licht van commerciële of technologische ontwikkelingen;

    • de vrijstelling van quotumvereisten voor HFK’s overeenkomstig de besluiten van de partijen bij het protocol;

    • de hoeveelheden voor de toewijzing van quota en het mechanisme voor de toewijzing van resterende quota met het oog op compensatie van inflatie;

    • bijlage VII om het in de handel brengen van een hoeveelheid van de in bijlage I vermelde gefluoreerde broeikasgassen in aanvulling op de quota uit hoofde van bijlage VII mogelijk te maken;

    • criteria waarmee de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van controles rekening moeten houden;

    • de vereisten waarop gecontroleerd moet worden bij het toezicht op stoffen, producten en apparatuur die onder de procedure voor tijdelijke opslag of onder een douaneprocedure zijn geplaatst;

    • traceringsmethoden voor in de handel gebrachte gefluoreerde broeikasgassen;

    • de voorschriften die van toepassing zijn op het in het vrije verkeer brengen en de uitvoer van producten en apparatuur die worden ingevoerd uit en uitgevoerd naar een staat of regionale organisatie voor economische integratie;

    • de actualisering van het aardopwarmingsvermogen van de in de lijst opgenomen gassen, en

    • de lijst van gassen in de bijlagen I, II en III, wanneer door de uit hoofde van het protocol opgerichte beoordelingscomités of door een andere autoriteit met een gelijkwaardige status is vastgesteld dat die gassen een aanzienlijk effect op het klimaat hebben en wanneer die gassen in aanzienlijke hoeveelheden worden uitgevoerd, ingevoerd, geproduceerd of in de handel gebracht.

    Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer met deskundigen, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(22). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

  54. De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten valt onder Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(23), en de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie wordt geregeld door Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(24), in het bijzonder ten aanzien van de vereisten inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking, de doorgifte van persoonsgegevens door de Commissie aan de lidstaten, de rechtmatige verwerking en de rechten van de betrokkenen op het gebied van informatie en van toegang tot en rectificatie van hun persoonsgegevens.

  55. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 23 mei 2022 formele opmerkingen ingediend.

  56. Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk om te voorkomen dat nog meer gefluoreerde broeikasgassen worden uitgestoten, waarmee wordt bijgedragen aan de klimaatdoelen van de Unie, en om naleving van het protocol te waarborgen wat betreft verplichtingen inzake fluorkoolwaterstoffen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het grensoverschrijdende karakter van het betrokken milieuprobleem en de gevolgen van deze verordening, zowel op de handel binnen de Unie als op de externe handel, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

  57. Verordening (EU) nr. 517/2014 moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Om redenen van duidelijkheid moet die verordening worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

Deze verordening:

  1. stelt regels vast voor de insluiting, het gebruik, de terugwinning, de recycling, de regeneratie en de vernietiging van gefluoreerde broeikasgassen, en voor daarmee verband houdende begeleidende maatregelen, zoals certificeringen opleiding, met inbegrip van de veilige omgang met gefluoreerde broeikasgassen en met alternatieve stoffen die niet gefluoreerd zijn;

  2. stelt voorwaarden aan de productie, invoer, uitvoer, het in de handel brengen, de verdere levering en het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen en van specifieke producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben voor hun werking;

  3. stelt voorwaarden aan specifieke wijzen van gebruik van gefluoreerde broeikasgassen;

  4. stelt kwantitatieve limieten vast voor het in de handel brengen van fluorkoolwaterstoffen;

  5. stelt regels vast betreffende rapportage.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op:

  1. de in de bijlagen I, II en III vermelde gefluoreerde broeikasgassen, afzonderlijk of in een mengsel, en

  2. producten en apparatuur, en onderdelen daarvan, die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben voor hun werking.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “aardopwarmingsvermogen” (global warming potential) of “GWP”: het klimaatopwarmingsvermogen van een broeikasgas in verhouding tot dat van koolstofdioxide (“CO2”), berekend in termen van het aardopwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar, tenzij anders aangegeven, van één kilogram van een broeikasgas in verhouding tot één kilogram CO2, als opgenomen in de bijlagen I, II, III en VI of, voor mengsels, berekend overeenkomstig bijlage VI;

  2. “mengsel”: een stof die uit twee of meer stoffen is samengesteld, waarvan er ten minste één stof van de lijst van bijlage I, II of III is;

  3. “ton CO2-equivalent”: een hoeveelheid broeikasgassen uitgedrukt als het product van het gewicht van de broeikasgassen in metrische ton en het aardopwarmingsvermogen ervan;

  4. “fluorkoolwaterstoffen” of “HFK’s”: de in deel 1 van bijlage I opgenomen stoffen of mengsels die een dergelijke stof bevatten;

  5. “exploitant”: de onderneming die de feitelijke macht over het technisch functioneren van de onder deze verordening vallende producten, apparatuur of inrichtingen uitoefent, of de eigenaar die door een lidstaat is aangewezen als zijnde verantwoordelijk voor de verplichtingen van de exploitant in specifieke gevallen;

  6. “in de handel brengen”: de vrijgave door de douane voor vrij verkeer in de Unie of het voor het eerst in de Unie, al dan niet tegen betaling, leveren of beschikbaar stellen aan een andere persoon, of het gebruik van geproduceerde stoffen of van vervaardigde producten of apparatuur, voor eigen gebruik;

  7. “invoer”: het binnenbrengen van stoffen, producten en apparatuur in het douanegebied van de Unie, voor zover het gebied onder het geratificeerde Protocol van Montreal van 1987 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (het “protocol”) valt, met inbegrip van tijdelijke opslag en de douaneprocedures zoals bedoeld in de artikelen 201 en 210 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

  8. “uitvoer”: het uitgaan van stoffen, producten en apparatuur uit het douanegebied van de Unie, voor zover het gebied onder het geratificeerde protocol valt;

  9. “hermetisch gesloten apparatuur”: apparatuur waarvan alle onderdelen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, zijn afgedicht tijdens het vervaardigingsproces op de bedrijfsterreinen van de fabrikant door lassen, solderen of een soortgelijke permanente verbinding, met inbegrip van afgeschermde kleppen of afgeschermde service-aansluitingen, die reparatie of verwijdering op adequate wijze mogelijk maken, en waarvan de verbindingspunten in het gesloten systeem een geteste lekkage van minder dan 3 g per jaar hebben onder een druk van minstens een vierde van de maximaal toegestane druk;

  10. “houder”: een recipiënt die in de eerste plaats is ontworpen voor het vervoer of de opslag van gefluoreerde broeikasgassen;

  11. “terugwinning”: het verzamelen en opslaan van gefluoreerde broeikasgassen uit houders, producten en apparatuur tijdens het onderhoud of de service of voorafgaand aan de verwijdering van de houders, producten of apparatuur;

  12. “recycling”: het hergebruik van een teruggewonnen gefluoreerd broeikasgas na een eenvoudig reinigingsproces, waaronder filteren en drogen;

  13. “regeneratie”: de opwerking van een teruggewonnen gefluoreerd broeikasgas zodat dat gas, gelet op het beoogde gebruik, aan een vergelijkbare prestatienorm voldoet als een nieuw geproduceerde stof, in regeneratie-installaties met een vergunning die over de passende apparatuur en procedures beschikken om de regeneratie van dergelijke stoffen mogelijk te maken en die het vereiste kwaliteitsniveau kunnen beoordelen en attesteren;

  14. “vernietiging”: het proces waarbij een gefluoreerd broeikasgas permanent en zo volledig mogelijk wordt omgezet of ontleed in één of meer stabiele stoffen die geen gefluoreerde broeikasgassen zijn;

  15. “buitengebruikstelling”: het permanent buiten werking of gebruik stellen van een product dat of apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat, met inbegrip van het definitieve stilleggen van een installatie;

  16. “reparatie”: het herstel van beschadigde of lekkende producten of apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben voor hun werking, en waarvan een onderdeel zulke gassen bevat dan wel daartoe ontworpen is;

  17. “installatie”: het proces van samenvoegen van twee of meer delen van apparatuur of circuits die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of daartoe ontworpen zijn, teneinde een systeem te monteren op de plaats waar het zal worden geëxploiteerd, waarbij gastransporterende geleiders van een systeem worden samengevoegd om een circuit te voltooien, ongeacht of het systeem na montage moet worden gevuld of niet;

  18. “onderhoud of service”: alle activiteiten, met uitsluiting van terugwinning overeenkomstig artikel 8 en controles op lekken overeenkomstig artikel 4 en artikel 10, lid 1, punt b), eerste alinea, waarbij de circuits of andere subdelen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of daartoe ontworpen zijn, worden geopend, gefluoreerde broeikasgassen aan het systeem worden toegevoegd, één of meer onderdelen van het circuit of de apparatuur worden verwijderd, twee of meer onderdelen van het circuit of de apparatuur opnieuw gemonteerd worden, alsook lekkages worden gerepareerd, of waarbij gefluoreerd broeikasgas wordt toegevoegd;

  19. “nieuw geproduceerde stof”: een stof die niet eerder is gebruikt;

  20. “stationair”: is gewoonlijk niet in beweging tijdens de werking; ook van toepassing op klimaatregelingsapparatuur voor gebouwen die van de ene kamer naar de andere kan worden verplaatst;

  21. “mobiel”: is gewoonlijk in beweging tijdens de werking;

  22. “ééncomponentschuim”: een schuimsamenstelling in één spuitbus in een vloeibare toestand die niet gereageerd heeft of gedeeltelijk gereageerd heeft, en die uitzet en verhardt wanneer zij de spuitbus verlaat;

  23. “koelwagen”: een motorvoertuig met een gewicht van meer dan 3,5 ton dat primair bestemd en gebouwd is om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust;

  24. “koelaanhangwagen”: een voertuig dat bestemd en gebouwd is om door een wegvoertuig of een trekker te worden gesleept, primair om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust;

  25. “licht koelvoertuig”: een motorvoertuig met een gewicht van niet meer dan 3,5 ton dat primair bestemd en gebouwd is om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust;

  26. “lekkagedetectiesysteem”: een gekalibreerd mechanisch, elektrisch of elektronisch toestel om lekkage van gefluoreerde broeikasgassen op te sporen dat, bij detectie, de exploitant waarschuwt;

  27. “onderneming”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een in deze verordening bedoelde activiteit uitoefent;

  28. “grondstof”: elk in bijlage I of II vermeld gefluoreerd broeikasgas die van chemische samenstelling verandert tijdens een proces waarbij de oorspronkelijke samenstelling ervan volledig wordt omgezet, en waarvan de emissies onbeduidend zijn;

  29. “commercieel gebruik”: gebruik voor het opslaan, uitstallen of de distributie van producten in de detailhandel en catering die te koop zijn voor eindgebruikers;

  30. “brandbeveiligingsapparatuur”: de apparatuur en de systemen die worden gebruikt bij brandbeveiligings- en brandblustoepassingen; dat omvat brandblussers;

  31. “organische rankinecyclus”: cyclus die condenseerbare stoffen bevat, waarbij warmte van een warmtebron wordt omgezet in kracht om elektrische of mechanische energie op te wekken;

  32. “militaire apparatuur”: voor specifiek militaire doeleinden bedoelde wapens, munitie en materieel die nodig zijn voor de bescherming van de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten;

  33. “elektrische schakelinrichtingen”: schakeltoestellen en de combinatie van dergelijke toestellen, met de bijbehorende controle-, meet-, beschermings- en reguleringsapparatuur, en samenstellingen van dergelijke toestellen en apparatuur met de bijbehorende koppelingen, accessoires, behuizingen en ondersteunende structuren, die bedoeld zijn voor gebruik in verband met het opwekken, het overbrengen, de distributie en omzetting van elektrische energie;

  34. “koelsysteem met centraal opgestelde compressoren”: systeem met twee of meer parallel werkende compressoren, die op een of meer gemeenschappelijke condensors en op een aantal koeltoestellen zoals vriestoonkasten, vrieskasten en diepvriezers, of gekoelde opslagruimten, zijn aangesloten;

  35. “primair koelmiddelcircuit van cascadesystemen”: het primair circuit van een indirect middentemperatuursysteem waarbij een combinatie van twee of meer afzonderlijke koelmiddelcircuits in serie verbonden zijn zodat het bovenste systeem de condensorwarmte van het onderste systeem absorbeert;

  36. “gebruik”: met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen, het gebruikmaken van die stoffen bij de productie, het onderhoud of de service, inclusief de navulling, van producten en apparatuur, of bij andere in deze verordening bedoelde activiteiten en processen;

  37. “vestiging binnen de Unie”: met betrekking tot een natuurlijke persoon, dat die persoon zijn of haar gewone verblijfplaats in de Unie heeft, en met betrekking tot een rechtspersoon, dat die in de Unie een vaste inrichting heeft zoals bedoeld in artikel 5, punt 32), van Verordening (EU) nr. 952/2013;

  38. “autonoom opererend”: een volledig in de fabriek gemaakt systeem dat in een passend geraamte of in een passende behuizing zit, in één geheel of in twee of meer delen wordt gefabriceerd en vervoerd, mogelijk afsluitkleppen bevat en waaraan ter plekke geen onderdelen die gas bevatten worden aangesloten;

  39. “splitsysteem”: een systeem dat is opgebouwd uit een aantal eenheden van koelmiddelleidingen die een afzonderlijk maar onderling verbonden eenheid vormen, waarbij onderdelen van het koelcircuit op de plaats van gebruik moeten worden geïnstalleerd en aangesloten;

  40. “klimaatregeling”: het proces waarbij lucht wordt behandeld om aan de eisen van een ruimte te voldoen door middel van de regeling van luchttemperatuur, -vochtigheid, -reinheid of -verdeling;

  41. “warmtepomp”: apparatuur die omgevingswarmte en/of restwarmte uit lucht-, water- of bodembronnen gebruikt om warmte of koelte te produceren, op basis van een of meerdere onderling verbonden onderdelen die een gesloten koelcircuit vormen waar een koelmiddel doorheen stroomt om warmte te onttrekken en vrij te geven;

  42. “veiligheidseisen”: voorschriften inzake de veiligheid van het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen en natuurlijke koelmiddelen of producten en apparatuur die die stoffen bevatten of nodig hebben, waarbij het gebruik van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen of alternatieven daarvoor wordt verboden, onder meer wanneer een product dat of apparatuur die die stoffen bevat zich op een specifieke plaats van beoogd gebruik bevindt vanwege locatie- en toepassingsspecifieke kenmerken die zijn vastgesteld in:

    1. het recht van de Unie of het nationale recht, of

    2. een niet-juridisch bindende handeling met technische documentatie of normen die moeten worden toegepast om de veiligheid op de specifieke locatie te waarborgen, op voorwaarde dat die in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unie- of nationale recht;

  43. “koeling”: het proces waarbij de temperatuur van een product, stof, systeem of ander voorwerp wordt gehandhaafd of verlaagd;

  44. “chiller”: een afzonderlijk systeem met als voornaamste functie het koelen van een warmtegeleidende vloeistof (zoals water, glycol, pekel of CO2) voor koelings-, proces-, bewaar- of comfortdoeleinden;

  45. “schuimpaneel”: een structuur bestaande uit lagen die een schuim en een aan één of beide zijden gehecht onbuigzaam materiaal, zoals hout of metaal, bevat;

  46. “gelamineerde plaat”: een schuimplaat die is bedekt met een dunne laag van een buigzaam materiaal, zoals kunststof.

HOOFDSTUK II Insluiting

Artikel 4 Preventie van emissies

Artikel 5 Lekcontroles

Artikel 6 Lekkagedetectiesystemen

Artikel 7 Bewaren van gegevens

Artikel 8 Terugwinning en vernietiging

Artikel 9 Regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Artikel 10 Certificering en opleiding

HOOFDSTUK III Beperkingen en regulering van het gebruik

Artikel 11 Beperkingen op het in de handel brengen en de verkoop

Artikel 12 Etikettering en product- en apparatuurinformatie

Artikel 13 Regulering van het gebruik

HOOFDSTUK IV Productierechten en vermindering van de in handel gebrachte hoeveelheid fluorkoolwaterstoffen

Artikel 14 Productie van fluorkoolwaterstoffen

Artikel 15 Overdracht van en toestemming voor productierechten met het oog op industriële rationalisering

Artikel 16 Vermindering van de in de handel gebrachte hoeveelheid fluorkoolwaterstoffen

Artikel 17 Vaststelling van referentiewaarden en quotumtoewijzingen voor het in de handel brengen van fluorkoolwaterstoffen

Artikel 18 Voorwaarden voor registratie en ontvangst van quota

Artikel 19 Met fluorkoolwaterstoffen voorgevulde producten of apparatuur

Artikel 20 Het F-gasportaal

Artikel 21 Overdracht van quota en toestemming om quota te gebruiken voor het in de handel brengen van fluorkoolwaterstoffen in ingevoerde apparatuur

HOOFDSTUK V Handel

Artikel 22 In- en uitvoer

Artikel 23 Handelscontroles

Artikel 24 Maatregelen voor het monitoren van de illegale handel

Artikel 25 Handel met staten of regionale organisaties voor economische integratie die geen partij zijn bij het protocol

HOOFDSTUK VI Rapportage en verzameling van emissiegegevens

Artikel 26 Rapportage door de ondernemingen

Artikel 27 Verzameling van emissiegegevens

HOOFDSTUK VII Handhaving

Artikel 28 Samenwerking en uitwisseling van informatie

Artikel 29 Verplichting om controles te verrichten

Artikel 30 Melding van inbreuken en bescherming van personen die inbreuken melden

HOOFDSTUK VIII Sancties, overlegforum, comitéprocedure en uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 31 Sancties

Artikel 32 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 33 Overlegforum

Artikel 34 Comitéprocedure

HOOFDSTUK IX Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35 Evaluatie

Artikel 36 Wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937

Artikel 37 Intrekking en overgangsbepalingen

Artikel 38 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE IGEFLUOREERDE BROEIKASGASSEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, PUNT A)(1) — FLUORKOOLWATERSTOFFEN, PERFLUORKOOLWATERSTOFFEN EN ANDERE GEFLUOREERDE VERBINDINGEN

BIJLAGE IIGefluoreerde broeikasgassen zoals bedoeld in artikel 2, punt A)(1) — onverzadigde (Chloor) fluorkoolstoffen, gefluoreerde stoffen die worden gebruikt als inhalatie-anesthetica en andere gefluoreerde stoffen

BIJLAGE IIIGefluoreerde broeikasgassen zoals bedoeld in artikel 2, punt A)(1) — gefluoreerde ethers, ketonen en alcoholen en Andere gefluoreerde verbindingen

BIJLAGE IVIn artikel 11, lid 1, bedoelde verbodsbepalingen inzake het in de handel brengen

BIJLAGE VProductierechten voor het in de handel brengen van fluorkoolwaterstoffen

BIJLAGE VIMethode voor de berekening van het in artikel 3, lid 1, bedoelde GWP van een mengsel

BIJLAGE VIIMaximale hoeveelheden en berekening van referentiewaarden en quota voor het in de handel brengen van in artikel lid 17 bedoelde fluorkoolwaterstoffen

BIJLAGE VIIIToewijzingsmechanisme zoals bedoeld in artikel 17

BIJLAGE IXOp grond van artikel 26 te rapporteren gegevens

BIJLAGE XConcordantietabel