Verordening (EU) 2024/1103 van de Commissie van 18 april 2024 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp van toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke aanverwante regelaars, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2024/1103 van de Commissie van 18 april 2024 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp van toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke aanverwante regelaars, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten(1), en met name artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vaststellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume en een significant milieueffect waarvan het milieueffect zonder buitensporige kosten aanzienlijk kan worden verminderd.
Het voorstel voor een herziene energie-efficiëntierichtlijn(2) verplicht de lidstaten tot de verdere ontwikkeling van hun nationale energie- en klimaatplannen als bedoeld in artikel 4, lid 2, door het opnemen van maatregelen om het energieverbruik van de Unie tegen 2030 met ten minste 9 % te doen afnemen ten opzichte van het in 2020 vastgestelde referentiescenario. In dit verband zijn de regels inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering voor producten essentieel om de energie- en decarbonisatiedoelstellingen van de EU te bereiken.
Volgens het Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024(3) vormen toestellen voor lokale ruimteverwarming een van de productgroepen waarvoor de eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering volgens plan of naar verwachting voor eind 2025 worden geëvalueerd.
Met de maatregelen uit het Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 kan tegen 2030 jaarlijks naar schatting in totaal meer dan 170 TWh aan eindenergieverbruik worden bespaard. Dit komt overeen met een broeikasgasemissiereductie van ongeveer 24 miljoen ton per jaar tegen 2030. Toestellen voor lokale ruimteverwarming kunnen tegen 2030 mogelijk 11 TWh per jaar besparen.
In Verordening (EU) 2015/1188(4) heeft de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming vastgesteld. De Commissie heeft deze verordening overeenkomstig artikel 7 ervan geëvalueerd. Daarbij heeft zij de technische, economische en milieuaspecten van toestellen voor lokale ruimteverwarming alsook het gedrag van eindgebruikers in de praktijk geanalyseerd. De bevindingen van de evaluatie zijn openbaar gemaakt en voorgelegd aan het overlegforum dat is opgericht bij artikel 18 van Richtlijn 2009/125/EG.
Uit de evaluatie blijkt dat de maatregelen voor ecologisch ontwerp in Verordening (EU) 2015/1188 significant hebben bijgedragen aan de vermindering van energieverbruik en broeikasgasemissies. Zonder verdere regelgeving zal de energiebesparing echter na 2030 stagneren. De milieuaspecten van toestellen voor lokale ruimteverwarming die in de evaluatie voor de toepassing van Verordening (EU) 2015/1188 als significant zijn beschouwd, zijn het energieverbruik tijdens de gebruiksfase, de productie van afval aan het einde van de levensduur en de emissies in lucht en water in de productiefase (door de winning en verwerking van grondstoffen).
In 2020 verbruikten toestellen voor lokale ruimteverwarming jaarlijks 200 TWh aan energie, oftewel 1,7 % van het totale eindenergieverbruik in de Unie en 4 % van het totale eindenergieverbruik door huishoudens en diensten. Het geraamde energieverbruik van toestellen voor lokale ruimteverwarming in het basisscenario (“business as usual”) zal afnemen naar 140 TW/h per jaar in 2030. Indien de bestaande eisen inzake ecologisch ontwerp worden bijgewerkt, kan deze afname worden versterkt.
De Commissie heeft een beoordeling gemaakt van het effect van verschillende beleidsopties om het energieverbruik van toestellen voor lokale ruimteverwarming na 2025 te verminderen. Volgens de effectbeoordeling kunnen nieuwe maatregelen voor ecologisch ontwerp het energieverbruik en de broeikasgasemissies tegen 2030 terugdringen met respectievelijk 23 TWh en 1,8 Mt CO2 per jaar.
Daarom moet het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/1188 worden verduidelijkt en uitgebreid, zodat voor meerdere uitleg vatbare bepalingen worden geschrapt en bestaande lacunes in verband met producten die warmtecomfort bieden en daarom als toestellen voor lokale ruimteverwarming moeten worden beschouwd, worden gedicht. Gezien deze doelstelling moet beter worden gedefinieerd welke producten zijn uitgezonderd, zodat het risico van een verkeerde interpretatie afneemt. Daarnaast moet de verklaring van de fabrikant, importeur of bevoegd vertegenwoordiger betreffende het beoogde gebruik van een uitgezonderd product en het ontwerp zoals die in de technische documentatie staan vermeld, overeenkomen met de beschrijving en definitie van de uitgezonderde producttypen. Die verklaring en dat ontwerp mogen niet worden tegengesproken door aanprijzende boodschappen of andere informatie die de fabrikant, importeur of bevoegd vertegenwoordiger bij dat product verstrekt.
Het is passend om toestellen voor lokale ruimteverwarming zonder temperatuurregeling, waaronder zelfregelende verwarmingskabels en -matten, op te nemen in het toepassingsgebied van de verordening. Hierdoor wordt energie bespaard, en, zeer belangrijk, wordt de wettelijke lacune gedicht die toelaat dat toestellen voor lokale ruimteverwarming zonder of met apart verkochte regelaars in de handel kunnen worden gebracht om de toepassing van de eisen inzake ecologisch ontwerp te omzeilen.
Om de relevante typen in de handel gebrachte toestellen voor lokale ruimteverwarming te omvatten, moeten de eisen inzake ecologisch ontwerp gelden voor de volgende categorieën huishoudelijke toestellen voor lokale ruimteverwarming: toestellen voor lokale ruimteverwarming met open voorkant, toestellen voor lokale ruimteverwarming met open afvoer naar de schoorsteen, toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant en open verbranding, toestellen voor lokale ruimteverwarming met concentrisch rookkanaal, draagbare elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming, vaste elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming, elektrische opslagtoestellen voor lokale ruimteverwarming, elektrische vloerverwarmingstoestellen voor lokale ruimteverwarming, elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming, draagbare elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming, lichtgevende toestellen voor lokale ruimteverwarming, buistoestellen voor lokale ruimteverwarming, handdoekradiatoren en verwarmingstoestellen zonder rookkanaal.
Vaste toestellen voor lokale ruimteverwarming en elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming omvatten een breed assortiment producten van verschillende grootte en met een verschillende warmteafgifte. Aan producten die meer warmte afgeven en dus meer energie verbruiken binnen dezelfde productcategorie moeten strengere eisen inzake ecologisch ontwerp worden gesteld.
Elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming beschikken over verwarmingselementen die zeer heet worden en van buiten toegankelijk zijn, zodat zij per ongeluk in aanraking kunnen komen met ontvlambare artikelen. Daarom mogen elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming, die tussen verschillende ruimten kunnen worden verplaatst, uitsluitend met de hand worden bediend en mogen zij niet worden onderworpen aan energie-efficiëntieniveaus die vereisen dat er een automatische regelaar moet worden geplaatst die het product zonder menselijke tussenkomst kan inschakelen en ingeschakeld laten blijven.
Voor een grotere representativiteit en relevantie van de eisen inzake ecologisch ontwerp voor op de markt aangeboden toestellen voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden, moeten de eisen van deze verordening van toepassing zijn op lichtgevende toestellen voor lokale ruimteverwarming en buistoestellen voor lokale ruimteverwarming van 300 kW of minder.
Regelaars die gescheiden van toestellen voor lokale ruimteverwarming in de handel worden gebracht, moeten worden onderworpen aan de relevante eisen inzake ecologisch ontwerp om te voorkomen dat het potentieel van ecologisch ontwerp om het energieverbruik te verminderen wordt ondermijnd.
Handdoekradiatoren zijn niet alleen bedoeld om handdoeken te verwarmen of te drogen, maar kunnen ook de betreffende ruimte verwarmen en als toestellen voor lokale ruimteverwarming bijdragen aan het warmtecomfort. Voor een gelijk speelveld voor fabrikanten, ongeacht of zij hun producten als toestellen voor lokale ruimteverwarming in de handel brengen, moeten met het oog op een hogere energiebesparing voor al deze producten eisen inzake ecologisch ontwerp gelden.
Het voornaamste gebruik van een handdoekradiator hangt af van de hoeveelheid warmte die deze afgeeft. Handdoekradiatoren met een middelhoge tot hoge warmteafgifte dragen bij aan het warmtecomfort, zodat het verwarmen of drogen van handdoeken een secundaire gebruikstoepassing is. Indien de warmteafgifte ervan laag is, worden zij met name gebruikt voor het verwarmen of drogen van handdoeken en dragen zij maar weinig bij aan het warmtecomfort. De stringentheid van de eisen inzake ecologisch ontwerp moet daarom afhangen van het hoofdgebruik van het product zoals bepaald door de warmteafgifte.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/807 van de Commissie(5) stelt een primaire-energiefactor voor elektriciteit van 1,9 (omrekeningscoëfficiënt) vast, die moet worden toegepast wanneer energiebesparingen worden berekend als primaire energie, op basis van het eindenergieverbruik. Deze primaire-energiefactor moet worden toegepast bij de berekening van de seizoensgebonden energie-efficiëntie van de ruimteverwarming voor elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming.
Alle momenteel geïnstalleerde spaarstanden in toestellen voor lokale ruimteverwarming verbruiken meer energie. In de onderhavige verordening moeten specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp voor spaarstanden worden opgenomen, zoals een ruststand of een netwerkgebonden standby-stand, zowel voor toestellen voor lokale ruimteverwarming als voor afzonderlijke regelaars.
Het is passend dat de strengere eisen voor spaarstanden van toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke regelaars worden toegepast samen met die voor elektriciteitsverbruik in de uitstand volgens Verordening (EU) 2023/826 van de Commissie(6).
Maatregelen inzake ecologisch ontwerp moeten uitsluitend op het niveau van de Unie worden ingevoerd, omdat zij rechtstreeks van toepassing zijn op het product, waarvan de uniformiteit moet worden gewaarborgd om te voorkomen dat de interne markt voor dat product wordt ondergraven door uiteenlopende nationale regels.
Het Actieplan van de Commissie voor een circulaire economie(7) en het Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 onderstrepen het belang van ecologisch ontwerp voor de transitie naar een meer hulpbronnenefficiënte en circulaire economie. De onderhavige verordening moet daarom passende circulariteitsgerelateerde eisen bevatten die waarborgen dat producten daadwerkelijk worden gerepareerd dankzij de beschikbaarheid van reserveonderdelen, een maximale levertijd voor reserveonderdelen en vastlegging van de reparatie- en onderhoudsinformatie die aan professionele reparateurs en eindgebruikers moet worden verstrekt. Ook moeten toestellen voor lokale ruimteverwarming zodanig worden ontworpen dat materialen en onderdelen gemakkelijker kunnen worden teruggewonnen.
De overgangsperiode voor de invoering van de nieuwe eisen inzake ecologisch ontwerp moet zo lang zijn dat fabrikanten de toestellen voor lokale ruimteverwarming aan die eisen kunnen aanpassen. Bij het vaststellen van deze periode moet rekening worden gehouden met kosteneffecten voor fabrikanten, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), en moet tegelijk worden gewaarborgd dat de doelstellingen van deze verordening worden verwezenlijkt.
De wezenlijke ecologische ontwerpkenmerken van toestellen voor lokale ruimteverwarming moeten worden gemeten en berekend met gebruikmaking van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die, voor zover beschikbaar, voldoen aan de geharmoniseerde normen die op verzoek van de Commissie door Europese normalisatie-instellingen zijn vastgesteld overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad(8). Indien er geen geharmoniseerde normen zijn, moet aan de hand van de overgangsmethoden in bijlage IV worden geverifieerd of de toestellen voor lokale ruimteverwarming aan deze verordening voldoen. Wanneer er geharmoniseerde normen worden vastgesteld, moet bijlage IV bij deze verordening worden ingetrokken.
De energie-efficiëntie van toestellen voor lokale ruimteverwarming moet, wat het verlies aan warmteafgifte en de terugwinning van warmteafgifte betreft, door regelaars zodanig worden berekend dat deze representatief is voor het werkelijke fysische effect van een ingeschakeld toestel. Het verlies en de terugwinning van warmteafgifte moet daarom worden gebaseerd op factoren waarmee de eindenergie wordt vermenigvuldigd in plaats van op factoren die van de primaire energie worden afgetrokken.
Om de doeltreffendheid van de verordening en de bescherming van consumenten te waarborgen, mogen de prestaties van toestellen voor lokale ruimteverwarming niet worden gewijzigd in testomstandigheden om de opgegeven waarden inzake ecologisch ontwerp te verbeteren. Dit geldt voor, maar is niet beperkt tot, toestellen voor lokale ruimteverwarming die zijn ontworpen om te herkennen dat zij worden getest (door herkenning van de testomstandigheden of de testcyclus) en hun gedrag of eigenschappen als reactie daarop automatisch aanpassen, en voor toestellen die vooraf zijn ingesteld om hun gedrag of eigenschappen ten tijde van een test aan te passen. Evenmin mag worden voorgeschreven dat een toestel voor lokale ruimteverwarming ter voorbereiding op een test handmatig wordt gewijzigd zodat de gedragingen of eigenschappen ervan anders worden dan bij normaal gebruik. Om dezelfde redenen mogen software-updates van toestellen voor lokale ruimteverwarming de aangemelde kenmerken niet verslechteren.
Om ervoor te zorgen dat de toestellen effectief kunnen worden gerepareerd, moet voor professionele reparateurs en eindgebruikers een reeks reserveonderdelen beschikbaar zijn. Ook moeten reserveonderdelen redelijk zijn geprijsd, waardoor reparatie niet wordt ontmoedigd. Om voor transparantie te zorgen en de redelijke prijzen te stimuleren, moet de indicatieve prijs, exclusief belastingen, voor reserveonderdelen die krachtens deze verordening worden verstrekt op een vrij toegankelijke website beschikbaar zijn.
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG moet in deze verordening worden gespecificeerd welke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures gelden.
Ter ondersteuning van de controles op de naleving moeten de fabrikanten de in de technische documentatie genoemde informatie als bedoeld in de bijlagen IV en V bij Richtlijn 2009/125/EG verstrekken, voor zover die informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening.
Naast de in deze verordening vastgestelde juridisch bindende eisen, moeten indicatieve benchmarks voor de beste op de markt beschikbare technologieën worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat informatie over de milieuprestaties tijdens de levensduur van toestellen voor lokale ruimteverwarming breed beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk is.
Deze verordening moet worden geëvalueerd om na te gaan of de bepalingen ervan passend en doeltreffend zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het moment van de evaluatie moet zodanig worden gekozen dat alle bepalingen zijn uitgevoerd en een impact hebben op de markt.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen en in werking stellen van huishoudelijke toestellen voor lokale ruimteverwarming met een nominale warmteafgifte van maximaal 50 kW en van toestellen voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden met een nominale warmteafgifte door het product of door één buissegment daarvan van maximaal 300 kW. Tevens worden bij deze verordening eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor afzonderlijke aanverwante regelaars.
Deze verordening is niet van toepassing op:
toestellen voor lokale ruimteverwarming die voor de opwekking van warmte een door elektriciteit of brandstof aangedreven dampcompressiecyclus of sorptiecyclus gebruiken;
toestellen voor lokale ruimteverwarming die uitsluitend zijn ontworpen, getest, verhandeld en aangeduid voor gebruik buitenshuis;
toestellen voor lokale ruimteverwarming waarvan de directe warmteafgifte minder bedraagt dan 6 % van de gecombineerde directe en indirecte warmteafgifte bij nominale warmteafgifte;
luchtverwarmingsproducten;
saunakachels;
kooktoestellen.
Fabrikanten, importeurs of bevoegde vertegenwoordigers beschouwen een product niet als buiten het toepassingsgebied van deze Verordening krachtens artikel 2 vallend indien het ontwerp, de technische eigenschappen, het beoogde gebruik, de commerciële verklaringen of andere informatie die door de fabrikant, importeur of bevoegd vertegenwoordiger bij dat product worden verstrekt onvoldoende onderscheid maken met toestellen voor lokale ruimteverwarming die onder deze verordening vallen.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“toestel voor lokale ruimteverwarming”: een toestel dat met behulp van een of meer warmtegeneratoren elektriciteit van het elektriciteitsnet of gasvormige dan wel vloeibare brandstoffen rechtstreeks omzet in warmteafgifte, teneinde door rechtstreekse warmteoverdracht, mogelijk met warmteafgifte naar andere ruimten of met warmteafgifte aan een vloeistof, warmtecomfort voor de mens te bereiken en te handhaven binnen de gesloten ruimte waarin het product zich bevindt;
“huishoudelijk toestel voor lokale ruimteverwarming”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat geen toestel voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden is;
“nominale warmteafgifte” (Pnom): de door de fabrikant in kW opgegeven warmteafgifte van een toestel voor lokale ruimteverwarming, met inbegrip van zowel de directe warmteafgifte als de indirecte warmteafgifte (indien van toepassing), wanneer dit toestel werkt op de stand voor de maximale warmteafgifte die over een langere periode kan worden gehandhaafd;
“toestel voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden”: hetzij een lichtgevend toestel voor lokale ruimteverwarming, hetzij een buistoestel voor lokale ruimteverwarming;
“lichtgevend toestel voor lokale ruimteverwarming”: een met gas of vloeibare brandstof gestookt toestel voor lokale ruimteverwarming dat met een brander is uitgerust, dat boven hoofdhoogte moet worden geïnstalleerd en moet worden gericht naar de plaats van gebruik zodat de warmteafgifte van de brander, die voornamelijk bestaat uit infrarode straling, op directe wijze de te verwarmen personen verwarmt, waarbij de verbrandingsproducten worden uitgestoten in de ruimte waarin het toestel zich bevindt;
“buistoestel voor lokale ruimteverwarming”: een met gas of vloeibare brandstof gestookt toestel voor lokale ruimteverwarming dat met een brander is uitgerust, dat boven hoofdhoogte dicht bij de te verwarmen personen moet worden geïnstalleerd, dat de ruimte voornamelijk verwarmt via de infrarode straling, uitgezonden door een of meer buizen of strips die worden verwarmd door de interne doortocht van verbrandingsproducten, en waarvan de verbrandingsproducten worden afgevoerd via een rookkanaal;
“buissegment”: een onderdeel van een buistoestel voor lokale ruimteverwarming dat alle elementen omvat voor een autonome werking en dat derhalve onafhankelijk van de andere onderdelen van het buisverwarmingssysteem kan worden getest;
“warmteafgifte van het buissegment”: de warmteafgifte van het segment van het buisverwarmingssysteem dat samen met andere segmenten van het buisverwarmingssysteem onderdeel is van een configuratie van een buisverwarmingssysteem, uitgedrukt in kW;
“buisverwarmingssysteem”: een buistoestel voor lokale ruimteverwarming dat meer dan één buissegment bevat, waarvan de verbrandingsproducten van één buissegment kunnen worden toegeleid naar het volgende buissegment en waarvan de verbrandingsproducten van meervoudige buissegmenten worden geëvacueerd met behulp van één ventilator;
“directe warmteafgifte”: de warmteafgifte van het product via straling en convectie, als afgegeven door of vanuit het product aan de lucht, exclusief de warmteafgifte van het product aan een warmteoverdrachtsvloeistof, uitgedrukt in kW;
“indirecte warmteafgifte”: de warmteafgifte van het product aan een warmteoverdrachtsvloeistof via hetzelfde warmteopwekkingsproces dat zorgt voor de directe warmteafgifte van het product, uitgedrukt in kW;
“luchtverwarmingsproduct”: een luchtverwarmingsproduct als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2016/2281 van de Commissie(9);
“saunakachel”: een ruimteverwarmingsproduct dat ontworpen, getest, in de handel gebracht en volgens de verklaring uitsluitend te gebruiken is in droge of natte sauna’s of soortgelijke omgevingen;
“kooktoestel”: een toestel of deel daarvan met een of meer holle ruimten, waarmee op elektriciteit, gas of beide voedsel wordt bereid op conventionele of door een ventilator bijgestane wijze;
“toestel voor lokale ruimteverwarming dat gasvormige brandstof gebruikt”: een toestel voor lokale ruimteverwarming met behulp van een gasvormige brandstof;
“toestel voor lokale ruimteverwarming dat vloeibare brandstof gebruikt”: een toestel voor lokale ruimteverwarming met behulp van een vloeibare brandstof;
“equivalent model” een model dat in de handel wordt gebracht met dezelfde technische parameters, zoals opgegeven in tabel 1 tot en met 6 van bijlage II, als een ander door dezelfde fabrikant in de handel gebracht model;
“regelaar”: het apparaat waarmee een of meer regelfuncties worden uitgevoerd en dat de eindgebruiker gebruikt om de warmteafgifte te regelen van een toestel voor lokale ruimteverwarming onder deze verordening;
“regelfunctie”: een van de verschillende regelfuncties volgens tabel 10 en tabel 11 van bijlage III voor het regelen van een toestel voor lokale ruimteverwarming;
“afzonderlijke aanverwante regelaar”: een met toestellen voor lokale ruimteverwarming binnen het toepassingsgebied van deze verordening te gebruiken regelaar die afzonderlijk in de handel is gebracht;
“opgegeven waarden”: de door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger verstrekte waarden voor de opgegeven, berekende of gemeten technische parameters overeenkomstig artikel 4 voor de controle op de naleving door de autoriteiten van de lidstaat;
“typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een product wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde naam van de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger.
Artikel 3 Eisen inzake ecologisch ontwerp
De in artikel 1 bedoelde toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke aanverwante regelaars voldoen aan de eisen inzake ecologisch ontwerp zoals vermeld in bijlage II.
De naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten en berekend volgens de in bijlage III en bijlage IV beschreven methoden.
Artikel 4 Overeenstemmingsbeoordeling
De in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure bestaat in de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
Met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat de technische documentatie de opgegeven waarden van de in punt 6 van bijlage II bij deze verordening vermelde parameters en de details en resultaten van de berekeningen overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.
Indien de informatie in de technische documentatie voor een bepaald model op een van de volgende wijzen is verkregen, bevat de technische documentatie de details van de berekening, de beoordeling door de fabrikant om de nauwkeurigheid van de berekening te verifiëren en, in voorkomend geval, de verklaring van overeenkomstigheid tussen de modellen van verschillende fabrikanten:
op basis van een model met dezelfde technische kenmerken die relevant zijn voor de te verstrekken technische informatie, maar dat door een andere fabrikant wordt geproduceerd, of
door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van een ander model van dezelfde of een andere fabrikant, of beide.
De technische documentatie omvat een lijst van alle equivalente modellen, met inbegrip van de typeaanduiding.