Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1362 van de Commissie van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de vervanging van de bijlage

Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1362 van de Commissie van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de vervanging van de bijlage

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen(1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EU) 2019/287 stelt bepalingen vast voor de uitvoering van bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen. De bepalingen van Verordening (EU) 2019/287 doen geen afbreuk aan specifieke bepalingen in die handelsovereenkomsten, voor zover die bepalingen niet in overeenstemming zijn met die verordening. Deze specifieke bepalingen in bepaalde handelsovereenkomsten zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EU) 2019/287.

  2. De Europese Unie en Nieuw-Zeeland hebben een vrijhandelsovereenkomst(2) gesloten met een aantal bepalingen inzake bilaterale waarborgen die niet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2019/287. Daarom moeten in de bijlage bij die verordening verwijzingen naar die bepalingen worden opgenomen.

  3. Een nader onderzoek van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore(3), de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam(4) en de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap(5) heeft geleid tot de conclusie dat, om de rechtszekerheid te waarborgen en de transparantie te vergroten, ook aanvullende bepalingen in die overeenkomsten aan de bijlage bij Verordening (EU) 2019/287 moeten worden toegevoegd. Bovendien heeft een nader onderzoek van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore en de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam geleid tot de conclusie dat sommige bepalingen in die overeenkomsten betreffende overgangsperioden uit de bijlage bij Verordening (EU) 2019/287 moeten worden geschrapt, aangezien die bepalingen in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2019/287.

  4. De bijlage bij Verordening (EU) 2019/287 moet ook worden gewijzigd door toevoeging van de data van inwerkingtreding van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore en de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap, aangezien die data ten tijde van de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2019/287 nog niet bekend waren.

  5. Gezien deze wijzigingen en met het oog op transparantie en leesbaarheid moet de bijlage bij Verordening (EU) 2019/287 worden vervangen.

  6. Overeenkomstig artikel 27.2 van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland moet die overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen schriftelijke kennisgevingen uitwisselen waaruit blijkt dat zij volledig hebben voldaan aan hun respectieve toepasselijke wettelijke vereisten en procedures die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding van die overeenkomst. Aangezien de inwerkingtreding van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland niet vóór 1 juni 2024 wordt verwacht, is het passend de toepassing van deze verordening uit te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) 2019/287 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2024.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula von der Leyen

BIJLAGESPECIFIEKE BEPALINGEN DIE IN DE OVEREENKOMSTEN ZIJN OPGENOMEN EN DIE DOOR DEZE VERORDENING WORDEN UITGEVOERD

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore

Toepassingsdatum

21.11.2019

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk Drie Handelsmaatregelen, afdeling C Bilaterale vrijwaringsclausule

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 3.11 lid 3

De in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen) bedoelde vaststelling wordt slechts gedaan indien uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer uit de andere partij en de ernstige schade of dreiging daarvan. In dit verband wordt naar behoren rekening gehouden met andere factoren, met inbegrip van de invoer van het zelfde product uit andere landen.”.

Artikel 3.11 lid 4

Elk van beide partijen waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten dit onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.”.

Artikel 3.11, lid 5, punt c)

De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel als bedoeld in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen), lid 1, slechts toepassen met inachtneming van de volgende beperkingen:

[…]

  1. na afloop van de overgangsperiode mag de maatregel enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.”.

Artikel 3.11 lid 6

Een maatregel wordt tijdens de overgangsperiode niet opnieuw toegepast op de invoer van hetzelfde goed, tenzij na verloop van een periode die gelijk is aan de helft van de periode waarin de vrijwaringsmaatregel eerder werd toegepast. In dat geval is artikel 3.13 (Compensatie), lid 3, niet van toepassing.”.

Artikel 3.11 lid 7

Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.”.

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam

Toepassingsdatum

1.8.2020

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk 3 Handelsmaatregelen, afdeling C Bilaterale vrijwaringsclausule

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 3.11 lid 4

Uit het onderzoek moet op basis van objectief bewijsmateriaal tevens blijken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer en de ernstige schade of de dreiging daarvan. Bij het onderzoek wordt behalve met de toename van de invoer ook rekening gehouden met andere factoren die eveneens tegelijkertijd schade kunnen veroorzaken.”.

Artikel 3.11 lid 5

Elke partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten het in lid 1 bedoelde onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.”.

Artikel 3.11, lid 6, punt c)

Voor de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel door een partij gelden de volgende beperkingen:

[…]

  1. de maatregel mag na afloop van de overgangsperiode enkel met toestemming van de andere partij worden toegepast.”.

Artikel 3.11 lid 7

Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan twee jaar bedraagt, liberaliseert de partij die de maatregel toepast die geleidelijk op gezette tijden tijdens de toepassingsduur ervan.”.

Artikel 3.11 lid 8

Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A (Verlaging of afschaffing van douanerechten) bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.”.

Artikel 3.14

Met het oog op een zo efficiënt mogelijke toepassing van de regels inzake handelsmaatregelen als bedoeld in dit hoofdstuk maken de onderzoekende autoriteiten van de partijen voor het uitwisselen van mededelingen en documenten tussen de partijen in het kader van onderzoeken naar handelsmaatregelen gebruik van het Engels.”.

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap

Toepassingsdatum

1.2.2019

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk 5 Handelsbeschermende maatregelen, afdeling A Algemene bepalingen en afdeling B Bilaterale vrijwaringsmaatregelen, en artikel 18 Vrijwaring van bijlage 2-C Motorvoertuigen en onderdelen

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 5.1, punt d)

  1. “overgangsperiode”: wat een bepaald goed van oorsprong betreft, de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot tien jaar na de datum waarop de tariefverlaging of -afschaffing voor dat goed is voltooid overeenkomstig bijlage 2-A.”.

Artikel 5.2, lid 2, punt b), ii)

  1. het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”.

Artikel 5.3, lid 2

Bilaterale vrijwaringsmaatregelen mogen uitsluitend tijdens de overgangsperiode worden toegepast.”.

Artikel 5.3, lid 3

Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een bilaterale vrijwaringsmaatregel meer dan één jaar bedraagt, wordt de bilaterale vrijwaringsmaatregel door de partij die de maatregel handhaaft op gezette tijden tijdens de uitvoeringsperiode geleidelijk geliberaliseerd.”

Artikel 5.3, lid 4

Op de invoer van een bepaald goed van oorsprong dat reeds voorwerp van een bilaterale vrijwaringsmaatregel was wordt gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van de vorige bilaterale vrijwaringsmaatregel of gedurende één jaar, indien dit langer is, geen bilaterale vrijwaringsmaatregel toegepast.”.

Artikel 5.3, lid 5

Bij de beëindiging van een bilaterale vrijwaringsmaatregel is het douanerecht voor het goed van oorsprong waarvoor de maatregel geldt, het recht dat zonder de bilaterale vrijwaringsmaatregel van toepassing zou zijn geweest.”.

Artikel 5.4, lid 2

Het onderzoek wordt in alle gevallen voltooid binnen één jaar na de datum van opening ervan.”.

Artikel 5.4, lid 4

Er wordt pas vastgesteld dat de toename van de invoer van een goed van oorsprong ernstige schade heeft veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor een interne bedrijfstak, als uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het goed van oorsprong en de ernstige schade of dreiging van ernstige schade voor de interne bedrijfstak. Bij deze vaststelling worden andere factoren dan de toename van de invoer van het goed van oorsprong die op hetzelfde ogenblik ook schade veroorzaken voor de interne bedrijfstak, in aanmerking worden genomen.”.

Artikel 5.8

De kennisgevingen als bedoeld in artikel 5.5, lid 1, en artikel 5.7, lid 2, alsmede alle overige mededelingen tussen de partijen in het kader van deze afdeling worden opgesteld in het Engels.”

Artikel 18 (Vrijwaring) van bijlage 2-C Motorvoertuigen en onderdelen

Elke partij behoudt zich het recht voor om binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst gelijkwaardige concessies of andere gelijkwaardige verplichtingen te schorsen wanneer de andere partij (*): a) een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement niet toepast of de toepassing daarvan beëindigt; of b) andere regelgeving invoert of wijzigt waardoor de voordelen van de toepassing van een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement ongedaan gemaakt of beperkt worden.

Schorsingen op grond van lid 1 blijven slechts van kracht totdat een besluit is genomen overeenkomstig de in artikel 19 van deze bijlage beschreven versnelde procedure voor de beslechting van geschillen of totdat een eerdere oplossing is gevonden die voor elke partij aanvaardbaar is, ook als die via het in artikel 19, punt b), van deze bijlage bedoelde overleg wordt gevonden.”.

-------

Het niveau van de schorsing van concessies of andere verplichtingen mag niet hoger zijn dan het niveau van de waarde van de bilaterale handel tussen de partijen in de producten die onder het in lid 1, punt a) of b), bedoelde VN-reglement vallen.

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland

Toepassingsdatum

1.6.2024

Bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen

Hoofdstuk 5 Handelsbeschermende maatregelen, afdeling D Bilaterale vrijwaringsmaatregelen

In de overeenkomst opgenomen bepalingen

Artikel 5.7, punten c), e) en g)

  1. “ernstige verslechtering”: grote moeilijkheden in een economische sector die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende goederen vervaardigt;

    […]

  2. “dreigende ernstige verslechtering”: een duidelijk risico op ernstige verslechtering in de nabije toekomst, gebaseerd op feiten en niet louter op beweringen, vermoedens of vage mogelijkheden;

    […]

  3. “overgangsperiode”: een periode van zeven jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”.

Artikel 5.8, lid 2, punt b), ii)

  1. het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”.

Artikel 5.9, lid 1, punten a) en c)

Er mag geen bilaterale vrijwaringsmaatregel worden toegepast:

  1. behalve voor zover en zo lang hij noodzakelijk is om ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering of een dreigende ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden te voorkomen of te verhelpen;

    […]

  2. na afloop van de overgangsperiode.”

Artikel 5.9, lid 2, punt a)

De in lid 1, punt b), bedoelde periode kan met één jaar worden verlengd op voorwaarde dat:

  1. de bevoegde onderzoekende autoriteiten van de Partij van invoer overeenkomstig de in onderafdeling 1 (Procedurevoorschriften voor bilaterale vrijwaringsmaatregelen) gespecificeerde procedures vaststellen dat de bilaterale vrijwaringsmaatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering of een dreigende ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden te voorkomen of te verhelpen,”.

Artikel 5.9, lid 3

Wanneer een Partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig bijlage 2-A (Lijsten inzake tariefafschaffing) voor het betrokken goed van kracht zou zijn geweest.”.

Artikel 5.9, lid 4

Op de invoer van een goed van een Partij dat reeds voorwerp van een bilaterale vrijwaringsmaatregel was, wordt gedurende een periode die gelijk is aan de helft van de duur van de vorige bilaterale vrijwaringsmaatregel geen bilaterale vrijwaringsmaatregel toegepast.”.

Artikel 5.9, lid 5

Een Partij past niet tegelijkertijd op hetzelfde goed:

  1. een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel, een bilaterale vrijwaringsmaatregel of een vrijwaringsmaatregel voor ultraperifere gebieden op grond van deze overeenkomst, en

  2. een vrijwaringsmaatregel op grond van artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toe.”.

Artikel 5.10, lid 1

In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een Partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere Partij wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden meebrengt of dreigt mee te brengen.”.

Artikel 5.10, lid 3

Het als gevolg van de voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel ingestelde douanerecht wordt onverwijld terugbetaald indien bij het daaropvolgende onderzoek als bedoeld in onderafdeling 1 (Procedurevoorschriften voor bilaterale vrijwaringsmaatregelen) niet wordt vastgesteld dat de toename van de invoer van het goed dat voorwerp van de voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel is, ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak dan wel een ernstige verslechtering van de economische situatie van het ultraperifere gebied of de ultraperifere gebieden meebrengt of dreigt mee te brengent.”.

Artikel 5.11

Ultraperifere gebieden

Wanneer een product van oorsprong uit Nieuw-Zeeland rechtstreeks op het grondgebied van een of meer ultraperifere gebieden van de Unie (*) wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden dat hierdoor de economische situatie van het betrokken ultraperifere gebied of de betrokken ultraperifere gebieden ernstig verslechtert of dreigt te verslechteren, kan de Unie, na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, bij wijze van uitzondering bilaterale vrijwaringsmaatregelen toepassen die beperkt zijn tot het grondgebied van het betrokken ultraperifere gebied of de betrokken ultraperifere gebieden.

Voor de toepassing van lid 1 wordt bij de vaststelling of er sprake is van ernstige verslechtering uitgegaan van objectieve factoren, waaronder:

  1. de toename van het volume van de invoer, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte van de interne productie en de invoer uit andere bronnen, en

  2. het effect van die invoer op de situatie van de desbetreffende bedrijfstak of de betrokken economische sector, met inbegrip van het effect op de verkoop, de productie, de financiële situatie en de werkgelegenheid.

Onverminderd lid 1 is deze afdeling van overeenkomstige toepassing op alle uit hoofde van dit artikel vastgestelde vrijwaringsmaatregelen.”.

-------

Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn de ultraperifere gebieden van de Unie Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Réunion, Mayotte, Saint-Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Dit artikel is eveneens van toepassing op een land of een overzees gebied waarvan de status overeenkomstig de procedure van artikel 355, lid 6, VWEU bij besluit van de Europese Raad vanaf de datum van vaststelling van dat besluit wordt gewijzigd in die van ultraperifeer gebied. Indien de status van een ultraperifeer gebied van de Unie als zodanig overeenkomstig dezelfde procedure wordt gewijzigd, is artikel 5.11 (ultraperifere gebieden) vanaf de datum van inwerkintreding van het desbetreffende besluit van de Europese Raad niet langer van toepassing. De Unie stelt Nieuw-Zeeland in kennis van elke wijziging betreffende de status van de gebieden die als ultraperifere gebieden van de Unie worden beschouwd.

Artikel 5.14, lid 3

Om een bilaterale vrijwaringsmaatregel te kunnen toepassen, moet de bevoegde onderzoekende autoriteit middels objectief bewijs aantonen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het betrokken product en de ernstige schade of de dreigende ernstige schade of dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer van het betrokken product en de ernstige verslechtering of de dreigende ernstige verslechtering. De bevoegde onderzoekende autoriteit onderzoekt ook andere bekende factoren dan de toename van de invoer om te voorkomen dat de door dergelijke andere factoren veroorzaakte schade aan de toename van de invoer wordt toegeschreven.”.

Artikel 5.14, lid 3

Het onderzoek wordt in alle gevallen voltooid binnen één jaar na de datum van opening ervan.”.