Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1504 van de Commissie van 22 februari 2024 tot aanvulling van Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de procedureregels voor de uitoefening door de Europese Bankautoriteit van de bevoegdheid om geldboeten of dwangsommen op te leggen aan uitgevers van significante activagerelateerde tokens en uitgevers van significante e-moneytokens (Voor de EER relevante tekst)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1504 van de Commissie van 22 februari 2024 tot aanvulling van Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de procedureregels voor de uitoefening door de Europese Bankautoriteit van de bevoegdheid om geldboeten of dwangsommen op te leggen aan uitgevers van significante activagerelateerde tokens en uitgevers van significante e-moneytokens (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937(1), en met name artikel 134, lid 10,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Om de persoon die voorwerp is van onderzoek naar een mogelijke inbreuk als bedoeld in bijlage V of VI bij Verordening (EU) 2023/1114, in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, moet die persoon het recht hebben om binnen een redelijke termijn van ten minste vier weken schriftelijke opmerkingen te maken over de mededeling van bevindingen van het onderzoek voordat de onderzoeksfunctionaris zijn bevindingen aan de EBA doet toekomen. De persoon die voorwerp is van onderzoek, moet zich kunnen laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze. De onderzoeksfunctionaris moet nagaan of de mededeling van bevindingen naar aanleiding van de opmerkingen van de persoon die voorwerp is van onderzoek, moet worden aangepast voordat hij deze bij de EBA indient.

  2. De EBA moet het door de onderzoeksfunctionaris ingediende dossier op volledigheid controleren aan de hand van een lijst met documenten. Om ervoor te zorgen dat de persoon die voorwerp is van onderzoek, zijn verweer naar behoren kan voorbereiden, moet de EBA hem in de gelegenheid stellen verdere schriftelijke opmerkingen te maken voordat zij een definitief besluit over geldboeten of toezichtmaatregelen vaststelt.

  3. Om ervoor te zorgen dat een persoon die voorwerp is van onderzoek, medewerking verleent, moet de EBA bepaalde dwangmaatregelen kunnen nemen. Wanneer de EBA een besluit heeft genomen waarbij een persoon die voorwerp is van onderzoek, ertoe wordt verplicht een inbreuk te beëindigen, of wanneer zij deze heeft verzocht volledige informatie te verstrekken of volledige bescheiden, gegevens of ander materiaal in te dienen, of een besluit heeft genomen om een inspectie ter plaatse te verrichten, mag zij dwangsommen opleggen om die persoon te dwingen aan het genomen besluit gevolg te geven. Voordat zij dwangsommen oplegt, moet de EBA de persoon die voorwerp is van onderzoek, in de gelegenheid stellen schriftelijke stukken in te dienen.

  4. Aangezien de onderzoeksfunctionaris zijn werkzaamheden onafhankelijk verricht, mag de EBA niet gebonden zijn aan het dossier dat de onderzoeksfunctionaris heeft voorbereid. Om er echter voor te zorgen dat de persoon die voorwerp is van onderzoek, zijn verweer naar behoren kan voorbereiden, moet deze, wanneer de EBA het oneens is, dan wel het eens is, met alle of een deel van de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, hiervan in kennis worden gesteld en de gelegenheid krijgen te reageren.

  5. Wanneer de EBA een voorlopig besluit vaststelt overeenkomstig artikel 135, lid 2, van Verordening (EU) 2023/1114, moet zij de persoon die voorwerp is van onderzoek, in de gelegenheid stellen te worden gehoord zo snel als mogelijk na de vaststelling van het voorlopige besluit en voordat een bevestigend besluit wordt vastgesteld. De procedure moet niettemin de persoon die voorwerp is van onderzoek, het recht verlenen vooraf te worden gehoord wanneer het onderzoek door een onderzoeksfunctionaris wordt gevoerd.

  6. De bevoegdheid van de EBA om een dwangsom op te leggen, moet worden uitgeoefend met inachtneming van het recht van verdediging en mag niet langer worden gehandhaafd dan nodig is. Wanneer de EBA besluit een dwangsom op te leggen, moet de betrokken persoon dus in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord en mogen dwangsommen niet langer verschuldigd zijn vanaf het tijdstip dat de betrokken persoon het besluit in acht neemt dat de EBA tot die persoon heeft gericht.

  7. De door de EBA en de onderzoeksfunctionaris opgestelde dossiers bevatten informatie die voor de betrokken persoon onontbeerlijk is om gerechtelijke of bestuurlijke procedures voor te bereiden. Nadat een persoon die voorwerp is van onderzoek, de kennisgeving van de mededeling van bevindingen heeft ontvangen van de onderzoeksfunctionaris of van de EBA, moet deze dus recht op toegang tot het dossier krijgen, met inachtneming van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgevoelige informatie. Het gebruik van documenten uit het dossier mag alleen worden toegestaan voor gerechtelijke of bestuurlijke procedures in verband met inbreuken op Verordening (EU) 2023/1114.

  8. Voor zowel de bevoegdheid om geldboeten en dwangsommen op te leggen als de bevoegdheid tot executie van geldboeten en dwangsommen, moet een verjaringstermijn gelden. Om de consistentie te verzekeren, moet bij de verjaringstermijnen voor het opleggen en de executie van geldboeten en dwangsommen rekening worden gehouden met bestaande Uniewetgeving die van toepassing is op de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties aan ondertoezichtstaande entiteiten en de ervaring van de EBA met het toepassen van die wetgeving.

  9. Om de geïnde geldboeten en dwangsommen veilig te bewaren, moet de EBA deze deponeren op rentedragende rekeningen die uitsluitend worden geopend ten behoeve van één geldboete of op dwangsommen die zijn bedoeld om één inbreuk te beëindigen. Uit oogpunt van een prudent begrotingsbeleid mag de EBA de bedragen pas aan de Commissie overmaken nadat de besluiten definitief zijn geworden doordat het recht om beroep in te stellen is uitgeput of de termijn daarvoor is verstreken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Procedureregels bij inbreukprocedures voor de onderzoeksfunctionaris

1.

Na afronding van een onderzoek naar mogelijke inbreuken als bedoeld in bijlage V of VI bij Verordening (EU) 2023/1114 en vóór de indiening van het dossier bij de Europese Bankautoriteit (“EBA”) overeenkomstig artikel 134, lid 2, van die verordening, stelt de onderzoeksfunctionaris de persoon die voorwerp is van onderzoek, schriftelijk in kennis van zijn bevindingen en stelt hij die persoon in de gelegenheid schriftelijk opmerkingen te maken overeenkomstig artikel 134, lid 5, van die verordening.

2.

De mededeling van bevindingen vermeldt de feiten die een of meer inbreuken als bedoeld in bijlage V of VI bij Verordening (EU) 2023/1114 kunnen vormen, alsmede een beoordeling van de aard en de ernst van die inbreuken, rekening houdende met de criteria van artikel 130, lid 3, van die verordening.

3.

De mededeling van bevindingen stelt een redelijke termijn vast waarbinnen de persoon die voorwerp is van onderzoek, schriftelijke opmerkingen kan maken. In onderzoeken niet zijnde die bedoeld in artikel 4 bedraagt deze termijn ten minste vier weken. De onderzoeksfunctionaris hoeft geen rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van die termijn zijn ingekomen.

4.

In zijn schriftelijke opmerkingen kan de persoon die voorwerp is van onderzoek, alle feiten aanvoeren waarvan hij kennis heeft en die dienstig kunnen zijn voor zijn verweer, en hij legt, voor zover mogelijk, documenten tot staving van de aangevoerde feiten over. De persoon die voorwerp is van onderzoek, kan voorstellen dat de onderzoeksfunctionaris andere personen hoort die de feiten kunnen bevestigen die worden aangevoerd in de stukken van de persoon die voorwerp is van onderzoek. De persoon die voorwerp is van onderzoek, kan zich bij de voorbereiding van schriftelijke stukken laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze.

5.

De onderzoeksfunctionaris kan een persoon die voorwerp is van onderzoek en tot wie een mededeling van bevindingen is gericht, uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, kunnen zich laten bijstaan door een raadsman van hun keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

Artikel 2 Procedureregels bij inbreukprocedures voor de EBA wat betreft geldboeten en toezichtmaatregelen

1.

Het volledige, door de onderzoeksfunctionaris aan de EBA voor te leggen dossier bevat de volgende documenten:

  1. de mededeling van bevindingen, en een kopie daarvan, die gericht is tot de persoon die voorwerp is van onderzoek, alsmede mededelingen van bevindingen die zijn gewijzigd als gevolg van de opmerkingen gemaakt door de persoon die voorwerp is van onderzoek;

  2. een kopie van de schriftelijke opmerkingen van de persoon die voorwerp is van onderzoek;

  3. de notulen van een hoorzitting (in voorkomend geval).

2.

Wanneer het dossier onvolledig is, richt de EBA een met redenen omkleed verzoek om aanvullende documenten tot de onderzoeksfunctionaris.

3.

Wanneer de EBA van oordeel is dat de in de mededeling van bevindingen van de onderzoeksfunctionaris beschreven feiten geen inbreuk vormen als bedoeld in bijlage V of VI bij Verordening (EU) 2023/1114, beslist zij het onderzoek te sluiten en stelt zij de persoon die voorwerp is van onderzoek, van dat besluit in kennis.

4.

Wanneer de EBA geheel of gedeeltelijk instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, stelt zij de persoon die voorwerp is van onderzoek, daarvan in kennis. Die mededeling stelt een termijn van ten minste twee weken vast ingeval de EBA instemt met alle bevindingen, en van ten minste vier weken ingeval de EBA niet instemt met alle bevindingen, binnen welke termijn de persoon die voorwerp is van onderzoek, schriftelijke opmerkingen kan maken. De EBA hoeft met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van de termijn zijn ingekomen, geen rekening te houden om een besluit vast te stellen over het bestaan van een inbreuk en over toezichtmaatregelen en het opleggen van een geldboete in overeenstemming met de artikelen 130 en 131 van Verordening (EU) 2023/1114.

5.

De EBA kan de persoon die voorwerp is van onderzoek en tot wie een mededeling van bevindingen is gericht, uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De persoon die voorwerp is van onderzoek, kan zich laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

6.

Indien de EBA besluit dat een persoon die voorwerp is van onderzoek, één of meer van de inbreuken als bedoeld in bijlage V of VI bij Verordening (EU) 2023/1114 heeft gemaakt, en zij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 131 van die verordening heeft vastgesteld, stelt zij de persoon die voorwerp is van onderzoek, onmiddellijk van dat besluit in kennis.

Artikel 3 Procedureregels bij inbreukprocedures voor de EBA wat betreft dwangsommen

1.

Voordat de EBA overeenkomstig artikel 132 van Verordening (EU) 2023/1114 een besluit tot het opleggen van een dwangsom neemt, legt zij de persoon die voorwerp is van onderzoek, een mededeling van bevindingen voor met de redenen voor het opleggen van een dwangsom en de hoogte van het bedrag van de dwangsom per dag van niet-naleving.

Die mededeling van bevindingen stelt een termijn van ten minste vier weken vast waarbinnen de persoon die voorwerp is van onderzoek, schriftelijke opmerkingen kan maken. De EBA hoeft geen rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van die termijn voor een besluit over het opleggen van de dwangsom zijn ingekomen.

2.

De EBA kan de persoon die voorwerp is van onderzoek, uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De persoon die voorwerp is van onderzoek, kan zich laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

3.

Een besluit van de EBA tot oplegging van een dwangsom vermeldt de rechtsgrondslag en de redenen voor het besluit, het bedrag en de aanvangsdatum van de dwangsom.

4.

Zodra de persoon op wie het in artikel 132, lid 1, van Verordening (EU) 2023/1114 bedoelde betrokken besluit ziet, aan dat besluit voldoet, mag geen dwangsom meer worden opgelegd.

Artikel 4 Procedureregels voor voorlopige besluiten over toezichtmaatregelen

1.

Wanneer de EBA een voorlopig besluit als bedoeld in artikel 135, lid 2, van Verordening (EU) 2023/1114 vaststelt waarbij toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 130 van die verordening worden opgelegd, stelt zij de betrokken persoon onmiddellijk van dat voorlopige besluit in kennis.

De EBA stelt een termijn van ten minste vier weken vast waarbinnen de persoon op wie het voorlopige besluit ziet, schriftelijke opmerkingen over dat besluit kan maken. De EBA hoeft geen rekening te houden met schriftelijke stukken die na het verstrijken van die termijn zijn ingekomen.

Op verzoek biedt de EBA de persoon op wie het voorlopige besluit ziet, toegang tot het dossier. De documenten van het dossier waartoe toegang wordt verleend, worden alleen gebruikt voor gerechtelijke of bestuurlijke procedures met betrekking tot de toepassing van Verordening (EU) 2023/1114.

De EBA kan de persoon op wie het voorlopige besluit ziet, uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De personen op wie het voorlopige besluit ziet, kunnen zich laten bijstaan door een raadsman van hun keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

2.

De EBA neemt zo snel mogelijk na de vaststelling van het voorlopige besluit een definitief besluit.

Wanneer de EBA, na de persoon op wie het voorlopige besluit ziet te hebben gehoord, van oordeel is dat een inbreuk als bedoeld in bijlage V of VI bij Verordening (EU) 2023/1114 is gemaakt door de persoon op wie het voorlopige besluit ziet, stelt zij een bevestigend besluit vast waarbij een of meer van de in artikel 130 van Verordening (EU) 2023/1114 bedoelde toezichtmaatregelen worden opgelegd. De EBA stelt de persoon op wie het voorlopige besluit ziet, onmiddellijk van dat besluit in kennis.

3.

Indien de EBA een definitief besluit vaststelt dat het voorlopige besluit niet bevestigt, wordt het voorlopige besluit geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 5 Toegang tot het dossier en gebruik van documenten

Artikel 6 Verjaringstermijnen voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen

Artikel 7 Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties

Artikel 8 Inning van geldboeten en dwangsommen

Artikel 9 Inwerkingtreding