Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Bij Verordening (EU) 2024/257 van de Raad(1) worden voor 2024, 2025 en 2026 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Die vangstmogelijkheden, met inbegrip van bepaalde maatregelen die functioneel daarmee verbonden zijn, moeten worden gewijzigd op grond van de bekendmaking van wetenschappelijk advies en op grond van de uitkomst van het overleg met derde landen en van vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s).
In afwachting van de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES voor ansjovis in ICES-sector 9a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 is in Verordening (EU) 2024/257 de totale toegestane vangsten (TAC) voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de deelgebieden 9 en 10 van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea — ICES) en in de wateren van de Unie van sector 34.1.1 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Committee for Eastern Central Atlantic Fisheries — Cecaf) voor die periode voorlopig op nul vastgesteld. Om de visserij te kunnen voortzetten totdat de TAC voor dat bestand voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 is vastgesteld, moet een voorlopige TAC van 4 997 ton voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 worden vastgesteld. Dat niveau komt overeen met de vangsten van dat bestand door de lidstaten in het derde kwartaal van 2023.
Op 28 maart 2024 heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn advies uitgebracht over de sociaal-economische impact van de vaststelling van de TAC voor witte koolvis (Pollachius pollachius) in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e voor 2024 op het door de ICES aanbevolen niveau en met vermelding van het niveau van die TAC dat nodig is om het verschijnsel van “verstikkingssoorten”(2) te voorkomen. Daarom moet de definitieve TAC voor 2024 worden vastgesteld, ter vervanging van de bij Verordening (EU) 2024/257 vastgestelde voorlopige TAC voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2024. Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad(3) moet die TAC worden vastgesteld op 959 ton, hetgeen volgens dat advies van het WTECV de vloten in staat zal stellen hun activiteiten tot het vierde kwartaal van het jaar voort te zetten en derhalve zal zorgen voor een vermindering van: i) het verschijnsel van “verstikkingssoorten” en een voortijdige sluiting van de betrokken visserijen, en ii) de daarmee samenhangende sociaal-economische gevolgen voor de visserijsector.
Op 18 en 19 juni 2024 hebben de Unie en Noorwegen overleg gepleegd over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a oost voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025, en ii) het niveau van de TAC voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a. De uitkomst van dat overleg is vastgeleged in goedgekeurde notulen die op 19 juni 2024 zijn ondertekend. De TAC voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a moet derhalve worden vastgesteld op het met Noorwegen overeengekomen niveau. Tevens overwogen de Unie en Noorwegen overdrachten van Noordse garnaal in de Noorse wateren van de Noordzee bezuiden 62o NB van Noorwegen naar de Unie, boven op het niveau dat is vastgesteld in tabel 2 van de op 8 december 2023 ondertekende goedgekeurde notulen van het bilaterale visserijoverleg voor 2024. De quota van de lidstaten voor Noordse garnaal in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Tussen 23 mei en 4 juni 2024 hebben de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overleg gepleegd over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor sprot (Sprattus sprattus) in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a en in de wateren van de Unie en Noorwegen van ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025, en ii) het niveau van de TAC’s voor sprot in die gebieden. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 11 juni 2024 zijn ondertekend. De TAC’s voor sprot en geassocieerde bijvangsten voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 in: i) de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a, en ii) de wateren van de Unie en Noorse wateren van ICES-sector 3a moeten derhalve worden vastgesteld op de met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overeengekomen niveaus.
Tussen 14 en 24 mei 2024 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk overleg gehouden overeenkomstig artikel 498, leden 2, 4 en 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds(4) (de “overeenkomst”), over het niveau van de TAC voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 30 mei 2024 zijn ondertekend. De TAC voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de ICES-sectoren 7d en 7e voor die periode moet derhalve worden vastgesteld op het met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen niveau.
De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn in punt m) van het schriftelijk verslag van het visserijoverleg tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie voor 2024 overeengekomen een gezamenlijk verzoek in te dienen bij de ICES om op basis van het resultaat van de benchmark een herzien advies te publiceren en om de TAC voor tong (Solea solea) in de Ierse Zee (SOL/07A) in lijn met dat herziene advies te wijzigen. Op 13 juni 2024 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 498, lid 5, van de overeenkomst overleg gepleegd om tot overeenstemming te komen over een gewijzigde TAC voor tong (Solea solea) in ICES-sector 7a voor 2024. Het resultaat van dat overleg is vastgelegd in een schriftelijk verslag dat op 17 juni 2024 is ondertekend. Het is derhalve passend het niveau van die TAC te wijzigen en vast te stellen op het met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen niveau.
Om het mogelijk te maken dat de visserij op 1 juli 2024 aanvangt, moet het Uniequotum voor roodbaarzen (Sebastes spp.) in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2 voor 2024 worden vastgesteld. Dat Uniequotum moet worden vastgesteld op 6 000 ton, i.e. op hetzelfde niveau als voor 2023, in afwachting van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies, en om het mogelijk te maken de visserijactiviteiten van de Unie voor het bestand in internationale wateren op het historische niveau te handhaven.
Tijdens haar jaarvergadering van 2024 heeft de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) maatregelen voor Spaanse makreel (Scomber japonicus) in het NPFC-verdragsgebied gewijzigd en voor het eerst vangstbeperkingen voor dat bestand vastgesteld voor alle verdragsluitende partijen van de NPFC, inclusief de Unie, voor respectievelijk trawlers en ringzegenvaartuigen voor de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025. Daarnaast heeft de NPFC voor diezelfde periode een extra hoeveelheid van dat bestand voor de Unie vastgesteld. Ook heeft zij bijbehorende inspanningsbeperkingen vastgesteld. Voorts heeft de NPFC maatregelen vastgesteld die functioneel verbonden zijn met die vangstbeperkingen en met die extra hoeveelheid, zonder welke: i) die vangstbeperkingen voor alle verdragsluitende partijen bij de NPFC niet hadden kunnen worden vastgesteld, en ii) de vangstmogelijkheden voor Spaanse makreel in het NPFC-verdragsgebied zouden moeten worden verlaagd om de niet-doelsoorten te beschermen. Die vangstmogelijkheden en functioneel verbonden maatregelen moeten in het Unierecht worden omgezet. Wat de vangstbeperkingen en de extra hoeveelheid voor de Unie betreft, moeten die vangstmogelijkheden op Unieniveau worden toegewezen, aangezien de lidstaten in het verleden niet op dat bestand hebben gevist.
Verordening (EU) 2024/897 van het Europees Parlement en de Raad(5) wijzigt onder meer artikel 33 van Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad(6) door een nieuwe bepaling op te nemen die Unievaartuigen verbiedt schade te berokkenen aan kortvinmakreelhaaien die in de Atlantische Oceaan ten noorden van 5o NB worden gevangen, en op grond waarvan Unievaartuigen dergelijke kortvinmakreelhaaien onmiddellijk in zee moeten terugzetten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning. Om overlappende bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, moet artikel 27, lid 6, van Verordening (EU) 2024/257 worden geschrapt.
De artikelen 32, 34, 35 en 36 van Verordening (EU) 2017/2107 verbieden Unievaartuigen reeds om delen of volledige karkassen van grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus), oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus), hammerkophaaien van de familie Sphyrnidae en zijdehaaien (Carcharhinus falciformis) die in het kader van de visserijen in het Iccat-verdragsgebied zijn gevangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen, en schrijven voor dat exemplaren ervan ongedeerd in zee moeten worden teruggezet. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, is het passend artikel 27, leden 1, 3, 4 en 5, van Verordening (EU) 2024/257 te schrappen.
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad(7) hebben bepaalde lidstaten bij de Commissie herziene jaarlijkse visserij- en capaciteitsbeheersplannen ingediend met verzoeken om 5 % van hun jaarlijkse quotum voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en de Middellandse Zee van 2023 naar 2024 over te dragen. Op basis van die plannen heeft de Commissie op 23 mei 2024, een herzien jaarplan van de Unie voor 2024 aan het Iccat-secretariaat voorgelegd met het oog op de goedkeuring ervan door de Iccat. Op 24 mei 2024 heeft de Iccat dat plan goedgekeurd. Om de samenhang met het door de Iccat goedgekeurde herziene jaarplan van de Unie te waarborgen, moet de TAC voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en de Middellandse Zee voor 2024 dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Op grond van artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) 2023/2053 hebben bepaalde lidstaten bij de Commissie herziene beheersplannen voor de kweek van blauwvintonijn in het Iccat-verdragsgebied ingediend. Op basis van die herziene plannen heeft de Commissie op 23 mei 2024 een herzien jaarplan van de Unie voor 2024 aan het Iccat-secretariaat voorgelegd met het oog op de goedkeuring ervan door de Iccat. Op 24 mei 2024 heeft de Iccat dat plan goedgekeurd. De maximale kweekhoeveelheid en -capaciteit van de Unie moeten derhalve in overeenstemming met dat plan worden gewijzigd. Dat doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om overeenkomstig artikel 15, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2023/2053 hun beheersplannen voor de kweek voor de komende jaren op te stellen en in te dienen.
Artikel 20, lid 1, en bepaalde TAC-tabellen in bijlage IA, deel B, en bijlage IK bij Verordening (EU) 2024/257, en artikel 18, lid 1, en bijlage IA, deel D, bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad(8) bevatten bepaalde fouten met betrekking tot vangstmogelijkhedenniveaus, soorten, toepassingsgebieden en rapporteringscodes. Die bepalingen moeten derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.
De Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Sommige bepalingen van deze verordening tot wijziging van de bepalingen van Verordening (EU) 2024/257 betreffende vangstmogelijkheden voor ijsheken (Dissostichus spp.) in het gebied van de Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (“Siofa-gebied”) moeten van toepassing zijn met ingang van 1 december 2023, in overeenstemming met de toepassingsperiode van de gewijzigde bepalingen. Daarnaast moeten de bepalingen van deze verordening tot wijziging van bepalingen van de Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 met betrekking tot: i) witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; ii) blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en de Middellandse Zee, en iii) andere bepalingen waarvoor fouten moeten worden gerectificeerd, van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024, in overeenstemming met de toepassingsperiode van de betrokken bepalingen. Dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien het niveau of het toepassingsgebied van de vangstmogelijkheden of kweekbeperkingen worden uitgebreid.
Gezien de urgentie om onderbrekingen in de visserijactiviteiten te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,