In bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806 wordt in deel 1 de verwijzing naar Vanuatu vervangen door:
“Vanuatu(*************)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld(1), en met name artikel 8, lid 6, punt b),
Overwegende hetgeen volgt:
De Republiek Vanuatu staat op de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten van de visumplicht zijn vrijgesteld voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, die is opgenomen in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806. De vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu is van toepassing sinds 28 mei 2015, de datum waarop de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf(2) (hierna “de overeenkomst” genoemd) werd ondertekend en voorlopig van toepassing werd overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de overeenkomst. De overeenkomst is op 1 april 2017 in werking getreden.
Vanuatu past sinds 25 mei 2015 burgerschapsregelingen voor investeerders toe, op grond waarvan onderdanen van derde landen die anders visumplichtig zijn, in ruil voor investeringen het burgerschap van Vanuatu kunnen verwerven en zo visumvrije toegang tot de Unie krijgen.
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt d), en artikel 8, lid 3, en artikel 8, lid 6, punt a), van Verordening (EU) 2018/1806, concludeerde de Commissie dat de verlening van het burgerschap door Vanuatu in het kader van de Vanuatuaanse burgerschapsregelingen voor investeerders een toegenomen risico vormt voor de openbare orde en de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, en stelde zij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693(3) betreffende de tijdelijke opschorting van de visumvrijstelling voor onderdanen van Vanuatu vast. De opschorting was van toepassing van 4 mei 2022 tot en met 3 februari 2023.
Nadat die uitvoeringsverordening van toepassing werd, is de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt a), derde alinea, van Verordening (EU) 2018/1806 een intensievere dialoog met Vanuatu aangegaan om de omstandigheden te verhelpen die tot de tijdelijke opschorting van de visumvrijstelling leidden. Vanuatu nam echter niet op zinvolle wijze aan deze fase van de dialoog deel. Aangezien de omstandigheden die tot de opschorting leidden, voortduurden, stelde de Commissie op 1 december 2022 overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt b), van Verordening (EU) 2018/1806 Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222(4) vast, waarbij de toepassing van bijlage II voor een periode van 18 maanden tijdelijk werd opgeschort voor alle onderdanen van Vanuatu. De opschorting is van toepassing van 4 februari 2023 tot en met 3 augustus 2024.
Na de inwerkingtreding van die gedelegeerde verordening heeft de Commissie de dialoog met Vanuatu voortgezet, met vier vergaderingen tussen februari 2023 en april 2024 en talrijke schriftelijke informatie-uitwisselingen.
De meeste punten van zorg in verband met de door Vanuatu toegepaste burgerschapsregelingen voor investeerders die de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 aan de orde heeft gesteld, zijn nog steeds van toepassing. Hoewel Vanuatu in 2023 een aantal wetswijzigingen heeft vastgesteld om deze punten van zorg weg te nemen, heeft het land niet afdoende aangetoond dat deze wijzigingen worden doorgevoerd en volstaan om de veiligheidsrisico’s van zijn burgerschapsregelingen voor investeerders te beperken.
De door Vanuatu toegepaste burgerschapsregelingen voor investeerders bevatten nog steeds geen vereisten wat het fysieke verblijf of de fysieke aanwezigheid van de aanvragers in Vanuatu betreft. Doordat de aanvraagprocedure nog steeds wordt beheerd door gespecialiseerde agentschappen die buiten Vanuatu gevestigd zijn, hoeft de aanvrager geen rechtstreeks contact te hebben met de Vanuataanse autoriteiten. Tijdens de aanvraagprocedure worden geen gesprekken met de aanvrager gevoerd. Doordat een fysiek onderhoud niet verplicht is, hebben de Vanuataanse autoriteiten minder gelegenheid om de aanvrager naar behoren te beoordelen of om de in de aanvraag verstrekte informatie onder meer op echtheid en geloofwaardigheid te toetsen.
De aanvragen worden nog steeds binnen zeer korte termijnen behandeld. Zo duurt de veiligheids- en de due-diligencescreening van een aanvraag maximaal 14 dagen; deze termijn kan worden verlengd tot 30 dagen. Het afwijzingspercentage is nog steeds extreem laag en bevestigt de beoordeling van de Commissie met betrekking tot de geringe betrouwbaarheid van het screeningproces. Volgens door Vanuatu verstrekte informatie heeft Vanuatu in 2022 en 2023 1 988 aanvragen voor burgerschap in ruil voor investeringen ontvangen, waarvan er slechts 27 zijn afgewezen.
In maart 2023 heeft Vanuatu zijn wet op het burgerschap gewijzigd door de instellingen en procedures voor de screening en due-diligencecontroles van de aanvragen te vervangen. Met name is de interne screeningcommissie, die voorheen door de minister-president werd aangewezen, vervangen door drie instanties: de politie van Vanuatu, de financiële-inlichtingeneenheid en de immigratiediensten van Vanuatu. Deze instanties voeren de controles uit, onder meer aan de hand van Interpol-databanken, en brengen verslag uit aan de secretaris-generaal van de Commissie Burgerschap. Hoewel deze nieuwe procedure enerzijds het risico lijkt te beperken dat het burgerschap wordt verleend aan personen die in Interpol-databanken zijn geregistreerd, bevat zij anderzijds geen andere elementen die nodig zijn om naar behoren te kunnen beoordelen dat de aanvragers geen veiligheidsrisico’s vormen. Met name beschikken de autoriteiten van Vanuatu niet over passende middelen om na te gaan of de door het land van herkomst of verblijf van de verzoeker afgegeven documenten, zoals identiteitsdocumenten en strafregisters, echt zijn, aangezien deze autoriteiten geen informatie uitwisselen met het land van herkomst of verblijf van de verzoeker.
De landen van herkomst van succesvolle aanvragers in 2022 en 2023 waren voornamelijk landen waarvan de onderdanen een visum nodig hebben voor een kort verblijf in de Unie. In 2023 waren de meeste aanvragen afkomstig van onderdanen van China (519) en Rusland (237). In tegenstelling tot andere derde landen die burgerschapsregelingen voor investeerders toepassen, is Vanuatu na het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne aanvragen van Russische onderdanen blijven aanvaarden en verwerken.
Vóór 2021 konden personen die via een burgerschapsprogramma voor investeerders het staatsburgerschap van Vanuatu hadden verworven, vervolgens ook een aanvraag indienen voor een naamswijziging in Vanuatu. Tijdens de dialoog deelde Vanuatu de Commissie mee dat de desbetreffende wetgeving in 2021 zo werd gewijzigd dat personen met een dubbele nationaliteit geen naamswijziging in Vanuatu meer konden laten registreren. Vanuatu heeft de Commissie echter ook meegedeeld dat het sinds 2019 geen registers van naamswijzigingen meer bijhoudt, zodat het geen informatie kon verstrekken over het aantal personen dat via investeringen het burgerschap heeft verworven en vervolgens zijn naam heeft gewijzigd, noch over eventuele follow-upcontroles van die personen.
Hoewel Vanuatu de Commissie heeft meegedeeld dat het op basis van zijn jurisprudentie mogelijk is het burgerschap in te trekken indien dit door fraude of op wederrechtelijke wijze is verkregen, heeft het geen informatie verstrekt over feitelijke gevallen waarin een via de regelingen voor investeerders verkregen staatsburgerschap is ingetrokken. Bovendien heeft Vanuatu geen structureel mechanisme voor toezicht achteraf ingevoerd waarmee de mogelijke veiligheidslacunes zouden kunnen worden aangepakt in verband met de meer dan 10 000 paspoorten die zijn afgegeven vóór de wijziging van de wetgeving en de invoering van de naar verluidt robuustere screeningprocedure. In februari 2023 heeft Vanuatu een onderzoekscommissie ingesteld die belast is met het onderzoeken van alle vermeende wanpraktijken bij de toepassing van de regelingen sinds de invoering ervan. In april 2024 deelde Vanuatu mee dat het onderzoek van de onderzoekscommissie nog gaande was en dat het geen concrete termijn kon noemen waarop de bevindingen zouden worden gepresenteerd.
Overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1806 heeft de Commissie vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag(5) ingediend waarin de dialoog met Vanuatu in detail wordt beschreven en wordt geconcludeerd dat Vanuatu de omstandigheden die tot de schorsing hebben geleid, niet heeft verholpen. Dat verslag gaat vergezeld van een wetgevingsvoorstel(6) tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806, om de verwijzing naar Vanuatu over te hevelen van bijlage II naar bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1806 en waarbij derhalve de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu weer vast wordt ingevoerd.
Overeenkomstig artikel 8, lid 6, tweede alinea, van Verordening (EU) 2018/1806 moet, indien de Commissie een dergelijk wetgevingsvoorstel heeft ingediend, de periode van opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor Vanuatu met zes maanden worden verlengd en de voetnoot dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(7) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad(8).
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, de punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad(10).
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, de punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad(12).
Deze verordening houdt geen ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad(13); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
In bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806 wordt in deel 1 de verwijzing naar Vanuatu vervangen door:
“Vanuatu(*************)
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 4 augustus 2024 tot en met 3 februari 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 31 mei 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula von der Leyen