Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2675 van de Commissie van 10 oktober 2024 tot toekenning, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van financiële noodhulp voor de door ongunstige klimaatgebeurtenissen getroffen landbouwsectoren in Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië
Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2675 van de Commissie van 10 oktober 2024 tot toekenning, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van financiële noodhulp voor de door ongunstige klimaatgebeurtenissen getroffen landbouwsectoren in Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad(1), en met name artikel 221, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
In de zomer van 2024 werd Bulgarije getroffen door ongunstige klimaatgebeurtenissen van ongekende omvang, namelijk ongewoon warme temperaturen in combinatie met aanhoudende droogten die ernstige gevolgen hadden voor de productie van in het voorjaar ingezaaide gewassen, met name mais en zonnebloemen, alsook door ongeëvenaarde branden die impact hadden op de landbouwproductie in de getroffen gebieden.
In de tweede helft van april 2024 werden delen van Duitsland getroffen door een ongunstige klimaatgebeurtenis van ongekende omvang, namelijk vorst, die aanzienlijke schade toebracht aan boomgaarden en wijnstokken en dus aan de productie van bepaalde vruchten en wijn.
In juli en begin augustus 2024 werden delen van Estland getroffen door ongunstige klimaatgebeurtenissen van ongekende omvang, namelijk extreem hevige regenval en overstromingen, nadat daar reeds in de winter en het voorjaar van 2024 buitengewoon ongunstige weersomstandigheden hadden plaatsgevonden. Vorst en een koudegolf met kouderecords in december 2023 en januari 2024 werden gevolgd door ongewoon warme temperaturen vanaf maart 2024, wat leidde tot droogte, en vervolgens door vorstperioden begin mei 2024 en hagel begin juni 2024. Deze fluctuerende buitengewone weersomstandigheden hadden gevolgen voor de teelt van gewassen, met name aardappelen, koolzaad, groenten en fruit.
In de eerste helft van 2024 werden delen van Italië getroffen door ongunstige klimaatgebeurtenissen van ongekende omvang. In het zuidelijke deel van het land en op de eilanden werden ongewoon warme temperaturen en droogten opgetekend, die ernstige gevolgen hadden voor de productie van groenten, fruit, wijn en akkerbouwgewassen, met name in de graansector.
In juli 2024 werden delen van Roemenië getroffen door ongunstige klimaatgebeurtenissen van ongekende omvang, namelijk hittegolven, die gepaard gingen met hevige stormen en zware hagel, gevolgd door ongewoon warme temperaturen en droogten, en die aanzienlijke schade toebrachten aan de productie van akkerbouwgewassen. Deze buitengewone weersomstandigheden hebben de productie van oliehoudende zaden en de graansector zwaar getroffen.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat soortgelijke ongunstige klimaatgebeurtenissen zich in de hele Unie voordoen in een algemene context van toenemende klimaatveranderingsgerelateerde risico’s voor de landbouw, waren de gebeurtenissen in Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië van een uitzonderlijke intensiteit en troffen ze een aanzienlijk productiegebied en een aanzienlijk deel van de productie.
De aanzienlijke schade die deze ongunstige klimaatgebeurtenissen aan de landbouwproducenten hebben berokkend en het daaruit voortvloeiende inkomensverlies voor de getroffen producenten in Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië brengen de economische levensvatbaarheid van de landbouwbedrijven in gevaar.
Daarom moet een buitengewone maatregel worden vastgesteld om de specifieke problemen te helpen aanpakken die zich in de nasleep van die ongunstige klimaatgebeurtenissen in Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië voordoen.
De grote schade en aanzienlijke economische verliezen die de landbouwproducenten als gevolg van de ongunstige klimaatgebeurtenissen hebben geleden, vormen een specifiek probleem in de zin van artikel 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dat niet gemakkelijk op te lossen valt met maatregelen uit hoofde van artikel 219 of artikel 220 van die verordening. De situatie houdt niet specifiek verband met een geconstateerde unieke marktverstoring of een precieze dreiging daarvan. Ze houdt geen verband met maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van dierziekten of verlies van consumentenvertrouwen als gevolg van risico’s voor de gezondheid van mensen, dieren of planten.
De voor Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië beschikbare bedragen moeten worden bepaald, met name rekening houdend met het respectieve gewicht van die lidstaten in de landbouwsector van de Unie op basis van de in bijlage V bij Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad(2) vastgestelde nettomaxima voor rechtstreekse betalingen en met de impact van de ongunstige klimaatgebeurtenissen in die lidstaten.
Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië moeten de steun via de meest doeltreffende kanalen verdelen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria die rekening houden met de omvang van de moeilijkheden en de daadwerkelijke economische schade waarmee de betrokken landbouwers worden geconfronteerd. Zij moeten ervoor zorgen dat de landbouwers de uiteindelijke begunstigden van de steun zijn en verstoringen van de markt of van de mededinging vermijden.
Aangezien de aan Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië toegewezen bedragen de economische moeilijkheden waarmee de landbouwers kampen, slechts ten dele aanpakken, moet het deze lidstaten worden toegestaan aanvullende nationale steun aan die landbouwers te verlenen onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.
Teneinde Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië de nodige flexibiliteit te bieden om de steun te verdelen zoals de omstandigheden van de betrokken landbouwers vereisen, moet het hun worden toegestaan die steun te cumuleren met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, zonder de landbouwers te overcompenseren.
Om overcompensatie te voorkomen, moeten Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië rekening houden met steun die in het kader van andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere regelingen wordt verleend om het hoofd te bieden aan de geleden economische verliezen.
Aangezien de steun van de Unie in euro wordt vastgesteld, moet met het oog op een uniforme en gelijktijdige toepassing een datum worden bepaald waarop het bedrag dat wordt toegewezen aan lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, zoals Bulgarije en Roemenië, wordt omgezet in de nationale munteenheid van die landen. Aangezien deze verordening niet voorziet in een termijn voor de indiening van steunaanvragen, moet met het oog op de toepassing van artikel 30, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie(3) de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden beschouwd als het ontstaansfeit voor de wisselkoers voor de in deze verordening vastgestelde bedragen.
Om budgettaire redenen mag de Unie de uitgaven die Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië in het kader van deze buitengewone maatregel doen, enkel financieren indien de betrokken uitgaven binnen een bepaalde subsidiabiliteitstermijn zijn verricht. De steun voor deze uitzonderlijke maatregel moet derhalve uiterlijk op 30 april 2025 worden betaald.
Aangezien er geen betalingen mogen worden gedaan na 30 april 2025, is artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127, dat voorziet in een evenredige verlaging van de na de uiterste datum verrichte maandelijkse betalingen, niet van toepassing.
Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië moeten de Commissie gedetailleerde informatie verstrekken over de uitvoering van deze verordening, zodat de Unie de doeltreffendheid van de bij deze verordening ingevoerde maatregel kan monitoren.
Om ervoor te zorgen dat de landbouwers de steun zo snel mogelijk ontvangen, moeten Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië deze verordening onverwijld kunnen uitvoeren. Deze verordening moet derhalve in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië wordt in totaal 119 700 000 EUR aan steun van de Unie ter beschikking gesteld om buitengewone steun te verlenen aan landbouwers die te lijden hadden onder de in deze verordening beschreven omstandigheden.
De overeenkomstig deze verordening verrichte uitgaven van de Unie mogen in totaal niet meer bedragen dan:
10 900 000 EUR voor Bulgarije;
46 500 000 EUR voor Duitsland;
3 300 000 EUR voor Estland;
37 400 000 EUR voor Italië;
21 600 000 EUR voor Roemenië.
Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië gebruiken de in lid 2 vermelde bedragen voor maatregelen om de zwaarst getroffen landbouwers in de sectoren en producties die in de geïmpacteerde gebieden onder ongunstige klimaatgebeurtenissen te lijden hadden, te compenseren voor economische verliezen die de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven aantasten.
De in lid 3 bedoelde maatregelen worden genomen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria die rekening houden met de daadwerkelijke economische verliezen van de getroffen landbouwers, en zijn van dien aard dat de daaruit voortvloeiende betalingen geen enkele markt- of mededingingsverstoring veroorzaken.
Wanneer de landbouwers niet de directe begunstigden van de betalingen van de steun van de Unie zijn, waarborgen Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië dat het economische voordeel van de steun van de Unie volledig aan de landbouwers ten goede komt.
De in lid 2 vermelde uitgaven van Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië in verband met de betalingen voor de in lid 3 bedoelde maatregelen komen slechts voor steun van de Unie in aanmerking indien de betrokken betalingen uiterlijk op 30 april 2025 zijn verricht.
De maatregelen in het kader van deze verordening mogen worden gecumuleerd met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.
Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië mogen op basis van objectieve, niet-discriminerende criteria aanvullende nationale steun voor de krachtens lid 3 genomen maatregelen verlenen ten belope van hoogstens 200 % van de in lid 2 vermelde respectieve bedragen, mits de daaruit voortvloeiende betalingen geen enkele markt- of mededingingsverstoring noch overcompensatie veroorzaken. Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië betalen de aanvullende nationale steun uiterlijk op 31 juli 2025.
Om overcompensatie te voorkomen, houden Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië bij het verlenen van steun uit hoofde van deze verordening, rekening met steun die in het kader van andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere regelingen wordt verleend om het hoofd te bieden aan de betrokken economische verliezen.
Artikel 2
Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië stellen de Commissie met betrekking tot de in artikel 1, lid 3, bedoelde maatregelen onverwijld en uiterlijk op 31 december 2024 in kennis van het volgende:
een beschrijving van de te nemen maatregelen;
de criteria voor de vaststelling van de methoden voor de toekenning van de steun, de bedragen ervan en de logica achter de verdeling van de steun over de landbouwers;
het beoogde effect van de maatregelen ter compensatie van landbouwers voor economische verliezen;
de acties die worden ondernomen om te verifiëren of het van de maatregelen verwachte resultaat wordt bereikt;
de acties die worden ondernomen om verstoring van de mededinging en overcompensatie te vermijden;
de raming van de betalingen van de uitgaven van de Unie, uitgesplitst per maand tot en met 30 april 2025;
het niveau van de nationale aanvullende steun die wordt verleend op grond van artikel 1, lid 8;
de maatregelen die worden genomen om de subsidiabiliteit van de landbouwers te controleren en de financiële belangen van de Unie te beschermen.
Uiterlijk op 31 oktober 2025 stellen Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië en Roemenië de Commissie in kennis van de per maatregel betaalde totaalbedragen, uitgesplitst naar steun van de Unie en aanvullende nationale steun indien van toepassing, het aantal en het soort begunstigden en de beoordeling van de doeltreffendheid van de maatregel.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 oktober 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula von der Leyen