Home

Verordening (EU) 2024/3189 van de Raad van 16 december 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen

Verordening (EU) 2024/3189 van de Raad van 16 december 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2024/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen(1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad(2) wordt uitvoering gegeven aan de beperkende maatregelen van Besluit 2014/145/GBVB.

  2. Op 16 december 2024 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2024/3182(3) tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB vastgesteld. Besluit (GBVB) 2024/3182 voert een afwijking in die het mogelijk maakt kasmiddelen vrij te geven die in de Unie worden aangehouden door centrale effectenbewaarinstellingen in de zin van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad(4) en toe te rekenen zijn aan aangewezen entiteiten. Die afwijking is noodzakelijk in het kader van de toename van het aantal rechtszaken en vergeldingsmaatregelen in Rusland die bepaalde aangewezen entiteiten en hun achterliggende cliënten in staat stellen activa van centrale effectenbewaarinstellingen in de Unie die in Rusland worden gehouden, in beslag te nemen zonder de voorafgaande toestemming van die bewaarinstellingen. Het is daarom passend een afwijkingsmechanisme vast te stellen op grond waarvan centrale effectenbewaarinstellingen in de Unie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen verzoeken om kasmiddelen te ontvriezen, zodat centrale effectenbewaarinstellingen in de Unie die kasmiddelen die niet langer aan aangewezen entiteiten verschuldigd zijn, kunnen gebruiken om te voldoen aan de juridische verplichtingen van die bewaarinstellingen jegens hun deelnemers.

  3. De bij Besluit (GBVB) 2024/3182 aangebrachte wijziging aan Besluit 2014/145/GBVB valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de uitvoering ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

  4. Verordening (EU) nr. 269/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 269/2014 wordt als volgt gewijzigd:

  1. in artikel 6 ter wordt lid 5 septies vervangen door:

    “5 septies.

    In afwijking van artikel 2 van deze verordening kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de terbeschikkingstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen aan de in bijlage I onder de nummers 92, 694 en 920 onder de rubriek “Personen” vermelde personen, nadat zij hebben vastgesteld dat:

    1. de tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor de verkoop en overdracht uiterlijk op 30 juni 2025 van eigendomsrechten die direct of indirect eigendom zijn van een van die personen in een in de Unie gevestigde rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

    2. de opbrengsten van die verkoop en overdracht bevroren worden.”

    ;

  2. in artikel 6 ter wordt het volgende lid ingevoegd:

    “5

    undecies. In afwijking van artikel 2 van deze verordening kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de vrijgave van kasmiddelen die zijn bevroren door een centrale effectenbewaarinstelling in de zin van Verordening (EU) nr. 909/2014 en die zijn toe te rekenen aan de onder nummer 101 in de rubriek “Entiteiten” van bijlage I bij deze verordening vermelde entiteit of aan een andere entiteit die is vermeld in die rubriek, nadat zij hebben vastgesteld dat:

    1. de betrokken centrale effectenbewaarinstelling een rekening of rekeningen aanhoudt bij de entiteit die is vermeld onder nummer 101 in de rubriek “Entiteiten” van bijlage I bij deze verordening;

    2. de entiteit die is vermeld onder nummer 101 in de rubriek “Entiteiten” van bijlage I bij deze verordening of een andere entiteit die is vermeld in die rubriek een rekening of rekeningen aanhoudt bij de centrale effectenbewaarinstelling die de vrij te geven kasmiddelen aanhoudt;

    3. de entiteit die is vermeld onder nummer 101 in de rubriek “Entiteiten” van bijlage I bij deze verordening een bedrag van de in punt a) van dit lid bedoelde rekening of rekeningen heeft gedebiteerd op grond van een wet, decreet, regelgeving, rechterlijke of administratieve beslissing of enige andere maatregel die direct of indirect aan de Russische Federatie kan worden toegerekend, zonder voorafgaande toestemming van de betrokken centrale effectenbewaarinstelling;

    4. de vrijgegeven kasmiddelen door de betrokken centrale effectenbewaarinstelling moet worden gebruikt om haar juridische verplichtingen jegens haar deelnemers na te komen en bedraagt niet meer dan het gedebiteerde bedrag bedoeld in punt c) van dit lid, en

    5. de vrijgegeven kasmiddelen worden niet ter beschikking gesteld in strijd met artikel 2, lid 2.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

K. Kallas