Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Besluit (EU) 2025/380 van de Raad van 18 februari 2025 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (Voor de EER relevante tekst)
Besluit (EU) 2025/380 van de Raad van 18 februari 2025 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (Voor de EER relevante tekst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2) (“de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.
Op grond van artikel 98 van de EER-overeenkomst kan bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.
Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad(3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.
Bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 18 februari 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
A. Domański
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2) (“de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.
Op grond van artikel 98 van de EER-overeenkomst kan bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.
Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad(3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.
Bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: