Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2025/196 van de Commissie van 3 februari 2025 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 inzake de accreditatie van certificeringsorganen en tot rectificatie van bijlage VII bij die verordening

Uitvoeringsverordening (EU) 2025/196 van de Commissie van 3 februari 2025 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 inzake de accreditatie van certificeringsorganen en tot rectificatie van bijlage VII bij die verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen(1), en met name artikel 30, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De correcte en geharmoniseerde certificering door vrijwillige systemen is van essentieel belang om te bepalen of biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof aan de voorwaarden van Richtlijn (EU) 2018/2001 voldoen. Met het oog op de rechtszekerheid met betrekking tot de voor marktdeelnemers en vrijwillige systemen geldende regels, bevat Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie(2) geharmoniseerde regels die voor het gehele certificeringsproces van toepassing zijn.

  2. Tijdens de uitvoering van de voorschriften voor de lidstaten met betrekking tot de accreditatie van certificeringsorganen overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 is geconcludeerd dat de lidstaten veel meer tijd nodig hebben om de accreditatieprogramma’s correct voor te bereiden, en daarom is de toepassing van die voorschriften bij Uitvoeringsverordening (EU) 2024/805 van de Commissie(3) reeds met één jaar uitgesteld.

  3. Uit de daaropvolgende voorbereidende werkzaamheden van de lidstaten voor de toepassing van de bepalingen inzake de accreditatie van certificeringsorganen is gebleken dat de nationale accreditatie-instanties van de lidstaten meer tijd nodig hebben om accreditatieprogramma’s op te stellen en goed te keuren en om de normen te verduidelijken op basis waarvan die programma’s moeten worden opgesteld. Om de voorbereiding van de accreditatieprogramma’s door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te vergemakkelijken, moet ook een verplicht proces worden ingevoerd om te beoordelen of de certificeringsnormen van de vrijwillige en nationale systemen voor accreditatie geschikt zijn. Die beoordeling moet deel uitmaken van de algemene beoordeling van de systemen voorafgaand aan de erkenning door de Commissie en moet worden uitgevoerd in overleg met de nationale accreditatie-instanties van de lidstaten en gecoördineerd door de Europese samenwerking voor accreditatie.

  4. De definitie van “certificeringsorgaan” in artikel 2, punt 14, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 moet ook worden gewijzigd om de inhoud in overeenstemming te brengen met de nieuwe bepalingen inzake accreditatie.

  5. Om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen en het risico op verstoring van de certificeringsmarkt te voorkomen, moet een overgangsperiode worden ingesteld, die zal gelden voor certificeringsorganen die certificeringsactiviteiten uitvoeren namens een vrijwillig of nationaal systeem dat voor het eind van de overgangsperiode door de Commissie wordt erkend. Die certificeringsorganen moeten hun activiteiten tot en met 31 december 2026 kunnen voortzetten zonder dat zij overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 geaccrediteerd hoeven te zijn.

  6. Daarnaast moet ook een kennelijke fout in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 worden rechtgezet. De waarden voor stikstofhoudende kunstmest zijn abusievelijk omgewisseld met de waarden voor kunstmest op ureumbasis. Die waarden moeten daarom dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

  7. Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

  8. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 2 wordt punt 14 vervangen door:

    1. certificeringsorgaan”: een onafhankelijke geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstantie die een overeenkomst sluit met een overeenkomstig artikel 30, leden 4 tot en met 6, van Richtlijn (EU) 2018/2001 door de Europese Commissie erkend vrijwillig of nationaal systeem om certificeringsdiensten voor grondstoffen of brandstoffen te verlenen door namens de vrijwillige of nationale systemen audits van marktdeelnemers uit te voeren en certificaten af te geven door middel van het certificeringssysteem van het vrijwillige of het nationale systeem;”.

  2. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de titel wordt vervangen door:

      Vereisten voor certificeringsorganen en hun auditors”;

    2. lid 1 wordt vervangen door:

      “1.

      Een certificeringsorgaan wordt geaccrediteerd volgens ISO-norm EN-ISO/IEC 17065.

      Indien een certificeringsorgaan controleactiviteiten uitvoert, met eigen personeel of met personeel onder zijn rechtstreekse zeggenschap, voldoet het ook aan de toepasselijke vereisten van ISO-normen EN-ISO/IEC 17029 en 14065. Het certificeringsorgaan gebruikt voor controleactiviteiten alleen ander personeel van geaccrediteerde instanties die aan de toepasselijke vereisten van EN-ISO/IEC 17029 en 14065 voldoen.

      De accreditatie van een certificeringsorgaan wordt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 uitgevoerd door een nationale accreditatie-instantie en bestrijkt het specifieke toepassingsgebied van de certificering van het vrijwillige of nationale systeem binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2018/2001.

      In het kader van de beoordeling van vrijwillige of nationale systemen overeenkomstig artikel 30, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn (EU) 2018/2001 beoordeelt de Commissie, na raadpleging van de Europese samenwerking voor accreditatie, ook of de methoden, regels en protocollen van de vrijwillige of nationale systemen geschikt zijn voor accreditatie in de zin van dit artikel. De conclusie van de beoordeling van de geschiktheid van de vrijwillige en nationale systemen voor accreditatie wordt opgenomen in de technische beoordelingsverslagen, die door de Commissie worden opgesteld en aan de lidstaten worden voorgelegd in het kader van de procedure voor de erkenning van vrijwillige en nationale systemen overeenkomstig artikel 30, leden 4 en 6, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

      De methoden, regels en protocollen van de vrijwillige en nationale systemen die vóór of op 24 februari 2025 de datum van inwerkingtreding van deze verordening door de Commissie zijn erkend, worden, na raadpleging van de Europese samenwerking voor accreditatie, uiterlijk 31 december 2025 door de Commissie beoordeeld om te waarborgen dat zij voor accreditatie geschikt zijn overeenkomstig dit lid.”

      .

  3. In artikel 28 wordt de derde alinea vervangen door:

    “Artikel 11, lid 1, is van toepassing met ingang van 1 januari 2027.”.

Artikel 2

Bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 wordt gerectificeerd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2025.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula von der Leyen

BIJLAGE