Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee de volgende visbestanden exploiteren:
-
Europese aal (Anguilla anguilla), roodkoraal (Corallium rubrum) en goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee;
-
blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijk deel van de Middellandse Zee;
-
ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee;
-
heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee;
-
heek (Merluccius merluccius) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in het Kanaal van Sicilië;
-
rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië, de Ionische Zee en de Levantijnse zee;
-
zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán;
-
sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Scophthalmus maximus) in de Zwarte Zee.