Uitvoeringsverordening (EU) 2025/379 van de Commissie van 26 februari 2025 tot wijziging van de in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 vastgestelde technische uitvoeringsnormen wat betreft in de Unie ten behoeve van de in artikel 78, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad bedoelde rapportage te hanteren benchmarkingportefeuilles, rapportagetemplates en rapportage-instructies
Uitvoeringsverordening (EU) 2025/379 van de Commissie van 26 februari 2025 tot wijziging van de in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 vastgestelde technische uitvoeringsnormen wat betreft in de Unie ten behoeve van de in artikel 78, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad bedoelde rapportage te hanteren benchmarkingportefeuilles, rapportagetemplates en rapportage-instructies
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG(1), en met name artikel 78, lid 8, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens artikel 78, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU moeten instellingen die interne benaderingen gebruiken, met passende intervallen en ten minste jaarlijks, bij hun bevoegde autoriteit de resultaten van de berekeningen van hun risicogewogen posten of eigenvermogensvereisten in het kader van hun interne benaderingen voor in de benchmarkportefeuilles opgenomen blootstellingen of posities indienen, zodat die bevoegde autoriteit de kwaliteit van die interne benaderingen kan beoordelen (“benchmarkingexercitie”). Krachtens artikel 78, lid 3, tweede alinea, van die richtlijn moet de Europese Bankautoriteit (“EBA”) een verslag opstellen om de bevoegde autoriteiten bij te staan bij de beoordeling van de kwaliteit van de interne benaderingen van instellingen, op basis van de uitkomsten van de benchmarkingexercitie. De rapportagevereisten voor de benchmarkingexercitie zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 van de Commissie(2) die diverse malen is gewijzigd. Om de verschuivingen in de focus van de beoordelingen van de bevoegde autoriteiten en in de EBA-verslagen tot uiting te brengen, en in het licht van veranderingen in de wetgeving op het gebied van marktrisico, moeten de benchmarkportefeuilles andermaal worden geactualiseerd, samen met de in die uitvoeringsverordening vastgestelde rapportagevereisten.
Voor het benchmarken van kredietrisico moeten de instructies worden veranderd om het verplichte karakter te specificeren van de rapportage van risicoparameters voor kans op wanbetaling (Probability of Default — “PD”) en verlies bij wanbetaling (Loss Given Default — “LGD”) wat betreft de mate van conservatisme (margin of conservativeness — “MoC”), de opslagfactor op grond van de regelgeving en de componenten van neergang (DWT), die een bron van variabiliteit in de modellen kunnen zijn. Daarnaast moet worden gespecificeerd dat instellingen de door de bevoegde autoriteit toegekende identificator van de modellen moeten rapporteren, hetgeen de operationalisering van de rapportage van de allocatie van data vereenvoudigt.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/2795(3) stelde de datum van toepassing van het nieuwe eigenvermogensvereiste voor marktrisico uit. Daarom worden de templates voor de bestaande interne-modellenbenadering niet vervangen bij deze exercitie. Parallel hiermee moeten de templates voor het valideren van de standaardbenadering worden uitgebreid zodat zij aanvullende portefeuilles bevatten ten opzichte van de exercitie van 2024, waarin alleen rente-instrumenten binnen de scope vielen. Een en ander moet zorgen voor adequaat toezicht en een soepele implementatie van de nieuwe standaardbenadering, die wordt gebruikt voor de berekening van de output floor.
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de EBA bij de Commissie heeft ingediend.
De EBA heeft open publieksconsultaties georganiseerd over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten ervan geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(4) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 wordt als volgt gewijzigd:
Bijlage IV wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage I bij deze verordening.
Bijlage V wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.
Bijlage VI wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage III bij deze verordening.
Bijlage VII wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage IV bij deze verordening.
Bijlage X wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage V bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 februari 2025.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula von der Leyen
BIJLAGE I
“
BIJLAGE IV
RESULTATEN BENCHMARKINGPORTEFEUILLES TEN BEHOEVE VAN TOEZICHT
DEEL I:ALGEMENE INSTRUCTIES
1. Informatie hoeft alleen te worden gerapporteerd voor tegenpartijen en portefeuilles waarbij er op de referentiedatum sprake is van een daadwerkelijke blootstelling in de vorm van ofwel een oorspronkelijke blootstelling of een blootstelling na kredietrisicolimitering. Tegenpartijen en portefeuilles waarvoor er op de referentiedatum geen sprake is van blootstelling, worden niet gerapporteerd.
2. Informatie hoeft alleen te worden gerapporteerd voor de blootstellingen waarvoor de bevoegde autoriteit een intern model voor de berekening van de risicogewogen posten (Risk Weighted Exposure Amounts – “RWA”) heeft goedgekeurd. In template C 101 worden geen tegenpartijcodes gerapporteerd die eindigen op “STDA”. Voor de overige tegenpartijcodes in template C 101 van bijlage I en voor de benchmarkingportefeuilles bedoeld in de templates C 102 en C 103 worden blootstellingen onder de standaardbenadering en blootstellingen waarvoor de desbetreffende bevoegde autoriteit tijdelijk of permanent gedeeltelijk gebruik van de standaardbenadering heeft toegestaan, uitgesloten.
3. De velden voor het verzamelen van informatie die niet van toepassing is/slecht gedefinieerd is, worden blanco gelaten of met “NIHIL” ingevuld; dit geldt eveneens voor Exposure at Default (EAD)-gewogen hoeveelheden of parameters die niet kunnen worden berekend. Ook datavelden waarvoor geen rapportageverplichting geldt, kunnen blanco worden gelaten of worden ingevuld met “NIHIL”. Nulwaarden worden alleen gerapporteerd wanneer het de bedoeling is om voor een hoeveelheid of parameter “nul” te rapporteren. Voor het rapporteren van hoeveelheden of parameters die nul zijn, mag niet “blanco” of “NIHIL” worden ingevuld.
4. Geldbedragen worden op dezelfde wijze gerapporteerd als bij het overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie(1) rapporteren voor de berekening van eigenvermogensvereisten op een specifieke referentiedatum.
DEEL II:INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT DE TEMPLATES
C 101 –Bijzonderheden over blootstellingen in portefeuilles met een lage kans op wanbetaling per tegenpartij
Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening worden uitgesloten.
Kolom
Label
Rechtsgrondslag
Instructies
0010
Code tegenpartij
Template C 101, kolom 0010, van bijlage I
De tegenpartijcode van kolom 0010 van template C 101 van bijlage I waarmee de in de steekproefportefeuilles met een lage kans op wanbetaling (Low Default Portfolio – “LDP”) opgenomen tegenpartij wordt bepaald, wordt gerapporteerd. Deze code is een identificatiecode van een rij en is uniek voor elke rij in de template.
0020
Blootstellingscategorie
Punt 76 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Elke portefeuille wordt in een van de volgende blootstellingscategorieën ondergebracht:
Particulieren en kleine partijen – Zekergesteld door onroerend goed kmo’s;
Particulieren en kleine partijen – Zekergesteld door onroerend goed niet-kmo’s;
Particulieren en kleine partijen – Gekwalificeerde revolverende blootstellingen;
Particulieren en kleine partijen – Overige kmo’s;
Particulieren en kleine partijen – Overige niet-kmo’s;
Niet van toepassing.
“Niet van toepassing” wordt gebruikt wanneer geen van de antwoorden uit de bovenstaande lijst van toepassing is. Dit is het geval wanneer een tegenpartij wordt ingedeeld in meerdere blootstellingsklassen, zonder dat één klasse duidelijk overheerst.
0040
Rating
De rang van de interne ratingklasse die binnen de toepasselijke interne ratingschaal van de instelling aan de tegenpartij is toegewezen, wordt gerapporteerd. Hierbij wordt de numerieke volgorde 1, 2, 3 enz. gevolgd – oplopend van het laagste tot het hoogste risico, met uitsluiting van wanbetalingen met een PD die overeenkomt met 100 %.
Wanneer een instelling gebruikmaakt van een continue ratingschaal overeenkomstig artikel 169, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(1), worden de in kolom 0005 van template C 08.02 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 gerapporteerde ratingklassen gebruikt.
Wanneer blootstellingen aan een tegenpartij in meerdere ratingklassen worden ondergebracht overeenkomstig artikel 172, lid 1, punt e), i) of iii), van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt de ratingklasse nul (0) worden gerapporteerd.
0050
Datum meest recente rating tegenpartij
De datum van de meest recente rating van de tegenpartij wordt gerapporteerd.
0060
PD
Template C 08.01, kolom 0010, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De aan de tegenpartij toegewezen kans op wanbetaling (Probability of Default – “PD”) wordt gerapporteerd. De PD is de PD die wordt gebruikt voor de berekening van de RWA, ongerekend het effect van maatregelen overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013. De PD wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
0070
Wanbetalingsstatus
De wanbetalingsstatus van de tegenpartij wordt gerapporteerd. Dit is een van de volgende statussen overeenkomstig artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013:
Template C 08.01, kolom 0020, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Gerapporteerd wordt de oorspronkelijke blootstellingswaarde vóór inaanmerkingneming van eventuele waardeaanpassingen, voorzieningen, effecten van kredietrisicolimiteringstechnieken of omrekeningsfactoren.
0090
Blootstelling na substitutie-effect kredietrisicolimitering, vóór toepassing omrekeningsfactoren
Template C 08.01, kolom 0090, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Het bedrag waarop kredietomrekeningsfactoren (“CCF”) worden toegepast om de EAD (kolom 0110) te verkrijgen, wordt gerapporteerd. Hierbij wordt rekening gehouden met kredietrisicolimiteringstechnieken met substitutie-effecten op de blootstelling.
0100
CCF
Artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013
Het gewogen CCF-gemiddelde wordt gerapporteerd. De wegingsfactoren die worden gebruikt, zijn de bedragen waarop de CCF’s worden toegepast om de EAD te verkrijgen.
Voor tegenpartijen met faciliteiten die uitsluitend overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt het gerapporteerde gewogen CCF-gemiddelde gebaseerd op alle faciliteiten.
Voor tegenpartijen met faciliteiten die niet vallen onder de posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt de CCF blanco gelaten of wordt “NIHIL” ingevuld.
Voor tegenpartijen met faciliteiten die overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en met faciliteiten die niet vallen onder de posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van die verordening, wordt het gerapporteerde gewogen CCF-gemiddelde uitsluitend gebaseerd op de faciliteiten die overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013. Met name worden in de berekening geen faciliteiten opgenomen die overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 10, van die verordening.
Wanneer de instelling voor de in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde posten eigen CCF-schattingen toepast, worden die CCF’s gebruikt om het gewogen CCF-gemiddelde te berekenen. Wanneer de instelling voor de posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 geen eigen CCF-schattingen toepast, worden de in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voorgeschreven CCF’s gebruikt.
De CCF wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
0110
EAD
Template C 08.01, kolom 0110, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De blootstellingswaarde wordt gerapporteerd.
0120
Waarde zekerheid
Template C 08.01, kolommen 0150 t/m 0210, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De marktwaarde van de zekerheid wordt gerapporteerd.
0130
Hyp LGD senior ongedekt zonder negatief onderpand
Artikel 161 van Verordening (EU) nr. 575/2013
De hypothetische eigen schattingen van het verlies bij wanbetaling (Loss Given Default – “LGD”) die de instelling voor de blootstellingen aan de tegenpartij zou toepassen, worden als volgt gerapporteerd:
de omvang van de blootstellingen is dezelfde als voor de in kolom 0150 gerapporteerde LGD-waarde;
de blootstellingen zijn senior en ongedekt;
er is geen negatieve onderpandclausule voorhanden.
Een negatieve onderpandclausule is een clausule waarin staat dat de kredietnemer of schuldemittent geen van zijn activa aan een andere partij in pand zal geven.
0140
Hyp LGD senior ongedekt met negatief onderpand
Artikel 161 van Verordening (EU) nr. 575/2013
De hypothetische eigen LGD-schattingen die de instelling voor de blootstellingen aan de tegenpartij zou toepassen, worden als volgt gerapporteerd:
de omvang van de blootstellingen is dezelfde als voor de in kolom 0150 gerapporteerde LGD-waarde;
de blootstellingen zijn senior en ongedekt;
er is een negatieve onderpandclausule voorhanden.
Een negatieve onderpandclausule is een clausule waarin staat dat de kredietnemer of schuldemittent geen van zijn activa aan een andere partij in pand zal geven.
0150
LGD
Template C 08.01, kolommen 0230 en 0240, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Het EAD-gewogen gemiddelde van de LGD-waarden van de blootstellingen aan de tegenpartij wordt gerapporteerd.
Hierbij gaat het om de LGD’s die voor de berekening van de RWA worden gebruikt. Met name wanneer de instelling van haar bevoegde autoriteit toestemming heeft gekregen om eigen schattingen van LGD’s te gebruiken, worden de LGD’s gebaseerd op de eigen schattingen van de instelling; in andere gevallen zijn zij gebaseerd op de voorgeschreven LGD-waarden, rekening houdende met de toepasselijke risicolimitering.
LGD’s voor grote gereglementeerde entiteiten uit de financiële sector en niet-gereglementeerde financiële entiteiten worden opgenomen.
Het effect van maatregelen overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt niet meegewogen.
De LGD wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
0160
Looptijd
Template C 08.01, kolom 0250, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De EAD-gewogen looptijd voor de blootstellingen aan de tegenpartij wordt gerapporteerd. Deze wordt uitgedrukt in aantal dagen.
0170
RWA
Template C 08.01, kolom 0260, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De risicogewogen posten na ondersteuningsfactoren (ondersteuningsfactoren voor kmo ‘s en infrastructuur) worden gerapporteerd. In de RWA posten wordt het effect van potentiële maatregelen overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013 niet meegenomen.
C 102 –Bijzonderheden over blootstellingen in portefeuilles met een lage kans op wanbetaling
Voor in bijlage I bedoelde portefeuilles met een zekerheidsstellingsstatus niet zijnde “Niet van toepassing” mogen de volgende gegevens worden weggelaten wanneer het goedgekeurde model niet de mogelijkheid biedt om aparte LGD-berekeningen te maken voor de zekergestelde en de ongedekte gedeelten van een blootstelling: LGD (kolom 0130), LGD zonder toezichtmaatregelen (kolom 0131), LGD zonder mate van conservatisme (margin of conservatism – “MoC”) en toezichtmaatregelen (kolom 0132), LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent (kolom 0133), verwachte verliespost (kolom 0150) en RWA (kolom 0170).
Voor portefeuilles met de regelgevingsbenadering omschreven als “Criteria voor het onderbrengen van gespecialiseerde kredietverlening” wordt de volgende informatie weggelaten: PD (kolom 0060), PD zonder toezichtmaatregelen (kolom 0061), PD zonder MoC en toezichtmaatregelen (kolom 0062), LGD (kolom 0130), LGD zonder toezichtmaatregelen (kolom 0131), LGD zonder MoC en toezichtmaatregelen (kolom 0132), LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent (kolom 0133).
Kolom
Label
Rechtsgrondslag
Instructies
0010
Portefeuille-ID
Template C 102, kolom 0010, van bijlage I
De portefeuille-ID in kolom 0010 van template C 102 van bijlage I waarmee de portefeuille wordt bepaald, wordt gerapporteerd. Deze ID is een identificatiecode van een rij en is uniek voor elke rij in de template.
De aan portefeuille-ID’s toegewezen blootstellingen zijn niet exclusief: blootstellingen, of delen van blootstellingen, worden gerapporteerd onder elk portefeuille-ID dat van toepassing is.
0040
Aantal debiteuren
Het aantal debiteuren wordt gerapporteerd.
Dit aantal is gebaseerd op debiteuren voor wie een strikt positieve blootstellingswaarde wordt gerapporteerd in kolom 0080 of kolom 0090. Wanneer als gevolg van een kredietrisicolimiteringstechniek volledige substitutie wordt toegepast, wordt de oorspronkelijke debiteur toegevoegd aan het “Aantal debiteuren” van zijn oorspronkelijke portefeuille, en wordt de garantiegever toegevoegd aan het “Aantal debiteuren” van de portefeuille van de garantiegever.
0060
PD
Template C 08.01, kolom 0010, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De PD is de PD die wordt gebruikt voor de berekening van de RWA, ongerekend het effect van maatregelen overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013. Voor portefeuilles die aan een afzonderlijke klasse of groep beantwoorden, wordt de aan die specifieke debiteurenklasse of -groep toegekende PD gerapporteerd. Voor portefeuilles die aan een aggregatie van verschillende debiteurenklassen of -groepen beantwoorden, wordt het EAD-gewogen gemiddelde vermeld van de PD’s die aan de blootstellingen in de aggregatie zijn toegekend. De PD wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
0061
PD zonder toezichtmaatregelen
De PD zonder toezichtmaatregelen is de PD gebaseerd op de bepalingen van de artikelen 179 en 180 van Verordening (EU) nr. 575/2013 met inbegrip van de door de instelling toegevoegde MoC, maar met uitsluiting van door de bevoegde autoriteiten opgelegde maatregelen (multiplicatoren, opslagfactoren, vloeren of soortgelijke maatregelen die de PD rechtstreeks verhogen).
Voor portefeuilles die aan een individuele klasse of groep beantwoorden, wordt de PD voor die klasse gerapporteerd met inbegrip van de MoC maar zonder de toezichtmaatregelen. Voor portefeuilles die aan een aggregatie van verschillende debiteurenklassen of -groepen beantwoorden, wordt het EAD-gewogen gemiddelde van de PD’s van de respectieve blootstellingen vermeld met inbegrip van de MoC’s maar zonder de toezichtmaatregelen.
De PD zonder toezichtmaatregelen wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Ingeval de instelling niet in staat is de betrokken voorzichtige aanpassingen te isoleren, is deel I, punt 3, van toepassing.
0062
PD zonder MoC en toezichtmaatregelen
De PD zonder MoC en toezichtmaatregelen is de PD die noch de overeenkomstig artikel 179, lid 1, punt f), en artikel 180, lid 1, punt e), van Verordening (EU) nr. 575/2013 door de instelling toegevoegde MoC noch het effect van door de bevoegde autoriteiten opgelegde maatregelen (multiplicatoren, opslagfactoren, vloeren of soortgelijke maatregelen die de PD rechtstreeks verhogen) omvat.
Voor portefeuilles die aan een individuele klasse of groep beantwoorden, wordt de PD voor die klasse gerapporteerd zonder de MoC en zonder de toezichtmaatregelen. Voor portefeuilles die aan een aggregatie van verschillende debiteurenklassen of -groepen beantwoorden, wordt het EAD-gewogen gemiddelde van de PD’s van de respectieve blootstellingen gerapporteerd zonder de MoC’s en zonder de toezichtmaatregelen.
De PD zonder MoC en toezichtmaatregelen wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Ingeval de instelling niet in staat is de betrokken voorzichtige aanpassingen te isoleren, is deel I, punt 3, van toepassing.
Template C 08.01, kolom 0020, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Gerapporteerd wordt de oorspronkelijke blootstellingswaarde vóór inaanmerkingneming van eventuele waardeaanpassingen, voorzieningen, effecten van kredietrisicolimiteringstechnieken of omrekeningsfactoren.
0090
Blootstelling na substitutie-effect kredietrisicolimitering, vóór toepassing omrekeningsfactoren
Template C 08.01, kolom 0090, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Het bedrag waarop kredietomrekeningsfactoren (“CCF”) worden toegepast om de EAD (kolom 0110) te verkrijgen, wordt gerapporteerd. Hierbij wordt rekening gehouden met kredietrisicolimiteringstechnieken met substitutie-effecten op de blootstelling.
0100
CCF
Artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013
Het gewogen CCF-gemiddelde wordt gerapporteerd. De wegingsfactoren die worden gebruikt, zijn de bedragen waarop de CCF’s worden toegepast om de EAD te verkrijgen.
Voor portefeuilles met faciliteiten die uitsluitend overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt het gerapporteerde gewogen CCF-gemiddelde gebaseerd op alle faciliteiten.
Voor portefeuilles waarvan geen enkele faciliteit onder de posten bedoeld in artikel 166 van Verordening (EU) nr. 575/2013 valt, wordt de CCF blanco gelaten of wordt “NIHIL” ingevuld.
Voor portefeuilles die faciliteiten bevatten die overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en met faciliteiten die niet vallen onder de posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van die verordening, wordt het gerapporteerde gewogen CCF-gemiddelde uitsluitend gebaseerd op de faciliteiten die overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013. Met name worden in de berekening geen faciliteiten opgenomen die overeenkomen met posten bedoeld in artikel 166, lid 10, van die verordening.
Wanneer de instelling voor de in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde posten eigen CCF-schattingen toepast, worden die CCF’s gebruikt om het gewogen CCF-gemiddelde te berekenen. Wanneer de instelling voor de posten bedoeld in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 geen eigen CCF-schattingen toepast, worden de in artikel 166, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voorgeschreven CCF’s gebruikt.
De CCF wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
0110
EAD
Template C 08.01, kolom 0110, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De blootstellingswaarde wordt gerapporteerd.
0120
Waarde zekerheid
Template C 08.01, kolommen 0150 t/m 0210, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De marktwaarde van de zekerheid wordt gerapporteerd.
0130
LGD
Template C 08.01, kolommen 0230 en 0240, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
Het EAD-gewogen gemiddelde van de LGD-waarden van de blootstellingen in de desbetreffende portefeuille wordt gerapporteerd.
Hierbij gaat het om de LGD’s die voor de berekening van de RWA worden gebruikt. Met name wanneer de instelling van haar bevoegde autoriteit toestemming heeft gekregen om eigen schattingen van LGD’s te gebruiken, worden de LGD’s gebaseerd op de eigen schattingen van instellingen; in andere gevallen zijn zij gebaseerd op de voorgeschreven LGD-waarden, rekening houdende met de toepasselijke risicolimitering.
Blootstellingen en de desbetreffende LGD’s voor grote gereglementeerde entiteiten uit de financiële sector en niet-gereglementeerde entiteiten uit de financiële sector worden opgenomen.
Het effect van maatregelen overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt niet meegewogen.
De LGD wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
0131
LGD zonder toezichtmaatregelen
De LGD zonder toezichtmaatregelen is de op de artikelen 179 en 181 van Verordening (EU) nr. 575/2013 gebaseerde LGD met inbegrip van de door de instelling toegevoegde MoC, maar met uitsluiting van door de bevoegde autoriteiten opgelegde maatregelen (multiplicatoren, opslagfactoren, vloeren of soortgelijke maatregelen die de LGD rechtstreeks verhogen).
Voor portefeuilles die aan een individuele klasse of groep beantwoorden, wordt de LGD voor die klasse gerapporteerd met inbegrip van de MoC maar zonder de toezichtmaatregelen.
Voor portefeuilles die aan een aggregatie van verschillende debiteurenklassen of -groepen beantwoorden, wordt het EAD-gewogen gemiddelde van de LGD’s van de respectieve blootstellingen vermeld met inbegrip van de MoC’s maar zonder de toezichtmaatregelen.
De LGD zonder toezichtmaatregelen wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Ingeval de instelling niet in staat is de betrokken voorzichtige aanpassingen te isoleren, is deel I, punt 3, van toepassing.
0132
LGD zonder MoC en zonder toezichtmaatregelen
De LGD zonder MoC en toezichtmaatregelen is de LGD die noch de overeenkomstig artikel 179, lid 1, punt f), en artikel 181 van Verordening (EU) nr. 575/2013 door de instelling toegevoegde MoC noch het effect van door de bevoegde autoriteiten opgelegde maatregelen (multiplicatoren, opslagfactoren, vloeren of soortgelijke maatregelen die de LGD rechtstreeks verhogen) bevat.
Voor portefeuilles die aan een individuele klasse of groep beantwoorden, wordt de LGD voor die klasse gerapporteerd zonder de MoC en zonder de toezichtmaatregelen. Voor portefeuilles die aan een aggregatie van verschillende debiteurenklassen of -groepen beantwoorden, wordt het EAD-gewogen gemiddelde van de LGD’s van de respectieve blootstellingen gerapporteerd zonder de MoC’s en zonder de toezichtmaatregelen.
De PD zonder MoC en toezichtmaatregelen wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Ingeval de instelling niet in staat is de betrokken voorzichtige aanpassingen te isoleren, is deel I, punt 3, van toepassing.
0133
LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent
De LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent is de LGD die noch de overeenkomstig artikel 179, lid 1, punt f), en artikel 181 van Verordening (EU) nr. 575/2013 door de instelling toegevoegde MoC noch het effect van door de bevoegde autoriteiten opgelegde maatregelen (multiplicatoren, opslagfactoren, vloeren of soortgelijke maatregelen die de LGD rechtstreeks verhogen) noch de neergangcomponent als vereist bij artikel 181, lid 1, punt b), van die verordening bevat.
Voor portefeuilles die aan een individuele klasse of groep beantwoorden, wordt de LGD voor die klasse gerapporteerd zonder de MoC, de toezichtmaatregelen en de neergangcomponent. Voor portefeuilles die aan een aggregatie van verschillende debiteurenklassen of -groepen beantwoorden, wordt het EAD-gewogen gemiddelde van de LGD’s van de respectieve blootstellingen zonder de MoC’s, de toezichtmaatregelen en de neergangcomponent gerapporteerd.
De LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Ingeval de instelling niet in staat is de betrokken voorzichtige aanpassingen te isoleren, is deel I, punt 3, van toepassing.
0140
Looptijd
Template C 08.01, kolom 0250, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De EAD-gewogen looptijd wordt gerapporteerd. Deze wordt uitgedrukt in aantal dagen.
Deze informatie wordt niet gerapporteerd voor blootstellingen waarvoor de looptijd niet bij de berekening van de RWA wordt meegenomen. Met name wordt de looptijd niet gerapporteerd voor portefeuilles die blootstellingen vormen van de blootstellingscategorie “Particulieren en kleine partijen”.
0150
Verwachte verliespost
Template C 08.01, kolom 0280, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De verwachte verliespost wordt gerapporteerd.
0160
Voorzieningen blootstellingen in wanbetaling
Template C 09.02, kolommen 0050, 0055 en 0060, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De voorzieningen voor blootstellingen in wanbetaling worden gerapporteerd. Deze omvatten alle algemene en specifieke kredietrisicoaanpassingen voor activa in wanbetaling als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU) nr. 575/2013. (Eenmalige) kredietrisicoaanpassingen die een instelling toepast in verband met de veranderingen in de uitvoering van de definitie van wanbetaling (Definition of Default – “DoD”), worden gerapporteerd zoals ze in de databank van de instelling zijn opgenomen.
0170
RWA
Template C 08.01, kolom 0260, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De RWA na ondersteuningsfactoren (ondersteuningsfactoren voor kmo’s en infrastructuur) worden gerapporteerd. In de RWA wordt het effect van potentiële maatregelen overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013 niet meegenomen.
0180
RWA gestandaardiseerd
Deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013
“RWA gestandaardiseerd” is het hypothetische RWA-bedrag dat wordt verkregen door op de blootstellingen de standaardbenadering voor het kredietrisico toe te passen in plaats van de IRB-benadering.
C 103 –Bijzonderheden over blootstellingen in portefeuilles met een hoge kans op wanbetaling
Voor in bijlage I bedoelde portefeuilles met een zekerheidsstellingsstatus niet zijnde “Niet van toepassing” mag de volgende informatie worden weggelaten wanneer het goedgekeurde model niet de mogelijkheid biedt om aparte LGD-berekeningen te maken voor de zekergestelde en de ongedekte gedeelten van een blootstelling: LGD (kolom 0130), LGD zonder toezichtmaatregelen (kolom 0131), LGD zonder MoC en toezichtmaatregelen (kolom 0132), LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent (kolom 0133), Verwachte verliespost (kolom 0150), RWA (kolom 0170), Verliespercentage laatste jaar (kolom 0210) en Verliespercentage laatste 5 jaar (kolom 0220).
Kolom
Label
Rechtsgrondslag
Instructies
0010
Portefeuille-ID
De portefeuille-ID in template C 103, kolom 0010, van bijlage I waarmee de portefeuille wordt bepaald, wordt gerapporteerd. Deze ID is een identificatiecode van een rij en is uniek voor elke rij in de template.
De aan portefeuille-ID’s toegewezen blootstellingen zijn niet exclusief: blootstellingen, of delen van blootstellingen, worden gerapporteerd onder elke portefeuille-ID die van toepassing is.
0040
Aantal debiteuren
De instructies voor template C 102, kolom 0040, van bijlage I zijn van toepassing.
0060
PD
De instructies voor template C 102, kolom 0060, van bijlage I zijn van toepassing.
0061
PD zonder toezichtmaatregelen
De instructies voor template C 102, kolom 0061, van bijlage I zijn van toepassing.
0062
PD zonder MoC en toezichtmaatregelen
De instructies voor template C 102, kolom 0062, van bijlage I zijn van toepassing.
De instructies voor template C 102, kolom 0080, van bijlage I zijn van toepassing.
0090
Blootstelling na substitutie-effect kredietrisicolimitering, vóór toepassing omrekeningsfactoren
De instructies voor template C 102, kolom 0090, van bijlage I zijn van toepassing.
0100
CCF
De instructies voor template C 102, kolom 0100, van bijlage I zijn van toepassing.
0110
EAD
De instructies voor template C 102, kolom 0110, van bijlage I zijn van toepassing.
0120
Waarde zekerheid
De instructies voor template C 102, kolom 0120, van bijlage I zijn van toepassing.
0130
LGD
De instructies voor template C 102, kolom 0130, van bijlage I zijn van toepassing.
0131
LGD zonder toezichtmaatregelen
De instructies voor template C 102, kolom 0131, van bijlage I zijn van toepassing.
0132
LGD zonder MoC en zonder toezichtmaatregelen
De instructies voor template C 102, kolom 0132, van bijlage I zijn van toepassing.
0133
LGD zonder MoC, toezichtmaatregelen en neergangcomponent
De instructies voor template C 102, kolom 0133, van bijlage I zijn van toepassing.
0140
Looptijd
De instructies voor template C 102, kolom 0140, van bijlage I zijn van toepassing.
0150
Verwachte verliespost
De instructies voor template C 102, kolom 0150, van bijlage I zijn van toepassing.
0160
Voorzieningen blootstellingen in wanbetaling
De instructies voor template C 102, kolom 0160, van bijlage I zijn van toepassing.
0170
RWA
De instructies voor template C 102, kolom 0170, van bijlage I zijn van toepassing.
0180
RWA gestandaardiseerd
De instructies voor template C 102, kolom 0180, van bijlage I zijn van toepassing.
0190
Wanbetalingsgraad laatste jaar
De wanbetalingsgraad voor het laatste jaar wordt gerapporteerd. Daartoe wordt de wanbetalingsgraad gedefinieerd als de ratio van de volgende waarden:
de som van de blootstellingen (oorspronkelijke blootstelling, kolom 0080, gemeten op de referentiedatum minus één jaar) die niet in wanbetaling waren precies één jaar vóór de referentiedatum en waarvoor zich tussen de referentiedatum minus één jaar en de referentiedatum een wanbetaling heeft voorgedaan;
de som van de blootstellingen (oorspronkelijke blootstelling, kolom 0080, gemeten op de referentiedatum minus één jaar) die niet in wanbetaling waren op de referentiedatum minus één jaar.
Nieuwe blootstellingen die ontstonden tijdens het jaar vóór de referentiedatum, worden niet meegenomen. Blootstellingen waarvoor wanbetaling heeft plaatsgevonden en die gezuiverd werden tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum, worden zowel in de teller als in de noemer opgenomen. Meervoudige wanbetalingen van dezelfde debiteur worden slechts eenmaal opgenomen.
Deze informatie wordt alleen gerapporteerd voor portefeuille-ID’s met betrekking tot blootstellingen ten aanzien waarvan zich geen wanbetaling heeft voorgedaan. Deze wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Wanbetalingen en datums van wanbetalingen worden gebruikt zoals deze zijn opgenomen in het kader van de toepassing van de op het tijdstip van de gebeurtenis geldende DoD, d.w.z. een instelling gaat ervan uit dat zich een wanbetaling heeft voorgedaan met betrekking tot de DoD die de instelling toepaste op het moment dat de gebeurtenis werd opgenomen. Met veranderingen in de DoD wordt alleen vanaf hun datum van uitvoering prospectief rekening gehouden; de retroactieve toepassing van veranderingen van de DoD na de gebeurtenis waardoor wanbetaling ontstaat (achterwaartse simulatie), wordt niet gebruikt.
0200
Wanbetalingsgraad afgelopen 5 jaar
Gerapporteerd wordt het gewogen gemiddelde van de wanbetalingsgraden waargenomen in de laatste vijf jaar vóór de referentiedatum. Hiervoor geldt de definitie van wanbetalingsgraad uit kolom 0190. De te gebruiken wegingsfactoren zijn de blootstellingen zonder wanbetaling die worden gebruikt om de wanbetalingsgraad in overeenstemming met kolom 0190 te berekenen.
Wanneer de instelling geen wanbetalingsgraad moet berekenen voor de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan de referentiedatum overeenkomstig artikel 180, lid 1, punt h), of artikel 180, lid 2, punt e), van Verordening (EU) nr. 575/2013, ontwikkelt de instelling een proxy met behulp van de langste reeks historische data waarover zij beschikt uit de periode van ten hoogste vijf jaar voorafgaand aan de referentiedatum, en verstrekt zij aan haar bevoegde autoriteit de documentatie waarin de berekening nader wordt uitgewerkt.
Deze informatie wordt alleen gerapporteerd voor portefeuille-ID’s met betrekking tot blootstellingen ten aanzien waarvan zich geen wanbetaling heeft voorgedaan. Deze wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Wanbetalingen en datums van wanbetalingen worden gebruikt zoals deze zijn opgenomen in het kader van de toepassing van de op het tijdstip van de gebeurtenis geldende DoD, d.w.z. een instelling gaat ervan uit dat zich een wanbetaling heeft voorgedaan met betrekking tot de DoD die de instelling toepaste op het moment dat de gebeurtenis werd opgenomen. Met veranderingen in de DoD wordt alleen vanaf hun datum van uitvoering prospectief rekening gehouden; de retroactieve toepassing van veranderingen van de DoD na de gebeurtenis waardoor wanbetaling ontstaat (achterwaartse simulatie), wordt niet gebruikt.
0210
Verliespercentage laatste jaar
Het voor het recentste jaar waargenomen verliespercentage wordt alleen gerapporteerd voor portefeuille-ID’s met betrekking tot blootstellingen “niet in wanbetaling” en “in wanbetaling”.
Voor portefeuilles zonder wanbetaling is het verliespercentage de som van tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum toegepaste kredietrisicoaanpassingen en afschrijvingen voor de blootstellingen die precies één jaar vóór de referentiedatum “blootstellingen niet in wanbetaling” waren en waarvoor zich tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum wanbetaling heeft voorgedaan, gedeeld door de som van de EAD, gemeten precies één jaar vóór de referentiedatum, van de blootstellingen die niet in wanbetaling waren precies één jaar vóór de referentiedatum en waarvoor zich tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum wanbetaling heeft voorgedaan.
De teller van het verliespercentage omvat alle kredietrisicoaanpassingen en afschrijvingen voor de blootstellingen die in het jaar vóór de referentiedatum in wanbetaling waren, met inbegrip van de kredietrisicoaanpassingen die vóór de datum van wanbetaling waren toegepast.
Nieuwe blootstellingen die ontstonden tijdens het jaar vóór de referentiedatum, worden niet meegenomen. Blootstellingen waarvoor wanbetaling heeft plaatsgevonden en die gezuiverd werden tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum, worden opgenomen in de noemer van het verliespercentage, terwijl kredietrisicoaanpassingen en afschrijvingen voor die blootstellingen worden meegewogen in de teller van het verliespercentage. Meervoudige wanbetalingen van precies dezelfde debiteur worden slechts eenmaal opgenomen.
Voor portefeuilles in wanbetaling wordt bij het verliespercentage rekening gehouden met blootstellingen die precies één jaar voor de referentiedatum in wanbetaling waren. Het is de som van:
kredietrisicoaanpassingen voor deze blootstellingen één jaar voor de referentiedatum, en
kredietrisicoaanpassingen en afschrijvingen toegepast tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum,
gedeeld door de som van de EAD, gemeten precies één jaar vóór de referentiedatum van de desbetreffende blootstellingen.
Nieuwe blootstellingen tijdens het jaar vóór de referentiedatum worden niet meegenomen. Blootstellingen die werden gezuiverd tijdens het jaar voorafgaand aan de referentiedatum, worden opgenomen in de noemer van het verliespercentage, terwijl kredietrisicoaanpassingen en afschrijvingen voor die blootstellingen worden opgenomen in de teller van het verliespercentage. Meervoudige wanbetalingen van dezelfde debiteur worden slechts eenmaal opgenomen.
Het verliespercentage wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Wanbetalingen en datums van wanbetalingen worden gebruikt zoals deze zijn opgenomen in het kader van de toepassing van de op het tijdstip van de gebeurtenis geldende DoD, d.w.z. een instelling gaat ervan uit dat zich een wanbetaling heeft voorgedaan met betrekking tot de DoD die de instelling toepaste op het moment dat de gebeurtenis werd opgenomen. Met veranderingen in de DoD wordt alleen vanaf hun datum van uitvoering prospectief rekening gehouden; de retroactieve toepassing van veranderingen van de DoD na de gebeurtenis waardoor wanbetaling ontstaat (achterwaartse simulatie), wordt niet gebruikt.
0220
Verliespercentage afgelopen 5 jaar
Het EAD-gewogen gemiddelde van de voor de laatste vijf jaar waargenomen verliespercentages wordt alleen gerapporteerd voor portefeuille-ID’s met betrekking tot blootstellingen “niet in wanbetaling” en “in wanbetaling”. Hiervoor is de definitie van verliespercentage uit kolom 0210 van toepassing.
Het verliespercentage voor de afgelopen vijf jaar wordt gebaseerd op de jaarlijkse verliespercentages van de afgelopen vijf jaar indien deze jaarlijkse verliespercentages gedefinieerd zijn naar analogie met de definitie van het verliespercentage van kolom 0210; de jaarlijkse verliespercentages bevatten met name geen additionele veranderingen van kredietrisicoaanpassingen en afschrijvingen die zich na de observatiehorizon (kalenderjaar) van elk jaarlijks verliespercentage hebben voorgedaan.
Wanneer de instelling geen data hoeft te gebruiken voor de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan de referentiedatum overeenkomstig artikel 181, lid 2, laatste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013, ontwikkelt zij een proxy met behulp van de langste reeks historische data waarover zij beschikt uit de periode van ten hoogste vijf jaar voorafgaand aan de referentiedatum, en verstrekt zij aan haar bevoegde autoriteit de documentatie waarin de berekening nader wordt uitgewerkt.
Het verliespercentage wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1.
Wanbetalingen en datums van wanbetalingen worden gebruikt zoals deze zijn opgenomen in het kader van de toepassing van de op het tijdstip van de gebeurtenis geldende DoD, d.w.z. een instelling gaat ervan uit dat zich een wanbetaling heeft voorgedaan met betrekking tot de DoD die de instelling toepaste op het moment dat de gebeurtenis werd opgenomen. Met veranderingen in de DoD wordt alleen vanaf hun datum van uitvoering prospectief rekening gehouden; de retroactieve toepassing van veranderingen van de DoD na de gebeurtenis waardoor wanbetaling ontstaat (achterwaartse simulatie), wordt niet gebruikt.
0250
RWA-
Instellingen berekenen en rapporteren RWA- voor de in bijlage I, template 103, bedoelde portefeuilles met de volgende portefeuille-ID:
CORP_ALL_0086_CT_****_**_***_ALL
SMEC_ALL_0106_CT_****_**_ ***_ALL
MORT_ALL_0094_CT_****_**_ ***_ALL
SMOT_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RSMS_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RETO_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RQRR_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RWA- zijn de hypothetische RWA, na ondersteuningsfactoren, die worden verkregen door toepassing van de PD- waarden in plaats van de PD-waarden van de instelling, en dit voor elke blootstelling. De resterende parameters die nodig zijn voor de berekening, blijven ongewijzigd.
PD- is gebaseerd op een berekening die voor iedere debiteurenklasse afzonderlijk wordt gemaakt. Hiervoor worden de in kolom 0005 van template C 08.02 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie gerapporteerde debiteurenklassen gebruikt (zie voor instructies template C 08.01, kolom 0010, en template C 08.02 van bijlage II bij die verordening).
Voor iedere debiteurenklasse is
p–
de kleinste positieve waarde die voldoet aan de vergelijking
p–+ Φ– 1
(q)•√ ≥ DR1y
waarbij DR1y
>
0,
en
p–:=0
waarbij
DR1y
=
0
.
Hierbij geldt:
Φ– 1
de inverse functie van de standaard normale (cumulatieve) distributie;
q
het op 90 % bepaalde betrouwbaarheidsniveau;
DR1y
het gevalsgewogen wanbetalingspercentage van het jaar voorafgaand aan de referentiedatum, d.w.z. het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en dat de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum en dat tijdens het recentste jaar in wanbetaling verkeerde, gedeeld door het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum;
n
het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum.
Voor iedere debiteur is PD- gelijk aan
p–
, waarbij
p–
volgens de formule in de vierde subalinea wordt berekend voor de aan de debiteur toegekende debiteurenklasse.
0260
RWA+
Instellingen berekenen en rapporteren RWA+ voor de in bijlage I, template 103, bedoelde portefeuilles met de volgende portefeuille-ID:
CORP_ALL_0086_CT_****_**_***_ALL
SMEC_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
MORT_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
SMOT_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RSMS_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RETO_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RQRR_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RWA+ zijn de hypothetische RWA, na ondersteuningsfactoren, die worden verkregen door toepassing van de PD+ waarden in plaats van de PD-waarden van de instelling, en dit voor elke blootstelling. De resterende parameters die nodig zijn voor de berekening, blijven ongewijzigd.
PD+ is gebaseerd op een berekening die voor iedere debiteurenklasse afzonderlijk wordt gemaakt. Hiervoor worden de in kolom 0005 van template C 08.02 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie gerapporteerde debiteurenklassen gebruikt (zie voor instructies template C 08.01, kolom 0010, en template C 08.02 van bijlage II bij die verordening).
Voor iedere debiteurenklasse is
p+
de grootste positieve waarde die voldoet aan de vergelijking
p+– Φ– 1
(q)•√ ≤ DR1y
waarbij:
Φ– 1
de inverse functie van de standaard normale (cumulatieve) distributie;
q
het op 90 % bepaalde betrouwbaarheidsniveau;
DR1y
het gevalsgewogen wanbetalingspercentage van het jaar voorafgaand aan de referentiedatum, d.w.z. het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en dat de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum en dat tijdens het recentste jaar in wanbetaling verkeerde, gedeeld door het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum;
n
het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum.
Voor iedere debiteur is PD+ gelijk aan
p+
, waarbij
p+
volgens de formule in de vierde subalinea wordt berekend voor de aan de debiteur toegekende debiteurenklasse.
0270
RWA--
Instellingen berekenen en rapporteren RWA-- voor de in bijlage I, template 103, bedoelde portefeuilles met de volgende portefeuille-ID:
CORP_ALL_0086_CT_****_**_***_ALL
SMEC_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
MORT_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
SMOT_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RSMS_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RETO_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RQRR_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RWA-- zijn de hypothetische RWA, na ondersteuningsfactoren, die worden verkregen door toepassing van de PD-- waarden in plaats van de PD-waarden van de instelling, en dit voor elke blootstelling. De resterende parameters die nodig zijn voor de berekening, blijven ongewijzigd.
PD-- is gebaseerd op een berekening die voor iedere debiteurenklasse afzonderlijk wordt gemaakt. Hiervoor worden de in kolom 0005 van template C 08.02 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie gerapporteerde debiteurenklassen gebruikt (zie voor instructies template C 08.01, kolom 0010, en template C 08.02 van bijlage II bij die verordening).
Voor iedere debiteurenklasse is
p– –
de kleinste positieve waarde die voldoet aan de vergelijking
p– –+ Φ– 1
(q)•√ ≥ DR5y
waarbij DR5y
>
0,
en
p–:=0
waarbij
DR5y
=
0
Hierbij geldt:
Φ– 1
de inverse functie van de standaard normale (cumulatieve) distributie;
q
het op 90 % bepaalde betrouwbaarheidsniveau;
DR5y
de wanbetalingsgraad van de laatste vijf jaar voor de debiteurenklasse, berekend als het eenvoudig gemiddelde van vijf gevalsgewogen wanbetalingspercentages op één jaar;
n
het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum.
Voor iedere debiteur is PD-- gelijk aan
p– –
, waarbij
p– –
volgens de formule in de vierde subalinea wordt berekend voor de aan de debiteur toegekende debiteurenklasse.
0280
RWA++
Instellingen berekenen en rapporteren RWA++ voor de in bijlage I, template 103, bedoelde portefeuilles met de volgende portefeuille-ID:
CORP_ALL_0086_CT_****_**_***_ALL
SMEC_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
MORT_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
SMOT_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RSMS_ALL_0106_CT_****_**_***_ALL
RETO_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RQRR_ALL_0094_CT_****_**_***_ALL
RWA++ zijn de hypothetische RWA, na ondersteuningsfactoren, die worden verkregen door toepassing van de PD++ waarden in plaats van de PD-waarden van de instelling, en dit voor elke blootstelling. De resterende parameters die nodig zijn voor de berekening, blijven ongewijzigd.
PD++ is gebaseerd op een berekening die voor iedere debiteurenklasse afzonderlijk wordt gemaakt. Hiervoor worden de in kolom 0005 van template C 08.02 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451 van de Commissie gerapporteerde debiteurenklassen gebruikt (zie voor instructies template C 08.01, kolom 0010, en template C 08.02 van bijlage II bij die verordening).
Voor iedere debiteurenklasse is
p+ +
de grootste positieve waarde die voldoet aan de vergelijking
p+ +– Φ– 1
(q)•√ ≤ DR5y
waarbij:
Φ– 1
de inverse functie van de standaard normale (cumulatieve) distributie;
q
het op 90 % bepaalde betrouwbaarheidsniveau;
DR5y
de wanbetalingsgraad van de laatste vijf jaar voor de debiteurenklasse, berekend als het eenvoudig gemiddelde van vijf gevalsgewogen wanbetalingspercentages op één jaar;
n
het aantal debiteuren dat niet in wanbetaling verkeerde en de betrokken debiteurenklasse kreeg toegekend precies één jaar vóór de referentiedatum.
Voor iedere debiteur is PD++ gelijk aan
p+ +
, waarbij
p+ +
volgens de formule in de vierde subalinea wordt berekend voor de aan de debiteur toegekende debiteurenklasse.
C 105.01 –Definitie van interne modellen
Kolom
Label
Rechtsgrondslag
Instructies
0010
ID intern model
De instelling rapporteert het door de bevoegde autoriteit toegekende ID van het interne model. Ingeval dit niet beschikbaar is, rapporteert de instelling de ID die zijzelf aan het interne model heeft toegekend. De aan het interne model toegekende ID verwijst op unieke wijze naar een intern model dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd en wordt gebruikt voor de berekening van de RWA. Dit is een identificatiecode van een rij en is uniek voor elke rij in de template.
0020
Naam model
De modelnaam die de rapporterende instelling aan het interne model heeft toegekend, wordt gerapporteerd.
0030
Risicoparameter IRBA
De risicoparameter bij de IRB-benadering is een van de volgende:
PD;
LGD;
CCF.
Voor een intern model voor “Ondernemingen – blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening” uit hoofde van artikel 153, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 (“Criteria voor het onderbrengen van gespecialiseerde kredietverlening”) wordt het veld blanco gelaten of wordt “NIHIL” ingevuld.
0040
EAD
Template C 08.01, kolom 0110, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De geaggregeerde blootstellingswaarde van de blootstellingen binnen de scope van het ratingmodel wordt gerapporteerd.
Het EAD-gewogen gemiddelde van de bij de kalibratie van de PD-modellen gebruikte jaarlijkse wanbetalingsgraden wordt gerapporteerd. Deze informatie wordt alleen voor PD-modellen ingevuld. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de bij de kalibratie van de parameters van het model gebruikte data. Indien geen interne data voorhanden zijn en de kalibratie op externe data is gebaseerd, worden de externe data gerapporteerd.
Het eenvoudig gemiddelde van de bij de kalibratie van de PD-modellen gebruikte jaarlijkse gevalsgewogen wanbetalingsgraden wordt gerapporteerd. Deze informatie wordt alleen voor PD-modellen ingevuld.
Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de bij de kalibratie van de parameters van het model gebruikte data. Indien geen interne data voorhanden zijn en de kalibratie op externe data is gebaseerd, worden de externe data gerapporteerd.
0070
Langetermijn-PD
De centrale tendens wordt gerapporteerd die de instelling gebruikt bij de kalibratie van de modellen die voorzichtige aanpassingen omvat van het eenvoudig gevalsgewogen gemiddelde van de bij de kalibratie van de PD-modellen gebruikte jaarlijkse wanbetalingsgraden. Deze informatie wordt alleen voor PD-modellen ingevuld.
0080
Percentage gezuiverde activa in wanbetaling
Het percentage gezuiverde activa in wanbetaling is het percentage uitstaande activa in wanbetaling die over een 12-maands periode opnieuw de status “niet in wanbetaling” krijgen.
Een instelling die geen zuiveringspercentages berekent voor een bepaald model, berekent een proxy voor zuiveringspercentages, in overeenstemming met de gegeven definitie. De instelling rapporteert het gebruik van een proxy aan de bevoegde autoriteit. Die informatie wordt alleen voor PD-modellen ingevuld.
Het gevalsgewogen gemiddelde inningspercentage voor niet-gezuiverde wanbetalingen opgenomen in de tijdreeksen die de instelling gebruikt voor de kalibratie van de LGD-modellen met betrekking tot niet in wanbetaling zijnde activa, wordt gerapporteerd.
Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de bij de kalibratie van de parameters van het model gebruikte data. Indien geen interne data voorhanden zijn en de kalibratie op externe data is gebaseerd, worden de externe data gerapporteerd. Een instelling die, als gevolg van een onvolledige inningsprocedure, niet over een specifiek inningspercentage voor niet-gezuiverde wanbetalingen beschikt, berekent een proxy rekening houdende met waargenomen inningen, alsmede de schattingen van inningen bij onvoltooide betalings- en herfinancieringsregelingen. De instelling rapporteert het gebruik van een proxy aan de bevoegde autoriteit. Die informatie wordt alleen voor PD-modellen ingevuld.
De gevalsgewogen gemiddelde lengte van de inningstermijn (vanaf de start van de wanbetalingsstatus tot aan de datum van voltooiing van de inningsprocedures) voor de niet-gezuiverde wanbetalingen opgenomen in de tijdreeksen die de instelling gebruikt voor de kalibratie van de LGD-modellen met betrekking tot niet in wanbetaling zijnde activa, wordt gerapporteerd. De gevalsgewogen gemiddelde duur wordt uitgedrukt in aantal dagen.
Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de bij de kalibratie van de parameters van het model gebruikte data. Indien geen interne data voorhanden zijn en de kalibratie op externe data is gebaseerd, worden de externe data gerapporteerd.
Een instelling die, als gevolg van een onvolledige inningsprocedure, niet over een specifieke inningstermijn voor niet-gezuiverde wanbetalingen beschikt, berekent een proxy rekening houdende met de gegeven definitie. De instelling rapporteert het gebruik van een proxy aan de bevoegde autoriteit. Die informatie wordt alleen voor PD-modellen ingevuld.
0110
Gezamenlijk besluit
Artikel 20, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013
De instelling rapporteert of er al dan niet een gezamenlijk besluit over prudentiële vereisten bestaat tussen de consoliderende autoriteit en de autoriteit van het land van ontvangst met betrekking tot de toestemming om de IRB-benadering te gebruiken bij de berekening van de prudentiële vereisten voor de blootstellingen die door de dochterondernemingen van de instellingen in de gerapporteerde benchmarkingportefeuilles worden aangehouden.
0120
Consoliderend toezichthouder
Artikel 20 van Verordening (EU) nr. 575/2013
De ISO-landcode wordt gerapporteerd van het land van herkomst van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het geconsolideerde toezicht op de instelling die gebruikmaakt van een IRB-benadering.
0130
RWA
Template C 08.01, kolom 0260, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De geaggregeerde RWA na ondersteuningsfactoren (ondersteuningsfactoren voor kmo’s en infrastructuur) van de blootstellingen binnen de scope van het ratingmodel worden gerapporteerd.
0140
RWA-opslagfactoren
De RWA-opslagfactoren zijn een subpositie (“waarvan”) van de RWA (template C 105.01, kolom 0130) en omvatten:
de RWA die worden opgeteld bij de RWA die worden verkregen door toepassing van de risicoparameter(s) van het model wegens rechtstreeks op de RWA toegepaste additionele interne maatregelen van conservatisme (in voorkomend geval);
de RWA die worden opgeteld bij de RWA die worden verkregen door toepassing van de risicoparameter(s) van het model wegens rechtstreeks op de RWA toegepaste toezichtmaatregelen (in voorkomend geval).
De onder de punten a) en b) genoemde bedragen omvatten geen maatregelen die al tot uiting komen in de PD (kolom 0060 van de templates C 102 en C 103), CCF (kolom 0100 van de templates C 102 en C 103) of LGD (kolom 0130 van de templates C 102 en C 103), maar blijven beperkt tot rechtstreeks op de RWA toegepaste maatregelen, eventueel ter aanvulling van de MoC’s en toezichtmaatregelen (multiplicatoren, opslagfactoren, vloeren of soortgelijke maatregelen) die de risicoparameters verhogen.
In de RWA-opslagfactoren wordt het effect van potentiële maatregelen ingesteld overeenkomstig artikel 458 van Verordening (EU) nr. 575/2013 niet meegenomen.
Ingeval de instelling niet in staat is de betrokken voorzichtige aanpassingen te isoleren, is deel I, punt 3, van toepassing.
C 105.02 –Mapping van interne modellen met portefeuilles
Kolom
Label
Rechtsgrondslag
Instructies
0010
Portefeuille-ID
Template C102, kolom 0010, en template C103, kolom 0010
De portefeuille-ID waarmee de portefeuille op unieke wijze wordt geïdentificeerd overeenkomstig de tabellen C 102 en 103 van bijlage I, wordt gerapporteerd.
De kolommen 0010 en 0020 zijn een samengestelde identificatiecode van een rij en zijn samen uniek voor elke rij in deze template.
0020
ID intern model
Template C 105.01, kolom 0010
De door de rapporterende instelling aan het interne model toegekende ID wordt gerapporteerd.
De kolommen 0010 en 0020 zijn een samengestelde identificatiecode van een rij en zijn samen uniek voor elke rij in template C 105.02.
0030
EAD
Template C 08.01, kolom 0110, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De geaggregeerde blootstellingswaarde van de blootstellingen in de door kolom 0010 gedefinieerde portefeuille en binnen de scope van het door kolom 0020 gedefinieerde ratingmodel, wordt gerapporteerd. Wanneer alle transacties van een bepaalde portefeuille volgens één specifiek model worden behandeld, is de blootstellingswaarde gelijk aan het bedrag dat voor dezelfde portefeuille is gerapporteerd in kolom 0110 van template C 102 of C 103, al naargelang.
0040
RWA
Template C 08.01, kolom 0260, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/451
De geaggregeerde RWA na ondersteuningsfactoren voor de blootstellingen in de door kolom 0010 gedefinieerde portefeuille en binnen de scope van het door kolom 0020 gedefinieerde ratingmodel, worden gerapporteerd. Wanneer alle transacties van een bepaalde portefeuille volgens één specifiek model worden behandeld, is de RWA gelijk aan het bedrag dat voor dezelfde portefeuille is gerapporteerd in kolom 0170 van template C 102 of C 103, al naargelang.
C 105.03 –Mapping van interne modellen met landen
Kolom
Label
Rechtsgrondslag
Instructies
0005
Rij-ID
Deze code is een identificatiecode van een rij en is uniek voor elke rij in de template. Hierbij wordt de numerieke volgorde 1, 2, 3 enz. gevolgd.
0010
ID intern model
Template C105.01, kolom 0010
De door de rapporterende instelling aan het interne model toegekende ID wordt gerapporteerd. Indien één ID van het interne model met verschillende landen verband houdt, worden afzonderlijke rijen gerapporteerd voor elke combinatie van “ID intern model” en “Locatie instelling”. De kolommen 0010 en 0020 zijn een samengestelde identificatiecode van een rij en de combinatie daarvan is uniek voor elke rij in de tabel.
0020
Locatie instelling
Artikel 20 van Verordening (EU) nr. 575/2013
De ISO-landcode wordt gerapporteerd van het land van vestiging van elke dochteronderneming waar de voor elke benchmarkingportefeuille gerapporteerde IRB-blootstellingen worden geboekt, ongeacht of de toezichthouder van het land van ontvangst toestemming heeft gegeven om een IRB-benadering toe te passen.
”
BIJLAGE IVRESULTATEN BENCHMARKINGPORTEFEUILLES TEN BEHOEVE VAN TOEZICHT
BIJLAGE II
BIJLAGE VINSTRUMENTEN EN PORTEFEUILLES VOOR BENCHMARKING MARKTRISICO
BIJLAGE III
BIJLAGE VIRESULTATEN BENCHMARKINGPORTEFEUILLES TEN BEHOEVE VAN TOEZICHT