Gezien Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937(1), en met name artikel 6, lid 12, vierde alinea, artikel 19, lid 11, vierde alinea, artikel 51, lid 15, vierde alinea, en artikel 66, lid 6, vierde alinea,
Transacties met cryptoactiva, met inbegrip van de uitgifte ervan, worden gevalideerd en vastgelegd via consensusmechanismen, zijnde de regels en procedures om tot overeenstemming te komen over de validatie van een transactie tussen distributed ledger-technologie network nodes (DLT-networkknooppunten), die ook verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van gegevens over alle transacties in een distributed ledger. Het bereiken van consensus, hetgeen het gebruik van materialen en rekenkracht vergt, heeft effecten op het klimaat en het milieu, die tussen DLT’s kunnen verschillen, afhankelijk van hun specifieke kenmerken.
Daarom is het voor de besluitvorming van wie in cryptoactiva belegt, van cruciaal belang dat de negatieve klimaat- en andere milieueffecten van het gebruik van consensusmechanismen voor de uitgifte van cryptoactiva adequaat in kaart worden gebracht en openbaar gemaakt.
Het is van belang dat beleggers accurate, eerlijke, duidelijke, niet-misleidende, eenvoudige, beknopte en vergelijkbare informatie ontvangen over de klimaat- en milieu-impact van de technologie die ten grondslag ligt aan de uitgifte van cryptoactiva. Tegelijkertijd is het, gelet op het decentrale karakter van de betrokken technologie, misschien moeilijk om op dit punt accurate en betrouwbare informatie te verkrijgen en te publiceren. Daarom moet een lijst van indicatoren worden opgesteld die rekening houdt met die beperkingen, waarmee beleggers begrijpbare en vergelijkbare informatie krijgen over de negatieve effecten van consensusmechanismen, en die gebaseerd is op toegankelijke en betrouwbare data, met inbegrip van, waar nodig en goed onderbouwd, schattingen.
De in artikel 6, lid 1, eerste alinea, punt j), artikel 19, lid 1, eerste alinea, punt h), artikel 51, lid 1, punt g), en artikel 66, lid 5, van Verordening (EU) 2023/1114 bedoelde informatie die moet worden opgenomen in cryptoactivawitboeken en op de websites van aanbieders van cryptoactivadiensten betreft klimaat- en andere milieueffecten van consensusmechanismen en is dus onderling nauw verbonden. Om consistentie, coherentie en vergelijkbaarheid van die informatie te verzekeren, is het passend om deze te beregelen in één verordening.
Om consistentie te garanderen tussen de informatie die te vinden is in cryptoactivawitboeken die worden uitgegeven via hetzelfde consensusmechanisme, en om evenredigheid te verzekeren bij het naleven van deze verordening, moet het mogelijk zijn om, zonder afbreuk te doen aan de respectieve wettelijke verplichtingen van entiteiten, informatie over het consensusmechanisme te hergebruiken die relevant is voor een cryptoactivum waarvoor een cryptoactivawitboek wordt opgesteld, wanneer die informatie reeds is bekendgemaakt in het kader van een ander cryptoactivawitboek.
Gezien het feit dat alle informatie publicerende entiteiten verantwoordelijk blijven voor de informatie die zij publiceren, ook wanneer zij informatie halen uit bestaande cryptoactivawitboeken, moet informatie in de witboeken en op de website van aanbieders van cryptoactivadiensten beschikbaar gestelde informatie op gezette tijdstippen worden herzien en dienovereenkomstig worden geactualiseerd. Gezien het feit dat informatie publicerende entiteiten eventueel op derden een beroep doen om te publiceren informatie te verkrijgen of te verifiëren, moet melding worden gemaakt van het feit dat daarvoor op dergelijke onafhankelijke derden een beroep wordt gedaan en moet de betrokken onafhankelijke derde worden vermeld.
Om beleggers te helpen bij het vergelijken van de negatieve effecten van de consensusmechanismen waarmee verschillende cryptoactiva worden uitgegeven, moet het publiek aan de hand van de informatie op websites van aanbieders van cryptoactivadiensten de negatieve klimaateffecten en andere negatieve milieueffecten van de consensusmechanismen en de prikkelstructuur ervan kunnen vergelijken voor alle cryptoactiva waarvoor de aanbieder van cryptoactivadiensten cryptoactivadiensten aanbiedt.
Om te beoordelen wat de klimaat- en andere milieueffecten zijn van het consensusmechanisme dat voor elk cryptoactivum wordt gebruikt, is het passend om rekening te houden met zowel de validatie van elke transactie in het betrokken cryptoactivum, rekening houdende met de DLT-network nodes die actief bij de validatie betrokken zijn, als de instandhouding van de integriteit van een DLT door alle DLT-network nodes.
Sleutelindicatoren moeten worden gebruikt om gemakkelijk inzicht te krijgen in de klimaat- en andere milieueffecten van de consensusmechanismen. Om het gebruik te stimuleren van meer klimaat- en milieuvriendelijke consensusmechanismen en om praktijken van greenwashing te voorkomen, is het van cruciaal belang om in de mate van het mogelijke een beroep te doen op kwantitatieve maatstaven. Kwantitatieve maatstaven moeten het bruto-energieverbruik en de bruto-emissies aangeven, zonder eventuele compenserende mechanismen weer te geven.
Het jaarlijkse energieverbruik moet worden gehanteerd als de verplichte sleutelindicator omdat deze geldt als de factor die beleggers het beste bewust maakt van de impact van consensusmechanismen. Gezien de sleutelrol van elektriciteit voor het opereren van DLT-netwerken, moet het elektriciteitsverbruik als een geschikte proxy voor het energieverbruik worden beschouwd.
Om een evenredige benadering ten aanzien van duurzaamheidsinformatie te verzekeren, is het passend om aanvullende informatie te eisen voor consensusmechanismen met aanzienlijkere negatieve klimaat- en andere milieueffecten, en met name wanneer deze een bepaald niveau van energieverbruik overschrijden. Daarom moeten aanvullende sleutelindicatoren voor energie en broeikasgasemissies (“BKG-emissies”) worden gebruikt voor cryptoactiva die worden uitgegeven via consensusmechanismen met een hoger niveau van jaarlijks energieverbruik, zodat beleggers een beter inzicht krijgen in de negatieve effecten van dergelijke consensusmechanismen.
Naast verplichte en aanvullende sleutelindicatoren, moet het mogelijk zijn om, in een apart onderdeel van de witboeken of de websites van aanbieders van cryptoactivadiensten, vrijwillig informatie op te nemen over klimaat- en andere milieu-indicatoren die misschien complexer te beoordelen zijn of waarvoor misschien moeilijker relevante data te vinden zijn, bijvoorbeeld wat betreft afvalproductie en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, zoals water.
Om greenwashing te voorkomen en de vergelijkbaarheid te garanderen van informatie die in de cryptoactivawitboeken en op de websites van aanbieders van cryptoactivadiensten moet worden opgenomen, moeten voor informatie over optionele indicatoren dezelfde geharmoniseerde regels gelden inzake de presentatie van informatie en de methodieken als voor de informatie over verplichte en aanvullende indicatoren. Dit geldt bijvoorbeeld voor indirecte BKG-emissies, zoals upstreamemissies die verband houden met de uitrusting aangekocht door de DLT-network nodes, of downstreamemissies in verband met afvalbeheer.
Om coherentie van gepubliceerde informatie te bevorderen nu er in dit stadium geen consensus is over een specifiek samenstel van betrouwbare methodieken om de geïdentificeerde indicatoren te berekenen, moeten geharmoniseerde beginselen niettemin gelden om de vergelijkbaarheid van gepubliceerde informatie te verzekeren, methodologische bias te vermijden en te verzekeren dat de gebruikte methodieken coherent zijn met de methodieken bedoeld in het kader van de toepassing van Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad(2). Dit betekent dat informatie over energieverbruik en BKG-emissies moet worden afgestemd op de berekeningsinstructies in Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2772 van de Commissie(3), terwijl de methodiek voor het berekenen van elke kwantitatieve maatstaf en eventuele afwijkingen van die berekeningsinstructies moeten worden vermeld.
Wanneer voor indicatoren binnen een redelijk tijdsbestek geen informatie beschikbaar is, moeten schattingen worden gepubliceerd samen met redelijke aannames die voor het berekenen van die schattingen zijn gebruikt, en nadere gegevens over de inspanningen die zijn geleverd om de informatie te verkrijgen. Daarom moeten, wanneer de locatie van nodes niet kan worden geïdentificeerd wanneer die nodig is voor het publiceren van bepaalde informatie, waar nodig en passend lokale, regionale of mondiale data worden gebruikt. Deze data moeten worden gepubliceerd samen met nadere gegevens over de inspanningen geleverd om de informatie te verkrijgen.
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”), in samenwerking met de Europese Bankautoriteit, bij de Commissie heeft ingediend.
De ESMA heeft open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de potentiële kosten en baten ervan geanalyseerd en heeft het advies ingewonnen van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(4) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten,