Home

Voorstel voor een richtlijn ././EG van het Europees Parlement en de Raad van [.] betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (gecodificeerde versie)

Voorstel voor een richtlijn ././EG van het Europees Parlement en de Raad van [.] betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (gecodificeerde versie)

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel,

COM(2008)

Voorstel voor een

RICHTLIJN ././EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van [.]

betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen

(gecodificeerde versie)

TOELICHTING

1. In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het Gemeenschapsrecht om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het Gemeenschapsrecht kan ontlenen.

Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit en gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken.

Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig te maken.

2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie daarom haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

Bij codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap volledig in acht worden genomen.

Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen[3]. De nieuwe richtlijn vervangt de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Richtlijn 89/686/EEG en de besluiten tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Voorzover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage VIII bij de gecodificeerde richtlijn.

89/686/EEG (aangepast)

Voorstel voor een

RICHTLIJN ././EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van [.]

betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Handelende volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[6],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen[7] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[8]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

89/686/EEG overwegingen 5 en 6 en 93/95/EEG overweging 4 (aangepast)

2. De geharmoniseerde normen betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen dienen te worden vastgesteld om het vrije verkeer van deze producten te waarborgen en het in de handel brengen ervan te vergemakkelijken , zonder dat de bestaande beschermingsniveaus in de lidstaten, wanneer zij gerechtvaardigd zijn, daardoor worden verlaagd, en met het doel deze te verhogen wanneer dat nodig is.

89/686/EEG overweging 7 (aangepast)

3. Met de in deze richtlijn gegeven voorschriften voor het ontwerp en de seriefabricage van persoonlijke beschermingsmiddelen, die met name van fundamenteel belang zijn bij het streven naar een veiliger werkomgeving, dient niet vooruitgelopen te worden op de voorschriften inzake het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en de maatregelen ten behoeve van de gezondheid en veiligheid van de werknemers op de werkplek.

89/686/EEG overweging 8 (aangepast)

4. Deze richtlijn dient alleen de fundamentele voorschriften waaraan de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten voldoen te behelzen . Het is noodzakelijk, om gemakkelijker te kunnen aantonen dat aan die fundamentele voorschriften is voldaan, dat er op Europees niveau geharmoniseerde normen zijn die onder meer betrekking hebben op het ontwerp, de seriefabricage, de specificaties en de beproeving van de persoonlijke beschermingsmiddelen, en die een zodanige strekking hebben dat van persoonlijke beschermingsmiddelen die aan deze normen voldoen, mag worden aangenomen dat zij aan de fundamentele voorschriften van deze richtlijn voldoen. Deze op Europees niveau geharmoniseerde normen worden door particuliere instellingen opgesteld en zij dienen hun karakter van niet-verbindende tekst te behouden. Het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) en het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI) zijn daartoe erkend als bevoegde instellingen voor de vaststelling van geharmoniseerde normen overeenkomstig de op 28 maart 2003 ondertekende algemene richtsnoeren voor de samenwerking tussen deze drie instellingen en de Commissie en de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA)[9].

89/686/EEG overweging 10 (aangepast)

5. Gezien de algemene en horizontale rol in het gemeenschappelijk normalisatiebeleid van het krachtens artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij[10] opgerichte Permanente Comité, en meer in het bijzonder de rol bij het formuleren van verzoeken om normen vast te stellen en bij het functioneren van de "status quo"-regeling inzake de Europese normalisatie, is dit Comité het meest aangewezen orgaan om de Commissie bij te staan bij de communautaire controle op de overeenstemming van de geharmoniseerde normen in de Gemeenschap .

93/68/EEG overwegingen 1, 2 en 3 (aangepast)

6. De Raad heeft een aantal richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen vastgesteld waarbij is uitgegaan van de beginselen die in zijn resolutie van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van technische harmonisatie en normalisatie[11] zijn vastgelegd. Elk van deze richtlijnen voorziet in het aanbrengen van de CE-markering. De Commissie heeft in haar mededeling van 15 juni 1989 betreffende een globale aanpak op het gebied van certificatie en keuring[12] de invoering voorgesteld van een gemeenschappelijke regelgeving betreffende een CE-markering van overeenstemming waarvoor een enkele grafische vorm geldt. De Raad heeft in zijn resolutie van 21 december 1989 betreffende een globale aanpak op het gebied van de conformiteitsbeoordeling[13] een dergelijke coherente aanpak wat het gebruik van de CE-markering betreft als leidend beginsel goedgekeurd. De twee fundamentele elementen van de nieuwe aanpak die moeten worden toegepast, zijn de fundamentele voorschriften en de procedures ter beoordeling van de overeenstemming.

89/686/EEG overweging 11

7. Het is nodig, op de naleving van deze technische voorschriften controle uit te oefenen, ten einde gebruikers en derden doelmatig te beschermen. De bestaande controleprocedures kunnen van lidstaat tot lidstaat aanzienlijke verschillen vertonen. Het is ter vermijding van veelvuldige controles, die even zovele belemmeringen zouden vormen voor het vrije verkeer van persoonlijke beschermingsmiddelen, wenselijk, de door de lidstaten uitgevoerde controles onderling te erkennen. Om de erkenning van die controles te bevorderen, is het met name wenselijk dat in geharmoniseerde communautaire procedures en in geharmoniseerde criteria wordt voorzien, op grond waarvan wordt bepaald welke instanties met onderzoek, toezicht en controle worden belast.

89/686/EEG overweging 12

8. Het wetgevende kader moet worden verbeterd om ervoor te zorgen dat de sociale partners op doeltreffende en passende wijze hun bijdrage kunnen leveren.

9. De voor de uitvoering van deze beschikking noodzakelijke maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening en toepassing van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[14].

10. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

89/686/EEG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

89/686/EEG (aangepast)

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES, HET IN DE HANDEL BRENGEN EN VRIJ VERKEER

89/686/EEG

Artikel 1

1. Deze richtlijn is van toepassing op persoonlijke beschermingsmiddelen, hierna te noemen "beschermingsmiddelen".

Zij bevat de voor het in de handel brengen en het vrije verkeer binnen de Gemeenschap geldende voorwaarden, alsmede de fundamentele veiligheidsvoorschriften waaraan beschermingsmiddelen moeten voldoen om de gezondheid van de gebruiker te beschermen en zijn veiligheid te waarborgen.

89/686/EEG art. 2, lid 2 (aangepast)

2. Deze richtlijn laat de lidstaten vrij om, met inachtneming van het Verdrag, de voorschriften in te voeren die zij nodig achten voor de bescherming van de gebruiker, voor zover dit niet leidt tot wijzigingen van de beschermingsmiddelen ten opzichte van de bepalingen in deze richtlijn.

89/686/EEG art. 1, lid 4

3. Buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen:

a) beschermingsmiddelen die vallen onder een andere richtlijn met dezelfde doelstellingen ten aanzien van het in de handel brengen, het vrije verkeer en de veiligheid als de onderhavige richtlijn;

b) ongeacht de onder a) genoemde reden van uitsluiting van het toepassingsgebied, de in de lijst met uitzonderingen van bijlage I genoemde soorten beschermingsmiddelen.

89/686/EEG art. 1, leden 2 en 3

Artikel 2

1. In deze richtlijn wordt onder beschermingsmiddel een uitrustingsstuk of -middel verstaan dat bestemd is om door een persoon te worden gedragen of vastgehouden als bescherming tegen één of meer gevaren die een bedreiging voor zijn gezondheid en zijn veiligheid kunnen vormen.

Als beschermingsmiddel wordt ook beschouwd:

a) een geheel dat is samengesteld uit verscheidene uitrustingsstukken of -middelen die door de fabrikant onderling zijn verbonden om een persoon te beschermen tegen één of meer, mogelijk gelijktijdig optredende gevaren;

b) een uitrustingsstuk of beschermingsmiddel dat al of niet onlosmakelijk verbonden is met een niet-beschermende persoonlijke uitrusting die door een persoon wordt gedragen of vastgehouden voor het bedrijven van een bepaalde activiteit;

c) verwisselbare onderdelen van een beschermingsmiddel die voor de goede werking ervan onontbeerlijk zijn, en die uitsluitend voor dat beschermingsmiddel worden gebruikt.

2. Als integrerend bestanddeel van een beschermingsmiddel wordt beschouwd, ieder samen met het beschermingsmiddel in de handel gebrachte verbindingssysteem dat het beschermingsmiddel aan een andere, externe voorziening verbindt, zelfs wanneer het verbindingssysteem voor de tijdsduur dat de gebruiker aan het risico c.q. de risico's is blootgesteld, niet ononderbroken behoeft te worden gedragen of meegevoerd.

89/686/EEG overweging 8, slotzin (aangepast)

3. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder "geharmoniseerde norm" een technische specificatie (Europese norm of harmoniseringsdocument) die door het Europees Comité voor normalisatie (CEN), het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) of het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI) of door twee of drie van die instellingen is aanvaard in opdracht van de Commissie overeenkomstig richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Algemene richtsnoeren voor de samenwerking tussen de Commissie, de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en deze drie instellingen die op 28 maart 2003 werden ondertekend .

89/686/EEG

Artikel 3

1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen, dat de in artikel 1 bedoelde beschermingsmiddelen slechts in de handel gebracht dan wel in gebruik genomen kunnen worden, indien de veiligheid van de gebruiker met deze middelen - zonder gevaar voor de veiligheid of gezondheid van andere personen, huisdieren of goederen - gewaarborgd en zijn gezondheid beschermd worden, wanneer zij behoorlijk onderhouden en overeenkomstig hun gebruiksdoel gebruikt worden.

2. De lidstaten verhinderen niet, dat op jaarbeurzen, tentoonstellingen en dergelijke beschermingsmiddelen tentoon worden gesteld die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, mits duidelijk op een bord wordt aangegeven dat de betreffende beschermingsmiddelen niet aan de richtlijn voldoen en niet mogen worden gekocht en/of hoe dan ook worden gebruikt alvorens zij door de fabrikant of door zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde aan de voorschriften van de richtlijn zijn aangepast.

89/686/EEG (aangepast)

Artikel 4

De beschermingsmiddelen moeten aan de fundamentele gezondheids- en veiligheidsvoor schriften van bijlage II voldoen.

Artikel 5

93/68/EEG art. 7, punt 2

1. De lidstaten mogen het in de handel brengen van beschermingsmiddelen of onderdelen van beschermingsmiddelen niet verbieden, beperken of belemmeren, indien deze voldoen aan deze richtlijn en voorzien zijn van de CE-markering, waarbij verklaard wordt dat zij voldoen aan alle bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de in hoofdstuk II bedoelde overeenstemmingbeoordelingsprocedures

89/686/EEG (aangepast)

93/68/EEG art. 7, punt 1

2. De lidstaten mogen het in de handel brengen van niet van de CE-markering voorziene onderdelen van beschermingsmiddelen die in beschermingsmiddelen moeten worden aangebracht, niet verbieden, beperken of verhinderen, mits deze onderdelen geen wezenlijke onderdelen zijn die voor de goede werking van de beschermingsmiddelen onmisbaar zijn.

Artikel 6

1. De lidstaten beschouwen als in overeenstemming met de in bijlage II opgenomen fundamentele voorschriften, de in artikel 10, lid 3, bedoelde beschermingsmiddelen die voorzien zijn van de CE-markering van overeenstemming en waarvoor de fabrikant op verzoek de in artikel 16 bedoelde verklaring van overeenstemming kan overleggen.

2. De lidstaten gaan uit van het vermoeden, dat met de in bijlage II opgenomen fundamentele voorschriften in overeenstemming zijn, de in artikel 10, lid 2, bedoelde beschermingsmiddelen die voorzien zijn van de CE-markering en waarvoor de fabrikant, op verzoek, naast de in artikel 16 bedoelde verklaring ook de verklaring van de aangewezen instantie bedoeld in artikel 11 kan overleggen waarmee zij, op grond van het EG-typeonderzoek volgens de procedure van artikel 12, lid 5, eerste alinea, en artikel 12, lid 6, eerste alinea, in overeenstemming worden verklaard met de desbetreffende nationale normen waarin de geharmoniseerde normen zijn omgezet.

89/686/EEG

Wanneer de fabrikant de geharmoniseerde normen niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast of wanneer die normen ontbreken, dient in de verklaring van de aangewezen instantie de overeenstemming met de fundamentele voorschriften volgens de procedure van 12, lid 5, tweede alinea, en artikel 12, lid 6, derde alinea, te worden vermeld.

3. De Commissie maakt de referenties van de geharmoniseerde normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie .

De lidstaten publiceren de referenties van de nationale normen waarin de geharmoniseerde normen zijn omgezet.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat, uiterlijk op 30 juni 1991, passende maatregelen worden genomen om de sociale partners in staat te stellen op nationaal niveau invloed uit te oefenen op het uitwerken van en het toezicht op de geharmoniseerde normen.

93/68/EEG art. 7, punt 3 (aangepast)

5. Indien de beschermingsmiddelen met betrekking tot andere aspecten onder andere richtlijnen vallen die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering geeft deze markering aan, dat de beschermingsmiddelen geacht worden ook aan de voorschriften van deze andere richtlijnen te voldoen.

Indien echter in een of meer van deze richtlijnen gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering alleen aan, dat aan de bepalingen van de door de fabrikant toegepaste richtlijnen is voldaan. In dat geval moeten de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte referenties van de toegepaste richtlijnen worden vermeld in de door deze richtlijnen vereiste documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij deze beschermingsmiddelen zijn gevoegd.

89/686/EEG (aangepast)

Artikel 7

Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is , dat de in artikel 6 bedoelde geharmoniseerde normen niet volledig voldoen aan de in bijlage II opgenomen desbetreffende fundamentele voorschriften, legt de Commissie of de betrokken lidstaat, onder opgave van de redenen, de zaak voor aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde Permanente Comité.

89/686/EEG

Het Comité brengt onverwijld advies uit.

Na ontvangst van het advies van het Comité deelt de Commissie de lidstaten mee, of de betrokken normen al dan niet uit de in artikel 6, lid 4, bedoelde publicaties moeten worden geschrapt.

1882/2003 art. 1 en bijlage I, punt 1

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6, lid 2, van Richtlijn 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad[15] opgerichte permanente comité, hierna "het comité" te noemen.

Aan het comité kunnen volgens de procedure van lid 2 alle kwesties worden voorgelegd die verband houden met de uitvoering en de praktische toepassing van deze richtlijn.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

89/686/EEG

93/68/EEG art. 7, punt 1

Artikel 9

1. Wanneer een lidstaat vaststelt dat beschermingsmiddelen die van de CE-markering zijn voorzien en overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, voor de veiligheid van personen, huisdieren of goederen een gevaar kunnen opleveren, treft die lidstaat alle passende maatregelen om deze beschermingsmiddelen uit de markt te nemen, dan wel het in de handel brengen of het vrije verkeer ervan te verbieden.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld van deze maatregel in kennis en vermeldt de redenen van deze beslissing en in het bijzonder of de niet-overeenstemming voortvloeit uit:

89/686/EEG (aangepast)

a) de niet-naleving van de in bijlage II opgenomen fundamentele voorschriften;

b) een verkeerde toepassing van dein artikel 6 geharmoniseerde normen;

c) een leemte in de in artikel 6 geharmoniseerde normen zelf.

89/686/EEG

2. De Commissie treedt zo spoedig mogelijk in overleg met de betrokken partijen. Indien de Commissie na dit overleg constateert dat de maatregel gerechtvaardigd is, deelt zij dit onmiddellijk mede aan de lidstaat die de maatregel heeft getroffen, en aan de overige lidstaten. Indien de Commissie na dit overleg constateert dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, deelt zij dit onmiddellijk mede aan de lidstaat die de maatregel heeft genomen, en aan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

89/686/EEG (aangepast)

93/68/EEG art. 7, punt 1

Wanneer de reden voor het in lid 1 bedoelde besluit een leemte in de normen is, legt de Commissie de zaak aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG opgerichte Comité voor, indien de lidstaat die het besluit heeft genomen het wil handhaven, en leidt zij de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure in.

3. Wanneer een beschermingsmiddel dat niet in overeenstemming met de desbetreffende voorschriften is, van de CE-markering is voorzien, neemt de bevoegde lidstaat passende maatregelen tegen degene die het merkteken heeft aangebracht en stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

89/686/EEG

4. De Commissie draagt er zorg voor, dat de lidstaten van het verloop en de uitkomsten van de in dit artikel bedoelde procedure op de hoogte worden gehouden.

HOOFDSTUK II

CERTIFICERING

AFDELING 1

CERTIFICERINGSPROCEDURES

Artikel 10

1. Alvorens een model van een beschermingsmiddel in de handel wordt gebracht, moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde de in bijlage III bedoelde technische documentatie bijeenbrengen om deze , indien nodig aan de bevoegde autoriteiten te kunnen voorleggen.

2. Alvorens tot fabricage van andere dan de in lid 3 bedoelde beschermingsmiddelen wordt overgegaan, moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde een model aan het EG-typeonderzoek als bedoeld in artikel 12 onderwerpen.

3. Van het EG-typeonderzoek zijn vrijgesteld de op een eenvoudig ontwerp berustende modellen van beschermingsmiddelen waarvan de ontwerper aanneemt dat de gebruiker zelf in staat is zich een oordeel te vormen over de doeltreffendheid waarmee deze middelen bescherming bieden tegen zeer geringe risico's waarvan het effect, wanneer het gradueel is, tijdig kan worden opgemerkt zonder dat de gebruiker gevaar loopt.

Tot deze categorie behoren uitsluitend beschermingsmiddelen die de drager moeten beschermen tegen:

a) mechanische factoren die slechts oppervlakkige letsels veroorzaken (tuinhandschoenen, vingerhoeden, enz.);

b) vrij onschadelijke schoonmaakmiddelen waarvan de gevolgen gemakkelijk ongedaan zijn te maken (beschermhandschoenen tegen reinigingsmiddelen in verdunde oplossing enz.);

c) de gevaren van het hanteren van warme voorwerpen, waarbij hij niet wordt blootgesteld aan een temperatuur van meer dan 50 °C, noch aan gevaarlijke stoten of schokken (handschoenen, schorten voor beroepsdoeleinden enz.);

d) weersomstandigheden die niet uitzonderlijk of extreem van aard zijn (hoofdbedekking, seizoenkleding, schoenen en laarzen, enz.);

e) kleine stoten, schokken en trillingen die geen vitale lichaamsdelen treffen en waarvan de gevolgen geen blijvend letsel kunnen veroorzaken (lichte hoofdbedekkingen ter bescherming van de hoofdhuid, handschoenen, lichte schoenen enz.);

f) zonnestraling (zonnebrillen).

4. Wanneer het gaat om beschermingsmiddelen van complex ontwerp die de gebruiker moeten beschermen tegen gevaren die dodelijk zijn of de gezondheid ernstig en onherstelbaar kunnen schaden, en waarvan de gebruiker naar de ontwerper aanneemt de acute effecten niet tijdig kan onderkennen, worden vervaardigde beschermingsmiddelen, naar keuze van de fabrikant, aan een van de twee in de artikelen 13 en 14 bedoelde procedures onderworpen.

Tot deze categorie behoren uitsluitend:

a) ademhalingsapparatuur met filters die beschermen tegen vaste en vloeibare aërosolen, of tegen irriterende, gevaarlijke, giftige of radiotoxische gassen;

b) ademhalingsapparatuur, met inbegrip van duikapparatuur, die de buitenlucht volledig afsluit;

c) beschermingsmiddelen die slechts tijdelijke bescherming kunnen bieden tegen letsels door chemische factoren of tegen ioniserende stralingen;

d) uitrusting voor werkzaamheden in hete omgevingen met effecten die vergelijkbaar zijn met die van een luchttemperatuur van 100 °C of hoger, met of zonder infrarode straling, vlammen of grote hoeveelheden wegvliegend gesmolten materiaal;

e) uitrusting voor werkzaamheden in koude omgevingen met effecten die vergelijkbaar zijn met die van een luchttemperatuur van -50 °C of lager;

f) beschermingsmiddelen die bescherming bieden bij vallen van bepaalde hoogten;

g) beschermingsmiddelen tegen elektriciteitsrisico's bij werken bij gevaarlijke spanningen of die isoleren bij hoogspanning.

89/686/EEG (aangepast)

5. Alle in serie vervaardigde beschermingsmiddelen worden onderworpen aan de procedure voor de EG-verklaring van overeenstemming van de fabrikant bedoeld in artikel 16 voor elk beschermingsmiddel.

89/686/EEG

Artikel 11

93/68/EEG art. 7, punt 4

1. De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten mee, welke instanties zij met de in artikel 10 bedoelde procedure hebben belast, met welke specifieke taken deze instanties zijn belast en welk identificatienummer de Commissie hun vooraf heeft toegekend.

De Commissie publiceert in het Publicatieblad van de Europese Unie de lijst van deze instanties met hun nummer en de taken waarvoor zij zijn aangemeld. Zij zorgt voor de bijwerking van deze lijst.

89/686/EEG

2. De lidstaten moeten de in bijlage V opgenomen criteria hanteren voor de beoordeling van de instanties waarvan kennisgeving moet worden gedaan. De instanties die voldoen aan de beoordelingscriteria welke in de desbetreffende geharmoniseerde normen zijn opgenomen, worden geacht aan de genoemde criteria te voldoen.

3. Een lidstaat die een instantie heeft erkend, trekt deze erkenning in indien hij vaststelt dat de genoemde instantie niet langer aan de in bijlage V bedoelde criteria voldoet. Hij stelt de Commissie en de overige lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

AFDELING 2

EG-TYPEONDERZOEK

89/686/EEG (aangepast)

Artikel 12

1. Het EG-typeonderzoek is de procedure door middel waarvan de erkende keurings instantie vaststelt en verklaart, dat het model van een beschermingsmiddel voldoet aan de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn.

89/686/EEG

2. De aanvraag om een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant of diens gevolmachtigde bij één enkele erkende keuringsinstantie voor het betreffende model ingediend. De gevolmachtigde moet in de Gemeenschap gevestigd zijn.

3. De aanvraag behelst:

a) de naam en het adres van de fabrikant of diens gevolmachtigde, alsmede de plaats van seriefabricage van de beschermingsmiddelen;

b) het technische fabricagedossier bedoeld in bijlage III.

Zij gaat vergezeld van een passend aantal exemplaren van het goed te keuren model.

89/686/EEG (aangepast)

4. De aangewezen keurings instantie verricht het EG-typeonderzoek overeen-komstig de leden 5 en 6 :

5. In het kader van het onderzoek van het technische dossier van de fabrikant, bestudeert de keurings Õinstantie het technische fabricagedossier om na te gaan of het voldoet aan de in artikel 6 bedoelde geharmoniseerde normen.

89/686/EEG

Wanneer de fabrikant de geharmoniseerde normen niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast of wanneer die normen ontbreken, dient de aangewezen instantie na te gaan of de door de fabrikant gebruikte technische specificaties voldoen aan de fundamentele voorschriften, alvorens te verifiëren, of het technische fabricagedossier voldoet aan deze technische specificaties.

89/686/EEG (aangepast)

6. In het kader van het onderzoek van het model gaat de keurings instantie na, of het overeenkomstig het technische fabricagedossier is uitgevoerd en of het volkomen veilig overeenkomstig zijn bestemming kan worden gebruikt.

89/686/EEG

Zij controleert aan de hand van de nodige onderzoeken en proeven de overeenstemming van het model met de geharmoniseerde normen.

Wanneer de fabrikant de geharmoniseerde normen niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast of wanneer die normen ontbreken, controleert de aangewezen instantie aan de hand van de nodige onderzoeken en proeven de overeenstemming van het model met de door de fabrikant gebruikte technische specificaties, mits deze in overeenstemming zijn met de fundamentele voorschriften.

89/686/EEG (aangepast)

7. Indien het model aan de desbetreffende bepalingen voldoet, stelt de keurings instantie een verklaring van EG-typeonderzoek op die ter kennis van de aanvrager wordt gebracht. De verklaring omvat de conclusies van het onderzoek, de voorwaarden die eventueel worden gesteld en de voor identificatie van het goedgekeurde model benodigde beschrijvingen en tekeningen.

89/686/EEG

De Commissie, de andere erkende instanties en de overige lidstaten kunnen een kopie van de verklaring en, op een met redenen omkleed verzoek, ook een kopie van het technische fabricagedossier en van de verslagen van het verrichte onderzoek en de verrichte proeven krijgen.

Het dossier moet gedurende een periode van tien jaar na het in de handel brengen van de beschermingsmiddelen ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden.

89/686/EEG (aangepast)

8. De keurings instantie die weigert een verklaring van EG-typeonderzoek af te geven, stelt de overige erkende keurings instanties daarvan op de hoogte. De keurings instantie die een verklaring van EG-typeonderzoek intrekt, stelt de lidstaat die haar heeft afgegeven daarvan op de hoogte. Deze stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan op de hoogte en zet de redenen van dat besluit uiteen.

89/686/EEG

AFDELING 3

CONTROLE VAN DE GEFABRICEERDE BESCHERMINGSMIDDELEN

89/686/EEG (aangepast)

Artikel 13

1. Met het oog op de uitvoering van een EG-garantiesysteem voor de kwaliteit van het eindproduct neemt de fabrikant alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat door het fabricageproces, met inbegrip van de laatste inspectie van de beschermingsmiddelen en de proeven, de homogeniteit van de productie en de overeenstemming van de beschermings-middelen met het in het certificaat van EG-typegoedkeuring beschreven type en met de desbetreffende fundamentele voorschriften van de onderhavige richtlijn worden gewaarborgd.

89/686/EEG

2. Een door de fabrikant gekozen aangewezen instantie verricht de noodzakelijke controles. Deze controles worden onaangekondigd, met tussenpozen van normaal ten minste één jaar, verricht.

3. De nodige, door de aangewezen instantie genomen stalen van beschermingsmiddelen worden onderzocht en om de overeenstemming van de beschermingsmiddelen te verifiëren worden passende, in de geharmoniseerde normen gedefinieerde of voor de vaststelling van de overeenstemming met de fundamentele voorschriften van deze richtlijn noodzakelijke proeven verricht.

89/686/EEG (aangepast)

4. Indien de instantie niet zelf de verklaring van het desbetreffende EG-typeonderzoek heeft opgesteld treedt zij, indien zich moeilijkheden voordoen in verband met de beoordeling van de overeenstemming van de stalen, in contact met de aangewezen instantie.

89/686/EEG

5. De fabrikant ontvangt van de aangewezen instantie een expertiserapport. Indien de conclusie van dit rapport luidt dat er geen homogeniteit in de productie is of geen overeenstemming van de onderzochte beschermingsmiddelen met het in het certificaat van EG-typegoedkeuring beschreven type en met de geldende fundamentele voorschriften, treft de instantie op de aard van het vastgestelde gebrek, c.q. de vastgestelde gebreken afgestemde maatregelen en doet zij daarvan mededeling aan de lidstaat die haar heeft aangewezen.

6. De fabrikant kan op verzoek het rapport van de aangewezen instantie indienen.

89/686/EEG (aangepast)

Artikel 14

1. Teneinde de EG-kwaliteit van de productie te verzekeren, legt de fabrikant een verzoek om goedkeuring van zijn kwaliteitssysteem voor aan een door hem gekozen aangewezen instantie.

89/686/EEG

Het verzoek omvat:

a) alle informatie betreffende de beoogde categorie beschermingsmiddelen met inbegrip, eventueel, van de documentatie betreffende het goedgekeurde model;

b) de documentatie over het kwaliteitssysteem;

c) de verbintenis tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit het kwaliteitssysteem en om te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

2. In het kader van het kwaliteitssysteem worden alle beschermingsmiddelen onderzocht en worden de in artikel 13, lid 3, bedoelde passende proeven verricht, teneinde de overeenstemming van die middelen met de desbetreffende fundamentele voorschriften van deze richtlijn na te gaan.

89/686/EEG (aangepast)

3. De documentatie inzake het kwaliteitssysteem behelst in het bijzonder een adequate beschrijving van:

89/686/EEG

a) de kwaliteitsdoelstellingen, het organigram, de verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel en hun bevoegdheden inzake de kwaliteit van de producten;

b) de controles en proeven die na de fabricage moeten worden verricht;

c) de middelen ter verificatie van de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

4. De instantie evalueert het kwaliteitssysteem om na te gaan of het beantwoordt aan de voorschriften bedoeld in lid 2. Kwaliteitssystemen waarbij de corresponderende geharmoniseerde norm wordt gehanteerd, worden door de instantie verondersteld in overeenstemming met deze voorschriften te zijn.

De instantie die de audits verricht, gaat over tot alle noodzakelijke objectieve evaluaties van de onderdelen van het kwaliteitssysteem en gaat in het bijzonder na of het systeem de overeenstemming van de gefabriceerde beschermingsmiddelen met het goedgekeurde model waarborgt.

De beslissing wordt aan de fabrikant meegedeeld. Zij bevat de conclusies van de controle en het met redenen omklede evaluatiebesluit.

5. De fabrikant stelt de instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd in kennis van ieder plan tot wijziging van het kwaliteitssysteem.

De instantie bestudeert de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem aan de desbetreffende voorschriften beantwoordt. Hij doet van zijn beslissing mededeling aan de fabrikant. Deze mededeling bevat de conclusies van de controle en het met redenen omklede evaluatiebesluit.

Artikel 15

1. Dit toezicht moet waarborgen, dat de fabrikant de uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem voortvloeiende verplichtingen correct naleeft.

2. De fabrikant verleent de instantie toegang, voor inspectiedoeleinden, tot de plaatsen waar de beschermingsmiddelen worden geïnspecteerd, beproefd en opgeslagen en verstrekt haar alle nodige informatie en met name:

a) de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b) de technische documentatie;

c) de kwaliteitshandboeken.

3. De instantie gaat periodiek over tot audits om zich ervan te vergewissen dat de fabrikant het kwaliteitssysteem handhaaft en toepast en verstrekt het auditverslag aan de fabrikant.

De instantie kan de fabrikant voorts onaangekondigd bezoeken. Tijdens deze bezoeken verstrekt deze instantie de fabrikant een bezoekverslag en eventueel een auditverslag.

4. De fabrikant kan op verzoek het rapport van de aangewezen instantie indienen.

HOOFDSTUK III

EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

Artikel 16

93/68/EEG art. 7, punt 5

De EG-verklaring van overeenstemming is de procedure waarbij de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde:

89/686/EEG

93/68/EEG art. 7, punt 1

a) met het oog op voorlegging aan de bevoegde autoriteiten een verklaring volgens het model van bijlage VI opstelt waarin hij verklaart dat het in de handel gebrachte beschermingsmiddel aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet;

b) op ieder beschermingsmiddel de CE-markering bedoeld in artikel 17 aanbrengt.

HOOFDSTUK IV

93/68/EEG art. 7, punt 1 (aangepast)

CE-MARKERING VAN OVEREENSTEMMING

93/68/EEG art. 7, punt 6

Artikel 17

1. De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de in bijlage IV weergegeven grafische vorm.

Indien een aangemelde instantie in de productiecontrolefase optreedt zoals bedoeld in artikelen 13, 14 en 15, wordt het onderscheidingsnummer daarvan toegevoegd.

2. De CE-markering moet zichtbaar, leesbaar en voor de te verwachten levensduur van het beschermingsmiddel onuitwisbaar op elk beschermingsmiddel worden aangebracht. Mocht dit, gezien de kenmerken van het product, onmogelijk zijn, dan mag de CE-markering op de verpakking worden aangebracht.

3. Op de beschermingsmiddelen mogen geen markeringen worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis en de grafische vorm van de CE-markering. Op het beschermingsmiddel of de verpakking mogen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.

4. Onverminderd artikel 9 ontstaat, wanneer een lidstaat vaststelt dat de CE-markering ten onrechte is aangebracht, voor de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde de verplichting, onder de door deze lidstaat gestelde voorwaarden het product in overeenstemming te brengen met de bepalingen inzake de CE-markering en aan de overtreding een einde te maken.

93/68/EEG Art. 7, punt 6 (aangepast)

Wanneer de tekortkoming blijft bestaan, moet de lidstaat alle nodige maatregelen treffen om overeenkomstig de procedure van artikel 9 het in de handel brengen van het bewuste product te beperken of te verbieden dan wel het uit de handel te laten nemen.

89/686/EEG

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Ieder besluit dat ter uitvoering van deze richtlijn wordt genomen en ertoe leidt , dat het in de handel brengen van een persoonlijk beschermingsmiddel wordt beperkt, wordt nauwkeurig gemotiveerd. Het wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de betrokkene, met vermelding van de mogelijkheden van beroep krachtens de in de betreffende lidstaat geldende wetgeving en van de termijnen waarbinnen dat beroep moet worden aangetekend.

Artikel 19

De Commissie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens betreffende alle relevante besluiten ter uitvoering van deze richtlijn beschikbaar worden gesteld.

93/95/EEG art. 1, punt 3 (aangepast)

Artikel 20

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 21

Richtlijn 89/686/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VII, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VIII.

Artikel 22

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

89/686/EEG

Artikel 23

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [.]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[.] [.]

89/686/EEG

BIJLAGE I

LIMITATIEVE LIJST VAN DE SOORTEN BESCHERMINGSMIDDELEN DIE NIET ONDER HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DEZE RICHTLIJN VALLEN

89/686/EEG (aangepast)

(bedoeld in artikel 1, lid 3, onder b))

89/686/EEG

1. Beschermingsmiddelen die speciaal zijn ontworpen en vervaardigd voor de strijdkrachten of de ordehandhaving (helmen, schilden enz.).

2. Beschermingsmiddelen voor zelfverdediging tegen aanvallers (spuitbussen, individuele afschrikkingswapens enz.).

3. Beschermingsmiddelen die zijn ontworpen en vervaardigd voor particulier gebruik ter bescherming tegen:

- bepaalde weersomstandigheden (hoofdbedekking, seizoenkleding, schoenen en laarzen, paraplu's enz.),

- vocht, water (afwashandschoenen enz.),

- hitte (handschoenen enz.).

4. Beschermingsmiddelen die bestemd zijn voor het beschermen of redden van personen aan boord van schepen of luchtvaartuigen en die niet permanent worden gedragen.

93/95/EEG art. 1, punt 4

5. Helmen en vizieren voor gebruikers van motorvoertuigen met twee of drie wielen.

_____________

89/686/EEG

BIJLAGE II

FUNDAMENTELE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE GEZONDHEID EN DE VEILIGHEID

89/686/EEG (aangepast)

(bedoeld in artikel 4)

89/686/EEG

1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN DIE VOOR ALLE BESCHERMINGSMIDDELEN GELDEN

De beschermingsmiddelen moeten een passende bescherming tegen de te lopen gevaren bieden.

1.1. Beginselen betreffende het ontwerp

1.1.1. Ergonomie

Beschermingsmiddelen moeten zodanig worden ontworpen en gefabriceerd, dat de gebruiker, onder de te verwachten gebruiksomstandigheden waarvoor zij bestemd zijn, de activiteit waardoor hij aan risico's wordt blootgesteld, normaal kan uitoefenen en daarbij een passende bescherming van zo hoog mogelijk niveau geniet.

1.1.2. Beschermingsniveaus en -klassen

1.1.2.1. Zo hoog mogelijke beschermingsniveaus

Het optimale beschermingsniveau waarop het ontwerp moet zijn gericht is het hoogste niveau dat bereikt kan worden zonder dat hinder door het dragen van het beschermingsmiddel het doelmatige gebruik daarvan gedurende de blootstelling aan het risico of het normale verrichten van de werkzaamheden belet.

1.1.2.2. Beschermingsklassen die passen bij verschillende niveaus van een risico

Wanneer er voor eenzelfde risico onderscheid wordt gemaakt tussen verscheidene niveaus in verband met te verwachten verschillende gebruiksomstandigheden moeten bij het ontwerpen van het beschermingsmiddel passende beschermingsklassen in aanmerking worden genomen.

1.2. Onschadelijkheid van de beschermingsmiddelen

1.2.1. Afwezigheid van inherente risico's en overige factoren die hinder kunnen veroorzaken

Beschermingsmiddelen moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat zij onder de te verwachten gebruiksomstandigheden geen risico's of andere factoren die hinder veroorzaken opleveren.

1.2.1.1. Gebruik van de juiste materialen

In beschermingsmiddelen gebruikte materialen en hun eventuele afbraakproducten mogen geen schadelijke gevolgen voor de hygiëne of de gezondheid van de gebruiker hebben.

1.2.1.2. Geschikt oppervlak voor alle delen van een beschermingsmiddel die met de gebruiker in contact komen

Op de delen van een beschermingsmiddel die met de gebruiker in contact zijn, of die met de gebruiker in contact kunnen komen, als het beschermingsmiddel wordt gedragen, mogen geen oneffenheden, scherpe of uitstekende punten enz. voorkomen, die ernstige irritatie of verwondingen kunnen veroorzaken.

1.2.1.3. Maximaal toelaatbare hinder voor de gebruiker

Beschermingsmiddelen dienen de nodige bewegingen en houdingen en de zintuiglijke waarneming zo min mogelijk te belemmeren. Bovendien mogen zij geen aanleiding geven tot bewegingen die de gebruiker of andere personen in gevaar brengen.

1.3. Comfort en doelmatigheid

1.3.1. Aanpassing van beschermingsmiddelen aan de lichaamsbouw van de gebruiker

Beschermingsmiddelen moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd, dat zij op zo gemakkelijk mogelijke wijze in de juiste positie op de gebruiker kunnen worden aangebracht, en gedurende de tijd dat zij naar verwachting moeten worden gedragen op hun plaats blijven onder de verschillende omgevingsinvloeden en bij de verschillende mogelijke bewegingen en houdingen van de gebruiker. Daarom moeten beschermingsmiddelen zo goed mogelijk kunnen worden aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker, bijvoorbeeld door middel van degelijke systemen voor bevestiging en verstelling of een voldoende grote verscheidenheid van vormen en maten.

1.3.2. Lichtheid en stevigheid van de constructie

Beschermingsmiddelen moeten zo licht mogelijk zijn, hetgeen evenwel geen afbreuk mag doen aan de stevigheid van de constructie of aan de doelmatigheid.

89/686/EEG (aangepast)

Afgezien van de in punt 3 bedoelde bijkomende specifieke voorschriften waaraan beschermingsmiddelen moeten voldoen om een doelmatige bescherming te bieden tegen de te voorkomen risico's, moeten beschermingsmiddelen voldoende weerstand bieden tegen de gevolgen van omgevingsinvloeden die inherent zijn aan de te verwachten gebruiksomstandigheden.

89/686/EEG

1.3.3. Verenigbaarheid van tegelijkertijd te dragen beschermingsmiddelen

Als een fabrikant diverse modellen op de markt brengt van verschillende soorten of typen beschermingsmiddelen die naburige lichaamsdelen tegelijkertijd moeten beschermen, dienen zij onderling verenigbaar te zijn.

1.4. Gebruiksaanwijzing van de fabrikant

De gebruiksaanwijzing die de fabrikant verplicht is op te stellen, en bij de in de handel gebrachte beschermingsmiddelen te leveren, moet behalve naam en adres van de fabrikant of van diens in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde alle nuttige informatie bevatten over:

a) de voorschriften voor opslag, gebruik, reiniging, onderhoud, revisie en ontsmetting. Reinigings-, onderhouds- en ontsmettingsmiddelen die door de fabrikant worden aanbevolen, mogen bij gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing geen schadelijke gevolgen voor het beschermingsmiddel of de gebruiker hebben;

b) de eigenschappen die bij het technisch onderzoek naar de beschermingsniveaus of -klassen van de beschermingsmiddelen zijn gemeten;

c) de accessoires die bij de beschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt en de eigenschappen van de juiste reserveonderdelen;

d) de passende beschermingsklassen op diverse risiconiveaus en de daarmee overeenkomende aan het gebruik gestelde grenzen;

e) de gebruiksduur van de beschermingsmiddelen of van bepaalde onderdelen daarvan;

f) de juiste soort verpakking voor het transport van de beschermingsmiddelen;

g) de betekenis van aanduidingen, indien aanwezig (zie punt 2.12);

93/68/EEG art. 7, punt 7

h) eventueel de referenties van de toegepaste richtlijnen overeenkomstig artikel 6, lid 5, tweede alinea;

i) naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instanties die optreden in de fase waarin het beschermingsmiddel wordt ontworpen.

89/686/EEG

De gebruiksaanwijzing moet duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld in ten minste de officiële taal of talen van de lidstaat waarvoor zij bestemd is.

2. AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR VERSCHEIDENE SOORTEN OF TYPEN BESCHERMINGSMIDDELEN

2.1. Beschermingsmiddelen die zijn voorzien van regelsystemen

Als beschermingsmiddelen zijn voorzien van regelsystemen, dan moeten deze zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat zij, nadat zij zijn ingesteld, niet onafhankelijk van de wil van de gebruiker kunnen worden ontregeld onder de te verwachten gebruiksomstandigheden.

2.2. Beschermingsmiddelen die de te beschermen lichaamsdelen omhullen

Beschermingsmiddelen die de te beschermen lichaamsdelen omhullen, moeten, voor zover mogelijk, voldoende worden geventileerd om transpiratie ten gevolge van het dragen te beperken; als dit niet mogelijk is, dan moeten zij zo mogelijk worden uitgerust met voorzieningen om het transpiratievocht te absorberen.

2.3. Beschermingsmiddelen voor gelaat, ogen en luchtwegen

Beschermingsmiddelen voor gelaat, ogen en luchtwegen dienen het gezichtsveld van de gebruiker zo min mogelijk te beperken.

De oogschermen van dergelijke beschermingsmiddelen moeten optisch voldoende neutraal zijn in overeenstemming met de aard van de meer of minder minutieuze en/of langdurige activiteiten van de gebruiker.

Zonodig moeten zij een bewerking ondergaan of worden uitgerust met een systeem om wasemvorming te voorkomen.

Beschermingsmiddelen die bestemd zijn voor gebruikers die correctie van het gezichtsvermogen behoeven, moeten verenigbaar zijn met het dragen van een corrigerende bril of contactlenzen.

2.4. Beschermingsmiddelen die aan veroudering onderhevig zijn

Als mag worden aangenomen dat de werking die beschermingsmiddelen in staat van nieuw dienen te hebben, tijdens het gebruik in belangrijke mate door veroudering kan worden aangetast, dan moet de fabricagedatum - en/of, indien mogelijk, de uiterste gebruiksdatum - onuitwisbaar en op een wijze die geen aanleiding kan geven tot misverstanden worden aangebracht op ieder in de handel gebracht exemplaar of verwisselbaar onderdeel van een beschermingsmiddel, alsmede op de verpakking.

Als hij geen concrete uitspraken kan doen over de "levensduur" van een beschermingsmiddel, dan dient de fabrikant in de gebruiksaanwijzing alle nuttige informatie te verstrekken om de koper of gebruiker in staat te stellen een redelijke gebruiksduur vast te stellen aan de hand van de kwaliteit van het model en de daadwerkelijke omstandigheden waaronder het wordt opgeslagen, gebruikt, gereinigd, gereviseerd en onderhouden.

Als mag worden aangenomen dat de werking van de beschermingsmiddelen snel en ingrijpend kan worden aangetast door veroudering als gevolg van het regelmatig uitvoeren van een door de fabrikant aanbevolen reiniging, dan dient de fabrikant zo mogelijk op elk exemplaar van de beschermingsmiddelen dat in de handel wordt gebracht, een opschrift aan te brengen waarin het maximale aantal reinigingen wordt aangegeven dat het beschermingsmiddel mag ondergaan alvorens te worden gereviseerd of afgekeurd; als dit niet mogelijk is, dan moet de fabrikant deze gegevens in de gebruiksaanwijzing vermelden.

2.5. Beschermingsmiddelen die tijdens gebruik kunnen worden gegrepen

Wanneer onder de te verwachten gebruiksomstandigheden in het bijzonder het risico bestaat dat een beschermingsmiddel door een bewegend voorwerp wordt gegrepen zodat gevaar voor de gebruiker kan ontstaan, dan moet het beschermingsmiddel een zodanige sterkte hebben dat het gevaar wordt afgewend door het afbreken of -scheuren van een onderdeel.

2.6. Beschermingsmiddelen voor gebruik in een explosieve atmosfeer

Beschermingsmiddelen die bestemd zijn voor gebruik in een explosieve atmosfeer, moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat zij geen vonken van elektrische of elektrostatische oorsprong of van een schok afkomstige vonken kunnen veroorzaken die een explosief mengsel tot ontbranding zouden kunnen brengen.

2.7. Beschermingsmiddelen bestemd om snel te kunnen ingrijpen of die snel moeten kunnen worden aangebracht en/of verwijderd

Dergelijke beschermingsmiddelen moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat zij in een zo kort mogelijke tijd kunnen worden aangebracht en/of verwijderd.

Als zij zijn uitgerust met systemen voor bevestiging en verwijdering, waarmee zij in de juiste positie op de gebruiker kunnen worden aangebracht of kunnen worden verwijderd, dan moeten deze systemen gemakkelijk en snel te bedienen zijn.

2.8. Beschermingsmiddelen bestemd voor werkzaamheden in zeer gevaarlijke omstandigheden

De gebruiksaanwijzing die door de fabrikant bij beschermingsmiddelen bestemd voor werkzaamheden in zeer gevaarlijke omstandigheden, als bedoeld in artikel 10, lid 4, eerste alinea wordt geleverd, moet met name gegevens bevatten die bestemd zijn voor bevoegde personen die beschikken over de opleiding en kwalificaties om deze te kunnen interpreteren en ervoor te zorgen dat de gebruiker er naar handelt.

Bovendien moet in de gebruiksaanwijzing de procedure worden beschreven die moet worden gevolgd om, nadat het beschermingsmiddel op de gebruiker is aangebracht, te controleren of het goed is afgesteld en kan functioneren.

Wanneer een beschermingsmiddel is uitgerust met een alarmsysteem dat in werking treedt zodra de normale bescherming niet langer geboden wordt, dan dient dit systeem zodanig te worden ontworpen en aangebracht dat het alarm door de gebruiker kan worden waargenomen onder de te verwachten gebruiksomstandigheden waarvoor het beschermingsmiddel op de markt is gebracht.

2.9. Beschermingsmiddelen waarvan onderdelen verstelbaar zijn of door de gebruiker kunnen worden verwijderd

Wanneer beschermingsmiddelen onderdelen bevatten die verstelbaar zijn of door de gebruiker ter vervanging kunnen worden verwijderd, dan moeten deze onderdelen zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat zij gemakkelijk zonder gereedschap kunnen worden versteld, gemonteerd en gedemonteerd.

2.10. Beschermingsmiddelen die kunnen worden verbonden met een andere, aanvullende voorziening buiten het persoonlijke beschermingsmiddel

Wanneer beschermingsmiddelen zijn uitgerust met een systeem waarmee zij kunnen worden verbonden met een andere, aanvullende voorziening, dan moet het aansluitstuk zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat het enkel op een voorziening van het juiste type kan worden aangesloten.

2.11. Beschermingsmiddelen die zijn uitgerust met een vloeistof- of gascirculatiesysteem

Wanneer beschermingsmiddelen zijn uitgerust met een vloeistof- of gascirculatiesysteem, dan moet dit systeem van dien aard zijn en zodanig zijn aangebracht dat de vloeistof of het gas in de nabijheid van het gehele te beschermen lichaamsdeel in voldoende mate wordt ververst, ongeacht de gebaren, houdingen of bewegingen van de gebruiker onder de te verwachten gebruiksomstandigheden.

2.12. Beschermingsmiddelen die zijn voorzien van één of meer herkennings- of merktekens die rechtstreeks of indirect betrekking hebben op de gezondheid en de veiligheid

Rechtstreeks of indirect de gezondheid en de veiligheid betreffende herkennings- of merktekens op deze soorten of typen beschermingsmiddelen moeten bij voorkeur geharmoniseerde pictogrammen of ideogrammen zijn die goed leesbaar zijn en dit blijven gedurende de verwachte "levensduur" van deze beschermingsmiddelen. Voorts moeten deze tekens volledig, duidelijk en begrijpelijk zijn, zodat verkeerde interpretaties uitgesloten zijn; met name moeten eventuele woorden of zinnen van dergelijke tekens gesteld zijn in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het beschermingsmiddel gebruikt wordt.

Wanneer de afmetingen van een beschermingsmiddel (of onderdeel van een beschermingsmiddel) te klein zijn voor het geheel of gedeeltelijk aanbrengen van de nodige tekens, dan dienen deze op de verpakking en in de gebruiksaanwijzing van de fabrikant te worden vermeld.

2.13. Veiligheidskleding bestemd om de zichtbaarheid van de gebruiker te verbeteren

Veiligheidskleding bestemd voor te verwachten gebruiksomstandigheden waaronder het nodig is de aanwezigheid van de individuele gebruiker visueel kenbaar te maken, moet zijn voorzien van een (of meer) goed geplaatst(e) inrichting(en) of middel(en) die (dat) een zichtbare straling met een goede lichtsterkte en goede fotometrische en colorimetrische eigenschappen rechtstreeks uitzendt (uitzenden) dan wel reflecteert (reflecteren).

2.14. Beschermingsmiddelen voor verschillende risico's

Beschermingsmiddelen die bestemd zijn om de gebruiker te beschermen tegen verschillende risico's die gelijktijdig kunnen optreden, moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat zij voldoen aan de fundamentele voorschriften die specifiek zijn voor elk van deze risico's (zie punt 3).

3. AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN DIE SPECIFIEK ZIJN VOOR DE TE VERMIJDEN RISICO'S

3.1. Bescherming tegen mechanische schokken

3.1.1. Schokken veroorzaakt door vallende of wegvliegende voorwerpen en stoten van een lichaamsdeel tegen een obstakel

Beschermingsmiddelen voor dergelijke risico's moeten de gevolgen van schokken in zodanige mate kunnen verzwakken dat wordt voorkomen dat letsel ontstaat doordat het beschermde lichaamsdeel wordt verpletterd of doorboord; zij dienen ten minste bescherming te bieden tegen schokken tot een energieniveau waarboven de schokabsorberende voorziening een buitensporige omvang of massa zou moeten krijgen die niet verenigbaar zou zijn met een doelmatig gebruik van de beschermingsmiddelen gedurende de tijd dat zij naar verwachting moeten worden gedragen.

3.1.2. Val van personen

3.1.2.1. Preventie van vallen door uitglijden

De buitenzolen van schoeisel bestemd om uitglijden te voorkomen moeten zodanig zijn ontworpen, gefabriceerd of uitgerust met een geschikte voorziening, dat door een goede greep of door wrijving, volgens de aard en de staat van de bodem, een goede standvastigheid wordt verzekerd.

3.1.2.2. Preventie van vallen van een hoogte

Beschermingsmiddelen bestemd om het vallen van een hoogte of de gevolgen daarvan te voorkomen moeten zijn uitgerust met een voorziening waarmee het lichaam wordt bevestigd, en met een verbindingssysteem dat kan worden verbonden met een veilig verankeringspunt. Zij moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat de valhoogte onder de te verwachten gebruiksomstandigheden zo gering mogelijk is, om te vermijden dat het lichaam tegen een obstakel stoot, waarbij de remkracht evenwel niet zo groot mag zijn dat lichamelijk letsel ontstaat of onderdelen van het beschermingsmiddel opengaan of afbreken, waardoor de gebruiker zou kunnen vallen.

Voorts moeten zij zodanig zijn uitgevoerd dat de gebruiker zich na de afremming in een behoorlijke positie bevindt, waarin hij zo nodig op hulp kan wachten.

De fabrikant moet in zijn gebruiksaanwijzing in het bijzonder alle nuttige gegevens verstrekken over:

- de nodige kenmerken van het veilige verankeringspunt alsmede de minimale speling onder de gebruiker;

- de wijze waarop de voorziening waarmee het lichaam wordt bevestigd het beste kan worden aangetrokken en waarop het verbindingssysteem aan het veilige verankeringspunt kan worden gekoppeld.

3.1.3. Mechanische trillingen

Beschermingsmiddelen bestemd om de gevolgen van mechanische trillingen te voorkomen moeten de trillingscomponenten die voor het te beschermen lichaamsdeel schadelijk zijn afdoende kunnen verzwakken.

De effectieve waarde van de versnellingen waaraan de gebruiker ten gevolge van deze trillingen blootstaat, mag in geen geval hoger zijn dan de aanbevolen grenswaarden, uitgaande van de te verwachten maximale tijd gedurende welke het te beschermen lichaamsdeel dagelijks zal worden blootgesteld.

3.2. Bescherming tegen (statische) samendrukking van een lichaamsdeel

Beschermingsmiddelen, bestemd om een lichaamsdeel te beschermen tegen (statische) samendrukking, moeten de gevolgen daarvan in zodanige mate kunnen verzwakken dat wordt voorkomen dat acuut letsel of chronische aandoeningen ontstaan.

3.3. Bescherming tegen oppervlakkig letsel (wrijving, steek-, snij- en bijtwonden)

In beschermingsmiddelen, bestemd om het gehele lichaam of lichaamsdelen te beschermen tegen oppervlakkig letsel, bijvoorbeeld als gevolg van wrijving, steek-, snij- en bijtwonden, moeten de gebruikte materialen en andere onderdelen van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat dergelijke beschermingsmiddelen in voldoende mate bestand zijn tegen afschuring, perforatie en doorsnijding (zie ook punt 3.1) rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden.

3.4. Preventie van verdrinking (veiligheidsvesten, reddingsgordels en -pakken)

Beschermingsmiddelen bestemd om verdrinking te voorkomen moeten een gebruiker die in een vloeistof is terechtgekomen, en eventueel uitgeput of bewusteloos is, zonder zijn gezondheid te schaden zo snel mogelijk naar de oppervlakte brengen en hem daar vervolgens in een zodanige houding drijvende houden dat hij in afwachting van hulp kan ademhalen.

Het drijvend vermogen van deze beschermingsmiddelen kan geheel of gedeeltelijk een intrinsieke eigenschap zijn, of worden verkregen door opblazing, hetzij met een gas dat automatisch of na handbediening vrijkomt, hetzij met de mond.

Onder de te verwachten gebruiksomstandigheden:

- moeten de beschermingsmiddelen bestand zijn tegen de inslag in de vloeistof en tegen de omgevingsfactoren van die vloeistof, zonder dat de werking een nadelige invloed ondergaat;

- moeten opblaasbare beschermingsmiddelen snel en volledig kunnen worden opgeblazen.

Wanneer te verwachten speciale gebruiksomstandigheden zulks vereisen, moeten bepaalde typen beschermingsmiddelen voorts voldoen aan één of meer van de volgende aanvullende voorschriften:

- alle in de tweede alinea bedoelde opblaasinrichtingen, en/of een licht- of geluidssignaalinrichting bezitten;

- een inrichting bezitten die als aangrijpingspunt en bevestigingsmiddel voor het lichaam dient, zodat de gebruiker uit de vloeistof kan worden gehaald;

- geschikt zijn voor een langdurig gebruik tijdens de hele duur van de activiteit waarbij de eventueel geklede gebruiker blootgesteld is aan het risico dat hij in de vloeistof valt;

- de bewegingsvrijheid van de gebruiker niet belemmeren, zodat hij met name kan handelen - bijvoorbeeld kan zwemmen - om aan een gevaar te ontkomen of andere personen te helpen.

3.4.1. Vergroting van het drijvend vermogen

Kleding die een doelmatig drijvend vermogen waarborgt gelet op het te verwachten gebruik, veilig kan worden gedragen en positieve steun geeft in het water. Onder de te verwachten gebruiksomstandigheden mag dit beschermingsmiddel de gebruiker niet in zijn bewegingsvrijheid hinderen; hij moet met name kunnen zwemmen of het nodige kunnen doen om aan een gevaar te ontsnappen of andere personen te hulp te komen.

3.5. Bescherming tegen de schadelijke gevolgen van lawaai

Beschermingsmiddelen bestemd voor de preventie van de schadelijke gevolgen van lawaai moeten het lawaai zodanig kunnen verzwakken dat de door de gebruiker waargenomen equivalente geluidsniveaus in geen geval hoger zijn dan de met het oog op de bescherming van de werknemers in Richtlijn 2003/10/EG van het Europees Parlement en de Raad[16] vastgestelde grenswaarden voor de dagelijkse blootstelling.

Op ieder beschermingsmiddel moet een etiket zijn aangebracht waarop het geluiddempingsniveau en de waarde van de index van het door het beschermingsmiddel verschafte comfort staan aangegeven; indien dit onmogelijk is, moet dit etiket op de verpakking zijn aangebracht.

3.6. Bescherming tegen hitte en/of vuur

Beschermingsmiddelen bestemd om het gehele lichaam of lichaamsdelen te beschermen tegen de gevolgen van hitte en/of vuur, moeten zo nodig een warmte-isolerend vermogen en een mechanische weerstand bezitten, die in overeenstemming zijn met de te verwachten gebruiksomstandigheden.

3.6.1. In beschermingsmiddelen gebruikte materialen en andere onderdelen

Materialen en andere onderdelen bestemd voor bescherming tegen warmteoverdracht door straling en convectie, moeten een geschikte doorgangscoëfficiënt voor de invallende warmtestroom bezitten en een onbrandbaarheid die zo hoog is dat er onder de te verwachten gebruiksomstandigheden geen enkel risico van zelfontbranding bestaat.

Wanneer de buitenkant van deze materialen en onderdelen een reflecterend vermogen moet bezitten, dient dit geschikt te zijn voor de stralingswarmtestroom in het infrarood.

Materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen bestemd voor kortdurende werkzaamheden in een hete omgeving, en van beschermingsmiddelen die kunnen worden getroffen door wegvliegende hete voorwerpen, bijvoorbeeld grote hoeveelheden gesmolten materiaal, moeten bovendien een warmtecapaciteit bezitten die groot genoeg is om ervoor te zorgen dat het grootste gedeelte van de opgenomen warmte pas wordt afgegeven nadat de gebruiker de plaats waar hij aan de risico's wordt blootgesteld heeft verlaten en zich van zijn beschermingsmiddel heeft ontdaan.

Materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen die krachtig kunnen worden getroffen door wegvliegende hete voorwerpen moeten bovendien mechanische schokken voldoende kunnen verzwakken (zie punt 3.1).

Materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen die toevallig met een vlam in aanraking kunnen komen of die worden gebruikt voor de fabricage van brandbestrijdingsuitrusting, moeten bovendien een onbrandbaarheid bezitten die in overeenstemming is met de aard van de risico's die onder te verwachten gebruiksomstandigheden optreden. Zij mogen onder de invloed van een vlam niet smelten en evenmin een bijdrage leveren tot de uitbreiding van de vlam.

3.6.2. Complete beschermingsmiddelen, gereed voor het gebruik

Onder de te verwachten gebruiksomstandigheden:

1. moet de hoeveelheid warmte die de gebruiker via zijn beschermingsmiddel bereikt, zo gering zijn dat tijdens het dragen ervan in het beschermde lichaamsdeel in geen geval zoveel warmte wordt geaccumuleerd dat de pijngrens wordt overschreden of de gezondheid wordt geschaad;

2. moeten de beschermingsmiddelen zo nodig vloeistof- of dampwerend zijn en mogen zij geen aanleiding geven tot brandwonden ten gevolge van contacten tussen de beschermende omhulling en de gebruiker.

Als beschermingsmiddelen zijn uitgerust met een koelvoorziening waarmee de invallende warmte wordt geabsorbeerd door verdamping van een vloeistof of sublimatie van een vaste stof, dan moeten deze voorzieningen zo zijn ontworpen dat de vrijkomende vluchtige stoffen de gebruiker niet bereiken, maar buiten de beschermende omhulling terecht komen.

Als beschermingsmiddelen zijn uitgerust met een adembeschermingsapparaat, dan moet dit onder de te verwachten gebruiksomstandigheden naar behoren bescherming bieden.

De fabrikant moet in de gebruiksaanwijzing bij elk model van een beschermingsmiddel bestemd voor kortdurende werkzaamheden in een hete omgeving in het bijzonder alle gegevens vermelden om te kunnen bepalen hoe lang de gebruiker maximaal mag worden blootgesteld aan de warmte die door het overeenkomstig het gebruiksdoel gebruikte beschermingsmiddel wordt doorgelaten.

3.7. Bescherming tegen koude

Beschermingsmiddelen bestemd om het gehele lichaam of lichaamsdelen te beschermen tegen de gevolgen van koude, moeten een warmte-isolerend vermogen en een mechanische weerstand bezitten die in overeenstemming zijn met de te verwachten gebruiksomstandigheden waarvoor zij op de markt zijn gebracht.

3.7.1. In beschermingsmiddelen gebruikte materialen en andere onderdelen

Materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen bestemd voor bescherming tegen koude moeten een voor de te verwachten gebruiksomstandigheden voldoende lage doorgangscoëfficiënt voor de invallende thermische stroom bezitten. Soepele materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen bestemd voor het werken in een koude omgeving moeten de voor de nodige bewegingen en houdingen geschikte soepelheid behouden.

Materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen die krachtig kunnen worden getroffen door wegvliegende koude voorwerpen, moeten bovendien mechanische schokken voldoende kunnen verzwakken (zie punt 3.1).

3.7.2. Complete beschermingsmiddelen, gereed voor het gebruik

Onder de te verwachten gebruiksomstandigheden:

1. moet de koudestroom die de gebruiker via zijn beschermingsmiddel bereikt, zo gering zijn dat tijdens het dragen ervan in elk punt van het beschermde lichaamsdeel (met inbegrip van de toppen van de vingers en de tenen) in geen geval zoveel koude wordt geaccumuleerd dat de pijngrens wordt overschreden of de gezondheid wordt geschaad;

2. moeten de beschermingsmiddelen zo veel mogelijk het binnendringen van vloeistoffen, bijvoorbeeld regenwater, tegengaan en mogen zij geen wonden veroorzaken ten gevolge van contacten tussen de koude, beschermende omhulling en de gebruiker.

Waneer beschermingsmiddelen zijn uitgerust met een adembeschermingsapparaat, dan moet dit onder de te verwachten gebruiksomstandigheden naar behoren bescherming bieden.

De fabrikant moet inzonderheid in de gebruiksaanwijzing bij elk model van een beschermingsmiddel bestemd voor kortdurende werkzaamheden in een koude omgeving alle gegevens vermelden die nodig zijn om te kunnen bepalen hoelang de gebruiker maximaal mag worden blootgesteld aan de door het beschermingsmiddel doorgelaten koude.

3.8. Bescherming tegen elektrische schokken

Beschermingsmiddelen bestemd om het lichaam of een lichaamsdeel te beschermen tegen de gevolgen van een elektrische stroom, moeten een isolerend vermogen bezitten dat in overeenstemming is met de spanning waaraan de gebruiker onder de meest ongunstige te verwachten gebruiksomstandigheden kan worden blootgesteld.

Daarom moeten de in deze beschermingsmiddelen gebruikte materialen en andere onderdelen van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat de lekstroom door de beschermende omhulling, gemeten onder testomstandigheden met spanningen gecorreleerd met realistische spanningen, zo laag mogelijk is en in ieder geval minder dan een overeengekomen, aan de tolerantiedrempel gecorreleerde maximaal toelaatbare waarde.

Typen beschermingsmiddelen bestemd om uitsluitend te worden gebruikt bij werkzaamheden of handelingen aan elektrische installaties die onder spanning staan of kunnen staan, alsmede de verpakking daarvan, moeten zijn voorzien van een opschrift, waarin de beschermingsklasse en/of overeenkomstige gebruiksspanning, het serienummer en de fabricagedatum worden vermeld; voorts moet aan de buitenkant van de beschermende omhulling van de beschermingsmiddelen een ruimte zijn gereserveerd om naderhand de datum van ingebruikneming te vermelden, alsmede de data van periodieke tests of controles.

De fabrikant moet in het bijzonder in de gebruiksaanwijzing aangeven voor welk exclusief gebruik deze typen beschermingsmiddelen bestemd zijn en bovendien de aard en regelmaat vermelden van de diëlektrische tests waaraan zij tijdens hun "levensduur" moeten worden onderworpen.

3.9. Bescherming tegen straling

3.9.1. Niet-ioniserende straling

Beschermingsmiddelen ter preventie van acute of chronische gevolgen van niet-ioniserende straling voor het oog moeten het grootste deel van de bij de schadelijke golflengten uitgezonden energie kunnen absorberen of terugkaatsen, hetgeen evenwel geen ingrijpende gevolgen mag hebben voor de transmissie van het onschadelijke deel van het zichtbare spectrum, de waarneming van contrasten en het onderscheiden van kleuren, indien de te verwachten gebruiksomstandigheden zulks vereisen.

Derhalve moeten de oogschermen zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat voor elke schadelijke golflengte de spectrale transmissiecoëfficiënt zo laag is dat het oog van de gebruiker via het filter aan een zo klein mogelijke bestralingssterkte wordt blootgesteld, waarbij in geen geval de maximaal toelaatbare blootstelling mag worden overschreden.

Bovendien mogen de oogschermen niet beschadigd raken of hun eigenschappen verliezen als gevolg van de onder de te verwachten gebruiksomstandigheden uitgezonden straling. Elk op de markt gebracht exemplaar moet worden gekenmerkt door het nummer van de beschermingsklasse overeenkomend met de spectrale verdeling van de transmissiecoëfficiënt.

Oogschermen bestemd voor gelijksoortige stralingsbronnen moeten worden ingedeeld naar opklimmende waarde van de beschermingsklasse. De fabrikant moet inzonderheid in de gebruiksaanwijzing de transmissiekrommen vermelden, zodat op basis van de daadwerkelijke gebruiksomstandigheden, bijvoorbeeld de afstand tot de stralingsbron en de spectrale verdeling van de op deze afstand ontvangen straling, het optimale beschermingsmiddel kan worden gekozen.

Het nummer van de beschermingsklasse van de oogschermen moet op elk exemplaar worden aangebracht door de fabrikant.

3.9.2. Ioniserende straling

3.9.2.1. Bescherming tegen uitwendige radioactieve besmetting

De materialen en andere onderdelen van beschermingsmiddelen bestemd om het hele lichaam of een lichaamsdeel te beschermen tegen radioactief stof, gas, vloeistof of mengsels daarvan, moeten van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat de radioactieve stoffen er onder de te verwachten gebruiksomstandigheden niet in kunnen binnendringen.

De vereiste ondoorlaatbaarheid kan, naar gelang van de aard of toestand van de radioactieve stoffen, worden gerealiseerd met een ondoorlatende beschermende omhulling en/of met elk ander geschikt middel, bijvoorbeeld ventilatiesystemen en overdruksystemen, waarmee wordt voorkomen dat deze stoffen naar binnen diffunderen.

Als deze beschermingsmiddelen moeten worden gedecontamineerd, dan mag dat geen nadelige gevolgen hebben voor het eventuele verdere gebruik ervan gedurende de te verwachten "levensduur".

3.9.2.2. Beperkte bescherming tegen uitwendige bestraling

Beschermingsmiddelen bestemd om de gebruiker volledig te beschermen tegen uitwendige bestraling of, indien dit niet mogelijk is, de straling in voldoende mate te verzwakken, kunnen alleen worden toegepast als de straling bestaat uit elektronen (bijvoorbeeld bètastraling) of fotonen (x, gamma) met een vrij lage energie.

De in dergelijke beschermingsmiddelen gebruikte materialen en andere onderdelen moeten van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat de gebruiker een voor de te verwachten gebruiksomstandigheden voldoende hoge mate van bescherming geniet, zonder dat zijn bewegingen, houdingen of verplaatsingen zodanig worden belemmerd dat de blootstellingsduur erdoor wordt verlengd (zie punt 1.3.2).

De beschermingsmiddelen moeten een opschrift dragen waarop de aard en dikte zijn aangegeven van het materiaal of de materialen waarvan gebruik is gemaakt met het oog op de te verwachten gebruiksomstandigheden.

3.10. Bescherming tegen gevaarlijke stoffen en infectieverwekkers

3.10.1. Bescherming van de luchtwegen

Beschermingsmiddelen bestemd voor de bescherming van de luchtwegen moeten de gebruiker kunnen voorzien van voor inademing geschikte lucht als hij is blootgesteld aan een verontreinigende atmosfeer en/of een atmosfeer met een te laag zuurstofgehalte.

De door het beschermingsmiddel aan de gebruiker verschafte inadembare lucht wordt verkregen door passende methoden, zoals filtering van de verontreinigde lucht in het beschermingsapparaat of -middel, of door aanvoer uit een niet-verontreinigde bron.

De in dergelijke beschermingsmiddelen gebruikte materialen en andere onderdelen moeten van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat de ademhalingsfunctie en -hygiëne van de gebruiker onder de te verwachten gebruiksomstandigheden tijdens het dragen op deugdelijke wijze gewaarborgd zijn.

De luchtdichtheid van het gelaatstuk, de drukverliezen bij inademing en, voor filterapparaten, het zuiverend vermogen moeten zodanig zijn dat er, in het geval van een verontreinigde atmosfeer, zo weinig verontreinigingen binnendringen dat de gezondheid of de hygiëne van de gebruiker geen nadelen ondervindt.

Op de beschermingsmiddelen moet een merkteken ter identificatie van de fabrikant zijn aangebracht en moeten de kenmerken van elk type beschermingsmiddel worden vermeld, zodat alle daarvoor opgeleide en gekwalificeerde gebruikers de beschermingsmiddelen aan de hand van de gebruiksaanwijzing op de juiste wijze kunnen gebruiken.

Bovendien moet de fabrikant bij filtreertoestellen in de gebruiksaanwijzing de uiterste opslagdatum vermelden die geldt voor het filter in staat van nieuw als bewaard in de oorspronkelijke verpakking.

3.10.2. Bescherming van de huid en de ogen tegen ongewenst contact

In de beschermende omhulling van beschermingsmiddelen die bestemd zijn om te vermijden dat het hele lichaam of een lichaamsdeel in oppervlakkig contact komt met gevaarlijke stoffen en infectieverwekkers, mogen dergelijke stoffen niet kunnen binnendringen of naar binnen kunnen diffunderen onder de te verwachten gebruiksomstandigheden waarvoor deze beschermingsmiddelen in de handel zijn gebracht.

Daarom moeten de in dergelijke beschermingsmiddelen gebruikte materialen en andere onderdelen van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat zo veel mogelijk een totale ondoorlaatbaarheid wordt verkregen, zodat zo nodig een eventueel langdurig dagelijks gebruik mogelijk is; als moet worden volstaan met een beperkte ondoorlaatbaarheid, dan brengt dit beperkingen voor de gebruiksduur met zich.

Wanneer bepaalde gevaarlijke stoffen of infectieverwekkers, als gevolg van hun aard en de te verwachten gebruiksomstandigheden, gemakkelijker in de betrokken beschermingsmiddelen kunnen binnendringen, zodat slechts gedurende beperkte tijd bescherming geboden wordt, dan moeten op deze beschermingsmiddelen de gangbare proeven worden uitgevoerd, teneinde ze op basis van hun doelmatigheid in te delen. Op beschermingsmiddelen die aan de testspecificaties voldoen, moet een merkplaat worden aangebracht, waarop de naam, of anders de code, van de voor de proeven gebruikte stoffen vermeld is, alsmede de tijd gedurende welke de normale bescherming geboden wordt. Bovendien moet de fabrikant in het bijzonder in zijn gebruiksaanwijzing de betekenis van de codes vermelden - indien nodig -, een uitvoerige beschrijving van de gangbare proeven geven en voorts alle gegevens vermelden die nodig zijn om de maximaal toelaatbare gebruiksduur onder de uiteenlopende te verwachten gebruiksomstandigheden te kunnen bepalen.

3.11. Veiligheidsinrichtingen voor duikersuitrustingen

1. Ademhalingsapparaat

Het ademhalingsapparaat moet de gebruiker onder de te verwachten gebruiksomstandigheden en met name gelet op de maximale duikdiepte kunnen voorzien van een gasmengsel dat geschikt is voor inademing.

2. Wanneer de te verwachten gebruiksomstandigheden zulks vereisen moeten de beschermingsmiddelen het volgende omvatten:

a) een pak waardoor de gebruiker wordt beschermd tegen de druk als gevolg van de duikdiepte (zie punt 3.2) en/of tegen de koude (zie punt 3.7);

b) een alarmsysteem dat de gebruiker tijdig moet waarschuwen voor een later optredend gebrek aan toevoer van het in te ademen gasmengsel (zie punt 2.8);

c) een reddingspak dat de gebruiker in staat stelt weer aan de oppervlakte te komen (zie punt 3.4.1).

_____________

89/686/EEG

BIJLAGE III

TECHNISCHE DOCUMENTATIE VAN DE FABRIKANT

89/686/EEG (aangepast)

(bedoeld in artikel 10, lid 1)

89/686/EEG

De in artikel 10, lid 1, bedoelde documentatie dient alle nuttige gegevens te omvatten omtrent de middelen die de fabrikant aanwendt om te bereiken dat een beschermingsmiddel voldoet aan de desbetreffende fundamentele voorschriften.

Voor de in artikel 10, lid 2, bedoelde modellen beschermingsmiddelen moet de documentatie in het bijzonder omvatten:

1. een technisch fabricagedossier bestaande uit:

a) overzicht- en detailtekeningen van het beschermingsmiddel, in voorkomend geval vergezeld van berekeningen en resultaten van de proeven met prototypes, dit binnen de perken van hetgeen noodzakelijk is ter controle op de naleving van de fundamentele voorschriften;

b) een limitatieve lijst van de fundamentele veiligheids- en gezondheidsvoorschriften, alsmede van de geharmoniseerde normen of andere technische specificaties die bij het ontwerp van het model in acht zijn genomen, zoals bedoeld

2. een beschrijving van de controle- en beproevingsmiddelen die in het bedrijf van de fabrikant zullen worden aangewend;

3. een exemplaar van de in punt 1.4 van bijlage II bedoelde gebruiksaanwijzing.

_____________

93/68/EEG art. 7, punt 8

BIJLAGE IV

CE-MARKERING VAN OVEREENSTEMMING EN OPSCHRIFTEN

93/68/EEG art. 7, punt 8 (aangepast)

(bedoeld in artikel 17)

93/68/EEG art. 7, punt 8

- De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de volgende grafische vorm:

[pic]

Bij vergroting of verkleining van de CE-markering moeten de verhoudingen van bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen.

De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt. Bij beschermingsmiddelen van geringe grootte mag van deze minimumafmeting worden afgeweken.

_____________

89/686/EEG

BIJLAGE V

VOORWAARDEN WAARAAN DE AANGEWEZEN INSTANTIES MOETEN VOLDOEN

( bedoeld in artikel 11, lid 2)

De door de lidstaten aangewezen instanties moeten aan de volgende minimumvoorwaarden voldoen:

1. beschikbaarheid van personeel, alsmede van de nodige middelen en uitrusting;

2. beroepsintegriteit en technische bekwaamheid van het personeel;

3. onafhankelijkheid - bij het uitvoeren van proeven, het opstellen van verslagen, het afgeven van verklaringen en het uitoefenen van het in de richtlijn voorgeschreven toezicht - van het kaderpersoneel en het technisch personeel ten aanzien van alle kringen, groeperingen en personen die rechtstreeks of indirect belangen hebben op het gebied van persoonlijke beschermingsmiddelen;

4. bewaring van het beroepsgeheim door het personeel;

5. afsluiten van een verzekering van wettelijke aansprakelijkheid, tenzij deze op grond van het nationale recht reeds door de staat wordt gedekt.

Door de bevoegde instanties van de lidstaten wordt periodiek gecontroleerd, of aan de in de punten 1 en 2 genoemde voorwaarden is voldaan.

_____________

BIJLAGE VI

[pic]

_____________

BIJLAGE VII

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan (bedoeld in artikel 21)

Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18) |

Richtlijn 93/68/EEG van de Raad (PB L van 220 van 30.8.1993, blz. 1) | uitsluitend artikel 7 |

Richtlijn 93/95/EEG van de Raad (PB L 276 van 9.11.1993, blz. 11) |

Richtlijn 96/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 236 van 18.9.1996, blz. 44) |

Verordening (EG) Nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1) | uitsluitend artikel 1 en bijlage I, punt 1 |

Deel B

Termijnen voo r omzetting in nationaal recht en toepassing (bedoeld in artikel 21)

Richtlijn | Omzettingstermijn | Toepassingsdatum |

89/686/EEG | 30.12.1991 | 1.7.1992[17] |

93/68/EEG | 30.6.1994 | 1.1.1995[18] |

93/95/EEG | 29.1.1994 | _ |

96/58/EG | 31.12.1996 | 1.1.1997 |

_____________

BIJLAGE VIII

Concordantietabel

Richtlijn 89/686/EEG | De onderhavige richtlijn |

Overweging 8, slotzin | Artikel 2, lid 3 |

Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1 |

Artikel 1, lid 2 | Artikel 2, lid 1 |

Artikel 1, lid 3 | Artikel 2, lid 2 |

Artikel 1, lid 4, aanhef | Artikel 1, lid 3, aanhef |

Artikel 1, lid 4, eerste en tweede streepje | Artikel 1, lid 3, onder a) en b) |

Artikel 2, lid 1 | Artikel 3, lid 1 |

Artikel 2, lid 2 | Artikel 1, lid 2 |

Artikel 2, lid 3 | Artikel 3, lid 2 |

Artikel 3 | Artikel 4 |

Artikel 4 | Artikel 5 |

Artikel 5, leden 1 en 2 | Artikel 6, leden 1 en 2 |

Artikel 5, lid 4 | Artikel 6, lid 3 |

Artikel 5, lid 5 | Artikel 6, lid 4 |

Artikel 5, lid 6, onder a) | Artikel 6, lid 5, eerste alinea |

Artikel 5, lid 6, onder b) | Artikel 6, lid 5, tweede alinea |

Artikel 6, lid 1, eerste alinea, eerste zin | Artikel 7, eerste alinea |

Artikel 6, lid 1, eerste alinea, slotzin | Artikel 7, tweede alinea |

Artikel 6, lid 1, tweede alinea | Artikel 7, derde alinea |

Artikel 6, lid 2, eerste en tweede alinea | Artikel 8, lid 1 |

Artikel 6, lid 2, derde alinea | Artikel 8, lid 2 |

Artikel 6, lid 2, vierde alinea | Artikel 8, lid 3 |

Artikel 7,lid 1 Artikel 7,lid 2, eerste, tweede en derde zin Artikel 7, lid 2, vierde zin Artikel 7, leden 3 en 4 | Artikel 9, lid 1 Artikel 9, lid 2, eerste alinea Artikel 9, lid 2, tweede alinea Artikel 9, leden 3 en 4 |

Artikel 8, leden 1 en 2 | Artikel 10, leden 1 en 2 |

Artikel 8, lid 3, eerste alinea | Artikel 10, lid 3, eerste alinea |

Artikel 8, lid 3, tweede alinea, aanhef | Artikel 10, lid 3, tweede alinea, aanhef |

Artikel 8, lid 3, tweede alinea, eerste tot en met zesde streepje | Artikel 10, lid 3, tweede alinea, onder a) tot en met f) |

Artikel 8, lid 4, aanhef, en artikel 8, lid 4, onder a), eerste zin | Artikel 10, lid 4, eerste alinea |

Artikel 8, lid 4, onder a), slotzin | Artikel 10, lid 4, tweede alinea, aanhef |

Artikel 8, lid 4, onder a) eerste tot en met zevende streepje | Artikel 10, lid 4, tweede alinea, onder a) tot en met g) |

Artikel 8, lid 4, onder b) | Artikel 10, lid 5 |

Artikel 9 | Artikel 11 |

Artikel 10, leden 1 en 2 | Artikel 12, leden 1 en 2 |

Artikel 10, lid 3, aanhef | Artikel 12, lid 3, aanhef |

Artikel 10, lid 3 eerste en tweede streepje | Artikel 12, lid 3, onder a) en b) |

Artikel 10, lid 3, tweede alinea | Artikel 12, lid 3, tweede alinea |

Artikel 10, lid 4, aanhef | Artikel 12, lid 4 |

Artikel 10, lid 4, onder a), aanhef, eerste streepje | Artikel 12, lid 5, eerste alinea |

Artikel 10, lid 4, onder a), tweede streepje | Artikel 12, lid 5, tweede alinea |

Artikel 10, lid 4, onder b), aanhef, eerste streepje | Artikel 12, lid 6, eerste alinea |

Artikel 10, lid 4, onder b), tweede streepje | Artikel 12, lid 6, tweede alinea |

Artikel 10, lid 4, onder b), derde streepje | Artikel 12, lid 6, derde alinea |

Artikel 10, lid 5 | Artikel 12, lid 7 |

Artikel 10, lid 6 | Artikel 12, lid 8 |

Artikel 11 A leden 1 tot en met 6 | Artikel 13 leden 1 tot en met 6 |

Artikel 11 B, lid 1, onder a), eerste alinea | Artikel 14, lid 1, eerste alinea |

Artikel 11 B, lid 1, onder a), tweede alinea, aanhef | Artikel 14, lid 1, tweede alinea, aanhef |

Artikel 11 B, lid 1, onder a), tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 14, lid 1, tweede alinea, onder a), b) en c) |

Artikel 11 B, lid 1, onder b), eerste alinea | Artikel 14, lid 2 |

Artikel 11 B, lid 1, onder b), tweede alinea, aanhef | Artikel 14, lid 3, aanhef |

Artikel 11 B, lid 1, onder b), tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 14, lid 3, onder a), b) en c) |

Artikel 11 B, lid 1, onder c) | Artikel 14, lid 4 |

Artikel 11 B, lid 1, onder d) | Artikel 14, lid 5 |

Artikel 11 B, lid 2, onder a) | Artikel 15, lid 1 |

Artikel 11 B, lid 2, onder b), aanhef | Artikel 15, lid 2, aanhef |

Artikel 11 B, lid 2, onder b), eerste, tweede en derde streepje | Artikel 15, lid 2, onder a), b) en c) |

Artikel 11 B, lid 2, onder c) | Artikel 15, lid 3, eerste alinea |

Artikel 11 B, lid 2, onder d) | Artikel 15, lid 3, tweede alinea |

Artikel 11 B, lid 2, onder e) | Artikel 15, lid 4 |

Artikel 12, aanhef | Artikel 16, aanhef |

Artikel 12, punten 1en 2 | Artikel 16, onder a) en b) |

Artikel 13, lid 1, eerste zin | Artikel 17, lid 1, eerste alinea |

Artikel 13, lid 1, tweede zin | Artikel 17, lid 1, tweede alinea |

Artikel 13, lid 2 | Artikel 17, lid 2 |

Artikel 13, lid 3 | Artikel 17, lid 3 |

Artikel 13, lid 4, aanhef en Artikel 13, lid 4, onder a) | Artikel 17, lid 4, eerste alinea, en Artikel 13, lid 4, onder a) |

Artikel 13, lid 4, onder a) | Artikel 17, lid 4, eerste alinea, slotwoorden |

Artikel 13, lid 4, onder b) | Artikel 17, lid 4, tweede alinea |

Artikel 14 | Artikel 18 |

Artikel 15 | Artikel 19 |

Artikel 16, lid 1 | - |

Artikel 16, lid 2 | - |

Artikel 16, lid 3 | Artikel 20 |

- | Artikel 21 |

- | Artikel 22 |

Artikel 17 | Artikel 23 |

Bijlagen I tot en met VI | Bijlagen I tot en met VI |

- | Bijlage VII |

- | Bijlage VIII |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

[3] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het acquis communautaire, COM(2001) 645 def.

[4] Zie bijlage VII, deel A, bij dit voorstel.

[5] PB C [.] van [.], blz. [.].

[6] PB C [.] van [.], blz. [.].

[7] PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

[8] Zie bijlage VII, deel A.

[9] PB C 91 van 16.4.2003, blz. 7.

[10] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).

[11] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

[12] PB C 231 van 8.9.1989, blz. 3, en PB C 267 van 19.10.1989, blz. 3.

[13] PB C 10 van 16.1.1990, blz. 1.

[14] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[15] PB L 207 van 23.7.1998, blz. 1.

[16] PB L 42 van 15.2.2003, blz. 38.

[17] Volgens artikel 16, lid 2 van Richtlijn 89/686/EEG, staan de lidstaten voor de periode tot en met 30 juni 1995 toe dat beschermingsmiddelen in de handel worden gebracht en in gebruik worden genomen overeenkomstig de nationale voorschriften die op 30 juni 1992 op hun grondgebied van toepassing zijn.

[18] Volgens artikel 14, lid 2 van Richtlijn 93/68/EEG, staan de lidstaten tot 1 januari 1997 het in de handel brengen en het gebruik toe van de producten die in overeenstemming zijn met de markeringsregelingen welke vóór 1 januari 1995 van kracht zijn.

in overeenstemming is met de bepalingen van Richtlijn ././EG van het Europees Parlement en de Raad en, in voorkomend geval, met de nationale norm waarin geharmoniseerde norm nr. .... is omgezet (voor persoonlijke beschermingsmiddelen bedoeld in artikel 10, lid 3)

identiek is aan het beschermingsmiddel waarop de verklaring van EG-typeonderzoek nr. ..... betrekking heeft, welke is afgegeven door (3) (4):

.................................

aan de procedure van artikel 13 of 14 (4) van Richtlijn ././EG van het Europees Parlement en de Raad is onderworpen onder toezicht van de aangewezen instantie (3):

.................