Home

Ontwerp Verordening (EG) nr. ./. van de Commissie van [.] betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt (Gecodificeerde versie)

Ontwerp Verordening (EG) nr. ./. van de Commissie van [.] betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt (Gecodificeerde versie)

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel,

C(2007)

Ontwerp

VERORDENING (EG) Nr. ./. VAN DE COMMISSIE

van [.]

betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

(Gecodificeerde versie)

2921/90

Ontwerp

VERORDENING (EG) Nr. ./. VAN DE COMMISSIE

van [.]

betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

2921/90 (aangepast)

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten[1], en met name op de artikelen 15 en 40 ,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie van 10 oktober 1990 betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt[2] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[3]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

2921/90 overweging 1 (aangepast)

2. Bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 zijn de algemene voorschriften vastgesteld voor de toekenning van steun voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten is verwerkt.

2921/90 overweging 3 (aangepast)

3. Rekening houdend met de opgedane ervaring, moeten de controlebepalingen, inzonderheid ten aanzien van de frequentie en de aard van de verificaties ter plaatse, en van de straffen bij niet-inachtneming van de steunverleningsvoorwaarden nader worden geregeld.

2921/90 overweging 4 (aangepast)

4. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

2921/90

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

2654/1999 art. 1, punt 2 (aangepast)

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "ondermelk": het product dat is verkregen door het melken van een of meer koeien of geiten en zonder enige toevoeging uitsluitend afgeroomd is tot een vetgehalte van niet meer dan 0,10 %;

b) "ruwe caseïne": het niet in water oplosbare product dat uit ondermelk is verkregen door precipitatie, veroorzaakt door microbiële verzuring of toevoeging van zuren, leb of andere enzymen die de melk doen coaguleren, ongeacht of vooraf al dan niet een op ionenuitwisseling gebaseerde behandeling dan wel indikkingsprocédés zijn toegepast;

c) "caseïne": het niet in water oplosbare gewassen en gedroogde product dat is verkregen uit ruwe caseïne of door precipitatie uit ondermelk, waarbij de precipitatie is veroorzaakt door microbiële verzuring of toevoeging van zuren, leb of andere enzymen die de melk doen coaguleren, ongeacht of vooraf al dan niet een op ionenuitwisseling gebaseerde behandeling dan wel indikkingsprocédés zijn toegepast;

d) "caseïnaten": producten die verkregen zijn door het drogen van met neutraliserende stoffen behandelde caseïne/ruwe caseïne.

Bovendien gelden de in bijlage IV opgenomen definities.

2921/90 art. 1 (aangepast)

Artikel 2

1. Aan de producenten van caseïne en caseïnaten wordt slechts steun verleend als die producten

a) uit ondermelk of ruwe caseïne verkregen uit in de Gemeenschap geproduceerde melk zijn vervaardigd;

b) aan de vereisten van bijlage I, II of III inzake de samenstelling voldoen;

c) overeenkomstig de voorschriften van artikel 4 zijn verpakt.

2654/1999 art. 1, punt 1

2. De steun wordt betaald op grond van een schriftelijke aanvraag die door de producent van caseïne en caseïnaten wordt ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat waar de caseïne en de caseïnaten zijn vervaardigd. In deze aanvraag moet het volgende worden vermeld:

2921/90 (aangepast)

a) naam en adres van de producent;

b) de geproduceerde hoeveelheid caseïne of caseïnaten waarvoor de steun wordt aangevraagd, met vermelding van de kwaliteit van de producten;

c) de nummers van de partijen waarop de aanvraag betrekking heeft.

3. Voor de toepassing van deze verordening dient een partij te bestaan uit producten van identieke kwaliteit die op dezelfde dag zijn vervaardigd. Wanneer de totale productie van caseïne en caseïnaten van het betrokken bedrijf in het vorige kalenderjaar niet meer bedroeg dan 1 000 ton, mag de partij bestaan uit producten die in dezelfde kalenderweek zijn vervaardigd.

2921/90

Artikel 3

1368/95 art. 1, punt 1

1487/2006 art. 1

1. De steun per 100 kg ondermelk die tot caseïne of caseïnaten als bedoeld in lid 2 is verwerkt, wordt vastgesteld op 0,00 EUR .

2921/90 (aangepast)

1368/95 art. 1, punt 2

1368/95 art. 1, punt 3

2. Voor de berekening van de steun wordt aangenomen dat

a) 1 kilogram zuur-caseïne zoals omschreven in bijlage I uit 32,17 kilogram ondermelk is vervaardigd;

b) 1 kilogram caseïnaat of leb-caseïne zoals omschreven in bijlage I of zuur-caseïne zoals omschreven in bijlage II uit 33,97 kilogram ondermelk is vervaardigd;

c) 1 kilogram leb-caseïne of caseïnaat zoals omschreven in bijlage II uit 35,77 kilogram ondermelk is vervaardigd;

d) 1 kilogram caseïnaat zoals omschreven in bijlage III uit 28,57 kilogram ondermelk is vervaardigd.

3. Het steunbedrag dat wordt toegekend, is het bedrag dat op de dag van vervaardiging van de caseïne of de caseïnaten van toepassing is.

Artikel 4

Op de recipiënten en de verpakking van de caseïne en de caseïnaten moeten de volgende vermeldingen worden aangebracht:

a) de benaming van het product en hetzij het minimum- of het maximumgehalte in procenten, hetzij het werkelijke gehalte aan de in de bijlagen I, II en III genoemde componenten. De benaming die op de in bijlage III bedoelde producten moet worden vermeld, is:

"Caseïnaten met meer dan 5 % en niet meer dan 17 % andere melkeiwitten dan caseïne, die tegelijkertijd zijn geprecipiteerd en op het totale eiwitgehalte van de melk zijn berekend";

b) "Verordening (EG) nr. [ .] ";

c) het nummer van de partij.

Artikel 5

1. De producenten van caseïne of caseïnaten komen slechts voor de steun in aanmerking als zij

a) een maandstaat bijhouden van de hoeveelheden melk en zuivelproducten, inclusief caseïne en caseïnaten, die zij hebben ontvangen, vervaardigd, gebruikt en afgezet;

b) een controle van de bevoegde instantie aanvaarden.

2. De in lid 1, onder a), bedoelde maandstaat bevat ten minste de volgende gegevens:

a) de ontvangen hoeveelheden melk en room;

b) de aangekochte hoeveelheden ruwe caseïne;

c) de aangekochte hoeveelheden caseïne en caseïnaten;

d) de productiedatum en de vervaardigde hoeveelheden caseïne en caseïnaten, met vermelding van de nummers van de vervaardigde partijen;

e) vervaardigde hoeveelheden van andere zuivelproducten;

f) datum van verkoop en verkochte hoeveelheden caseïne en caseïnaten, evenals naam en adres van de afnemer;

g) verliezen, monsters, teruggegeven en vervangen hoeveelheden melk, zuivelproducten, caseïne en caseïnaten.

Deze gegevens worden met name aan de hand van leveringsbonnen, facturen en de voorraadboekhouding gestaafd.

Artikel 6

1. Om deze verordening te doen naleven, voeren de lidstaten ter plaatse onaangekondigde controles uit die zijn afgestemd op het productieprogramma van het bedrijf. Er dient ten minste één controle per zeven productiedagen te worden uitgevoerd.

Bij de controles worden monsters genomen van elke vervaardigde partij. De controles hebben met name betrekking op de productieomstandigheden, de hoeveelheid en de samenstelling van de vervaardigde caseïne en caseïnaten.

2. De in lid 1 bedoelde controles worden periodiek aangevuld, naar gelang van de vervaardigde hoeveelheden caseïne en caseïnaten, met een grondig onderzoek en steekproeven om de gegevens in de steunaanvraag en de in artikel 5 bedoelde maandstaat enerzijds te vergelijken met de betrokken handelsdocumenten en de fysieke voorraden anderzijds.

De controles moeten betrekking hebben op ten minste 25 % van de totale hoeveelheid waarvoor steunaanvragen worden ingediend. Elk bedrijf moet ten minste éénmaal per halfjaar worden gecontroleerd.

3. De lidstaten intensiveren de in lid 2 bedoelde controles en zij brengen de Commissie onverwijld op de hoogte bij :

a) significante onregelmatigheden in 5 % of meer van de gecontroleerde gevallen;

b) significante verschillen ten opzichte van de vroegere activiteit van de begunstigde.

4. De lidstaten vorderen de ten onrechte bepaalde bedragen, vermeerderd met rente, terug. De rente wordt bepaald overeenkomstig bijlage IV, punten I.1 en I.2, van Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie[4] en loopt vanaf de datum van uitkering van de steun.

5. Behoudens overmacht, wordt de steun, wanneer het gevraagde of uitbetaalde bedrag hoger is dan het bedrag waarop krachtens deze verordening werkelijk aanspraak kan worden gemaakt, naar gelang het geval:

a) verminderd met 15 % wanneer het verschil minder dan 8 % bedraagt, en met 50 % wanneer het verschil van 8 tot en met 20 % bedraagt. Wanneer de steun reeds is uitgekeerd, moet 15 % of 50 % van het bedrag worden terugbetaald;

b) niet uitbetaald, of moet hij worden terugbetaald, wanneer het verschil meer dan 20 % bedraagt.

6. Wanneer bij de controle blijkt dat het in lid 5 bedoelde verschil het gevolg is van het feit dat in de aanvraag doelbewust of door grove nalatigheid onjuiste gegevens zijn verstrekt, komt de aanvrager niet voor de steun in aanmerking in de zes maanden na de datum waarop hem van de uitsluiting kennis wordt gegeven.

Artikel 7

Verordening (EEG) nr. 2921/90 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

2921/90 (aangepast)

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

2921/90

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [.]

Voor de Commissie

[.]

Lid van de Commissie

2921/90 (aangepast)

BIJLAGE I

Eisen voor de samenstelling

Caseïnes en caseïnaten waarvan het gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne niet meer bedraagt dan 5 % van het totale eiwitgehalte van de melk

I. Zuur-caseïne |

1. Vochtgehalte - ten hoogste | 12,00 % |

2. Vetgehalte - ten hoogste | 1,75 % |

3. Gehalte vrije zuren, uitgedrukt in melkzuur - ten hoogste | 0,30 % |

II. Leb-caseïne |

1. Vochtgehalte - ten hoogste | 12,00 % |

2. Vetgehalte - ten hoogste | 1,00 % |

3. Asgehalte - ten minste | 7,50 % |

III. Caseïnaten |

1. Vochtgehalte - ten hoogste | 6,00 % |

2. Gehalte aan melkeiwitten - ten minste | 88,00 % |

3. Gehalte aan vet en as - ten hoogste | 6,00 % |

_____________

BIJLAGE II

Eisen voor de samenstelling

Caseïnes en caseïnaten waarvan het gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne niet meer bedraagt dan 5 % van het totale eiwitgehalte van de melk

Zuur-caseïne | Leb-caseïne |

I. Caseïnes |

1. Vochtgehalte - ten hoogste | 10,00 % | 8,00 % |

2. Vetgehalte - ten hoogste | 1,50 % | 1,00 % |

3. Gehalte vrije zuren uitgedrukt in melkzuur - ten hoogste | 0,20 % | - |

4. Asgehalte - ten minste | - | 7,50 % |

5. Totaalgehalte aan kiemen (ten hoogste in 1 g) | 30 000 | 30 000 |

6. Gehalte aan coli-achtigen (in 0,1 g) | negatief | negatief |

7. Gehalte aan thermofiele kiemen (ten hoogste in 1 g) | 5 000 | 5 000 |

II. Caseïnaten |

Rectificatie (2921/90), PB L 308 van 8.11.1990, blz. 40

1. Vochtgehalte - ten hoogste | 6,00 % |

2921/90

2. Gehalte aan melkeiweitten - ten minste | 88,00 % |

3. Gehalte aan vet en as - ten hoogste | 6,00 % |

4. Totaalgehalte aan kiemen (ten hoogste in 1 g) | 30 000 |

5. Gehalte aan coli-achtigen (in 0,1 g) | negatief |

6. Gehalte aan thermofiele kiemen (ten hoogste in 1 g) | 5 000 |

_____________

1368/95 art. 1, punt 4

BIJLAGE III

Eisen voor de samenstelling

Caseïnaten waarvan het gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne niet meer dan 17 % van het totale eiwitgehalte van de melk bedraagt

1. Maximaal vochtgehalte | 6,00 % |

2. Minimaal totaal gehalte aan melkeiwitten | 85,00 % |

3. Maximaal vetgehalte | 1,50 % |

4. Maximaal melksuikergehalte | 1,00 % |

5. Maximaal asgehalte | 6,50 % |

6. Totaal gehalte aan kiemen (maximaal in 1 g) | 30 000 |

7. Gehalte aan coli-achtigen (in 0,1 g) | Negatief |

8. Gehalte aan thermofiele kiemen (maximaal in 1 g) | 5 000 |

_____________

2921/90 (aangepast)

BIJLAGE IV

CONTROLE

A) ANALYSEMETHODEN

Voor de toepassing van deze verordening moet gebruik worden gemaakt van de hierna vermelde referentiemethoden die zijn opgenomen in Richtlijn 85/503/EEG van de Commissie [5] :

1. bepaling van het vochtgehalte,

2. bepaling van het eiwitgehalte,

3. bepaling van het gehalte aan titreerbaar zuur,

4. bepaling van het asgehalte (P2O5 inbegrepen).

b) Definities

1. Vetgehalte

Onder vetgehalte wordt verstaan de totale hoeveelheid in gewichtspercenten, welke wordt verkregen door toepassing van de methode Schmid-Bondzinski-Ratzlaff of van de methode Röse-Gottlieb.

2. Gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne

Onder gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne wordt verstaan het gehalte als bepaald volgens de kwantitatieve analysemethode voor aan eiwitten gebonden -SH- en -S-S-groepen, uitgaande van referentiewaarden van respectievelijk 0,25 % en 3,00 % voor respectievelijk zuivere caseïne en zuivere serumproteïne in ongewijzigde staat.

3. Melksuikergehalte

Onder melksuikergehalte wordt verstaan het gehalte als bepaald door kleurreactie met een oplossing van zwavelfenol na oplosbaarmaking van het product in een milieu van dubbelkoolzure soda en afscheiding van het serum door precipitatie van eiwitten in een zuur milieu.

4. Totaalgehalte aan kiemen

Onder totaalgehalte aan kiemen wordt verstaan het gehalte als bepaald door optelling van de kolonies die zich hebben ontwikkeld op de voedingsbodem na 72 uur broedtijd bij een temperatuur van 30 °C.

5. Gehalte aan coli-achtigen

Onder afwezigheid van coli-achtigen in 0,1 g van het betrokken product verstaat men de negatieve reactie die wordt verkregen op de voedingsbodem na 24 uur broedtijd bij een temperatuur van 30 °C.

6. Gehalte aan thermofiele kiemen

Onder gehalte aan thermofiele kiemen wordt verstaan het gehalte bepaald door optelling van de kolonies die zich op de voedingsbodem hebben ontwikkeld na 48 uur broedtijd bij een temperatuur van 55 °C.

c) Monsterneming

De monsters worden getrokken volgens de procedure van de internationale norm ISO 707; de lidstaten kunnen evenwel voor de monsterneming een andere methode toepassen, voor zover die methode overeenstemt met de beginselen van de vorengenoemde internationale norm.

_____________

BIJLAGE V

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie (PB L 279 van 11.10.1990, blz. 22) |

Verordening (EEG) nr. 1768/91 van de Commissie (PB L 158 van 22.6.1991, blz. 49) |

Verordening (EEG) nr. 1939/92 van de Commissie (PB L 196 van 15.7.1992, blz. 17) |

Verordening (EEG) nr. 140/93 van de Commissie (PB L 19 van 28.1.1993, blz. 15) |

Verordening (EEG) nr. 1756/93 van de Commissie (PB L 161 van 2.7.1993, blz. 48) | Uitsluitend artikel 3, lid 1, vijftiende streepje |

Verordening (EG) nr. 1368/95 van de Commissie (PB L 133 van 17.6.1995, blz. 4) |

Verordening (?G) nr. 2547/95 van de Commissie (PB L 260 van 31.10.1995, blz. 47) |

Verordening (EG) nr. 257/1999 van de Commissie (PB L 30 van 4.2.1999, blz. 19) |

Verordening (EG) nr. 2501/1999 van de Commissie (PB L 304 van 27.11.1999, blz. 13) |

Verordening (EG) nr. 2654/1999 van de Commissie (PB L 325 van 17.12.1999, blz. 10) |

Verordening (EG) nr. 1236/2000 van de Commissie (PB L 141 van 15.6.2000, blz. 7) |

Verordening (EG) nr. 2295/2000 van de Commissie (PB L 262 van 17.10.2000, blz. 16) |

Verordening (EG) nr. 502/2001 van de Commissie (PB L 73 van 15.3.2001, blz. 15) |

Verordening (EG) nr. 1335/2001 van de Commissie (PB L 180 van 3.7.2001, blz. 20) |

Verordening (EG) nr. 2348/2001 van de Commissie (PB L 315 van 1.12.2001, blz. 41) |

Verordening (EG) nr. 1056/2002 van de Commissie (PB L 161 van 19.6.2002, blz. 3) |

Verordening (EG) nr. 1471/2002 van de Commissie (PB L 219 van 14.8.2002, blz. 3) |

Verordening (EG) nr. 785/2003 van de Commissie (PB L 115 van 9.5.2003, blz. 15) |

Verordening (EG) nr. 2208/2003 van de Commissie (PB L 330 van 18.12.2003, blz. 19) |

Verordening (EG) nr. 590/2004 van de Commissie (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 5) |

Verordening (EG) nr. 1325/2004 van de Commissie (PB L 246 van 20.7.2004, blz. 21) |

Verordening (EG) nr. 1651/2004 van de Commissie (PB L 297 van 22.9.2004, blz. 3) |

Verordening (EG) nr. 1826/2004 van de Commissie (PB L 321 van 22.10.2004, blz. 3) |

Verordening (EG) nr. 281/2005 van de Commissie (PB L 48 van 19.2.2005, blz. 5) |

Verordening (EG) nr. 739/2005 van de Commissie (PB L 122 van 14.5.2005, blz. 18) |

Verordening (EG) nr. 935/2005 van de Commissie (PB L 158 van 21.5.2005, blz. 5) |

Verordening (EG) nr. 1487/2006 van de Commissie (PB L 278 van 10.10.2006, blz. 8) |

_____________

BIJLAGE VI

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 2921/90 | De onderhavige verordening |

Artikel 1, lid 1, aanhef | Artikel 2, lid 1, aanhef |

Artikel 1, lid 1, eerste streepje | Artikel 2, lid 1, onder a) |

Artikel 1, lid 1, tweede streepje | Artikel 2, lid 1, onder b) |

Artikel 1, lid 1, derde streepje | Artikel 2, lid 1, onder c) |

Artikel 1, lid 2, aanhef | Artikel 2, lid 2, aanhef |

Artikel 1, lid 2, punt i) | Artikel 2, lid 2, onder a) |

Artikel 1, lid 2, punt ii) | Artikel 2, lid 2, onder b) |

Artikel 1, lid 2, punt iii) | Artikel 2, lid 2, onder c) |

Artikel 1, lid 3 | Artikel 2, lid 3 |

Artikel 1, lid 4 | Artikel 1, eerste alinea |

______ | Artikel 1, tweede alinea |

Artikel 2 | Artikel 3 |

Artikel 3 | Artikel 4 |

Artikel 4 | Artikel 5 |

Artikel 5 | Artikel 6 |

Artikel 6 | ______ |

______ | Artikel 7 |

Artikel 7 | Artikel 8 |

Bijlagen I tot en met IV | Bijlagen I tot en met IV |

______ | Bijlage V |

______ | Bijlage VI |

_____________

[1] PB L 160 van 26.6.1999 , blz. 48 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

[2] PB L 279 van 11.10.1990, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1487/2006 (PB L 278 van 10.10.2006, blz. 8).

[3] Zie bijlage V.

[4] PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35 .

[5] PB L 308 van 20.11.1985, blz. 12.