Home

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/94 door de Raad vastgesteld op 11 juli 1994 met het oog op de aanneming van Beschikking 94/. . ./EG van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/94 door de Raad vastgesteld op 11 juli 1994 met het oog op de aanneming van Beschikking 94/. . ./EG van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/94 door de Raad vastgesteld op 11 juli 1994 met het oog op de aanneming van Beschikking 94/. . ./EG van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding

Publicatieblad Nr. C 244 van 31/08/1994 blz. 0083


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/94 door de Raad vastgesteld op 11 juli 1994 met het oog op de aanneming van Beschikking 94/. . ./EG van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding (94/C 244/08)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129 A, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

Overwegende dat de instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen die zich thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding voordoen een element is van een op de bescherming van de consument en de preventie van ongevallen gericht beleid; dat het belang daarvan blijkt uit het gebruik dat verscheidene Lid-Staten van de in het kader van het bij Beschikking 86/138/EEG van de Raad (4) opgezette demonstratieproject verzamelde gegevens maken om maatregelen op het gebied van de produktveiligheid te nemen;

Overwegende dat bij Beschikking 93/683/EEG (5) een informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding met een looptijd van één jaar in 1993 is ingesteld; dat de doelstelling van de preventie van ongevallen een langere periode vergt; dat een periode van vier jaar daartoe geëigend lijkt;

Overwegende dat in alle Lid-Staten reeds een nationaal beleid op het gebied van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten en de preventie van ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbeteding wordt gevoerd; dat het, gezien het toenemende verkeer van produkten in het kader van de interne markt, nodig is te voorzien in een specifieke actie om in deze interne markt de identificatie mogelijk te maken van de bij ongevallen betrokken produkten en de samenloop van omstandigheden die tot het ontstaan van deze ongevallen leidt; dat het daarom wenselijk is dat de nationale autoriteiten over voldoende homogene instrumenten beschikken om de bevindingen van een Lid-Staat zo nodig ook in andere Lid-Staten en op communautair niveau te kunnen gebruiken;

Overwegende dat, hoewel het beheer van de veiligheid van de consument in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke Lid-Staten valt, een communautaire financiële impuls nuttig is om de Lid-Staten in staat te stellen de moelijkheden te overwinnen die zij bij de verzameling van gegevens op nationaal vlak ondervinden; dat de Commissie daarom een coördinatierol op zich moet nemen en aan de homogene uitvoering van de op nationaal niveau ondernomen acties moet bijdragen door de verspreiding, over alle bevoegde autoriteiten, van informatie over de ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding aan te moedigen;

Overwegende dat een communautair kader en een communautaire financiële steun noodzakelijk zijn om belangrijke distorsies te vermijden, aangezien een aantal Lid-Staten niet beschikt over de nodige middelen om zelf voldoende gegevens over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding te verzamelen, die tot de uitwerking van een consumentenbeschermingsbeleid bijdragen;

Overwegende dat stappen moeten worden ondernomen om te zorgen voor de totale bewaking van de kwaliteit van de gegevens en om in de context van de interne markt en Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene produktveiligheid (6), alle Lid-Staten in staat te stellen de informatie te verzamelen die voor de bewaking van de bij ongevallen betrokken produkten nodig is; dat dergelijke gegevens normaliter van de diensten voor spoedgevallen van de ziekenhuizen moeten worden verkregen, dan wel van alternatieve bronnen die soortgelijke garanties in verband met de betrouwbaarheid van de gegevens bieden;

Overwegende dat de communautaire aspecten van de gegevensverzameling de Lid-Staten tot methodologische homogeniteit bij de verzameling en de produktie van aan de Commissie te verstrekken informatie nopen; dat ten opzichte van het nagestreefde doel dit vereiste niet onevenredig is; dat de gegevens van dit systeem wegens hun specifieke aard niet geëigend zijn om te dienen als statistisch bewijsmateriaal, een feit dat moet worden benadrukt telkens wanneer naar het systeem wordt verwezen;

Overwegende dat voor de toepassing van deze beschikking moet worden gewerkt met het Comité dat bij artikel 10, lid 1, van Richtlijn 92/59/EEG is ingesteld, om de Commissie bij te staan bij de vaststelling van de technische maatregelen voor de invoering en de verbetering van het systeem;

Overwegende dat het op verzoek van de Commissie door de Lid-Staten verstrekken van concrete aanwijzingen over de bij ongevallen betrokken produkten of groepen van produkten voor de ontwikkeling van een communautair beleid inzake de veiligheid van produkten noodzakelijk is;

Overwegende dat de Lid-Staten ook in staat moeten zijn aan de Commissie samenvattende jaarverslagen over te leggen; dat de door de Lid-Staten in deze verslagen getrokken conclusies de Commissie in staat zouden moeten stellen om in samenwerking met hen nader de acties te bepalen die op communautair niveau zouden moeten worden uitgevoerd;

Overwegende, tenslotte, dat de instelling van een informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding onder deze omstandigheden op communautair niveau noodzakelijk is ter ondersteuning en aanvulling van het beleid dat door de Lid-Staten op dit belangrijke gebied wordt gevoerd om een hoog niveau van consumentenbescherming te bereiken; dat daarmee binnen de grenzen wordt gebleven van hetgeen noodzakelijk is om de preventie van deze ongevallen te bevorderen; dat dit derhalve in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel,

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt voor de periode 1994-1997 een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding ingesteld, hierna "systeem" genoemd, waarvan de kenmerken en wijze van functioneren in bijlage I zijn vermeld.

2. Doel van het systeem is gegevens te verzamelen over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding om de ongevallenpreventie te bevorderen, de veiligheid van gebruiks- en verbruiksprodukten te verbeteren en de consument met het oog op een beter gebruik van de produkten voor te lichten en op te voeden, zowel op nationaal als op communautair vlak.

3. Deze beschikking is niet van toepassing op arbeidsongevallen en beroepsziekten, noch op ongevallen in het weg-, spoorweg-, zee- en luchtverkeer.

Artikel 2

1. De Lid-Staten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het systeem; zij verwerken rechtstreeks de verzamelde gegevens en leggen de Commissie jaarlijks een verslag voor dat een samenvatting en een evaluatie op nationaal niveau van de verkregen resultaten bevat, alsmede de door hen daaruit getrokken conclusies. Dit verslag moet voor het jaar in kwestie uiterlijk aan het eind van de vierde maand van het volgende jaar worden overgelegd.

2. Voorwaarde voor de toekenning van de in artikel 3, lid 2, genoemde financiële steun is de indiening van het jaarverslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

3. De Lid-Staten verstrekken de Commissie, op haar verzoek, de beschikbare gegevens betreffende de veiligheid van bepaalde produkten of categorieën van produkten die bij ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding zijn, alsmede betreffende de omstandigheden waaronder deze ongevallen gebeuren.

4. De Lid-Staten wijzen de autoriteit of autoriteiten aan die verantwoordelijk is of zijn voor het verzamelen en toezenden van de gegevens en delen naam en adres ervan mee aan de Commissie. De Commissie doet deze gegevens aan alle Lid-Staten toekomen om de directe uitwisseling van informatie tussen nationale autoriteiten te vergemakkelijken.

5. Met het oog op transparantie ter zake van het gebruik van de communautaire middelen zorgt elke Lid-Staat ervoor dat het in lid 1 bedoelde verslag op passende wijze bekendgemaakt wordt.

Artikel 3

1. Ter verbetering van de compatibiliteit van de methodologieën stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 6 uiterlijk voor het einde van het eerste jaar van de werking van het systeem, op grond van de opgedane ervaringen, nieuwe regels op die ten doel hebben tot een grotere homogeniteit te komen met betrekking tot de codes, de definities, de classificatie van de gegevens en de presentatie van de nationale verslagen. Hierbij houdt zij in het bijzonder rekening met de reeds op internationaal of communautair vlak bestaande codes of modellen.

2. Zij draagt op de in bijlage II omschreven wijze bij in de financiering van de tenuitvoerlegging van het systeem door de Lid-Staten.

3. De gegevens welke de Commissie van de Lid-Staten ontvangt, worden door haar elk jaar verwerkt, samengevat en bekendgemaakt en op communautair niveau op passende wijze verspreid; in het bijzonder verstrekt zij deze gegevens aan de Raadgevende Consumentenraad, Europese of nationale consumentenverenigingen, Europese informatiecentra voor consumenten en Europese normalisatieorganen. Deze informatie zal rechtstreeks toegankelijk zijn voor de consumenten over het netwerk voor de uitwisseling van informatie over de rechten van de consumenten in de Gemeenschap. Verder voert de Commissie zo nodig voorlichtingscampagnes op Gemeenschapsniveau.

Artikel 4

1. De Commissie en de Lid-Staten zien erop toe dat bij het verzamelen en de doorzending van de gegevens geen aanwijzingen voorkomen waaruit de identiteit van het slachtoffer kan worden afgeleid, zulks opdat deze geheim blijft.

2. Telkens wanneer de gegevens in de Lid-Staten gebruikt worden in officiële publikaties met vermelding van de herkomst, dienen deze gegevens vergezeld te gaan van de mededeling dat het communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding slechts gegevens van algemene aard biedt en niet kan worden beschouwd als een statistisch bewijs van de veiligheid of onveiligheid van een bepaald produkt.

Artikel 5

Het voor de tenuitvoerlegging van het systeem noodzakelijk geachte bedrag aan communautaire financiële middelen beloopt 2,5 miljoen ecu per jaar voor de periode 1994-1997.

Het bedrag moet worden ingepast in de huidige financiële vooruitzichten.

De begrotingsautoriteit stelt de voor elk begrotingsjaar beschikbare kredieten vast, rekening houdend met de beginselen van goed beheer als bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

1. De Commissie stelt begin 1995 een verslag op, vergezeld van eventuele passende wijzigingsvoorstellen waaronder met name voorstellen betreffende de verdeling over de Lid-Staten, vanaf 1 januari 1996, van de aan het systeem deelnemende ziekenhuizen, om de representativiteit van de steekproef homogeen te maken.

2. De Commissie stelt begin 1996 een algemener evaluatieverslag over de werking van het systeem op, vergezeld van eventuele wijzigingsvoorstellen in voorkomend geval betreffende de voorwaarden voor de verdeling van de financiële steun.

3. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 1987 een eindverslag op over de uitvoering en de doeltreffendheid van het systeem.

4. Bij het opstellen van haar verslagen schenkt de Commissie, terdege rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de tot dan toe verrichte evaluaties, bijzondere aandacht aan de volgende aspecten:

- tijdigheid, kwaliteit en vergelijkbaarheid van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens;

- de noodzaak de bestaande codes aan te passen en nieuwe codes en gemeenschappelijke codeerbeginselen vast te sellen, gezien het toenemende aantal nieuwe produkten;

- gemakkelijke toegang tot de informatie;

- toegevoegde waarde van de gegevens voor de Lid-Staten en de Gemeenschap.

De verslagen worden aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité toegezonden.

Artikel 7

1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 10, lid 1, van Richtlijn 92/59/EEG.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt, binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

3. Het comité kan, op verzoek van de Commissie of van een Lid-Staat, iedere kwestie bespreken die met de toepassing van deze beschikking verband houdt.

Artikel 8

Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1994.

Artikel 9

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te . . .

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter

(1) PB nr. C 104 van 12. 4. 1994, blz. 15.

(2) Advies uitgebracht op 27 april 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(3) Advies van het Europees Parlement van 5 mei 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en beschikking van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) PB nr. L 109 van 26. 4. 1986, blz. 23. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 90/534/EEG (PB nr. L 296 van 27. 10. 1990, blz. 64).

(5) PB nr. L 319 van 21. 12. 1993, blz. 40.

(6) PB nr. L 228 van 11. 8. 1992, blz. 24.

BIJLAGE I

Kenmerken van het systeem

1. Het systeem is van toepasing op ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding ten gevolge waarvan medische verzorging wordt verstrekt, dat wil zeggen ongevallen die zich in huis of in de onmiddellijke omgeving daarvan, met name in tuinen, op binnenplaatsen en in garages, alsmede tijdens de vrijetijdsbesteding, sportactiviteiten en op school voordoen.

2. Het verzamelen van de basisgegevens geschiedt bij de afdelingen spoedopnamen van de ziekenhuizen, die door de Lid-Staten binnen de in punt 4 vastgestelde grenzen worden geselecteerd.

In Duitsland, Spanje en Luxemburg worden de gegevens verzameld door middel van enquêtes in de gezinnen.

3. Bij de opstelling van hun nationale verslagen houden de Lid-Staten zoveel mogelijk rekening met aanvullende informatiebronnen, met name informatiecentra voor vergiftigingen, overlijdensakten, huisartsen, centra voor de behandeling van brandwonden, brandweerdiensten en alarmcentrales. Deze gegevens worden opgenomen in een bijlage bij de nationale verslagen.

4. Er wordt speciale aandacht besteed aan de kwaliteit van de gegevens, met name aan de representativiteit van de ziekenhuizen, de periodiciteit van de enquêtes en de omvang van de steekproeven.

De verzamelde gegevens moeten ten minste informatie bevatten betreffende:

- de plaats van het ongevaal;

- de datum van het ongeval;

- de plaats van behandeling;

- de activiteit van het slachtoffer op het ogenblik van het ongeval;

- het soort ongeval;

- het soort produkt dat bij het ongeval is betrokken;

- de leeftijd van het slachtoffer;

- het geslacht van het slachtoffer;

- het soort verwonding;

- de verwonde lichaamsdelen;

- de behandelingsduur en het soort behandeling;

- een korte beschrijving van het ongeval en de oorzaken daarvan (indien mogelijk met vermelding van de voornaamste kenmerken en de gegevens ter identificatie van het betrokken produkt).

Deze informatie moet worden gecodeerd volgens de gemeenschappelijke criteria van de bestaande codeerhandleiding en in de toekomst volgens de regels, als bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze beschikking.

5. De verdeling van de ziekenhuizen over de Lid-Staten is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor zover mogelijk zorgen de Lid-Staten ervoor dat de ziekenhuizen representatief zijn uit het oogpunt van geografische spreiding, zodat zowel stads- als plattelandsgebieden in aanmerking worden genomen.

BIJLAGE II

Financiële steun

1. De financiële steun van de Gemeenschap voor de ziekenhuizen die aan de verzameling van de gegevens deelnemen, wordt toegekend op basis van een uniform percentage van 80% van de werkelijk gemaakte kosten per jaar tot een maximum van 28 000 ecu per ziekenhuis.

2. De financiële steun van de Gemeenschap voor de enquêtes in de gezinnen in Duitsland, Spanje en Luxemburg wordt toegekend op basis van een uniform percentage van 80% van de werkelijk gemaakte kosten per jaar tot een maximum van

- 380 000 ecu voor Duitsland

- 225 000 ecu voor Spanje

- 95 000 ecu voor Luxemburg.

3. Bovendien kan financiële steun van de Gemeenschap worden verstrekt ter versterking van de infrastructuur in de Lid-Staten waar deze het minst ontwikkeld is, met name door de ontwikkeling van passende computernetwerken, en om de Lid-Staten die over een operationeel verzamelsysteem beschikken, in staat te stellen bilaterale technische bijstand aan de andere Lid-Staten te verlenen.

Deze financiële steun van de Gemeenschap mag niet meer bedragen dan 3,5% van de totale door de Gemeenschap toegekende financiële steun.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. Inleiding

1. De Commissie heeft op 7 maart 1994 een op artikel 129 A, lid 2, van het Verdrag gegrond voorstel ingediend voor een beschikking tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding (EHLASS) (1).

2. Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 5 mei 1994 (2) en 27 april 1994 (3) advies uitgebracht.

In het licht van deze adviezen heeft de Commissie op 11 mei 1994 een gewijzigd voorstel ingediend (4).

3. Op 11 juli 1994 heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig artikel 189 B van het Verdrag vastgesteld.

II. Deel

De ontwerp-beschikking is gericht op de voortzetting gedurende de periode 1994-1997 van het bij beschikking van de Raad van 29 oktober 1993 voor één jaar ingestelde EHLASS-systeem. Doel van het systeem is de organisatie en coördinatie van het verzamelen van gegevens over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding om de ongevallenpreventie te bevorderen, de veiligheid van gebruiks- en verbruiksprodukten te verbeteren en de consument met het oog op een beter gebruik van de produkten voor te lichten en op te voeden.

III. Analyse van het gemeenschappelijk standpunt

1. De Raad heeft in het Commissievoorstel de volgende kleine wijzigingen aangebracht:

- in artikel 2, lid 2 (verduidelijking met betrekking tot de aan de indiening van verslagen gekoppelde financiële steun);

- in artikel 6, lid 1 (verslag over met name de verdeling van de ziekenhuizen) en lid 2 (datum van indiening van het algemene evaluatieverslag);

- in artikel 7, lid 3 (bevoegdheid van het Comité om iedere kwestie te bespreken die met de toepassing van de beschikking verband houdt).

De Raad heeft voorts artikel 5 toegevoegd, dat betrekking heeft op het noodzakelijk geachte bedrag.

2. De Raad heeft de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen die door de Commissie zijn aanvaard ongewijzigd overgenomen.

(1) PB nr. C 104 van 12. 4. 1994.

(2) Nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad.

(3) Nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad.

(4) PB nr. C 157 van 8. 6. 1994.