Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand /* COM/94/39DEF - SYN 94/0061 */
Publicatieblad Nr. C 100 van 09/04/1994 blz. 0012
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand (94/C 100/07) COM(94) 39 def. - 94/0061(SYN)
(Door de Commissie ingediend op 1 maart 1994)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
In samenwerking met het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende dat in artikel 7 van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/244/EEG van de Commissie (2), gemeenschappelijke beginselen inzake de jacht zijn vastgesteld en dat het, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, in de eerste plaats de Lid-Staten toekomt de uitvoeringsbepalingen daarvan te omschrijven;
Overwegende dat de uitvoeringsbepalingen de op instandhouding gerichte inspanningen niet in het gedrang mogen brengen en dat bijgevolg de beoordelingsvrijheid van de Lid-Staten inzake de vaststelling van de jachttijden voor trekvogelsoorten in het kader van een verstandig gebruik nader moet worden omschreven;
Overwegende dat te dien einde artikel 7, lid 4, van Richtlijn 79/409/EEG moet worden gewijzigd;
Overwegende dat de criteria moeten worden gepreciseerd waarop de Lid-Staten zich dienen te baseren bij de vaststelling van het einde van de jachttijd voor de trekvogelsoorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 79/409/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 7, lid 4, wordt gelezen:
"4. De Lid-Staten zien erop toe dat bij de beoefening van de jacht, eventueel met inbegrip van de valkejacht, zoals deze voortvloeit uit de toepassing van de nationale maatregelen ter zake, de principes van een verstandig gebruik en een ecologisch evenwichtige regulering van de betrokken vogelsoorten in acht worden genomen, en dat deze beoefening, wat de populaties van deze soorten en in het bijzonder de trekvogelsoorten betreft, verenigbaar is met de uit artikel 2 voortvloeiende bepalingen. Zij zien er in het bijzonder op toe dat soorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is, niet worden bejaagd zolang de jonge vogels het nest nog niet hebben verlaten, noch gedurende de verschillende fasen van de broedperiode. Ten aanzien van trekvogels zien zij er met name op toe dat de soorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is, niet worden bejaagd tijdens de broedperiode. De Lid-Staten zien er eveneens op toe dat deze soorten worden beschermd tijdens hun trek naar de broedgebieden; daartoe stellen zij de jachttijden voor de verschillende soorten vast overeenkomstig de criteria van bijlage VI. De Lid-Staten doen de Commissie alle nuttige gegevens toekomen betreffende de praktische toepassing van hun jachtwetgeving.".
2. Artikel 15 wordt gelezen:
"Artikel 15
De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de bijlagen I, V en VI aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang alsmede de in artikel 6, lid 4, tweede alinea, bedoelde wijzigingen, worden overeenkomstig de procedure van artikel 17 vastgesteld.".
3. De bijlage bij deze richtlijn wordt als bijlage VI aan Richtlijn 79/409/EEG toegevoegd.
Artikel 2
De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op . . . aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
(1) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 1.
(2) PB nr. L 115 van 8. 5. 1991, blz. 41.
BIJLAGE
"BIJLAGE VI
CRITERIA TER VASTSTELLING VAN DE MAXIMALE DUUR VAN DE JACHTTIJDEN
Het einde van de jachttijd wordt als volgt vastgesteld:
1. de jacht op soorten met een gunstige behoudstatus en waarvan de trek vóór 20 februari begint, wordt niet later gesloten dan in de loop van de decade die volgt op de decade waarin de trekactiviteit begint (1);
2. de jacht op soorten met een gunstige behoudstatus en waarvan de trek na 20 februari begint, alsmede soorten met een ongunstige behoudstatus en waarvan de trek vóór 20 februari begint, wordt niet later gesloten dan in de loop van de decade waarin ook de trekactiviteit begint;
3. de jacht op soorten met een ongunstige behoudstatus en waarvan de trek na 20 februari begint, wordt niet later gesloten dan in de loop van de decade die voorafgaat aan de decade waarin de trekactiviteit begint.
(1) Alle aanduidingen betreffende trekperiodes verwijzen naar gemiddelden over meerdere jaren."