Home

Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN ANDERE NATIONALE MACHTIGINGEN TOT HET AANBIEDEN VAN TELECOMMUNICATIEDIENSTEN

Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN ANDERE NATIONALE MACHTIGINGEN TOT HET AANBIEDEN VAN TELECOMMUNICATIEDIENSTEN

Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN ANDERE NATIONALE MACHTIGINGEN TOT HET AANBIEDEN VAN TELECOMMUNICATIEDIENSTEN /* COM/94/41DEF - COD 438 */

Publicatieblad Nr. C 108 van 16/04/1994 blz. 0011


Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van vergunningen en andere nationale machtigingen tot het aanbieden van telecommunicatiediensten (94/C 108/06) (Voor de EER relevante tekst) COM(94) 41 def. - COD 438

(Door de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend op 24 maart 1994)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 57, lid 2, 66 en 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

1. Overwegende dat in Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (3), inzonderheid in artikel 7, is bepaald dat de Raad zo nodig maatregelen zal vaststellen tot harmonisering van aanmeldings- en/of vergunningsprocedures voor het aanbieden van diensten via openbare telecommunicatienetwerken, om de voorwaarden vast te stellen op grond waarvan de wederzijdse erkenning van aanmeldingen en/of vergunningen wordt gewaarborgd;

2. Overwegende dat krachtens de richtlijnen die aangenomen zijn in aansluiting op Richtlijn 90/387/EEG, met name Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (4), de essentiële eisen zodanig worden geharmoniseerd dat de wederzijdse erkenning van nationale vergunningen, aanmeldingen en andere machtigingen om bepaalde diensten zonder vergunning te exploiteren, wordt vergemakkelijkt;

3. Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 22 juli 1993 inzake het overzicht van de situatie in de telecommunicatiesector en de noodzaak voor verdere ontwikkeling op die markt (5) als centrale elementen in de ontwikkeling van een toekomstig regelgevingsbeleid voor de telecommunicatie in de Gemeenschap de toepassing erkent van het beginsel van wederzijdse erkenning van nationale machtigingen gebaseerd op geharmoniseerde voorwaarden en met een voorlopige oplossing die stoelt op één-loketprocedure;

4. Overwegende dat artikel 7 van Richtlijn 90/387/EEG voorziet in de harmonisering van de aanmeldings- en/of vergunningsprocedures voor diensten die geëxploiteerd worden via het openbare telecommunicatienetwerk; dat er bovendien een noodzakelijke band bestaat tussen de vergunningen die verleend zijn voor de exploitatie van mobiele en satellietdiensten en het uitsluitende gebruik van bepaalde frequenties; dat de wederzijdse erkenning van vergunningen die verleend zijn voor de exploitatie van dergelijke diensten om deze reden alleen kan worden overwogen in samenhang met de toewijzing van de vereiste frequenties in de andere Lid-Staten; dat het gebruik van frequenties in de Lid-Staten nog slechts in beperkte mate geharmoniseerd is en dat voor vele mobiele diensten nog steeds uiteenlopende bandbreedten, frequenties en normen worden toegepast; dat de wederzijdse erkenning van vergunningen voor de exploitatie van mobiele en satellietdiensten daarom aanvullende maatregelen vereist met betrekking tot de toewijzing en de coördinatie van frequenties; dat dit behandeld zal worden in bijzondere richtlijnen; dat om deze redenen telecommunicatiediensten zoals mobiele radiodiensten en satellietdiensten in dit stadium niet onder deze richtlijn vallen;

5. Overwegende dat in overeenstemming met de gefaseerde aanpak die de Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 28 april 1993 aan de Raad en het Europees Parlement betreffende het overleg over het overzicht van de situatie in de sector telecommunicatiediensten (6) en die bevestigd is in de resolutie van de Raad van 22 juli 1993 spraaktelefonie en telexdiensten, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 90/387/EEG, eveneens zijn uitgesloten van het werkingsgebied van deze richtlijn; dat specifieke voorschriften moeten worden vastgesteld om de wederzijdse erkenning van vergunningen tot het aanbieden van die diensten uit te breiden en daarbij rekening te houden met hun specifiek karakter;

6. Overwegende dat de bestaande van elkaar afwijkende vergunningsstelsels in de Gemeenschap een hindernis vormen voor de totstandbrenging van een interne markt voor telecommunicatiediensten in overeenstemming met de doelstellingen van artikel 8 A van het Verdrag; dat de omvang van die afwijkingen en de noodzaak om ervoor te zorgen dat telecommunicatiediensten in de gehele Gemeenschap kunnen worden aangeboden, harmonisatie op communautair niveau vergen; dat in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel de bepalingen van deze richtlijn strikt beperkt zijn tot wat noodzakelijk is om de hinderpalen voor de totstandbrenging van een interne markt voor telecommunicatiediensten op te ruimen en dat derhalve de nationale regelgevende autoriteiten van de Lid-Staten met de belangrijkste taken worden belast;

7. Overwegende dat deze richtlijn geen betrekking heeft op de wederzijdse erkenning van door derde landen verleende machtigingen; dat de coördinatie van de Lid-Staten moet worden versterkt met betrekking tot diensten naar/van landen buiten de Gemeenschap ten einde gemeenschappelijke procedures voor deze diensten uit te werken, waarbij wordt voortgebouwd op de algemene beginselen die momenteel worden vastgelegd in het kader van de dienstenovereenkomst binnen de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT);

8. Overwegende dat, als aanpak om te komen tot wederzijdse erkenning van vergunningen en andere nationale machtigingen, gekozen is voor het invoeren van procedures waardoor de betrokken organisaties een wederzijdse erkenning kunnen krijgen van hun nationale machtigingen; dat het hoofddoel is om dit te verwezenlijken door middel van een wederzijdse erkenning op basis van geharmoniseerde vergunningsvoorwaarden; dat voor telecommunicatiediensten waarvoor nog geen geharmoniseerde vergunningsvoorwaarden zijn vastgesteld een overgangsregeling op basis van het "one-stop shopping"-beginsel het verkrijgen van machtigingen zal vergemakkelijken;

9. Overwegende dat het de aanbieders van telecommunicatiediensten op grond van wederzijds erkende nationale machtigingen zal zijn toegestaan overal in de Gemeenschap alle of een deel van de activiteiten te verrichten waarvoor zij in het bezit zijn van een machtiging van een Lid-Staat, door filialen op te richten of door diensten aan te bieden; dat de wederzijds erkende nationale machtiging de houders ervan niet zal ontslaan van de verplichting te voldoen aan nationale wetgeving die niet specifiek verband houdt met telecommunicatie;

10. Overwegende dat voor bepaalde categorieën telecommunicatiediensten een voorafgaande harmonisatie van de machtigingsvoorwaarden niet nodig lijkt; dat het derhalve mogelijk moet zijn voor bepaalde categorieën van telecommunicatiediensten zonder voorafgaande harmonisatie over te gaan tot wederzijdse erkenning van nationale machtigingen;

11. Overwegende dat het, ten einde gebruik te maken van de bestaande deskundigheid van nationale regelgevende autoriteiten in een bredere Europese context, mogelijk moet zijn het Europees Comité voor regelgevingsaangelegenheden op het gebied van telecommunicatie (Ectra), dat in het kader van de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT) is opgericht, met opdrachten betreffende de harmonisatie van vergunningsvoorwaarden te belasten;

12. Overwegende dat als overgangsregeling een gecoördineerde "one-stop shopping"-procedure dient te worden vastgesteld ten einde het aanvragen van nationale machtigingen in gevallen waar nog geen wederzijdse erkenning is bereikt, te vergemakkelijken; dat het noodzakelijk is bindende termijnen vast te stellen ten einde de procedure doelmatiger te maken; dat na de vaststelling van passende geharmoniseerde voorwaarden het vergunningsmechanisme voor afzonderlijke aanvragen via deze "one-stop shopping"-overgangsregeling naar verwachting geleidelijk zal worden vervangen door het stelsel van nationale vergunningen per dienstencategorie op basis van wederzijdse erkenning;

13. Overwegende dat, in verband met de "one-stop shopping"-procedure, aan organisaties zoals Ectra, die op dit gebied als deskundig worden beschouwd, het beheer van deze procedure kan worden toevertrouwd, mits er passende samenwerkingsregels worden vastgesteld;

14. Overwegende dat wanneer nieuwe categorieën van diensten worden aangeboden waarvoor nog geen geharmoniseerde communautaire vergunningsvoorwaarden zijn vastgesteld en wanneer bepaalde telecommunicatiediensten niet onder een van de erkende categorieën van diensten vallen, aanvragen voor wederzijdse erkenning kunnen worden behandeld via de "one-stop shopping"-overgangsregeling totdat de geharmoniseerde voorwaarden voor de desbetreffende dienstencategorie zijn uitgewerkt;

15. Overwegende dat de nieuwe procedure voor wederzijdse erkenning de huidige werkdruk van de nationale regelgevende autoriteiten kan vergroten en nieuwe kosten kan doen ontstaan; dat deze autoriteiten het recht dienen te hebben de gemaakte extra kosten door te berekenen aan de aanvragers van wederzijdse erkenning; dat het doorzichtigheidsbeginsel vereist dat de tarieven voor het behandelen van de vergunningen en het toezicht daarop op gepaste wijze bekend worden gemaakt;

16. Overwegende dat de naleving van de voorwaarden van wederzijds erkende nationale machtigingen of vergunningen door de houders daarvan moet worden gewaarborgd; dat passende maatregelen om voor de naleving van de vergunningsvoorwaarden te zorgen door de nationale regelgevende autoriteit dienen te worden genomen; dat deze maatregelen echter dienen te worden beoordeeld via een beroepsprocedure;

17. Overwegende dat in dit kader voor de wijziging en de intrekking van een wederzijds erkende nationale machtiging moet worden voorzien in een efficiënte procedure die tegelijkertijd waarborgt dat de rechten van de verdediging bij de beoordeling van een dergelijke niet-naleving gehandhaafd blijven;

18. Dat een beroepsprocedure dient te worden vastgesteld om de volledige uitvoering van de bij deze richtlijn vastgestelde procedures te waarborgen; dat een verzoeningsprocedure voor een minnelijke schikking van geschillen met betrekking tot de toepassing van de procedures een wezenlijk onderdeel van deze beroepsprocedure dient te zijn;

19. Overwegende dat het bij deze richtlijn ingestelde Communautair Telecommunicatiecomité (CTC) moet worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale regelgevende autoriteiten van de Lid-Staten en de Commissie moet bijstaan bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn; dat bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn de Lid-Staten met de belangrijkste taken worden belast;

20. Overwegende dat de vertrouwelijkheid van de volgens de procedures van deze richtlijn verzamelde gegevens die onder het beroepsgeheim vallen, in elk geval moet zijn gewaarborgd;

21. Overwegende echter dat de in deze richtlijn vastgestelde machtigingsprocedures met het oog op hun doelmatigheid doorzichtig moeten zijn; dat de betrokken nationale regelgevende autoriteiten duidelijk moeten worden aangewezen;

22. Overwegende dat de Commissie in het kader van de evaluatie van de bepalingen van deze richtlijn en de tenuitvoerlegging ervan tot 1 januari 1996, zal nagaan voor welke telecommunicatiediensten er nog geen regeling betreffende de wederzijdse erkenning van machtigingen is vastgesteld; dat bij die evaluatie bijzondere aandacht zal worden geschonken aan de vraag of voor deze diensten een procedure van wederzijdse erkenning van machtigingen zonder voorafgaande harmonisatie kan worden ingevoerd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Doel

Met deze richtlijn wordt de totstandbrenging beoogd van een interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de vaststelling van procedures waarmee het een dienstenleverancier die tot het aanbieden van telecommunicatiediensten in een Lid-Staat is gemachtigd, wordt toegestaan al die satellietdiensten of een deel ervan op Gemeenschapsniveau aan te bieden zonder dat hij afzonderlijke vergunningen of machtigingen van andere Lid-Staten hoeft te verkrijgen.

Artikel 2

Definities

Waar toepasselijk zullen de definities als gegeven in Richtlijn 90/387/EEG op deze richtlijn van toepassing zijn. Voorts wordt in deze richtlijn verstaan onder:

1. "Nationale regelgevende autoriteit": de autoriteit of autoriteiten in elke Lid-Staat, juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk van de telecommunicatieorganisaties, die door de Lid-Staten onder meer belast zijn met de in deze richtlijn bedoelde regelgevende taken.

2. "Nationale machtigingen": afzonderlijke machtigingen zoals vergunningen, aanmeldingen of algemene gereglementeerde machtigingen, in de vorm van bij voorbeeld wetgeving of groepsvergunningen, op grond waarvan telecommunicatiediensten in een Lid-Staat mogen worden aangeboden in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht.

3. "Satellietdiensten": het aanleggen en de exploitatie van satellietgrondstationnetwerken/satellietnetwerkdiensten en de levering van diensten waarbij geheel of gedeeltelijk van satellietnetwerkdiensten/satellietcommunicatiediensten wordt gebruik gemaakt.

4. "Mobiele radiodiensten": telecommunicatiediensten die worden geleverd via een radioverbinding met het mobiele eindstation van de gebruiker.

5. "Vergunning": een afzonderlijke machtiging die door een nationale regelgevende autoriteit wordt verleend en vereist is als voorwaarde om in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht een telecommunicatiedienst aan te bieden.

6. "Aanmelding": de kennisgeving aan een nationale regelgevende autoriteit door een leverancier van diensten van zijn voornemen om een telecommunicatiedienst aan te bieden.

7. "One-stop shopping-procedure": een regeling ter vereenvoudiging van het verkrijgen van nationale machtigingen tot het aanbieden van telecommunicatiediensten van meer dan één nationale regelgevende autoriteit, namelijk via een gecoördineerde procedure op een enkele plaats.

8. "Communautair Telecommunicatiecomité (CTC)": het bij artikel 16 van deze richtlijn opgerichte comité.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle nationale machtigingen die betrekking hebben op het aanbieden van telecommunicatiediensten via openbare telecommunicatienetwerken.

2. Zij is niet van toepassing op nationale machtigingen voor het aanbieden van spraaktelefonie en telexdiensten, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 90/387/EEG, mobiele radiodiensten en satellietdiensten.

HOOFDSTUK II

ERKENNING VAN NATIONALE MACHTIGINGEN TOT EXPLOITATIE

Artikel 4

Recht op het aanbieden van diensten op basis van erkende machtigingen

De Lid-Staten zorgen ervoor dat ondernemingen aan wie een nationale machtiging is verleend die overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde procedures is erkend, op hun grondgebied onverwijld de in die machtiging gespecificeerde telecommunicatiediensten kunnen aanbieden.

Artikel 5

Effecten van erkenning

1. De Lid-Staten zorgen ervoor dat het aanbieden van de diensten door de houders van een erkende nationale machtiging slechts is onderworpen aan beperkingen die overeenkomstig de procedures van deze richtlijn zijn opgelegd.

2. Lid 1 verhindert de Lid-Staten niet het aanbieden van telecommunicatiediensten te onderwerpen aan nationale wetgeving, in overeenstemming met Gemeenschapsrecht, die niet specifiek verband houdt met telecommunicatiediensten.

HOOFDSTUK III

WEDERZIJDSE ERKENNING OVEREENKOMSTIG GEMEENSCHAPPELIJKE VERGUNNINGSSTELSELS EN HARMONISATIEPROCEDURES

Artikel 6

Harmonisatie van voorwaarden voor machtiging

1. Waar toepasselijk, worden voor bepaalde telecommunicatiediensten geharmoniseerde machtigingsvoorwaarden vastgesteld. Met dit oogmerk kan de Commissie in overeenstemming met de in artikel 17 vastgestelde procedure:

a) als eerste stap bepalen voor welke categorieën van telecommunicatiediensten geharmoniseerde voorwaarden vereist zijn en Ectra opdracht geven deze voorwaarden uit te werken; in deze opdracht worden met name de uit te voeren taken gespecificeerd en wordt een tijdschema voor de uitwerking van de voorwaarden vastgelegd;

b) als tweede stap en nadat geharmoniseerde vergunningsvoorwaarden door Ectra zijn uitgewerkt, een besluit vaststellen waarin de daarmee overeenstemmende gemeenschappelijke vergunningsvoorwaarden of delen daarvan zijn opgenomen ter uitvoering van essentiële eisen in overeenstemming met de communautaire wetgeving.

2. Waar van toepassing en met name in gevallen waar het overeenkomstig lid 1, onder a), vastgestelde tijdschema niet wordt geëerbiedigd, kan de Commissie gemeenschappelijke vergunningsvoorwaarden vaststellen overeenkomstig de procedure van artikel 17 en zonder de procedure van lid 1, onder a) en b), te volgen.

Artikel 7

Wederzijdse erkenning van nationale machtigingen zonder dat voorafgaande harmonisatie vereist is

1. Voorts kan de Commissie besluiten, in overeenstemming met de procedure van artikel 17, dat wederzijdse erkenning van nationale machtigingen kan worden toegestaan voor bepaalde categorieën van telecommunicatiediensten waarop de harmonisatie krachtens artikel 6 niet is toegepast.

2. Ten einde ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan essentiële eisen van het Gemeenschapsrecht en aan de voorwaarden die vereist zijn om met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijnde bijzondere of uitsluitende rechten voor het leveren van telecommunicatiediensten te waarborgen, kan het overeenkomstig lid 1 genomen besluit voorwaarden bevatten waaraan de leveranciers van de desbetreffende diensten dienen te voldoen.

Artikel 8

Wederzijdse erkenning

Telecommunicatiediensten die behoren tot een geharmoniseerde dienstencategorie die onder een krachtens artikel 6, lid 1, onder b), of artikel 6, lid 2, vastgesteld besluit vallen, of een categorie telecommunicatiediensten die onder een krachtens artikel 7 vastgesteld besluit valt, mogen in de gehele Europese Gemeenschap onder de in dat besluit genoemde voorwaarden worden geleverd.

Artikel 9

Publikatie van erkende categorieën van diensten

De Commissie publiceert in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst van de categorieën telecommunicatiediensten die onder krachtens artikel 6, lid 1, onder b), artikel 6, lid 2, of artikel 7 vastgestelde besluiten vallen, eventueel met inbegrip van alle relevante voorwaarden, en wanneer dat nodig is werkt ze deze lijst bij.

HOOFDSTUK IV

"ONE-STOP SHOPPING"-OVERGANGSPROCEDURE

Artikel 10

Werkingsgebied van de overgangsprocedure

De bepalingen in de artikelen 11 en 12 hebben betrekking op een "one-stop shopping"-overgangsprocedure die van toepassing is op telecommunicatiediensten waarover nog geen besluit overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder b), artikel 6, lid 2, of artikel 7 is genomen.

Artikel 11

Beheer

1. De Commissie neemt in voorkomende gevallen de nodige maatregelen om regelingen voor de in artikel 12 bedoelde "one-stop shopping"-procedure uit te werken, met inbegrip van de erkenning van geschikte regelingen voor het technische beheer ervan.

2. De gegevens betreffende dergelijke regelingen worden gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 12

"One-stop shopping"-procedure

De overeenkomstig artikel 11 ingevoerde "one-stop shopping"-procedure voldoet aan de volgende voorwaarden:

1. De "one-stop shopping"-procedure staat open voor alle leveranciers van diensten die telecommunicatiediensten in de Europese Gemeenschap willen aanbieden.

2. Het is mogelijk op één enkele plaats aanvragen en/of aanmeldingen te doen en een of meer instanties worden belast met het registreren van de aanvragen en/of aanmeldingen.

3. Binnen zeven dagen na registratie van de aanvraag en/of aanmelding wordt deze doorgezonden naar de nationale regelgevende autoriteiten waaronder de instantie valt waar de aanvraag/aanmelding is geregistreerd.

4. Wanneer een nationale regelgevende autoriteit het aanbieden van een satellietdienst onderwerpt aan een vergunningsplicht, neemt zij binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing inzake het al dan niet verlenen van de vergunning en stelt zij de aanvrager en de instantie waar de aanvraag is geregistreerd hiervan in kennis.

Wanneer een nationale regelgevende autoriteit het aanbieden van een satellietdienst onderwerpt aan een aanmeldingsplicht, kan zij bezwaren maken tegen het aanbieden van de aangemelde satellietdienst en informeert zij binnen zes weken na ontvangst van de aanmelding de aanvrager en de instantie waar de aanvraag is geregistreerd over deze bezwaren.

5. Ten einde tegemoet te komen aan commerciële behoeften trachten de nationale regelgevende autoriteiten in voorkomend geval de in punt 4 aangegeven termijn van zes weken voor bepaalde categorieën telecommunicatiediensten te verkorten.

6. Wanneer geen vergunning wordt verleend of geen bezwaren zijn geopperd binnen de in punt 4 vastgestelde termijnen, stelt de nationale regelgevende autoriteit de aanvrager en de instantie waar de aanvraag is geregistreerd in kennis van de redenen voor haar beslissing.

7. De instanties waar de aanvragen en/of aanmeldingen kunnen worden geregistreerd, brengen bij de Commissie jaarlijks verslag uit over de werking van de "one-stop shopping"-procedure, in het bijzonder over de weigering van aanvragen en over de bij aanmeldingen geopperde bezwaren.

HOOFDSTUK V

TOEZICHTSPROCEDURE

Artikel 13

Implementatie, wijziging en intrekking van machtigingen door de Lid-Staten

1. Wanneer een nationale regelgevende autoriteit van mening is dat een vergunninghouder niet meer aan de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet, kan deze passende maatregelen treffen om de naleving van deze voorwaarden te waarborgen.

2. De Commissie kan op verzoek van een betrokken partij de procedure van artikel 15 inleiden.

3. Indien binnen twee weken na ontvangst door de Commissie van het verzoek van de betrokken partij geen geschillenprocedure is ingeleid, of indien geen overeenstemming volgens de procedure van artikel 15 is bereikt, beslist de Commissie, na de betrokken partijen de gelegenheid te hebben gegeven om te worden gehoord, overeenkomstig de procedure van artikel 17 of de getroffen maatregelen moeten worden gehandhaafd of gewijzigd.

4. De Commissie deelt de overeenkomstig de leden 2 en 3 genomen besluiten aan de betrokken onderneming mede en stelt de nationale regelgevende autoriteiten daarvan in kennis.

HOOFDSTUK VI

BEROEPSPROCEDURE

Artikel 14

Beroep bij de Commissie

1. Wanneer een vergunning overeenkomstig deze richtlijn wordt geweigerd, kan de aanvrager de Commissie een afschrift van zijn aanvraag/aanvragen en/of aanmelding(en) toezenden en de Commissie verzoeken de geschillenprocedure van artikel 15 in te leiden.

2. Wanneer binnen drie weken na ontvangst van dit beroep door de Commissie geen geschillenprocedure is ingeleid of wanneer uiterlijk drie maanden na de eerste vergadering van de werkgroep geen overeenstemming is bereikt overeenkomstig de procedure van artikel 15, neemt de Commissie een besluit overeenkomstig de procedure van artikel 17 op basis, voor zover van toepassing, van het relevante nationale vergunningsstelsel waarvan overeenkomstig artikel 20 kennis is gegeven.

Artikel 15

Geschillenprocedure

Onverminderd

a) de maatregelen die de Commissie of een Lid-Staat ingevolge het Verdrag, inzonderheid de artikelen 169 en 170, kan nemen;

b) de rechten van de aanvrager of een andere persoon op grond van nationaal recht ter zake,

kan de volgende geschillenprocedure worden toegepast:

1. De voorzitter van het CTC roept zo spoedig mogelijk een werkgroep bijeen waarin ten minste twee leden van het CTC en de voorzitter van het CTC of een andere door hem aangestelde ambtenaar van de Commissie zitting hebben. In de werkgroep hebben geen leden van het CTC die een betrokken nationale regelgevende autoriteit vertegenwoordigen, zitting.

2. De werkgroep komt binnen tien dagen bijeen. De voorzitter van het CTC kan op voorstel van een lid van de werkgroep besluiten maximaal twee andere personen als deskundigen uit te nodigen om de werkgroep te adviseren.

3. De werkgroep biedt de aanvrager, de nationale regelgevende autoriteiten van de betrokken Lid-Staten en de betrokken telecommunicatieorganisaties of andere partijen de gelegenheid hun mening mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

4. De werkgroep tracht overeenstemming tot stand te brengen tussen de dienstenleverancier en de nationale regelgevende autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.

5. De aanvrager en de betrokken leden van het CTC dragen hun eigen kosten voor deelname aan de procedure.

6. Binnen twee weken na het bereiken van overeenstemming verleent/verlenen de betrokken nationale regelgevende autoriteit(en) de machtiging(en).

HOOFDSTUK VII

COMMUNAUTAIR TELECOMMUNICATIECOMITÉ

(CTC)

Artikel 16

Samenstelling van het CTC

De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale regelgevende autoriteiten van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Dit comité wordt Communautair Telecommunicatiecomité (CTC) genoemd.

Artikel 17

Procedures voor het CTC

1. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. De Commissie houdt zo veel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

2. De Commissie licht, wanneer dat vereist is, het comité in over de resultaten van het overleg met de vertegenwoordigers van de telecommunicatieorganisaties, gebruikers, consumenten, fabrikanten, dienstenleveranciers en vakbonden.

Het CTC stimuleert bovendien, in overeenstemming met het telecommunicatiebeleid van de Gemeenschap, de uitwisseling van informatie tussen de Lid-Staten onderling en tussen de Lid-Staten en de Commissie met betrekking tot de stand van zaken en de ontwikkeling van regelgevende activiteiten inzake de machtiging voor telecommunicatiediensten.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Tarieven

De Lid-Staten kunnen hun nationale regelgevende autoriteit toestaan ter dekking van gemaakte administratiekosten redelijke, op de reële kosten gebaseerde tarieven in rekening te brengen voor de behandeling van de aanvragen tot erkenning van nationale machtigingen en het toezicht op de erkende machtigingen overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde procedures.

Artikel 19

Vertrouwelijkheid

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 20 mogen de Commissie en de nationale regelgevende autoriteiten, de ambtenaren en andere personeelsleden daarvan en de bij de toepassing van artikel 15, punt 2, betrokken deskundigen geen gegevens bekend maken waarvan zij als gevolg van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in kennis zijn gesteld en die van het type zijn waarop het beroeps- of bedrijfsgeheim van toepassing is.

2. Lid 1 is geen beletsel voor de publikatie van informatie over vergunningsvoorwaarden die geen gegevens van vertrouwelijke aard bevat.

Artikel 20

Kennisgeving

1. De nationale regelgevende autoriteiten verstrekken de Commissie de volgende informatie:

- de namen en adressen van de nationale autoriteiten en instanties die bevoegd zijn om nationale machtigingen te verlenen,

- gegevens over hun nationale vergunningsstelsels, met inbegrip van de voorwaarden en procedures, met name of en voor welke diensten vergunningen zijn vereist,

- de criteria op basis waarvan aanvragen worden beoordeeld, en

- de algemene nationale regelgeving die specifiek van toepassing is op het gebied van telecommunicatiediensten.

Deze informatie dient voldoende gedetailleerd te zijn om zich een beeld te vormen van de eisen en voorwaarden op basis waarvan nationale machtigingen worden verleend en van de criteria waarnaar aanvragen worden beoordeeld.

2. De Lid-Staten stellen de Commissie binnen twee weken in kennis van elke wijziging van de krachtens lid 1 verstrekte informatie.

Artikel 21

Herzieningsprocedures

1. De nationale regelgevende autoriteiten stellen een jaarlijks verslag op inzake de toepassing van de procedures van de hoofdstukken III en IV en dienen dat vóór 1 maart van het volgende jaar in bij de Commissie.

2. Op basis van de in het verslag aan het Parlement en de Raad te rapporteren resultaten van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de periode tot 1 januari 1996 evalueert de Commissie of wijzigingen van de richtlijn noodzakelijk zijn. Het bedoelde verslag bevat voorts een beoordeling, op basis van de opgedane ervaring, van de noodzaak om de regelgeving inzake machtigingen al dan niet verder te evalueren.

Artikel 22

Tenuitvoerlegging van de richtlijn

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden vóór 1 oktober 1995. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten verstrekken de Commissie uiterlijk twee maanden na de vaststelling van deze richtlijn een lijst van hun vertegenwoordigers in het CTC. Het CTC begint drie maanden na de vaststelling van deze richtlijn zijn taken uit te oefenen.

Artikel 23

Bestemming

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

(1) PB nr. C 248 van 25. 9. 1992, blz. 4.

(2) PB nr. C 108 van 19. 4. 1993, blz. 45.

(3) PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.

(4) PB nr. L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27.

(5) PB nr. C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.

(6) COM(93) 159 def.