Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling) (1994-1998)
Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling) (1994-1998)
Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling) (1994-1998) /* COM/94/68DEF - CNS 94/0088 */
Publicatieblad Nr. C 228 van 17/08/1994 blz. 0131
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling) (1994-1998) (94/C 228/10) (Voor de EER relevante tekst) COM(94) 68 def. - 94/0088(CNS)
(Door de Commissie ingediend op 30 maart 1994)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in zonderheid op artikel 130 I, lid 4,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende dat de Raad en het Europees Parlement bij Besluit . . ./. . ./EG een vierde kaderprogramma voor communautaire acties op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna OTO genoemd) hebben vastgesteld voor de periode 1994-1998, waarin met name de activiteiten zijn omschreven die moeten worden uitgevoerd op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling); dat deze beschikking wordt vastgesteld in het licht van de in de preambule van dit besluit uiteengezette overwegingen;
Overwegende dat in artikel 130 I, lid 3, is bepaald dat het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd door middel van specifieke programma's die binnen elke activiteit worden ontwikkeld; dat in elk specifiek programma de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld;
Overwegende dat dit programma hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door middel van werkzaamheden voor gezamenlijke rekening, gecoördineerde werkzaamheden en voorbereidende, begeleidende en ondersteunende maatregelen;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 130 I, lid 3, een raming moet worden gemaakt van de voor de uitvoering van dit specifiek programma noodzakelijk geachte middelen; dat de definitieve bedragen worden vastgesteld door de begrotingsautoriteit overeenkomstig de relatieve prioriteit die aan het gebied waarop dit programma betrekking heeft wordt toegekend binnen activiteit I van het vierde kaderprogramma;
Overwegende dat in Besluit . . ./. . ./EG is bepaald dat het totaal maximumbedrag van het vierde kaderprogramma uiterlijk op 30 juni 1996 opnieuw wordt bekeken met het oog op een verhoging ervan; dat als gevolg hiervan het voor de uitvoering van dit programma noodzakelijk geacht bedrag kan worden verhoogd;
Overwegende dat de doelstellingen en uitdagingen op het gebied van de landbouw en de visserij, met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling, vragen om OTO die:
- het concurrentievermogen, de efficiëntie en een duurzame ontwikkeling van de agrarische sector (land-, tuin- en bosbouw en visserij) en van de agro-industriële sector (levensmiddelen en andere produkten met inbegrip van bio-energie en biokunststoffen) bevorderen;
- de ontwikkeling van het communautaire beleid op de diverse terreinen (vooral landbouw en visserij) ondersteunen;
- helpen voldoen aan de vraag in de samenleving naar een ruim assortiment gezonde en voedzame levensmiddelen en milieuvriendelijke niet-voedingsprodukten;
- bijdragen tot een duurzame ontwikkeling, het behoud en de verbetering van het plattelandsmilieu;
Overwegende dat dit programma in sterke mate kan bijdragen tot hernieuwde groei, versterking van de concurrentiepositie en ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Gemeenschap zoals uiteengezet in het Witboek "Groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid" (1);
"Overwegende dat de inhoud van het vierde kaderprogramma voor communautaire OTO-acties is vastgesteld overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel; dat in dit specifiek programma de inhoud is omschreven van de overeenkomstig dit beginsel uit te voeren activiteiten op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling);
Overwegende dat in Besluit . . ./. . ./EG is bepaald dat een communautaire actie onder meer is gerechtvaardigd als het onderzoek bijdraagt tot de versterking van de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap en de harmonieuze algemene ontwikkeling daarvan bevordert, met inachtneming van de wetenschappelijke en technische kwaliteit; dat dit programma geacht wordt bij te dragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen;
Overwegende dat dit programma en de uitvoering ervan bijdragen tot een grotere synergie tussen de OTO-activiteiten op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling), door onderzoekcentra, universiteiten en bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf (MKB), in de Lid-Staten en tussen deze activiteiten en overeenkomstige communautaire OTO-activiteiten;
Overwegende dat de regels voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekcentra (waaronder het GCO) en universiteiten alsmede de regels voor de verspreiding van de onderzoekresultaten als bepaald bij de maatregelen van artikel 130 J op dit specifiek programma van toepassing zijn;
Overwegende dat bij de uitvoering van dit programma, naast associatie met de landen die partij zijn bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER), ook internationale samenwerking overeenkomstig artikel 130 M met andere derde landen en internationale organisaties wenselijk kan zijn;
Overwegende dat de tenuitvoerlegging van dit programma ook activiteiten behelst voor de verspreiding en de exploitatie van de onderzoekresultaten, met name ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf en in het bijzonder van ondernemingen in de Lid-Staten of regio's die het minst bij het programma zijn betrokken, alsmede activiteiten ter stimulering van de mobiliteit en de opleiding van onderzoekers, die binnen dit programma en voor zover nodig is voor de goede uitvoering ervan moeten worden ontwikkeld;
Overwegende dat bij de uitvoering van dit programma maatregelen moeten worden genomen ter bevordering van de deelneming van het MKB, met name technologische stimuleringsmaatregelen;
Overwegende dat het economisch en sociaal effect van de in het kader van dit programma uitgevoerde activiteiten moet worden beoordeeld;
Overwegende dat de voortgang van dit programma voortdurend en systematisch moet worden bekeken ten einde het programma eventueel aan te passen aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op dit gebied; dat te zijner tijd ook een onafhankelijke evaluatie van de voortgang van het programma moet worden verricht, waarmee alle nodige elementen moeten worden aangereikt om de doelstellingen van het vijfde OTO-kaderprogramma te kunnen bepalen; dat ten slotte na afloop van dit programma een eindevaluatie van de resultaten moet worden verricht in het licht van de in deze beschikking omschreven doelstellingen;
Overwegende dat het GCO kan deelnemen aan indirecte werkzaamheden in het kader van dit programma;
Overwegende dat het GCO via zijn eigen programma van directe werkzaamheden ook zelf bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het communautaire OTO op de door dit programma bestreken gebieden;
Overwegende dat het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (Crest) is geraadpleegd,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van . . . tot 31 december 1998 wordt een in bijlage I nader omschreven specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van de landbouw en de visserij (met inbegrip van de agro-industrie, de levensmiddelentechnologie, de bosbouw, de aquacultuur en de plattelandsontwikkeling) vastgesteld.
Artikel 2
1. Het bedrag dat noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van het programma beloopt 607 miljoen ecu, waarvan 7,3 % voor personeels- en huishoudelijke uitgaven.
2. Een indicatieve verdeling van de middelen is opgenomen in bijlage II.
3. Het bovenvermelde noodzakelijk geachte bedrag voor de uitvoering van het programma kan worden verhoogd krachtens en overeenkomstig de beschikking als bedoeld in artikel 1, lid 3, van Besluit . . ./. . ./EG.
4. De begrotingsautoriteit stelt de voor ieder begrotingsjaar beschikbare kredieten vast met inachtneming van de in het vierde kaderprogramma aangegeven wetenschappelijke en technologische prioriteiten.
Artikel 3
Bijlage III behelst de nadere regels voor de uitvoering van het programma, met uitzondering van die welke bedoeld zijn in artikel 5.
Artikel 4
1. De Commissie bekijkt voortdurend en systematisch, met passende hulp van onafhankelijke externe deskundigen, de voortgang van dit programma in het licht van de in bijlage I aangegeven doelstellingen. In het bijzonder gaat zij na of de doelstellingen, prioriteiten en financiële middelen nog steeds aangepast zijn aan de ontwikkeling van de situatie. In voorkomend geval dient zij aan de hand van de resultaten van dit onderzoek voorstellen in ter aanpassing of aanvulling van dit programma.
2. Als bijdrage tot de algemene evaluatie van de communautaire activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 2, van het besluit tot vaststelling van het vierde kaderprogramma, laat de Commissie te gelegener tijd door onafhankelijke deskundigen een evaluatie uitvoeren van de werkzaamheden die in de loop van de vijf aan deze evaluatie voorafgaande jaren op de door dit programma bestreken gebieden zijn verricht, alsmede van het beheer daarvan.
3. Na afloop van dit programma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie van de verkregen resultaten uitvoeren in het licht van de doelstellingen als omschreven in bijlage III van het vierde kaderprogramma en bijlage I van deze beschikking. Het verslag van de eindevaluatie wordt ingediend bij de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité.
Artikel 5
1. Overeenkomstig de doelstellingen van bijlage I wordt door de Commissie een werkprogramma opgesteld en zo nodig bijgewerkt, waarin de wetenschappelijke en technologische doelstellingen, de verschillende fasen van de uitvoering van het programma en de financiële middelen voor iedere wijze van uitvoering nader worden omschreven.
Het werkprogramma kan eventueel ook voorzien in deelneming aan bepaalde activiteiten in het kader van Eureka.
2. De Commissie stelt op basis van dat werkprogramma uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor projecten op.
Artikel 6
1. De Commissie wordt belast met de uitvoering van het programma.
2. In de gevallen als bedoeld in artikel 7, lid 1, wordt de Commissie bijgestaan door een Comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 48, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. De stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Indien de Raad, na verloop van een termijn van één maand na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.
Artikel 7
1. De procedure van artikel 6, lid 2, geldt voor:
- de opstelling en bijwerking van het werkprogramma als bedoeld in artikel 5, lid 1,
- de evaluatie van de voor communautaire financiering voorgestelde OTO-projecten en van het geraamde bedrag van deze financiering, voor elk project afzonderlijk wanneer deze meer bedraagt dan 0,5 miljoen ecu,
- de voor de evaluatie van het programma te nemen maatregelen,
- iedere aanpassing van de in bijlage II vermelde indicatieve verdeling van het bedrag waarover geen begrotingsbeslissing is genomen.
2. De Commissie licht het comité bij iedere vergadering daarvan in over het verloop van de uitvoering van het gehele programma.
Artikel 8
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 228, lid 1, onderhandelingen aan te knopen met het oog op het sluiten van internationale overeenkomsten met derde Europese landen die geen partij zijn bij de EER-Overeenkomst, alsmede met in Europa gevestigde internationale organisaties, ten einde deze bij het gehele of een deel van het programma te betrekken of de gelegenheid te bieden per project aan het programma deel te nemen.
Artikel 9
Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.
(1) COM(93) 700 def.
BIJLAGE I
DOELSTELLINGEN EN WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNISCHE INHOUD VAN HET SPECIFIEKE PROGRAMMA
Het specifiek programma is op het punt van selectiecriteria en wetenschappelijke en technische doelstellingen volledig in overeenstemming met de aanpak in het vierde kaderprogramma.
Punt 4.c van bijlage III van het kaderprogramma maakt een integrerend deel van dit programma uit.
De binnen de werkingssfeer van dit programma vallende economische sectoren kunnen in vier groepen worden ingedeeld: de primaire sector (landbouw, tuinbouw, bosbouw, visserij), de toeleveringsbedrijven (bij voorbeeld de producenten van zaaigoed, jonge vis voor de aquacultuur, vistuig en andere benodigdheden voor de visserij, machines, chemicaliën, meststoffen, veevoeders, enz.) en de verwerkende industrie (de producenten van hout, papier, farmaceutische produkten, voedingsmiddelen, suiker en zetmeel, bio-energie, enz.) en andere plattelands- en kustactiviteiten. Tot deze omvangrijke sectoren behoren grote en vele kleine en middelgrote bedrijven die zowel sterk gespecialiseerde als massaprodukten ontwikkelen en produceren. Al deze categorieën bedrijven zullen van dit programma profiteren, net als de 10 miljoen landbouwers, de coöperaties, de vissers en 380 miljoen consumenten in de Gemeenschap.
De belangrijke communautaire beleidsmaatregelen op het gebied van de landbouw, de plattelandsontwikkeling, de visserij, het milieu en de interne markt betreffen hele produktiekolommen. De ontwikkelingen waartoe de activiteiten in het kader van dit programma zullen leiden, zullen bijdragen tot het succes van die beleidsmaatregelen en de primaire produktie (landbouw, bosbouw, visserij), de verwerkende industrie en de verbruikers in Europa ten goede komen. De grote uitdaging op dit gebied is eraan bij te dragen dat de produktie en het gebruik van biologische grondstoffen in Europa beter op elkaar afgestemd raken, wat vooral moet worden bereikt door verbetering van de kwaliteit vanaf het eerste stadium. Voor de grondstoffen die door de landbouw, de bosbouw en de visserij worden geleverd, moeten nieuwe markten worden geopend en nieuwe produkten worden ontwikkeld, waarbij de wensen en behoeften van de eindverbruiker centraal dienen te staan.
Het betrokken onderzoek zal een degelijke wetenschappelijke grondslag leggen voor een concurrerende, efficiënte en duurzame primaire en agro-industriële produktie. Voorts gaat het erom de ontwikkelingen in het communautaire beleid (vooral de belangrijkste communautaire beleidsterreinen landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij, milieu en de interne markt) te ondersteunen en in te spelen op de behoefte van onze samenleving aan een gevarieerd aanbod van gezonde en voedzame levensmiddelen, met inachtneming van milieuvriendelijke produktiemethoden in de landbouw en de agro-industrie.
Het onderzoek moet erop zijn gericht het concurrentievermogen, de rentabiliteit en de levensvatbaarheid van de landbouw en de visserij, alsmede van de daarmee verbonden industriesectoren te verhogen, de plattelandsontwikkeling te bevorderen en hinderpalen voor een ruimer gebruik van biologische grondstoffen in nieuwe en verbeterde levensmiddelen en andere produkten uit de weg te ruimen en de ontwikkeling van nieuwe, afzetbare en milieuvriendelijke produkten en technieken in de landbouw, de bosbouw, de agro-industrie en de visserij te bevorderen. Bij het onderzoek moet inderdaad aandacht worden besteed aan sociaal-economische problemen in plattelands- en kustgebieden en aan veiligheids-, kwaliteits-, gezondheids- en milieuaspecten van nieuwe voedings- en andere produkten waar duidelijk vraag naar is.
Er zal normvoorbereidend onderzoek worden gestart en ondersteund om een solide wetenschappelijke grondslag te leggen voor de vaststelling van normen en voorschriften met betrekking tot de produktie en het gebruik van biologische hulpbronnen.
Met demonstratieactiviteiten moet in een fase na die van het experimentele onderzoek en de kleinschalige technologische ontwikkeling worden aangetoond dat de toepassing van een nieuwe technologie of de vervaardiging van een nieuw produkt technisch uitvoerbaar is en - voor zover dit aspect relevant is - economisch voordeel oplevert. Het gaat om preconcurrentiële projecten, wat inhoudt dat zij worden toegespitst op de toepassing van nieuwe technologieën en dat er producenten en gebruikers bij worden betrokken. Om de projectkosten te drukken zal de omvang van de demonstratieprojecten worden beperkt tot het minimum dat nodig is om betrouwbare praktische informatie over de prestaties van de betrokken nieuwe technologie te verkrijgen. Op elk technologie-intensief gebied dat onder dit specifiek programma valt, kan technologie worden gedemonstreerd. Met een "bottom-up"-benadering zal worden nagegaan wat de beste mogelijkheden voor demonstraties zijn.
Het is de bedoeling producenten en gebruikers van technologie en producenten en gebruikers van agrarische grondstoffen samen bij interdisciplinaire projecten te betrekken om te zorgen voor een efficiënte overdracht van nieuwe technologische kennis aan bedrijfsleven (industrie, dienstverlening van gebruikers) en overheidsinstanties.
Op het gebied van biomassa en bio-energie zal een geïntegreerde aanpak worden toegepast zodat de gehele bio-energieketen wordt bestreken, met inbegrip van gecombineerde transformatieprocédés van landbouwgrondstoffen voor de omzetting en het gebruik van deze materialen voor energiedoeleinden.
Om de dialoog en het begrip te verbeteren tussen aanhangers van de belangrijke nationale en maatschappelijk-politieke bio-ethische standpunten, zal - met inachtneming van de culturele verschillen in de Lid-Staten - onderzoek worden verricht naar de ethische, juridische en maatschappelijke aspecten van de in dit programma opgenomen sectoren.
Er zullen technologische stimuleringsmaatregelen worden genomen, steunend op de ervaring met de Craft-acties en de uitvoerbaarheidspremies, ten einde de deelneming van het MKB aan te moedigen en te vergemakkelijken.
Doelstellingen waarvoor een concentratie van middelen nodig is
Geïntegreerde produktie- en verwerkingsketen
In de agro-industriële sector kunnen belangrijke nieuwe afzetmogelijkheden worden geschapen voor produkten waarin biologische grondstoffen uit Europa zijn verwerkt. Op biologische grondstoffen gebaseerde niet-voedingsprodukten zullen vaak met traditionele produkten moeten concurreren en om de produktie economisch haalbaar te maken en de best mogelijke kwaliteit te verkrijgen is het van essentieel belang de hele produktieketen te optimaliseren.
Hiertoe zullen alle vaardigheden en (met name biotechnologische) procédés die voor de afzonderlijke schakels in de produktieketen nodig zijn, worden gecombineerd in geïntegreerde projecten betreffende levensmiddelen en andere produkten. Voor deze projecten zullen die produktieketens worden gekozen waarbij Europa een concurrentievoordeel heeft. Een sterk accent zal worden gelegd op gezamenlijke projecten van producenten en gebruikers van biologische grondstoffen waarbij ook nauw met de wetenschappelijke wereld wordt samengewerkt. Aandacht zal worden besteed aan de op hout en biomassa gebaseerde produktie- en verwerkingsketens, bij welke een algemene verbetering van de doelmatigheid zeer waarschijnlijk een belangrijk effect op bij voorbeeld de plattelandseconomie zal sorteren.
Ook op het gebied van nieuwe halffabrikaten en eindprodukten op biologische basis met een hogere toegevoegde waarde zal veel werk worden verricht. Gestreefd zal worden naar synergie tussen verschillende produktietakken in voedings- en andere sectoren, bij voorbeeld door de conversie van bijprodukten tot energie en andere niet-voedingsprodukten te optimaliseren.
Het is de bedoeling te komen tot grote projecten die voor een belangrijke groep landbouwgewassen alle aspecten van de produktieketen bestrijken. Deze projecten zullen dus de primaire produktie van de betrokken groep gewassen (bij voorbeeld granen) en de verwerking tot eindprodukten voor voedings- en/of andere doeleinden omvatten. Zo moet de kritische massa worden bereikt die nodig is om voor elke belangrijke groep landbouwgewassen op korte tot middellange termijn een significante invloed op de ontwikkeling van nieuwe technologieën en produkten binnen de betrokken produktieketen te kunnen uitoefenen.
Het voornemen is vijf thema's aan bod te laten komen: industriële gebruiksmogelijkheden voor graangewassen, industriële gebruiksmogelijkheden voor gewassen die plantaardige olie opleveren, industriële gebruiksmogelijkheden voor eiwithoudende gewassen, de produktiekolom bos-hout en het gebruik van biomassa voor energieopwekking en andere niet-voedingsdoeleinden.
Inzake biomassa en bio-energie is een geïntegreerde aanpak vereist om te zorgen voor samenhang en doelmatigheid van het communautaire OTO met betrekking tot de technische en niet-technische aspecten van de gehele bio-energieketen (waaronder bij voorbeeld energie-evenwicht, kostenefficiëntie, politieke aspecten, enz.): produktie en gecombineerde verwerking van landbouwgrondstoffen, omzetting en gebruik van deze stoffen voor energiedoeleinden.
Deze strategische aanpak zal gezamenlijk worden uitgewerkt in het kader van dit programma en van het energieprogramma. Terwijl dit onderzoekprogramma gericht is op de produktie van grondstoffen, logistiek en verwerking, zullen de werkzaamheden in het kader van het energieprogramma betrekking hebben op omzetting en gebruik van biomassa in vaste toestand.
Opschaling en verwerkingsmethodologie
Bij de overgang van het laboratorium naar een industriële schaal doen zich grote problemen en knelpunten voor. Deze betreffen zaken als een homogene grondstoffenvoorziening, vloeistofdynamiek, warmteoverdracht, uitvlokking, terugwinning van een produkt, bedrijfsinstallaties, enz. Er zal betere methodologie voor het ontwerpen en beproeven van innovatieve agro-industriële procédés en voor de toepassing van biotechnologie worden ontwikkeld, wat ook de economische risico's die momenteel aan investeringen in nieuwe technologie zijn verbonden, kleiner zal maken.
In multidisciplinaire projecten zullen wetenschappers en ingenieurs zich samen buigen over de specifieke problemen die rechtstreeks verband houden met de schaalvergroting bij de overgang van het laboratorium naar de bedrijfssituatie. Dit gezamenlijke werk zal vooral betrekking hebben op de ontwikkeling en verbetering van de methodologie die voor het opschalen, ontwerpen en beproeven van agro-industriële procédés wordt gebruikt (bij voorbeeld gespecialiseerde instrumentatie, gestructureerde modellen, simulatiemethoden).
Het "upstream"-terrein van de "groene" chemie op basis van biologische grondstoffen, de toegepaste biotechnologie waar enzymatische en op fermentatie gebaseerde biosynthese bij te pas komt, en de "downstream"-activiteiten fractionering, separatie en produktontwikkeling zijn typische voorbeelden van procédés die bij de opschaling naar de industriële praktijk technologische problemen opleveren en waarbij synergie tussen chemische technologie en biologie het meest effectief zal zijn (maken van ontwerpen, instrumentatie, bedrijfsinstallaties). Er zal onderzoek worden verricht op het gebied van een betere benutting van bijprodukten van fermentatieprocessen en andere industriële verwerkingsprocessen.
Bij de bovenbedoelde werkzaamheden zal worden gezorgd voor complementariteit en synergie ten opzichte van het fundamenteel onderzoek betreffende "downstream"-verwerking in het kader van het biotechnologieprogramma en de meer toegepaste activiteiten van het programma industrietechnologie.
Aspecifiek wetenschappelijk en geavanceerd-technologisch voedingsonderzoek
De levensmiddelen- en drankenindustrie met inbegrip van de visverwerkende bedrijven neemt in Europa de tweede plaats in wat produktiewaarde betreft. Door onderzoek moet de concurrentiepositie van deze sector worden verbeterd, maar moet er ook voor worden gezorgd dat de consument kan beschikken over levensmiddelen die veiliger, van hogere kwaliteit, voedzamer en gezonder zijn.
Door toepassing van biotechnologie zal generieke technologie worden ontwikkeld om commerciële gewassen te produceren die op efficiëntere wijze een grotere oogst met betere voedingskwaliteiten opleveren. Ook hier wordt complementariteit beoogd ten opzichte van het fundamenteel onderzoek in het kader van het biotechnologieprogramma.
Voorts zal aandacht worden besteed aan aspecifieke wetenschappelijke verschijnselen die zich voordoen bij de omzetting van biologische grondstoffen in levensmiddelen en bij de stofwisseling. Daarbij zal het accent worden gelegd op een multidisciplinaire aanpak van moleculair en cellulair-fysiologisch onderzoek ter ondersteuning van nieuwe geavanceerde technologie die moet resulteren in veilige en gezonde levensmiddelen van hoge kwaliteit. Het zal bij deze technologie mede gaan om de versheid van visserijprodukten en het voorkomen van bederf daarvan.
De communautaire activiteiten zullen worden toegespitst op de kwantificering van kwaliteit, de identificatie van de oorsprong, de kenmerken van gezonde levensmiddelen, controlemethoden, fundamentele voedingswetenschappelijke kennis (structuren, interacties), de functionaliteit van levensmiddelen in vivo en in vitro en voorts nieuwe verwerkingstechnieken, bedrijfsinstallaties en produkten (met nadruk op biotransformatie/biotechnologie) en de consequenties daarvan voor het gedrag van de consument. In het kader van deze activiteiten zal ook onderzoek worden verricht ter verhoging van de kwaliteit van visserijprodukten en ter verbetering van het gebruik van onderbenutte vissoorten en bijprodukten van vis.
De moderne levensstijl leidt steeds vaker tot ziekten en stoornissen waarin de voeding een rol speelt. Multidisciplinair onderzoek waarbij aspecten op het gebied van produktie, verwerking en gezondheid zullen worden gecombineerd, zal worden toegespitst op het verband tussen bestanddelen van de voeding en de gezondheid. Daarbij zal vooral aandacht worden besteed aan de absorptie van voedingsstoffen en de stofwisseling, aan de rol van de darmflora en van immuniteitsfactoren en aan de afstemming van levensmiddelen op specifieke behoeften en functies op voedingsgebied.
Landbouw, bosbouw en plattelandsontwikkeling en visserij en aquacultuur
Het onderzoek op dit gebied moet het beleid van de Gemeenschap ondersteunen en oplossingen aanreiken voor de problemen door de veranderingen op het platteland. Er dienen nieuwe produktiesystemen te worden ontwikkeld die economisch levensvatbaar zijn en die voorts niet alleen het milieu ontzien, maar ook voldoende werkgelegenheid in stand houden. Ter verbetering van de economische situatie in de landbouw zal ook aandacht worden besteed aan de levering van kwaliteitsprodukten, aan diversificatie van de produkten (ook andere produkten dan levensmiddelen) en van de landbouwactiviteiten en aan verlaging van de kosten.
Op het gebied van de bosbouw moet het onderzoek bijdragen tot een algehele verwezenlijking van de door de wereldtop van Rio de Janeiro in 1992 en de ministeriële conferenties over de bescherming van de bossen in Europa (Straatsburg 1990 en Helsinki 1993) goedgekeurde doelstellingen betreffende de bescherming en de lange-termijnontwikkeling van de bossen, en voorts tot een beter gebruik van de bosprodukten en van de mogelijkheden die de diverse functies van de bossen bieden. Ten slotte moeten door onderzoek ook de wetenschappelijke grondslagen voor de uitvoering van het beleid inzake plattelandsontwikkeling worden verbeterd.
Ter verbetering van de economische situatie in de aquacultuur en visserij zal aandacht worden besteed aan de levering van kwaliteitsprodukten, aan diversificatie van de produkten (ook andere produkten dan levensmiddelen) en van de activiteiten en aan verlaging van de kosten.
Landbouw, bosbouw en plattelandsontwikkeling
Optimalisering van primaire produktiemethoden, -systemen en -ketens: in de nieuwe situatie door de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten de wetenschappelijke grondslagen worden ontwikkeld die zullen aangeven welke produktiemiddelen, -technieken, -systemen en -ketens zullen leiden tot een minder intensieve landbouw die het milieu en de natuurlijke hulpbronnen ontziet, economisch levensvatbaar is en tegelijk voldoende werkgelegenheid blijft bieden. Ook moeten nieuwe gebruiksmogelijkheden voor aangelegde grond worden gevonden die positief zijn voor de landbouwers en de Gemeenschap.
In dit verband dient prioriteit te worden gegeven aan de volgende onderwerpen: beoordeling van de milieu-effecten van landbouwmethoden, beperking en optimaal gebruik van inputs, gebruiksmogelijkheden voor aangelegde grond en aanpassing van produktieketens.
Het gebruik van biotechnologie in combinatie met traditionele methoden moet leiden tot het ontstaan van nieuwe genotypes in het kader van de dierlijke produktie, nieuwe variëteiten en hybriden die meer resistent zijn en/of meer opbrengst opleveren (vooral voor ander gebruik dan als levensmiddel), en van betere kwaliteit zijn.
Deze activiteiten, waarvan de resultaten direct van toepassing moeten zijn in de landbouw, zullen complementair zijn met de meer fundamentele activiteiten van het biotechnologieprogramma en met de commerciële toepassingen op het bovenvermelde gebied van de aspecifieke wetenschappen. Daarbij moet het accent vooral worden gelegd op de waardeverhoging van de landbouwprodukten en -nevenprodukten, de ontwikkeling van nieuwe biologische beschermingsmethoden voor gewassen, de ontwikkeling van nieuwe genotypes of variëteiten waarbij het gebruik van produktiefactoren kan worden beperkt door middel van biotechnologie en het gebruik van micro-organismen, zodat de produktiekostenkenmerken worden gedrukt. Dit aspect is vooral van belang in het kader van het concurrentievermogen van landbouwprodukten en het eventuele gebruik ervan voor andere doeleinden dan als levensmiddel.
Ter ondersteuning van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zal eveneens onderzoek worden verricht naar de controlemethoden inzake de tenuitvoerlegging van de verordening betreffende de verbetering van de instrumenten voor het volgen en beheren van de markten en het vooraf en achteraf analyseren van het effect van de instrumenten van het GLB. Voorts zullen economische prognosemodellen of andere kwantitatieve analyse-instrumenten worden ontwikkeld, alsmede informatie- en besluitvormingssystemen voor landbouwers en beleidsmakers.
Kwaliteitsbeleid: ter bevordering van de kwaliteit van produkten en ter ondersteuning van de in de communautaire regelgeving opgenomen nieuwe instrumenten op dit gebied (bescherming van geografische aanduidingen en van oorsprongsbenamingen, specificiteitscertificering, regeling inzake de biologische produktiemethode) moet onderzoek worden verricht om de desbetreffende criteria, de produkten en de zich op kwaliteit toeleggende produktieketens aan te geven en te karakteriseren en om de omstandigheden te definiëren en bekend te maken die de producent zo hoog mogelijke inkomsten opleveren.
De werkzaamheden zullen met name betrekking hebben op het verbeteren van de controlemethoden inzake de kwaliteit van landbouwprodukten, de verhoging van de toegevoegde waarde en de eerlijke verdeling daarvan tussen diegenen die bij de produktie zijn betrokken, het essentiële concept "totale kwaliteit", de analyse van consumentengedrag en de wetenschappelijke grondslagen voor de bevordering van primaire landbouwprodukten.
Diversificatie van de landbouwsector en nieuwe vormen van landgebruik: met het oog op diversificatie van de produktie en van de landbouwactiviteiten dient onderzoek te worden gedaan om alle mogelijkheden zonder uitzondering (in de voedingssector en daarbuiten) op te sporen en te analyseren. Bij voorkeur met een multidisciplinaire aanpak zullen ook de technologische en economische factoren die bijdragen tot een maximaal ontwikkelingsresultaat, worden gedefinieerd.
De wetenschappelijke grondslagen voor de diversificatie en het ombuigen van de produktie naar levensmiddelen of non-food produkten (evenals hernieuwbare energieprodukten) moeten worden versterkt en voor de landbouwers moeten aanvullende activiteiten worden ontwikkeld (bij voorbeeld toerisme, ambachten, bosbouw, enz.). Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de economische levensvatbaarheid en de verenigbaarheid van deze nieuwe produkten en activiteiten met milieubehoud.
Gezondheid van dieren en gewassen, welzijn van dieren: het onderzoek moet wetenschappelijke en technische steun bieden voor de ontwikkeling en toepassing van communautaire normen en voorschriften, vooral in het kader van de grote interne markt en met het oog op de taken van de Commissie wat gezondheidsvoorschriften voor dieren en gewassen en de bestrijding van ziekten en plagen in de landbouw betreft.
De nadruk zal vooral worden gelegd op de wetenschappelijke grondslagen met betrekking tot hygiëne, diagnose, risico-evaluatie, epidemiologie en preventieve en curatieve methoden, onderzoek van kwesties in verband met het welzijn van dieren, optimalisering van factoren in dierenvoeding en onderzoek als grondslag voor de goedkeuring van het gebruik van planten- en diergeneeskundige produkten met het oog op meer veiligheid voor de gebruikers van deze produkten en de consument.
Het gebruik van biotechnologie moet ook bijdragen aan de ontwikkeling van opsporingsproeven en diagnosemethoden in de strijd tegen planten- en dierenziekten.
Multifunctioneel bosbeheer: in het kader van de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling heeft de Gemeenschap zich zonder aarzeling vastgelegd op een beleid dat op de bescherming en de duurzame ontwikkeling van de bossen is gericht. Op de ministeriële conferenties over de bescherming van de Europese bossen (Straatsburg 1990 en Helsinki 1993) heeft zij zich ertoe verbonden een actieve bijdrage te leveren aan een serie gecoördineerde activiteiten op Europees niveau die tot een betere bescherming en een ecologisch verantwoord beheer van de bossen moeten leiden. In verband hiermee, maar ook ten behoeve van de uitvoering van de landbouw- en bosbouwmaatregelen waartoe in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is besloten, dient bij het bosbouwonderzoek prioriteit te worden gegeven aan de volgende thema's: verbetering van de fundamentele kennis die voor de uitvoering van een duurzaam bosbeheer nodig is, onderzoek betreffende het functioneren van bosecosystemen, ontwikkeling en verbetering van systemen voor boslandbouw (agro-forestry) en onderzoek op het gebied van de integratie van de vele functies van bossen.
Plattelandsontwikkeling: het onderzoek moet wetenschappelijke steun bieden voor de uitvoering van het communautaire beleid inzake plattelandsontwikkeling. In de periode 1994-1999 zal dit beleid grote veranderingen ondergaan. Belangrijke onderwerpen zijn: onderzoek inzake het methodologische instrumentarium voor het vooraf beoordelen, volgen en evalueren van de programma's en maatregelen voor plattelandsontwikkeling, analyse van beleidsplannen om de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling te verbeteren, opstelling van een typologie van de plattelandsgebieden, bepaling van sociaal-economische kernindicatoren, analyse van de belangrijkste problemen en beperkingen en van de belangrijkste mogelijkheden, invoering van nieuwe technologie en diversificatie van de bedrijvigheid in kwetsbare plattelandsgebieden (vooral die welke onder doelstelling 1 of 5b vallen), opsporing en activering van partners en organisaties die vermoedelijk een efficiënte bijdrage aan de plattelandsontwikkeling kunnen leveren, en uitwerking van modellen voor een economische ontwikkeling op basis van een geïntegreerde benadering en met gebruikmaking van lokale mogelijkheden.
In de regel zullen de economische haalbaarheid en de inachtneming van de normen op het gebied van milieubescherming bijzondere aandacht krijgen.
Visserij en aquacultuur
Het algemene doel is meer kennis en een beter begrip te verkrijgen van het marine ecosysteem, en vooral van de interacties tussen milieu, visserij en aquacultuur (waarbij ook technologie ter beperking van de milieu-effecten zal worden ontwikkeld), een en ander om te kunnen uitmaken hoe een evenwichtige exploitatie van de communautaire hulpbronnen voor visserij en aquacultuur kan worden bereikt. De sociaal-economische aspecten maken een integrerend deel van het programma uit en in verband daarmee moet ook een passende methodologie voor de evaluatie van het visserij- en aquacultuurbeleid worden ontwikkeld.
De werkzaamheden in deze sector zullen worden toegespitst op vijf terreinen:
- invloed van milieufactoren op essentiële biologische parameters (rekrutering, leeftijdsklassenverdeling, natuurlijke sterfte, enz.). Marine hulpbronnen: doel is te komen tot een beter inzicht in het effect van milieufactoren. In voorkomend geval zullen deze werkzaamheden aansluiten op de werkzaamheden in het kader van het programma marine wetenschappen en technologie;
- invloed van visserij en aquacultuur op het milieu: beoogd wordt meer kennis en een beter begrip te verkrijgen van de effecten van visserij en aquacultuur op het ecosysteem tegen de achtergrond van andere verstoringen van het milieu door natuurlijke (bij voorbeeld hydrografische) oorzaken en door andere antropogene factoren dan de visserij (bij voorbeeld vervuiling, eutrofiëring, grindwinning), een en ander om de omstandigheden voor een evenwichtige exploitatie van de communautaire hulpbronnen voor visserij en aquacultuur te kunnen scheppen;
- biologisch onderzoek van diersoorten voor aquacultuur: de activiteiten op dit terrein zullen bijdragen tot een betere biologische kennis van aquatische diersoorten, waarbij het erom gaat de aquacultuur economisch rendabel te maken zonder het milieu te schaden. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de genetische geschiktheid van gekweekte soorten, en daarnaast ook aan pathologische aspecten en aan multidisciplinaire benaderingen. Voorts zal onderzoek aan nieuwe soorten met het oog op diversificatie worden bevorderd;
- sociaal-economische aspecten van het op de visserij gebaseerde bedrijfsleven: het gaat erom meer kennis en een beter begrip te verkrijgen van de activiteiten en de bedrijfsvoering in alle op de visserij gebaseerde sectoren dus met inbegrip van de met de visserij verbonden andere bedrijfstakken. Daarbij zal in het bijzonder de nadruk worden gelegd op multidisciplinaire studies;
- methodologische verbeteringen: beoogd wordt verbeteringen aan te brengen in bestaande methodologie, waarbij het accent zal liggen op het verzamelen van gegevens en de ontwikkeling van nieuwe instrumenten en technieken.
Via coördinatie te verwezenlijken doelstellingen
Op terreinen waarvoor de Lid-Staten uitgebreide programma's hebben, zal het streven vooral zijn gericht op coördinatie om over de hele linie zo doelmatig mogelijk te kunnen werken. Daartoe zullen Europese netwerken worden gevormd die het merendeel van de relevante actoren op het betrokken gebied omvatten. Daarvoor komen bij voorbeeld de volgende terreinen in aanmerking:
- de primaire produktie in de land- en bosbouw en in de visserij en aquacultuur, waarbij het accent vooral zal liggen op een duurzame exploitatie, kwaliteit, een betrouwbare voorziening van de afnemers en interacties met het milieu;
- de ontwikkeling van plattelands- en kustgebieden: de OTO-activiteiten van de Lid-Staten die van belang kunnen zijn voor de ontwikkeling van plattelands- en kustgebieden, zijn sterk versnipperd. Coördinatie in Europees verband zal gelegenheid voor de uitwisseling van ervaringen, kennis en technieken bieden en zo innovatieve oplossingen voor de problemen van de betrokken gebieden helpen ontwikkelen. Er zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die door nieuwe economische bedrijvigheid in plattelands- en kustgebieden worden geopend, aan opleiding en aan de evaluatie van de sociaal-economische en milieu-effecten van dergelijke bedrijvigheid;
- voedselproduktie en -verwerking: er zullen netwerken worden opgezet voor een betere integratie van onderzoek dat in nationaal verband wordt uitgevoerd, waarbij met name onderzoek betreffende de voedselproduktie, veilig en gezond voedsel en sociaal-economische aspecten zal worden samengebracht en ook nog zal worden gecombineerd met onderzoek inzake de verwerking tot levensmiddelen.
Een dergelijke bundeling van ervaringen moet synergetische effecten opleveren die tot voordeel van de primaire producenten, de verwerkende bedrijven, de consumenten en de andere bij de ontwikkeling van plattelands- en kustgebieden betrokken partijen zullen strekken.
Geconcludeerd mag worden dat met de werkzaamheden in het kader van dit programma wordt beoogd de toepassing te verruimen van de basistechnologie die op biotechnologisch en biomedisch gebied is ontwikkeld, en van technologieën die geschikt zijn voor milieubescherming, energie en gericht sociaal-economisch onderzoek.
Op bepaalde vakgebieden zullen aanvullende werkzaamheden worden verricht door het GCO, in nauwe samenwerking met nationale laboratoria, hoofdzakelijk in verband met de analyse en de technische ondersteuning van het GLB en het GVB.
BIJLAGE II
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE III
UITVOERING VAN HET PROGRAMMA
1. De voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap zijn bepaald in bijlage IV van het besluit betreffende het vierde kaderprogramma.
De regels voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten, alsmede de regels voor de verspreiding van de onderzoekresultaten zijn bepaald in de maatregelen van artikel 130 J van het EG-Verdrag.
Om het programma ten uitvoer te brengen zullen daarentegen de volgende uitzonderingen toegepast worden:
1.1. Deelname aan dit programma is open, met financiële bijdrage van de Gemeenschap,
a) voor alle entiteiten die gevestigd zijn in de Gemeenschap en regelmatig OTO-activiteiten uitvoeren of geassocieerd met een derde land (geheel of tendele) met de implementatie van het relevante programma door middel van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en dit derde land;
b) voor alle Gezamenlijke Centra voor Onderzoek.
1.2. Deelname aan dit programma is open, zonder financiële bijdrage van de Gemeenschap, onder die condities dat hun deelname in de belangstelling staat voor de Gemeenschapspolitiek
a) voor legale entiteiten die in een land gevestigd zijn dat een wetenschappelijke en technische overeenkomst heeft met de Gemeenschap in relatie tot activiteiten die door het programma gedekt worden en voorbehouden dat de participatie overeenstemt met de voorwaarden van de overeenkomst;
b) voor legale entiteiten die gevestigd zijn in een Europees land;
c) voor internationale onderzoeksorganisaties.
1.3. De participatie van Europese internationale organisaties kan in speciale gevallen gefinancierd worden op dezelfde basis als die voor Gemeenschapsorganisaties.
2. Dit programma wordt uitgevoerd door middel van:
2.1. Werkzaamheden voor gezamenlijke rekening, onder de volgende voorwaarden:
- industriële OTO-projecten uitgevoerd door ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten, waaronder ook consortia voor geïntegreerde acties, waarbij deze rond een gemeenschappelijk thema worden samengebracht;
- projecten voor fundamenteel onderzoek binnen themanetwerken die moeten worden opgericht rond aspecifieke technologieën van strategisch belang en waarbij bedrijven, onderzoekcentra en universiteiten zijn betrokken;
- technologische stimuleringsmaatregelen die erop gericht zijn de deelneming van het MKB aan te moedigen en te vergemakkelijken door de toekenning van een premie voor de verkennende fase van een OTO-activiteit (onder meer voor het zoeken van partners) en door onderzoek in samenwerkingsverband. Dergelijke premies worden toegekend na selectie van beknopte voorstellen die te allen tijde kunnen worden ingediend;
- steun voor de financiering van infrastructuren of installaties die onontbeerlijk zijn voor de uitvoering van een coördinerende actie (versterkte coördinatie);
- demonstratie-activiteiten als bedoeld in bijlage III van het kaderprogramma, die dienen om de belemmeringen voor het gebruik van nieuwe technologieën uit de weg te ruimen en de overdracht van deze technologieën tussen de ontwikkelaars en de gebruikers te bevorderen. Uitvoerbaarheidspremies en directe steun voor de betrokkenen bij deze technologieën zijn eveneens mogelijk.
2.2. Gecoördineerde werkzaamheden, die bestaan in de coördinatie, vooral in de vorm van overlegnetwerken, van OTO- en demonstratieprojecten die reeds door de overheid of door particuliere instanties worden gefinancierd. Gecoördineerde werkzaamheden kunnen ook dienen voor de coördinatie die nodig is voor de werking van de themanetwerken waarin, via OTO-projecten voor werkzaamheden voor gezamenlijke rekening (zie 2.1., eerste streepje), fabrikanten, gebruikers, universiteiten en onderzoekcentra rond één technologische of industriële doelstelling worden samengebracht.
2.3. Specifieke maatregelen, zoals maatregelen ter bevordering van de normalisatie en maatregelen voor de totstandbrenging van gereedschappen voor algemene doeleinden ten behoeve van onderzoekcentra, universiteiten en ondernemingen. De deelneming van de Gemeenschap hierin kan tot 100 % van de kosten van de maatregelen belopen.
2.4. Voorbereidende, begeleidende en ondersteunende maatregelen, onder de volgende voorwaarden:
- studies ter ondersteuning van dit programma en ter voorbereiding van eventuele latere acties;
- conferenties, studiebijeenkomsten, workshops of andere wetenschappelijke of technische bijeenkomsten, waaronder ook vergaderingen voor intersectoriële of multidisciplinaire coördinatie;
- gebruik van externe deskundigheid, waaronder toegang tot wetenschappelijke databases;
- wetenschappelijke publikaties, waaronder de verspreiding, bekendmaking en benutting van resultaten (gecoördineerd met de onder de derde activiteit verrichte werkzaamheden);
- studies ter beoordeling van de sociaal-economische gevolgen en de eventuele technologische risico's van alle projecten van dit programma;
- opleidingsactiviteiten in verband met onder dit programma vallend onderzoek;
- onafhankelijke evaluatie (studies inbegrepen) van het beheer en de uitvoering van de activiteiten van het programma;
- steunmaatregelen ten behoeve van voorlichtingsnetwerken en gedecentraliseerde steunverlening ten behoeve van het MKB in nauwe samenhang met de actie Euromanagement-audits.
De verspreiding en exploitatie van resultaten die in dit programma verkregen zijn, zullen complementair zijn aan die uitgevoerd door de derde actie en zullen in hechte samenwerking hiermee worden geïmplementeerd. De netwerken van participanten van OTO-projecten zijn in principe de mechanismen van verspreiding en valorisatie van de resultaten. Deze zullen versterkt worden met publikaties, conferenties, promotie van resultaten, studies van technische economische potentie enz. Om optimale exploitatie te garanderen zullen al die factoren die het gebruik van resultaten mogelijk maken overwogen worden aan de start van de projecten en terwijl zij in uitvoering zijn.