Home

VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING (EG) VAN DE RAAD BETREFFENDE HET SCHEPPEN VAN WERKGELEGENHEID EN DE ONDERSTEUNING VAN KLEINE EN ZEER KLEINE BEDRIJFJES IN DE MAGHREBLANDEN

VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING (EG) VAN DE RAAD BETREFFENDE HET SCHEPPEN VAN WERKGELEGENHEID EN DE ONDERSTEUNING VAN KLEINE EN ZEER KLEINE BEDRIJFJES IN DE MAGHREBLANDEN

/* COM/94/289 DEF - SYN 94/0167 */

Publicatieblad Nr. C 214 van 04/08/1994 blz. 0026


Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het scheppen van werkgelegenheid en de ondersteuning van kleine en zeer kleine bedrijven in de Maghreblanden (94/C 214/08) (Voor de EER relevante tekst) COM(94) 289 def. - 94/0167 (SYN)

(Door de Commissie ingediend op 8 juli 1994)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W,

Gezien het voorstel van de Commissie,

In samenwerking met het Europees Parlement,

Overwegende dat er, gezien de chronisch hoge werkloosheidsniveaus in de Maghreblanden en de door een vrijhandelszone vereiste, belangrijke aanpassingen van de industriesectoren waarvoor reeds onderhandelingen met Marokko en Tunesië zijn aangeknoopt, via economische en financiële samenwerking in de bovengenoemde landen nieuwe maatregelen dienen te worden getroffen om de schepping van duurzame werkgelegenheid en de ontwikkeling van kleine en zeer kleine bedrijven te bevorderen, rekening houdend met de door de Gemeenschap, als een van de belangrijkste partners van de Maghreblanden, opgedane ervaring;

Overwegende dat dit programma dient te worden uitgevoerd met financiering uit de communautaire begroting, in de vorm van giften;

Overwegende dat de regelingen en voorschriften voor het beheer van deze vorm van samenwerking dienen te worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap zal financieel en technisch met de Maghreblanden samenwerken om duurzame werkgelegenheid te helpen scheppen en de ontwikkeling van kleine en zeer kleine bedrijven te steunen.

Artikel 2

1. Bij de onder de in artikel 1 bedoelde samenwerking uit te voeren projecten en maatregelen wordt voorrang gegeven aan:

- oprichting en ontwikkeling van kleine en zeer kleine bedrijven, beroepsopleiding, herstructurering van industrieën, ontwikkeling van instellingen en toegang tot informatie.

2. De Gemeenschap mag hulp verlenen bij investeringsprojecten, uitvoerbaarheidsstudies, technischebijstand en opleiding. Voor investeringsprojecten zullen uitvoeringsvoorwaarden en -criteria gelden, waardoor aanzienlijke marktverstoringen worden voorkomen.

3. De Gemeenschap zal de onder deze verordening vallende maatregelen met giften financieren.

4. Voor investeringsprojecten worden de giften toegekend aan instellingen die als financiële bemiddelaars fungeren, en aangewend volgens de overeengekomen voorwaarden en criteria. Die aanwending zal echter niet de vorm aannemen van de verstrekking van niet-terugvorderbaar kapitaal. De promotor zal ten minste 15 % van de totale investeringskosten financieren, hetzij met eigen middelen, hetzij tegen marktvoorwaarden.

5. Alle revolverende fondsen die krachtens deze verordening door een actie van de Europese Gemeenschap worden opgebracht, worden namens de Europese Gemeenschap bij financiële bemiddelaars in bewaring gegeven en beheerd volgens de vereisten van de betrokken actie en de beginselen van goed beheer. Alle door financiële bemiddelaars gehouden tegoeden worden aan de Regeringen van de gesteunde landen uitbetaald, indien de bemiddelaar niet meer bij de actie betrokken is of de actie wordt stopgezet. De aldus ter beschikking gestelde middelen zullen overeenkomstig het bepaalde in deze verordening worden benut.

6. Om voor de samenhang van de samenwerking te zorgen en het onderling aanvullende karakter van de maatregelen te vergroten, zullen de Lid-Staten, de Commissie en de Europese Investeringsbank alle ter zake doende informatie over financieringen die zij voornemens zijn te verstrekken, uitwisselen. Wanneer de informatie wordt uitgewisseld, wordt er naar mogelijkheden voor co-financiering gezocht.

7. De Lid-Staten, de Commissie en de Europese Investeringsbank zullen ook, in het kader van het in artikel 5 bedoelde comité, mededelen over welke informatie zij beschikken over andere bilaterale en multilaterale hulp aan de ontvangende landen.

Artikel 3

De in onderhavige verordening bedoelde steun kan worden verleend in combinatie met financieringen uit de eigen middelen van de Europese Investeringsbank en bij wijze van cofinanciering met de Lid-Staten, derde landen in de betrokken regio, multilaterale instanties of de Maghreblanden zelf. Voor zover enigszins mogelijk, moet het communautaire karakter van deze steun bewaard blijven.

Artikel 4

1. De financieringsbesluiten met betrekking tot de in de onderhavige verordening bedoelde projecten en maatregelen worden volgens de in artikel 5 aangegeven procedure vastgesteld.

2. De financieringsbesluiten met betrekking tot algemene kredieten voor technische samenwerking en opleiding worden volgens de in artikel 5 voorgeschreven procedure vastgesteld.

De Commissie stelt het in artikel 5 bedoelde comité in kennis van het gebruik dat er van deze algemene kredieten werd gemaakt.

3. De besluiten tot wijziging van de volgens de procedure van artikel 5 genomen besluiten worden door de Commissie vastgesteld, wanneer zij noch aanzienlijke wijzigingen noch een extra bedrag dat hoger is dan 20 % van het oorspronkelijk uitgetrokken bedrag inhouden.

Artikel 5

1. De Commissie wordt in haar taak bijgestaan door het bij artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen, ingestelde MED-comité.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor de te treffen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit project, binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de dringendheid van het betreffende vraagstuk kan vaststellen. Dat advies wordt uitgebracht met de meerderheid zoals bepaald in artikel 148, lid 2, van het Verdrag, voor de goedkeuring van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet nemen. Bij de stemmingen binnen het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen met de in dat artikel bepaalde wegingsfactor. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast, wanneer deze in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien er geen advies is uitgebracht, legt de Commissie de Raad onverwijld een voorstel voor de te treffen maatregelen voor. De Raad beslist dan met gekwalificeerde meerderheid.

Indien de Raad na de verstrijking van een termijn van drie maanden nadat het voorstel hem is voorgelegd nog geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 6

1. De Commissie gaat na wat de stand van zaken is in verband met de samenwerking krachtens de onderhavige verordening en stelt het Europees Parlement en de Raad daarvan eenmaal per jaar in kennis.

2. De Commissie gaat tot een evaluatie van de voornaamste voltooide projecten over, teneinde vast te stellen of de bij de bestudering van deze projecten omschreven doelstellingen zijn bereikt en om daaruit af te leiden volgens welke richtsnoeren de toekomstige hulpactiviteiten efficiënter kunnen worden gemaakt. Deze evaluatieverslagen worden aan de Lid-Staten toegezonden.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.