Home

ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

Publicatieblad Nr. C 236 van 11/09/1995 blz. 0056


Advies over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen () (95/C 236/20)

De Raad heeft op 10 april 1995 besloten, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 43 en 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

De Afdeling voor landbouw en visserij, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 mei 1995 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Strasser.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 31 mei en 1 juni 1995 gehouden 326e Zitting (vergadering van 31 mei 1995) het volgende advies uitgebracht dat met algemene stemmen werd goedgekeurd.

1. Doel van het onderhavige Commissievoorstel is de vaststelling van nationale gegarandeerde hoeveelheden (NGH) gedroogde voedergewassen voor de nieuw lid-staten van de EU, zoals die al voor de overige lid-staten zijn vastgesteld, en de dienovereenkomstige wijziging van de voor de hele EU vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheden (GMH).

Bij de vaststelling van de NGH's voor de oorspronkelijke lid-staten (EU-12) is rekening gehouden met de hoeveelheid gedroogde voedergewassen die - volgens de gegevens waarover de Commissie in juli 1994 beschikte - in de verkoopseizoenen 1992/1993 en 1993/1994 gemiddeld is geproduceerd en waarvoor krachtens artikel 5, lid 2 (eerste alinea) van Verordening (EEG) nr. 1117/78 steun is toegekend.

Ook in Oostenrijk, Zweden en Finland worden gedroogde voedergewassen geproduceerd waarvoor in het kader van de gemeenschappelijk ordening van de markt voor gedroogde voerdergewassen steun mag worden aangevraagd. Voorwaarde voor de toekenning van die steun is echter dat er ook voor deze landen NGH's worden vastgesteld. Daarvoor gaat de Commissie uit van de gemiddelde droogvoerproduktie in 1992 en 1993. De door de Commissie voorgestelde NGH's bedragen voor

- Zweden : 11 000 t - Finland : 3 000 t - Oostenrijk : 4 400 t.

2. Het Comité stemt in beginsel met het onderhavige Commissievoorstel in. Het merkt daarbij op dat de NGH voor Oostenrijk in grote mate met de behoeften in overeenstemming is. Hetzelfde geldt niet voor Finland en Zweden, waar in de jaren voorafgaande aan de referentiejaren veel meer kunstmatig gedroogde voedergewassen zijn geproduceerd. Als gevolg van de weersomstandigheden lag de produktiehoeveelheid in de jaren 1992 en 1993 in Zweden en Finland onder het langjarige gemiddelde. Met de laatste hoeveelheid waarvoor Finland steun heeft aangevraagd (6 000 t), zou in ieder geval één drooginstallatie volledig kunnen worden benut. Zweden heeft een NGH van 15 000 t aangevraagd. Het Comité dringt er derhalve bij de Raad op aan, zich nogmaals te beraden over de door de Commissie voor Finland en Zweden voorgestelde NGH's. Daarbij zij opgemerkt dat toekenning van steun op grond van Verordening nr. 603/95 ook de instandhouding van de exploitatie van grasland ten goede komt. Dit geldt vooral voor gebieden waar er nauwelijks alternatieven voor grasland zijn.

Brussel, 31 mei 1995.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

Carlos FERRER

() PB nr. C 79 van 31. 3. 1995, blz. 7.