Home

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/95 door de Raad vastgesteld op 2 juni 1995 met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding volgens het actiekader voor de volksgezondheid (1996-2000)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/95 door de Raad vastgesteld op 2 juni 1995 met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding volgens het actiekader voor de volksgezondheid (1996-2000)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/95 door de Raad vastgesteld op 2 juni 1995 met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding volgens het actiekader voor de volksgezondheid (1996-2000)

Publicatieblad Nr. C 216 van 21/08/1995 blz. 0021


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/95 door de Raad vastgesteld op 2 juni 1995 met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding volgens het actiekader voor de volksgezondheid (1996-2000) (95/C 216/03)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4),

(1) Overwegende dat, uit hoofde van artikel 3, onder o), van het Verdrag, het optreden van de Gemeenschap een bijdrage tot het verwezenlijken van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid moet omvatten; dat artikel 129 op dat gebied in de bevoegdheid van de Gemeenschap voorziet, waar zij de samenwerking tussen de Lid-Staten bevordert en, indien nodig, hun activiteiten ondersteunt;

(2) Overwegende dat de te voeren acties moeten worden ondernomen in het door de Commissie omschreven actiekader op het gebied van de volksgezondheid en dat daarbij, zoals de Raad in zijn resolutie van 27 mei 1993 (5) verlangde, met andere acties van de Gemeenschap op het gebied van, of met gevolgen voor, de volksgezondheid rekening moet worden gehouden;

(3) Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 2 juni 1994 (6), naar aanleiding van de mededeling van de Commissie van 29 maart 1994 betreffende een actiekader op het gebied van de volksgezondheid, ook gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding noemt bij de prioritaire gebieden van het communautaire optreden waarvoor de Commissie verzocht wordt voorstellen voor acties in te dienen;

(4) Overwegende dat de Raad en de Ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 23 november 1988 over gezondheidsonderricht op school (7), met nadruk erop hebben gewezen dat bepaalde voedingsgewoonten, het ongecontroleerd gebruik van bepaalde chemische stoffen en geneesmiddelen, het drugsgebruik, het roken en de verontreiniging van het milieu schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid, mede gelet op de problemen op het gebied van veiligheid en ongevallenpreventie;

(5) Overwegende dat de Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 3 december 1990 betreffende een communautair actieplan inzake voeding en gezondheid (8) hebben onderstreept dat de bevordering van een gezonde leefwijze gerelateerd aan voeding van essentieel belang is om het publiek in staat te stellen de nodige keuzen te maken om voor een aan de persoonlijke behoeften aangepaste voeding zorg te dragen;

(6) Overwegende dat de Raad en de Ministers van Volksgezondheid van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun conclusies van 13 november 1992 (9), in antwoord op de mededeling van de Commissie van 11 mei 1992 aan de Raad over gezondheidsonderricht op school (10), de school hebben gekenschetst als de plaats bij uitstek voor de systematische ontwikkeling van een gezonde leefwijze die tot vermindering van ziekten en ongevallen zal bijdragen, en hebben geoordeeld dat er vele andere plaatsen zijn, zoals tehuizen, lokale gemeenschappen, werkplekken, ziekenhuizen, enz., waar gezondheidsbevordering en -onderricht een centrale rol spelen, en de Commissie hebben verzocht de samenwerking tussen de Lid-Staten bij de tenuitvoerlegging van effectieve acties voor gezondheidsbevordering en -onderricht op de diverse lokaties te versterken;

(7) Overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie betreffende de volksgezondheid, gezondheidsbevordering en -onderricht (11) een aantal voorstellen voor communautaire actie heeft geformuleerd op het gebied van de preventie van ongevallen en van hart- en vaatziekten die niet het voorwerp van thans bestaande communautaire programma's zijn;

(8) Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 2 juni 1994 betreffende hart- en vaatziekten (12) de Commissie verzocht heeft te studeren op de stimuleringsmaatregelen gericht op de preventie van hart- en vaatziekten en de voortzetting van het onderzoek naar de desbetreffende risicofactoren;

(9) Overwegende dat de resultaten van de geïntegreerde aanpak, zoals toegepast in het gezamenlijk project van de Wereldgezondheidsorganisatie, de Raad van Europa en de Europese Gemeenschap, "Het Europees netwerk van gezondheidsbevorderende scholen", wat de uitvoeringswijzen van gezondheidsbevordering op specifieke lokaties aangaat, bemoedigend zijn;

(10) Overwegende dat wordt erkend dat bij de gezondheidsbevordering sociaal-economische omstandigheden zoals huisvesting, werkloosheid, verstedelijking en sociale uitsluiting in aanmerking moeten worden genomen, in het bijzonder voor hen die in minder ontwikkelde regio's moeten leven;

(11) Overwegende dat gezondheidsonderwijs en -voorlichting expliciet in de bepalingen van het Verdrag betreffende de volksgezondheid worden vermeld en voor communautaire actie op het gebied van de volksgezondheid een prioriteit vormen;

(12) Overwegende dat een communautaire actie ter ondersteuning van de gezondheidsbevordering, vanwege de omvang en de gevolgen van deze actie, een betere verwezenlijking van de beoogde doelstellingen mogelijk maakt;

(13) Overwegende dat de samenwerking met de bevoegde internationale organisaties en met derde landen versterking behoeft;

(14) Overwegende dat met een meerjarenprogramma dient te worden gestart dat duidelijke doelstellingen voor communautaire actie heeft; dat er prioritaire acties dienen te worden geselecteerd ter bevordering van de gezondheid van alle burgers van de Gemeenschap en passende mechanismen voor de evaluatie van deze acties;

(15) Overwegende dat het programma een bijdrage dient te leveren tot verhoging van het bewustzijn van gezondheidsdeterminanten en van risicofactoren en de ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak van de gezondheidsbevordering dient te stimuleren;

(16) Overwegende dat vanuit operationeel oogpunt de in het verleden reeds aangevangen werkzaamheden, zowel in de vorm van het opzetten van communautaire netwerken van niet-gouvernementele organisaties als van de mobilisatie van allen die bij gezondheidsbevordering en -onderricht betrokken zijn, dienen te worden veilig gesteld en ontwikkeld;

(17) Overwegende dat zich mogelijk voordoend dubbel werk echter moet worden vermeden door de bevordering van uitwisseling van ervaringen en door de gezamenlijke ontwikkeling van modules van basisinformatie voor het publiek, voor het gezondheidsonderricht en voor de opleiding van beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector;

(18) Overwegende dat de doelstellingen van dit programma en de acties ter verwezenlijking ervan deel uitmaken van de eisen inzake gezondheidsbescherming bedoeld in artikel 129, lid 1, derde alinea, van het Verdrag, en derhalve een bestanddeel van het Gemeenschapsbeleid op andere gebieden vormen;

(19) Overwegende dat het van belang is dat de Commissie het actieprogramma in nauwe samenwerking met de Lid-Staten uitvoert; dat het daartoe noodzakelijk is een procedure in te stellen die ervoor kan zorgen dat de Lid-Staten volledig aan de uitvoering ervan deelnemen;

(20) Overwegende dat op 20 december 1994 overeenstemming is bereikt over een "modus vivendi" tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de uitvoeringsmaatregelen van besluiten die volgens de procedure van artikel 189 B van het EG-Verdrag worden vastgesteld;

(21) Overwegende dat in dit besluit de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd daarvan worden vastgesteld en dat dit bedrag in de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het referentiebedrag bij uitstek vormt, in de zin van punt 1 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995;

(22) Overwegende dat dit programma een looptijd van vijf jaar dient te hebben teneinde met de ten uitvoer te leggen acties de vastgestelde doelstellingen te kunnen verwezenlijken;

(23) Overwegende dat het, om de waarde en de impact van het actieplan te vergroten, nodig is de ondernomen acties permanent te evalueren, met name ten aanzien van hun doeltreffendheid en de verwezenlijking van de doelstellingen, zowel op nationaal als op communautair niveau, en dat in voorkomend geval de noodzakelijke aanpassingen moeten worden verricht,

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1. Hierbij wordt in het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid een communautair actieprogramma inzake gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding, hierna te noemen "dit programma", vastgesteld voor de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 2000.

2. Dit programma heeft tot doel bij te dragen tot een hoge graad van gezondheidsbescherming en omvat acties die gericht zijn op:

- het stimuleren van de op gezondheidsbevordering gerichte benadering in het gezondheidsbeleid van de Lid-Staten door middel van steunverlening aan verschillende samenwerkingsacties (uitwisseling van ervaringen, proefprojecten, netwerken, enz.),

- het aanmoedigen van een gezonde levenswijze en een gezond gedrag,

- het bevorderen van de kennis van de risicofactoren of van de aspecten die bevorderlijk zijn voor de gezondheid,

- het bevorderen van intersectoriële en multidisciplinaire benaderingswijzen van gezondheidsbevordering, rekening houdend met de uit sociaal-economisch en milieu-oogpunt noodzakelijke voorwaarden voor de gezondheid van het individu en de gemeenschap, en dan vooral van de minder bedeelde groepen.

3. De in het kader van dit programma uit te voeren acties en hun specifieke doelstellingen zijn in de bijlage opgenomen onder de volgende rubrieken:

A. Strategieën en structuren voor gezondheidsbevordering

B. Specifieke preventiemaatregelen en gezondheidbevorderende maatregelen

C. Gezondheidsvoorlichting

D. Gezondheidsonderwijs

E. Beroepsopleiding in volksgezondheid en gezondheidsbevordering.

Artikel 2

Uitvoering

1. De Commissie zorgt in nauwe samenwerking met de Lid-Staten voor de uitvoering van de in de bijlage beschreven acties overeenkomstig artikel 5.

2. De Commissie werkt samen met de instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding.

3. De Lid-Staten wordt verzocht de maatregelen te treffen die zij nodig achten voor het coördineren en het organiseren van de uitvoering van dit programma op nationaal niveau.

Artikel 3

Begroting

1. Het bedrag voor de uitvoering van dit programma in de in artikel 1 genoemde periode wordt vastgesteld op 30 miljoen ecu.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegewezen binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 4

Samenhang en complementariteit

Bij hun optreden op het gebied van de volksgezondheid en op met name de gebieden van het onderwijs en de beroepsopleiding (programma's "Socrates" en "Leonardo") en op dat van het onderzoek (Biomed II), alsmede van de gezondheid en de veiligheid op het werk, dragen de Commissie en de Lid-Staten er zorg voor dat de in het kader van dit programma uit te voeren communautaire acties samenhangen met en een aanvulling vormen op de overige programma's en initiatieven van de Gemeenschap op dit gebied.

Artikel 5

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna te noemen "comité", bestaande uit twee vertegenwoordigers per Lid-Staat en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité ontwerpen voor van te nemen maatregelen met betrekking tot:

a) het reglement van orde van het comité;

b) een jaarlijks werkprogramma waarin de prioriteiten van de actie worden beschreven;

c) de regelingen, criteria en procedures voor de selectie en de financiering van projecten in het kader van dit programma, met inbegrip van de projecten die een samenwerking met de op het gebied van de volksgezondheid bevoegde internationale organisaties en deelneming van de in artikel 6, lid 2, bedoelde landen inhouden;

d) de evaluatieprocedure;

e) de regelingen voor de verspreiding en overdracht van de resultaten;

f) de wijze van samenwerking met de in artikel 2, lid 2, bedoelde instellingen en organisaties.

Het comité brengt over het hierboven bedoelde ontwerp van maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, voor twee maanden te rekenen vanaf de datum van deze kennisgeving uit.

De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

3. De Commissie kan voorts het comité raadplegen over elk ander probleem in verband met de uitvoering van dit programma.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij met het advies rekening heeft gehouden.

4. De vertegenwoordiger van de Commissie informeert het comité regelmatig:

- over de financiële steun die in het kader van dit programma is verleend (bedrag, duur, onderverdeling en begunstigden);

- ter wille van de samenhang en complementariteit bedoeld in artikel 4, over de Commissievoorstellen of communautaire initiatieven en de uitvoering van programma's op andere gebieden die rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van de doelstellingen van dit programma.

Artikel 6

Internationale samenwerking

1. Bij de uitvoering van dit programma wordt samenwerking met derde landen en met de op het gebied van de volksgezondheid bevoegde internationale organisaties, met name de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa, aangemoedigd en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de procedure van artikel 5.

2. Het programma staat open voor deelname van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) overeenkomstig de voorwaarden die worden gesteld in de met die landen te sluiten aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten, betreffende de deelname aan communautaire programma's. Dit programma wordt, volgens dezelfde regels als ten aanzien van de EVA-landen worden toegepast, op basis van aanvullende kredieten opengesteld voor deelname van Cyprus en Malta, volgens met deze landen overeen te komen procedures.

Artikel 7

Follow-up en evaluatie

1. De Commissie zorgt, met inachtneming van de door de Lid-Staten opgemaakte balansen, en, indien nodig, met de deelneming van onafhankelijke deskundigen, voor de evaluatie van de gevoerde acties.

2. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad halverwege een tussentijds verslag en na afloop van dit programma een eindverslag in. Daarin verwerkt zij het resultaat van de evaluaties. Zij doet deze verslagen ook aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's toekomen.

Gedaan te . . .

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter

(1) PB nr. C 252 vam 9. 9. 1994, blz. 3.

(2) PB nr. C 102 van 24. 4. 1995, blz. 15.

(3) Advies uitgebracht op 16 november 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) Advies van het Europees Parlement van 15 maart 1995 (PB nr. C 89 van 10. 4. 1995, blz. 89), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 2 juni 1995 en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(5) PB nr. C 174 van 25. 6. 1993, blz. 1.

(6) PB nr. C 165 van 17. 6. 1994, blz. 1.

(7) PB nr. C 3 van 5. 1. 1989, blz. 1.

(8) PB nr. C 329 van 31. 12. 1990, blz. 1.

(9) PB nr. C 326 van 11. 12. 1992, blz. 2.

(10) Document SEC(92) 476 def.

(11) Document PE-205-804 def.

(12) PB nr. C 165 van 17. 6. 1994, blz. 3.

BIJLAGE

COMMUNAUTAIR ACTIEPROGRAMMA TER BEVORDERING VAN DE GEZONDHEID (1996-2000)

A. Strategieën en structuren voor gezondheidsbevordering

Doelstelling

De evaluatie van de impact van de diverse beleidsonderdelen en van de hulpmiddelen op de gezondheidsbevordering stimuleren en in de Lid-Staten de ontwikkeling aanmoedigen van een op gezondheidsbevordering gebaseerde aanpak, door het bevorderen van de uitstippeling en beoordeling van gezondheidbevorderende strategieën en de verspreiding van de beste praktijken.

Acties

1. Studies en vergelijkend onderzoek naar de impact van de diverse onderdelen van het communautaire beleid en van de instrumenten op de gezondheidsbevordering en naar de gezondheidbevorderende structuren en strategieën, en de evaluatie daarvan; acties ter aanmoediging en ondersteuning van samenwerking tussen de Lid-Staten inzake diverse strategische aspecten van volksgezondheid en gezondheidsbevordering.

2. Steun aan transnationale netwerken van nationale, regionale of plaatselijke gezondheidsbevorderingsinstanties die een geïntegreerde aanpak hanteren (d.w.z. een aanpak die de verschillende determinanten, kaders en bevolkingsgroepen bestrijkt) en bevordering van gemeenschappelijke activiteiten en projecten.

B. Specifieke preventiemaatregelen en gezondheidbevorderende maatregelen

Doelstelling

De kennis van de situatie en het probleem van de gezondheidsbevordering met betrekking tot bepaalde risicofactoren en gezondheidsdeterminanten en bepaalde achtergestelde bevolkingsgroepen vergroten, met name in samenwerking met de acties in het kader van het Biomed-programma. Stimulering van intersectoriële en multidisciplinaire methoden van gezondheidsbevordering die zich richten op kwetsbare of achtergestelde groepen.

Acties

3. Steun voor geïntegreerde gezondheidsbevorderingsacties en -projecten ten behoeve van kansarme of kwetsbare groepen en specifieke probleemgebieden, en het opnemen van een intersectoriële dimensie van gezondheidsbevordering.

4. Onderzoek, in samenhang met de desbetreffende studies in het kader van de kankerbestrijding, naar het belang van evenwichtige voeding als gezondheidbevorderende maatregel en naar de rol van voeding in de etiologie van ziekten.

Steun voor de voorlichting van het grote publiek met het oog op een beter inzicht in de basisbeginselen van de voeding.

5. Bevordering van analyse, evaluatie, uitwisseling van ervaringen en informatie, en ondersteuning van acties inzake innoverende maatregelen ter preventie van hart- en vaatziekten en van cerebrovasculaire aandoeningen, rekening houdend met de risicofactoren van deze ziekten.

6. Steun voor de uitwisseling van ervaringen en informatie over het rationele gebruik van medicijnen, met name betreffende generieke medicijnen, en zelfmedicatie, in samenwerking met huisartsen en apothekers. Uitwisseling van ervaringen met voorlichting van het publiek over het gebruik van geneesmiddelen, en dan vooral van vrij verkrijgbare geneesmiddelen.

7. Bevordering van onderzoek, evaluatie en uitwisseling van ervaringen, alsmede ondersteuning van acties inzake maatregelen ter voorkoming van drankmisbruik en de gevolgen daarvan voor de gezondheid en op sociaal gebied.

C. Gezondheidsvoorlichting

Doelstelling

Het verbeteren van de kennis van de mechanismen voor het opstellen van boodschappen en voor het evalueren van methodes van gezondheidsvoorlichting alsmede het bevorderen van de uitwisseling van informatie en documentatie tussen de gezondheidswerkers en de verantwoordelijken voor de volksgezondheid en het gezondheidbevorderende beleid.

Acties

8. Inspanningen ter vergroting van de kennis van de bij gezondheidsvoorlichting betrokken psychologische, sociologische en culturele mechanismen en economische factoren en ter verbetering van de informatiemethoden waarmee het aannemen van gezonde leefwijzen beoogd wordt; ondersteuning van de beoordeling van de resultaten en van de verspreiding van de beste praktijken.

9. Opinieonderzoeken over diverse aspecten van de gezondheidsbevordering (Eurobarometerenquête) alsook steun voor de voorbereiding en beoordeling van specifieke voorlichtingscampagnes, inclusief de campagnes die op het niveau van de Gemeenschap of in verschillende Lid-Staten gecoördineerd worden.

10. Steun voor de ontwikkeling van een Europese infrastructuur, bij voorbeeld in de vorm van transnationale netwerken, referentiecentra op het gebied van informatie en documentatie over volksgezondheid en gezondheidsbevordering ten behoeve van gezondheidswerkers, bestuursambtenaren en besluitvormers op het gebied van volksgezondheid, en verspreiding onder de belanghebbenden van informatie over communautaire acties op dit gebied.

D. Gezondheidsonderwijs

Doelstelling

Stimulering van een betere integratie van het gezondheidsonderwijs op school; aanmoediging van het ontwerpen en verspreiden van de beste experimenten en methoden voor gezondheidsonderwijs, die zijn afgestemd op diverse kaders (bij voorbeeld school, werk, vrije tijd) en verschillende doelgroepen (bij voorbeeld kinderen, jongeren en jonge volwassenen, werkers).

Acties

11. Uitwisseling van ervaringen tussen de Lid-Staten over de ontwikkeling en de verspreiding van aangepaste programma's, lesmateriaal en modules voor gezondheidsonderwijs. Steun voor demonstratieprojecten en innoverende experimenten met het doel om gezonde leefwijzen en gezond gedrag te propageren, met inbegrip van steun aan het Europees netwerk van gezondheidbevorderende scholen in samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa.

12. Steun voor projecten inzake gezondheidsonderwijs onder jongeren en adolescenten die de schooltijd achter zich hebben, in het kader van bij voorbeeld sport- en vrijetijdsactiviteiten en sociaal-culturele centra, en ondersteuning van de evaluatie van deze projecten.

13. Steun voor innoverende methoden om permanent en gestructureerd gezondheidsonderwijs te verstrekken waarbij gebruik gemaakt wordt van afstandsonderwijs en van informatietechnologieën, bestemd voor volwassenen en ouderen.

14. Steun voor maatregelen inzake gezondheidsonderwijs op de werkplek, vooral inzake voeding en de met het gebruik van tabak en alcohol verbonden risico's, en inzake factoren betreffende de geestelijke gezondheid, waaronder het tegengaan van de aan stress verbonden risico's.

E. Beroepsopleiding in volksgezondheid en gezondheidsbevordering

Doelstelling

Bijdragen tot het ontwikkelen bij de verschillende gezondheidswerkers, bij de besluitvormers en de bestuurders van het gezondheidsbeleid of de gezondheidszorg en bij degenen die een sleutelrol spelen bij de gezondheidsbevordering (b.v. leerkrachten, opvoeders, sociaal werkers), van de kennis, de ideeën en de methoden op het gebied van de volksgezondheid, preventie, gezondheidsbevordering, gezondheidsvoorlichting en het gezondheidsonderwijs.

Acties

15. Overzicht en evaluatie van bestaande structuren en opleidingsprogramma's inzake volksgezondheid en gezondheidsbevordering, alsmede de produktie van een Europese gids. Steun aan de samenwerking tussen scholen voor volksgezondheid, universiteiten en organen die op dit gebied opleiding verschaffen, met het doel gemeenschappelijke opleidingscursussen te ontwikkelen en studenten en leerkrachten uit te wisselen in samenwerking met de bestaande onderwijs- en opleidingsprogramma's.

16. Bevordering van de samenwerking tussen de Lid-Staten op het gebied van opleidingscursussen en -activiteiten inzake volksgezondheid en gezondheidsbevordering voor gezondheidswerkers, bestuursambtenaren, managers en besluitvormers, met de nadruk op interdisciplinaire benaderingen (met inbegrip van de sociale, de economische, de psychologische en de milieu-aspecten).

17. Steun aan opleidingsacties inzake gezondheidsonderwijs op school, gericht op leerkrachten, instructeurs en andere betrokkenen, met ingebrip van de ontwikkeling van modules, onderwijshulpmiddelen en ander materiaal.

18. Stimulering en steun voor de uitwisseling van ervaringen over de opleiding van gezondheidswerkers in bevordering van de gezondheid, in preventie en vroegtijdige opsporing van ziekten, met inbegrip van cardiovasculaire ziekten, en in opsporing en beheersing van risicofactoren en risicosituaties, waaronder ook de aan drankmisbruik verbonden factoren en situaties.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. Op 22 augustus 1994 heeft de Commissie een voorstel op basis van artikel 129 van het EG-Verdrag ingediend tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake gezondheidsbevordering, -voorlichting, -opvoeding en -opleiding.

2. Het Europees Parlement heeft advies uitgebracht op 15 maart 1995 (1), het Economisch en Sociaal Comité op 25 januari 1995 (2) en het Comité van de Regio's op 16 november 1994 (3).

3. In het licht van deze adviezen heeft de Commissie op 24 april 1995 een gewijzigd voorstel ingediend.

4. Op 2 juni 1995 heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig artikel 189 B van het Verdrag vastgesteld.

II. DOEL VAN HET VOORSTEL

Het voorgestelde programma, dat door de Commissie en de Raad wordt gezien als één van de prioriteiten voor het optreden op het gebied van volksgezondheid in de komende vijf jaar, beslaat een ruimer toepassingsgebied en heeft een meer algemene strekking dan de andere acties die op dit gebied reeds zijn gevoerd of voorgesteld.

Het gaat hier namelijk niet zozeer om een actie gericht op de verschillende aspecten van een specifiek gezondheidsprobleem (kanker, AIDS, enz.), maar om een programma dat algemene preventiegebieden en -factoren omvat, of aspecten en benaderingen die vanuit het oogpunt van gezondheidsbevordering relevant zijn, verdeeld in de volgende rubrieken:

- Gezondheidsvoorlichting

- Gezondheidsonderwijs

- Beroepsopleiding in volksgezondheid en gezondheidsbevordering

- Specifieke preventiemaatregelen

- Strategieën en structuren voor de gezondheidsbevordering.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1. Algemeen commentaar

In zijn gemeenschappelijk standpunt heeft de Raad weliswaar enige wijzigingen aangebracht in de volgorde en de presentatie van de rubrieken, maar wel de essentie van de inhoud van het programma bewaard.

Wat de algemene onderdelen van het programma betreft (artikelen) heeft de Raad volgens een soortgelijke aanpak als voor andere gevallen op dit gebied (kanker, AIDS, en andere besmettelijke ziekten) enkele zijns inziens noodzakelijke wijzigingen aangebracht, met name om de structuren en voorwaarden voor de uitvoering van het programma te verduidelijken en aan te scherpen.

2. Specifiek commentaar

2.1. Wijzigingen die de Raad in het gewijzigde voorstel van de Commissie heeft aangebracht

De voornaamste wijzigingen van de Raad in het voorstel van de Commissie betreffen de volgende onderdelen:

a) Vaststelling van het programma (artikel 1)

De wijzigingen dienen om de algemene doelstellingen (lid 2), alsook de structuur en de specifieke doelstellingen van het programma in de bijlage (lid 3) meer expliciet te formuleren.

b) Uitvoering (artikel 2) en comité (artikel 5)

De aanpassingen in de bepalingen en procedures voor de uitvoering van het programma zijn er voornamelijk op gericht:

- de respectieve rol en bijdragen van de verschillende deelnemers aan de uitvoering van het programma beter aan te geven (artikel 2);

- de vereiste soepelheid bij het beheer van het programma te combineren met de eis, de Lid-Staten een actievere rol te laten spelen bij bepaalde belangrijke beslissingen door middel van een gemengde procedure: procedure van het comité van beheer voor de belangrijke beslissingen, voor de andere die van het raadgevend comité (artikel 5, leden 2 en 3 - conform de interinstitutionele "modus vivendi" genoemd in de 20e overweging);

- de vereiste transparantie en doeltreffendheid te versterken door middel van regelmatige informatie over de verleende financiële steun en de activiteiten op andere gebieden die rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma, conform artikel 4 (artikel 5, lid 4).

c) Uitgetrokken bedrag (artikel 3, lid 1)

De Raad heeft artikel 3 gewijzigd in overeenstemming met de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 betreffende de opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten en heeft daartoe in dit artikel het bedrag van de financiële toewijzing voor de uitvoering van het programma opgenomen. Er is ook een bijbehorende (21e) overweging toegevoegd.

Het uitgetrokken bedrag - 30 miljoen ecu - vormt een evenwicht tussen twee vereisten, namelijk bijdragen tot de lancering en de ontwikkeling van de activiteiten op dit gebied en rekening houden met de eisen van de begrotingsdiscipline.

d) Internationale samenwerking (artikel 6)

De Raad heeft zich beperkt tot aanpassingen ten behoeve van de samenhang tussen deze bepalingen en het bepaalde in artikel 5, lid 2, onder f), (lid 1) en de met de betrokken landen gesloten of te sluiten overeenkomsten (lid 2).

e) Follow-up en evaluatie

De wijzigingen die in de tekst zijn aangebracht veranderen niets aan de inhoud en hebben alleen tot doel de voorwaarden voor de follow-up in het algemeen en de evaluatie in het bijzonder te verduidelijken.

f) Bijlage

De belangrijkste wijziging die de Raad in het tekstvoorstel heeft aangebracht, is dat de volgorde van de rubrieken gewijzigd is en dat voor elk van die rubrieken de specifieke doelstelling is aangegeven (zoals vermeld in artikel 1, lid 3).

2.2. Amendementen van het Europees Parlement

a) Door de Commissie overgenomen amendementen

De Raad heeft - in sommige gevallen gedeeltelijk of in een andere vorm - de meeste amendementen overgenomen die de Commissie als zodanig, qua inhoud (4) of ten dele (5) had aanvaard.

Enkele amendementen zijn echter niet overgenomen door de Raad, die vooral:

- vermeden heeft dat in de overwegingen wordt verwezen naar specifieke elementen betreffende de inhoud van de bijlage: amendementen nrs. 2, 4 en 6, of, in het dispositief, naar de wijze van tenuitvoerlegging van het programma (die overigens valt onder de procedure van artikel 5): amendement nr. 14;

- liever heeft willen vermijden dat in de opsomming van de acties van het programma, waarvan het toepassingsgebied zeer ruim is, zeer gedetailleerde en specifieke elementen - of actiemodaliteiten - worden opgenomen die hij in het algemeen acht geregeld te zijn in een meer algemene vorm, en ook door de specifieke doelstellingen die voor elk van de hoofdrubrieken zijn aangehouden (amendement nr. 21, in het kader van rubriek D, amendement nr. 34, in het kader van rubriek B, amendementen nrs. 38 en 39, meer in het bijzonder in het kader van rubriek C, en met name punt 8).

b) Amendementen die de Commissie niet in aanmerking heeft genomen (6)

- De Raad heeft zich meestal aangesloten bij de beweegredenen van de Commissie om een aantal amendementen niet te aanvaarden.

De Raad heeft echter, in een andere vorm, rekening gehouden met de inhoud van sommige van die amendementen, zoals amendement nr. 7 (zie 18e overweging) en amendement nr. 15 (zie artikel 5, lid 4, en artikel 7). Ook heeft de Raad punt 5 van de bijlage (gezondheidsonderwijs op de werkplek - is punt 14 geworden) uitgebreid op een andere manier dan het Parlement in zijn amendementen nrs. 23, 50 en 46.

- In het geval van de amendementen nrs. 10, 12 en 13 ten aanzien waarvan de Commissie haar standpunt heeft teruggewezen, zijn de vraagstukken waarom het gaat (comité - artikel 5 - en begrotingsbepalingen - artikel 3) in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad geregeld in overeenstemming met de akkoorden die in interinstitutioneel verband zijn bereikt, zoals aangegeven in de 20e en 21e overweging.

CONCLUSIES

De Raad is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt in zeer ruime mate inhoudelijk kan beantwoorden aan de wensen van het Parlement.

Hoewel de formulering van het programma soms minder specifiek is, is zij toch voldoende uitgebreid en open dat er in het vastgestelde kader een pluriforme, coherente en gecoördineerde actie mogelijk is.

De Raad heeft vooral getracht er zoveel mogelijk rekening mee te houden dat, mede dank zij passende uitvoeringsbepalingen, gezorgd moet worden voor de coördinatie en coherentie tussen dit programma en de andere programma's op het gebied van volksgezondheid, alsmede in samenhang met andere beleidsterreinen.

(1) PB nr. C 89 van 10. 4. 1995, blz. 89.

(2) PB nr. C 102 van 24. 4. 1995, blz. 15.

(3) Nog niet verschenen in het Publikatieblad.

(4) Amendementen nrs. 2, 4, 6, 8, 9, 14, 16, 18, 19, 21, 25, 28, 30, 31, 37, 39, 47 en 48.

(5) Amendementen nrs. 11, 34, 35, 36 en 38.

(6) Amendementen nrs. 1, 5, 7, 15, 17, 20, 22, 23, 24, 26, 27, 29, 33, 40, 41, 43, en 44.