Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1996 - Afdeling III - Commissie
Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1996 - Afdeling III - Commissie
Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1996 - Afdeling III - Commissie
Publicatieblad Nr. C 308 van 20/11/1995 blz. 0116
A4-0235/95
Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1996 - Afdeling III - Commissie
Het Europees Parlement,
- gezien het door de Commissie ingediende voorontwerp van begroting (COM(95)0300),
- gezien de door de Raad op 24 juli 1995 opgestelde ontwerp-begroting (C4- 0300/95),
- gezien zijn resolutie van 5 april 1995 over de richtsnoeren voor de begroting 1996 - Afdeling III - Commissie ((PB C 109 van 01.05.1995, blz. 46.)),
- gezien het verslag van de interinstitutionele werkgroep rationalisering van de administratieve uitgaven wier conclusies door alle partijen op of voor 16 oktober 1995 werden aanvaard,
- gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de andere betrokken commissies (A4-0235/95),
A. overwegende dat de Raad in zijn ontwerp-begroting van 24 juli 1995 het in het Interinstitioneel Akkoord van 29 oktober 1993 vastgelegde plafond van de eigen middelen van 1,22% van het BNP niet heeft bereikt, maar is uitgegaan van een plafond van 1,189% van het BBP,
B. overwegende dat enkele lid-staten het op de Europese Top van Edinburgh in december 1992 genomen besluit inzake de eigen middelen nog niet hebben geratificeerd,
C. overwegende dat de in het EU-Verdrag neergelegde beginselen in begrotingsaangelegenheden in acht moeten worden genomen,
D. overwegende dat er een begroting moet worden vastgesteld die beantwoordt aan de verwachtingen van de burgers van de uitgebreide Europese Unie, die voldoet aan de verplichtingen aangegaan in het kader van het Interinstitutioneel Akkoord van 29 oktober 1993 en rekening houdt met de huidige economische situatie in de uitgebreide Gemeenschap,
E. overwegende dat de instellingen van de EU in het belang van hun burgers de bestaande middelen doeltreffend dienen te gebruiken en waar voor hun geld moeten krijgen,
F. overwegende dat de EU geacht moet worden efficiënter, democratischer en transparanter te werken,
Algemene opmerkingen
1. verzoekt de landen die de conclusies van Edinburgh met betrekking tot de "eigen middelen" nog niet geratificeerd hebben, zo spoedig mogelijk de nodige besluiten te nemen;
2. wijst erop dat het de in voornoemde resolutie van 5 april 1995 vervatte richtsnoeren zo strikt mogelijk gevolgd heeft bij de besluiten in eerste lezing over de begroting voor 1996;
3. is er met name mee begonnen de uitvoering van de begroting van het lopende begrotingsjaar nauw te koppelen aan de voorstellen voor de eerste lezing; merkt op dat uit deze analyse de conclusie is getrokken dat er een strengere controle moet worden uitgeoefend op de aanwending van de middelen; wenst dat nader wordt beraadslaagd over de aanwending van de reserve en de blokkering van middelen bij het begrotingsbeleid, en verlangt dat de Begrotingscommissie uiterlijk 30 mei 1996 een verslag opstelt; verzoekt de Raad zich te beraden op het gebruik van reserves voor onder zijn verantwoordelijkheid vallende begrotingslijnen;
4. is van mening dat de Commissie zo spoedig mogelijk informatie dient te verstrekken over de geraamde kosten van de uitbreiding van de EU in de richting van Midden-Europa en over de maatregelen die de Unie moet nemen om ervoor te zorgen dat potentiële toekomstige lid-staten zich kunnen aanpassen aan het communautaire beleid;
Rechtsgrondslagen
5. betreurt dat de Commissie ten aanzien van de rechtsgrondslagen zijn aanpak heeft verhard zonder dat er van tevoren overleg heeft plaatsgevonden tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit, aangezien nl. bepaalde acties en modelprojecten die nuttig waren gebleken, op willekeurige wijze zijn geschrapt; houdt echter vast aan het beginsel dat de opstelling en uitvoering van een begroting zonder enige belemmering dienen te geschieden, en is van oordeel dat uitsluitend een herziening van de financiële bepalingen een uitvoerbare oplossing biedt;
6. wenst bovendien, wegens gebrek aan een algemene regeling tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit, dat elke keer dat zulks nodig wordt geacht door middel van de trialoogprocedure een ad-hoc oplossing wordt gevonden, en gelast de bevoegde commissie daartoe het nodige te ondernemen; op grond van de resultaten zal het zijn standpunt voor de tweede lezing bepalen;
VU/NVU
7. herhaalt het standpunt dat het tijdens de begrotingsprocedure voor 1995 heeft gehuldigd ten aanzien van de indeling van de uitgaven; wijst erop dat zijn besluit om in de begroting 1996 niet meer de toelichting op te nemen bij de speelruimte die de Commissie wordt toegekend bij het beheer van de acties die door bepaalde begrotingslijnen worden gedekt, geen enkele wijziging inhoudt van zijn standpunt; bevestigt in verband hiermee dat dit besluit uitsluitend is genomen met de bedoeling om geen afbreuk te doen aan de binnenkort verwachte besluiten van het Hof van Justitie dienaangaande;
RUBRIEK 1
8. neemt kennis van de op 24 juli 1995 bereikte overeenstemming over de landbouwuitgaven en acht het belangrijk dat de Raad dit jaar voor het eerst een echte dialoog heeft geaccepteerd;
9. is verheugd over de indiening van de nota van wijzigingen overeenkomstig artikel 14 van het Financieel Reglement; acht de verhoging van het richtsnoer na de technische aanpassingen in de financiële vooruitzichten echter ongepast; is van oordeel dat de verhoging waartoe besloten is na de daadwerkelijke indiening van het voorontwerp van begroting, in strijd is met artikel 2 van de beschikking nr. 94/729 van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende de begrotingsdiscipline ((PB L 293 van 12.11.1994, blz. 14.)) en met punt 9 van het Interinstitutioneel Akkoord van 29 oktober 1993;
10. is evenwel van mening dat de tenuitvoerlegging van de in dit akkoord voorziene ad hoc procedure vereist dat er van te voren een verslag wordt opgesteld over de uitgaven die in het voorontwerp van begroting zijn opgenomen en die door de Raad als verplicht worden beschouwd; dit door de ter zake bevoegde commissies ingediende verslag zal vergezeld gaan van de wijzigingsvoorstellen en amendementen op de begrotingslijnen van rubriek I van het voorontwerp van begroting;
11. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om gebruik te maken van haar bevoegdheid om de toekenning van kredieten op te schorten wanneer er duidelijk sprake is van misbruik van gelden op een bepaald beleidsgebied, door gebruik te maken van de overeengekomen nieuwe procedures inzake de begrotingsdiscipline, zoals vastgelegd in artikel 13 van voornoemde beschikking nr. 94/729 van de Raad;
12. merkt op dat een besparing van ongeveer 60 miljoen ecu zou moeten worden gemaakt in de sector braaklegging; dringt er bij de Commissie op aan de nodige voorstellen in te dienen om dit bedrag te gebruiken voor programma's voor produktieverbetering;
13. merkt op dat begrotingslijn B1-381 de harmonisatie van bestaande kwaliteitslabels voor landbouwprodukten in bepaalde lid-staten beoogt en met name de invoering van een Europese eco-label voor landbouwprodukten;
RUBRIEK 2
14. uit opnieuw zijn bezorgdheid over de zwakke allocatiesystemen in bepaalde lid-staten, met name wat doelstelling 1 betreft; verzoekt de Commissie derhalve te blijven streven naar doorzichtigheid in de tenuitvoerlegging van de structuurfondsen, en met name van het Sociaal Fonds;
15. stemt in met het besluit om de kredieten van de reserve voor de communautaire initiatieven in hoofdstuk B0-40 op te nemen, in afwachting van een besluit over de verdeling van het gehele bedrag van de marge (1,6 miljard ecu); verzoekt de Commissie een verzoek om overschrijving in te dienen zodra het Parlement zijn advies zal hebben uitgebracht en gelast intussen de Begrotingscommissie om te zamen met de Commissie begrotingscontrole een verslag in te dienen over de financiering van de communautaire initiatieven;
RUBRIEK 3
16. is verheugd over het feit dat de goedgekeurde amendementen in het kader van rubriek 3 dit jaar een concentratie van de middelen op de door het Parlement aangegeven prioriteiten mogelijk maken, en wel door middel van een waarachtige herschikking van de kredieten;
Netwerken
17. stelt vast dat het bestedingsniveau van de kredieten van 1995 voor de transeuropese netwerken zeer laag was; verklaart nogmaals groot belang te hechten aan de realisatie van de grote transeuropese netwerken die een stap voorwaarts vormen bij de totstandbrenging van de interne markt en een beter geïntegreerd Europa, en verwijst naar de conclusies van de Europese Raad van Essen;
18. hecht zijn goedkeuring aan een bedrag van 280 miljoen ecu voor de transeuropese netwerken op het gebied van de vervoersinfrastructuur (B5- 700), waarvan 25% in de reserve is opgenomen. Dit bedrag zal worden vrijgemaakt zodra de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad over de noodzakelijke rechtsgrondslag met succes zullen zijn afgerond;
Cultuur, onderwijs en media
19. stelt opnieuw vast grote prioriteit toe te kennen aan onderwijs-, cultuur- en media-aangelegenheden; is ingenomen met de rationalisering en herstructurering van een aantal begrotingslijnen als gevolg van nieuw geconsolideerde actieprogramma's zoals Socrates en Media; verzoekt de Commissie naar een Europees sportbeleid te blijven streven;
20. wenst een grotere inzet voor meer tolerantie in de Europese samenlevingen, waarop niet alleen Europa's historische verantwoordelijkheid, maar ook Europa's gemeenschappelijke toekomst berust;
Voorlichting
21. stelt met voldoening vast dat er een samenwerkingsproces op gang is gebracht tussen de diensten van de twee instellingen, en stemt in met de algemene richtsnoeren als vervat in het gezamenlijk document van de diensten van het Europees Parlement en de Commissie; betreurt echter dat het plan om een nieuw geïntegreerd interinstitutioneel voorlichtingssysteem in te voeren niet beter is omschreven en verlangt derhalve dat zo spoedig mogelijk de herstructureringen zullen worden aangebracht die nodig zijn voor de samenwerking met het oog op een brede voorlichting, in de eerste plaats ten behoeve van de burger van de Unie;
22. herhaalt zijn wens dat de diensten van de Commissie en het Parlement hun financiële en personele middelen bundelen om groter effect te kunnen sorteren; bevestigt zijn besluit om uiterlijk 1 januari 2000 de externe bureaus van het Parlement en de Commissie in elke lid-staat onder één dak te huisvesten met de gemeenschappelijke benaming "Huis van Europa";
23. stemt in met de aanneming van een begrotingsamendement dat de instellingen ertoe aanzet om de burgers van de Unie specifieke informatie te verstrekken over de opbouw van Europa (PRINCE); de voor dit programma bestemde kredieten zijn in de reserve opgenomen in afwachting van een akkoord tussen de instellingen over de doelstellingen en uitvoeringsbepalingen van dit programma, en met name over de oprichting van een interinstitutioneel raadgevend comité;
24. wenst dat er een evaluatie van de voorlichtingsuitgaven en van een algemeen voorlichtingsbeleid wordt gemaakt en dat deze vóór 30 juni 1996 aan de begrotingsautoriteit wordt voorgelegd;
Externe organen
25. bevestigt zijn niet-aflatende steun aan de gespecialiseerde externe organen van de Europese Unie; herinnert er echter aan dat alle en met name de nieuw opgerichte externe organen zich moeten houden aan de algemene budgettaire beperkingen alsmede aan de beginselen waarop de Europese instellingen zijn gebaseerd; bevestigt opnieuw dat genoemde organen hun werkzaamheden en begrotingen alleen mogen verruimen nadat is aangetoond dat daaraan behoefte bestaat;
26. herinnert de Commissie, de Raad en de externe organen eraan dat het hen verzocht heeft voorstellen te doen voor, besluiten te nemen tot en uitvoering te geven aan wijzigingen op de verordeningen waarbij zij zijn opgericht, teneinde hun respectieve budgettaire voorschriften te harmoniseren en hun begrotingen op een doorzichtige wijze en in gedetailleerde vorm op te nemen op de algemene begroting van de Unie;
27. verzoekt de externe organen voorstellen te doen voor relevante wijzigingen op de hen betreffende verordeningen om zo toegang te krijgen tot de algemene reserve voor deze organen; wijst er nog op dat de overschrijving van kredieten van de speciale reserves voor de externe organen en/of van de algemene reserve afhangt van de beoordeling van de prestaties van deze organen;
Milieu
28. is ingenomen met het besluit tot instelling van een procedure waarmee bewerkstelligd wordt dat gelden van de Gemeenschap - voor zover mogelijk - besteed worden voor duurzame milieuactiviteiten omdat tal van milieumaatregelen (nog) niet financieel meetbaar zijn en derhalve nog niet op de begroting zijn opgenomen;
29. verzoekt de Commissie vóór 8 december 1995 een gedragscode in te dienen waarmee beoogd wordt het milieuaspect te integreren in beleidsmaatregelen en programma's die door de Gemeenschap worden gefinancierd, zoals in de richtsnoeren voor deze begroting werd verlangd; wenst dat de gedragscode op de volgende beginselen berust:
a) het Structuur- en Cohesiefonds dienen te berusten op de beginselen van duurzame ontwikkeling en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, zulks om schade aan deze bronnen op lange termijn, veel hogere kosten voor herstelmaatregelen en dure technologische oplossingen te voorkomen;
b) de lid-staten en de Commissie dienen vooral door de ontwikkeling van kwantificeerbare, genormde milieu-evaluatietechnieken - ex ante, in itinere en ex post - de begrotingsautoriteit op jaarlijkse basis adequate gegevens te verstrekken over de milieu-aspecten van belangrijke projecten en/of programma's, bij inachtneming van de huidige begrotingsbesluiten en de controle- en evaluatieprocedures, met name betreffende het Structuur- en Cohesiefonds;
c) bij nieuwe programma's dienen de milieubeginselen van het beleid van de Gemeenschap in aanmerking te worden genomen, zoals de beginselen welke gelden voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het energiebeleid, de transeuropese netwerken, het netwerk Natura- 2000 en de habitat-richtlijn;
d) de Commissie dient bij de tussentijdse herziening van bovengenoemde programma's details van de resultaten van haar eigen permanente milieucontroles en -evaluaties aan de begrotingsautoriteit te verstrekken; indien de begrotingsautoriteit van oordeel is dat door een lid-staat of een regio niet de adequate informatie over milieuaspecten is verstrekt, kan zij de Commissie instrueren de nodige maatregelen te nemen;
30. verzoekt de Commissie te zorgen voor toepassing van, controle op en evaluatie van de milieuaspecten van programma's en projecten in het kader van het landbouw-, Structuur- en Cohesiefonds;
RUBRIEK 4
31. is uitermate ingenomen met het besluit om 35 miljoen ecu beschikbaar te stellen voor de wederopbouw van Sarajevo en 15 miljoen ecu voor wederopbouw in andere gebieden van voormalig Joegoslavië;
32. verzoekt de Commissie in haar extern beleid prioriteiten vast te stellen, met name met het oog op een doeltreffende besteding van gelden in Midden- en Oost-Europa en de Middellandse-Zeelanden aan de hand van goed voorbereide, specifieke projecten, waarbij deze prioriteiten wel ruimte moeten laten voor een doeltreffende behartiging van EU-belangen in het kader van een globale milieubescherming; stimuleert de ontwikkeling van een burgerlijke samenleving en democratie in de partner-samenlevingen van het MEDA-programma met 10 miljoen ecu; stimuleert een grensoverschrijdende toepassing van het PHARE-, TACIS- en INTERREG- programma; is van oordeel dat dergelijke maatregelen niet gerealiseerd kunnen worden zonder nieuwe begrotingsmiddelen;
33. gaat akkoord met de totale bedragen voor de programma's PHARE, TACIS en MEDA voor de periode 1996-1999, die door de Europese Raad van Cannes zijn voorgesteld; dringt ten aanzien van deze programma's aan op een rechtstreekser toezicht op en een doeltreffender besteding van Europese overheidsgelden; de Commissie dient daartoe op gezette tijden informatie te verstrekken in de vorm van kwartaal- en jaarverslagen over de besteding van de uitgaven; daarnaast zal de Commissie vóór 30 juni 1997 een tussentijdse evaluatie geven van de programma's zodat het een besluit kan nemen over de na 1997 te deblokkeren kredieten; een algemeen evaluatieverslag zal vóór afloop van de respectieve programma's worden voorgelegd;
34. dringt erop aan dat in een apart hoofdstuk wordt ingegaan op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en dat de Raad zich houdt aan het EU-Verdrag wat betreft de financiering van maatregelen in het kader van een gemeenschappelijk optreden; veroordeelt de handelwijze van de Raad wat Mostar betreft, waarbij de budgettaire besluiten van het Parlement betreffende het vrijmaken van gelden voor de EU-waarnemers werden verworpen;
35. onderschrijft andermaal een Europees ontwikkelingsbeleid, dat in de loop der jaren zijn nut heeft aangetoond en waarvan het een belangrijk initiatiefnemer is geweest, zowel vanuit budgettair oogpunt als wat betreft het aanzetten tot en evalueren van een dergelijk beleid;
36. is van oordeel dat een blijvend financieel engagement voor stabiliteit en economisch herstel in Zuid-Afrika nodig is; verzoekt de Commissie met name vóór 8 december 1995 gedetailleerde informatie te verstrekken over de uitvoering van begrotingslijn B7-5070 (Zuid-Afrika);
37. stelt met voldoening vast dat de steunmaatregelen ten behoeve van de visserij (B7-800) als gevolg van onderverdeling transparanter zullen worden; stelt voor nieuwe begrotingslijnen te creëren voor internationale overeenkomsten, financiële protocollen, bijdragen voor visserijorganisaties en een algemene reserve voor toekomstige visserij-overeenkomsten en financiële protocollen;
38. verzoekt de Commissie een nieuwe procedure in acht te nemen en - zo nodig, doch minstens twee keer per jaar - een vertrouwelijk verslag voor te leggen over de financiële gevolgen van de lopende onderhandelingen, en zo nodig een dienovereenkomstig verzoek om overschrijving van kredieten in te dienen;
RUBRIEK 5
39. besluit 10% van de voor de externe delegaties van de Commissie beoogde bedragen in een speciale reserve op te nemen en vrij te geven, nadat met behulp van de aanbevelingen van een studiegroep van leden van het EP, de Rekenkamer en de Commissie een duidelijke overeenkomst tussen de begrotingsautoriteit en de Commissie is bereikt over de vorm en de financiering uit de huishoudelijke begroting van het technisch personeel voor controle en evaluatie in de landen die steun ontvangen uit hoofde van PHARE en TACIS; verzoekt de Commissie, onder meer met het oog op het opstellen van de structuur voor extern statutair personeel, tevens een studie voor te leggen over:
. de verdeling van ambtenaren over de delegaties, met een functieomschrijving;
. de verdeling van plaatselijke functionarissen en andere personeelsleden over de delegaties, met een functieomschrijving;
. de verdeling van de verschillende uitgavencategorieën per delegatie, zoals de kosten van representatie, huisvesting, telecommunicatie, reizen enz.;
. de doorzichtigheid van de controles (door de diensten van de Commissie en begrotingsautoriteit);
voor elk programma dienen aantal en taken van de externe plaatselijke functionarissen te worden overeengekomen;
40. wijst op zijn toezegging het financieel beheer in de Commissie te versterken, en besluit nieuwe posten te creëren als aanvulling op de nieuwe posten die Parlement en Raad in de begrotingsprocedure 1995 voor de anti-dumpingsector in het vooruitzicht hadden gesteld en die dit jaar door het Parlement werden goedgekeurd; steunt het beleid ter bestrijding van fraude en ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap; verzoekt de Commissie om versterking van de UCLAF (unit voor de coördinatie van fraudebestrijding) door herschikking en/of overplaatsing;
41. neemt de kosten van dienstreizen, lokaal vervoer en andere bijkomende kosten van de leden van de Commissie (A-104) op in de reserve, met het verzoek dat de begrotingsautoriteit vóór de tweede lezing van de begroting 1996 wordt geïnformeerd omtrent de mate waarin de leden van de Commissie in het begrotingsjaar 1995 honoraria en vergoedingen hebben ontvangen voor deelname, in hun officiële hoedanigheid, aan door externe organisaties, instellingen en organen georganiseerde bijeenkomsten, honoraria en vergoedingen die kunnen worden gerubriceerd als zijnde ontvangsten die opnieuw kunnen worden aangewend;
42. is uitermate ingenomen met het besluit tot vaststelling van het GEMINI-programma ter stimulering van partnerschappen tussen steden in de Europese Unie en de Midden- en Oosteuropese landen en van banden tussen perifere regio's, bergstreken en eilanden in de Unie, rekening houdende met een geografisch evenwicht;
43. stelt met voldoening vast dat de amendementen die met betrekking tot de nomenclatuur van titel A-30 van de begroting zijn goedgekeurd, bijdragen tot zowel transparantie als helderheid van de maatregelen van de Gemeenschap in de vorm van subsidies voor niet-institutionele structuren, waarvan het effect op de burger werkelijk tastbaar is en waarvan de selectiecriteria voortaan beantwoorden aan een streven naar een grotere mate van rationalisatie;
°
° °
44. juicht de pogingen toe om de interinstitutionele samenwerking in het administratieve deel van de begroting te intensiveren; dringt erop aan dat de Commissie het streven naar bezuinigingen in dit proces volledig steunt;
45. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.