Home

Resolutie over de verklaring van de Raad over de vernieuwing van het EOF

Resolutie over de verklaring van de Raad over de vernieuwing van het EOF

Resolutie over de verklaring van de Raad over de vernieuwing van het EOF

Publicatieblad Nr. C 068 van 20/03/1995 blz. 0045


B4-0370, 0375, 0376, 0377, 0378, 0379, 0380, 0381 en 0382/95

Resolutie over de verklaring van de Raad over de vernieuwing van het EOF

Het Europees Parlement,

- gezien de resultaten van de speciale onderhandelingsvergadering van de Raad van Ministers ACS/EU van 30 november en 1 december 1994,

- gezien de resultaten van de vergadering van de Raad van ministers van Algemene zaken van 15 februari 1995 en van de vergadering van de Raad van Ministers ACS/EU van 16 februari 1995,

- onder verwijzing naar de brief van de Voorzitter van het Parlement aan de voorzitter van de Raad betreffende de toewijzingen voor het achtste EOF,

- gezien de verklaringen van de Raad en de Commissie van 28 februari 1995,

- overwegende dat op de resultaten van de tussentijdse evaluatie de instemmingsprocedure van toepassing is,

- onder verwijzing naar het door de Paritaire Vergadering tijdens de vergadering van 6 oktober 1994 te Libreville goedgekeurde eindverslag en de eindresolutie over de tussentijdse evaluatie, en naar de op 2 februari 1995 in Dakar goedgekeurde resolutie over de vorderingen van de onderhandelingen,

A. overwegende dat door het mislukken van de Raad over het bedrag van het Achtste Europees Ontwikkelingsfonds voor de periode 1995-2000 de EU/ACS-onderhandelingen vastgelopen zijn; eveneens overwegende dat het EOF op zichzelf goed is voor 54% van de Europese ontwikkelingssamenwerking,

B. erop wijzend dat de Overeenkomst van Lomé door haar omvang en bepalingen een uniek samenwerkingsprogramma vormt, zoals er geen tweede ter wereld bestaat,

C. zich bewust van het feit dat het, bij het aflopen van de Vierde Overeenkomst van Lomé, niet mogelijk is gebleken een overeenkomst te sluiten over het financieel protocol, waardoor er ook geen enkele algemene overeenkomst gesloten kan worden,

D. overwegende dat de steun aan de ontwikkelingslanden, die geconfronteerd worden met de enorme kosten van de democratiseringsprocessen, in reële cijfers verminderd is terwijl de buitenlandse uitgaven van de Unie in het kader van de voor de periode 1994-1999 vastgestelde financiële vooruitzichten een zeer duidelijke verhoging te zien geven,

E. overwegende dat de financiële steun van de Europese Unie aan de landen van het Zuiden en met name de landen die de Overeenkomst van Lomé hebben ondertekend prioriteit moet blijven genieten, zodat de aangegane verplichtingen kunnen worden nageleefd,

F. overwegende dat door het gebrek aan politieke wil jegens onze ACS-partners, dat door bepaalde Europese regeringen aan de dag is gelegd, niet alleen het gemeenschappelijk samenwerkingsbeleid op het spel wordt gezet, maar ook de geloofwaardigheid van de rol van de Unie op het internationale toneel wordt aangetast,

G. overwegende dat uit het jaarverslag van de OESO over de ontwikkelingssamenwerking blijkt dat de industrielanden steeds minder hulp aan de derde wereld geven, met een bijdrage die gezakt is tot 0,3% van het BNP (het laagste niveau van de afgelopen 20 jaar), terwijl de doelstelling op 0,7% was vastgesteld,

H. verontrust over het feit dat de Raad heeft geweigerd de fondsen voor de Overeenkomst van Lomé op te nemen in de begroting, waardoor democratische controle door het Europees Parlement mogelijk zou worden,

I. zich bewust van de inspanningen van het Franse voorzitterschap om te komen tot een aanvaardbaar voorstel in verband met de omvang van het achtste EOF,

J. overwegende dat het in strijd zou zijn met de expliciete doelstellingen van het beleid van de Europese Unie indien de Unie haar inspanningen ten bate van de ontwikkeling van de ACS-landen zou verminderen op een ogenblik dat een groot aantal van die landen de weg van de democratisering en eerbiediging van de mensenrechten inslaan of op dat gebied belangrijke vooruitgang boeken,

1. is zeer ontgoocheld over het feit dat de Raad van ministers van Algemene zaken er niet in geslaagd is een adequaat algemeen akkoord te bereiken voor het achtste EOF, en betreurt eveneens de duidelijk negatieve weerslag die dit heeft voor het geheel van de besprekingen over de tussentijdse evaluatie van de Vierde Overeenkomst van Lomé; acht het onvoorstelbaar dat de financiële bijdrage voor Lomé IV in reële termen verminderd zou worden;

2. wenst derhalve dat het volume van het EOF wordt bepaald overeenkomstig de volgende factoren:

- uitbreiding van de Europese Unie;

- bevolkingsaangroei in de ACS-landen;

- inflatieniveau;

- opnemen van nieuwe door de ACS-landen en de Europese Unie bij de tussentijdse evaluatie voorgestelde elementen (b.v. hout voor de bouwnijverheid, bananen, enz.)

- economische moeilijkheden van de ACS-landen als gevolg van het structurele aanpassingsbeleid en de Uruguay-ronde;

- schuldenlast;

3. wijst er met grote verontrustheid op dat de ontwikkelingshulp opnieuw binnen de nationale bevoegdheden dreigt te worden ondergebracht, waardoor, in strijd met de verplichtingen van de Unie jegens haar ACS-partners de bilaterale betrekkingen geprivilegieerd zullen worden;

4. verklaart met klem dat het geen vermindering in reële cijfers zal aanvaarden van de tijdens het vorige Financieel Protocol toegewezen bedragen en dat het alle maatregelen zal nemen waarover het beschikt om ervoor te zorgen dat de EU zijn verbintenissen tegenover de ACS-landen blijft nakomen;

5. richt een dringende oproep tot die lid-staten die aangekondigd hebben van plan te zijn hun financiële bijdrage voor het economisch ontwikkelingsbeleid te verminderen, om hun houding te herzien;

6. is van mening dat het door het Franse voorzitterschap voorgestelde bedrag slechts als een absoluut minimum voor de financiering van het achtste EOF kan worden beschouwd;

7. verzoekt het Franse voorzitterschap ervoor te zorgen dat de ACS-landen tijdig een aanvaardbaar aanbod wordt gedaan zodat de onderhandelingen vóór 6 mei 1995 met succes kunnen worden afgerond;

8. maakt zijn instemming afhankelijk van de vaststelling van een financiering die beantwoordt aan de in paragraaf 2 van deze resolutie vermelde criteria;

9. wenst dat het EOF opgenomen wordt in de begroting van de Unie;

10. verzoekt de onderhandelende partijen het door de Paritaire Vergadering ACS/EU aangenomen document betreffende "het scheppen van capaciteit voor een doeltreffend gebruik van Lomé via regionale en nationale onderwijs- en scholingscentra" mee te nemen in de lopende onderhandelingen ten einde een betere tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Lomé te verzekeren;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen die de Overeenkomst van Lomé hebben ondertekend en de co-voorzitters van de Paritaire Vergadering ACS/EU.