Home

Resolutie over de Economische en Monetaire Unie

Resolutie over de Economische en Monetaire Unie

Resolutie over de Economische en Monetaire Unie

Publicatieblad Nr. C 339 van 18/12/1995 blz. 0065


B4-1446, 1447, 1457 en 1458/95

Resolutie over de Economische en Monetaire Unie

Het Europees Parlement,

- gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

- gezien het Groenboek van de Commissie betreffende de wijze van invoering van één munteenheid (COM(95)0333),

- gezien zijn resolutie van 25 oktober 1995 terzake ((Deel II, punt 9 van de notulen van die datum.)),

- gezien het verslag van het Europees Monetair Instituut over de overgang naar de gemeenschappelijke munt,

- gezien de conclusies van de Europese Raad van Cannes,

A. bevestigend dat een Monetaire Unie zal bijdragen tot een verdieping van de Europese Unie, voltooiing van de interne markt, welvaart en werkgelegenheid en dus tot meer politieke en economische zekerheid,

B. bezorgd over verklaringen van vertegenwoordigers van verschillende lid-staten en functionarissen van de centrale banken van een aantal lid-staten, die het vertrouwen van de markten in het van start gaan van de derde fase van de EMU op uiterlijk 1 januari 1999 evenals de geloofwaardigheid van de EMU in de ogen van het grote publiek zouden kunnen ondermijnen,

1. wijst erop dat in artikel 109 J, lid 4 van het EG-Verdrag ondubbelzinnig wordt vastgesteld: "indien eind 1997 de datum voor het ingaan van de derde fase niet is vastgesteld, begint de derde fase op 1 januari 1999"; roept de Europese Raad in Madrid daarom op de in het Verdrag vastgestelde agenda en het tijdschema voor de EMU ondubbelzinnig te bevestigen;

2. is van mening dat het door de Commissie, de Raad en het EMI volledig en tijdig moet worden betrokken bij het proces ter voorbereiding van de EMU en de invoering van de eenheidsmunt, bij volledige inachtneming van het Verdrag en van de transparantie die noodzakelijk is om in de publieke opinie en op de markten een draagvlak te creëren;

3. verzoekt de Commissie om de bestaande structurele steunmaatregelen aanzienlijk te versterken om het ontstaan van grotere regionale verschillen tussen deelnemende lid-staten na de invoering van één munt te bestrijden;

4. verwelkomt initiatieven om de convergentie en de stabiliteit in de EMU te versterken door middel van een betere compatibiliteit van het fiscale en het monetaire beleid van de lid-staten die aan de gemeenschappelijke munt deelnemen; verwerpt echter de idee van een "monetair verdrag van Schengen" ten aanzien van de convergentiecriteria en met name ten aanzien van de procedures inzake buitensporige tekorten; staat er daarom op dat de Commissie, de Raad en het EMI de bepalingen van het Verdrag en de hiertoe behorende protocollen, inclusief de toepassing van afgeleid recht ten volle naleven; onderstreept nogmaals de rol van de Raad en van de Commissie bij nieuwe initiatieven en herinnert aan de bepalingen van artikel 104 van het EG-Verdrag;

5. benadrukt dat het proces in de richting van de Economische en Monetaire Unie en de eenheidsmunt een politiek proces en geen puur technische aangelegenheid is; onderstreept dat de strikte naleving van de convergentiecriteria even belangrijk is als de naleving van het tijdschema voor de Monetaire Unie, dat in het Verdrag is vastgelegd; is bezorgd over pogingen om dit tijdschema te rekken op grond van technische moeilijkheden;

6. appelleert aan de Europese Raad van Madrid om een duidelijk besluit te nemen over de wettelijke status van de eenheidsmunt, zodat de nationale munten aan het begin van de derde fase een pure uitdrukking van de eenheidsmunt worden, zoals wordt benadrukt in zijn bovengenoemde resolutie van 25 oktober 1995; dringt er in dit verband op aan dat rekening wordt gehouden met het belang van een duidelijk gedefinieerde wettelijke status van de eenheidsmunt op Europees en internationaal niveau;

7. dringt aan op een snelle invoering van de eenheidsmunt, met een maximumperiode van 1 jaar voor fase A, 2 jaar voor fase B en enkele weken voor fase C;

8. roept de Europese Raad van Madrid op een naam voor de eenheidsmunt en de gedeelten hiervan vast te stellen;

9. appelleert aan de Europese Raad van Madrid een duidelijk tijdschema en kader voor de overschakeling op de eenheidsmunt vast te leggen, teneinde de onomkeerbaarheid van het overschakelingsproces te waarborgen;

10. verzoekt de Commissie, de Raad en het EMI te verzekeren dat wijzigingen in de statistische definities of methoden van gegevensverzameling als onderdeel van de overgang naar de eenheidsmunt geen verstorende invloed zullen hebben op het vermogen van de lid-staten om aan de convergentiecriteria te voldoen;

11. verzoekt de monetaire autoriteiten de markten en de bevolking spoedig duidelijk mede te delen wanneer bankbiljetten en munten voor de eenheidsmunt tot hun beschikking zullen staan;

12. verzoekt de Commissie en de centrale banken om in het ontwerp van de Europese bankbiljetten speciale kenmerken op te nemen ten behoeve van visueel gehandicapte burgers;

13. dringt erop aan dat in de derde fase een Europees Monetair Stelsel blijft bestaan, waarbij de eenheidsmunt als houvast dient voor de communautaire munten buiten de EMU voor de landen die niet vanaf het begin deelnemen aan de EMU; dringt er daarom bij de Europese Raad van Madrid op aan een duidelijk politiek signaal te geven in deze richting met als doel iedere versnippering van het integratieproces en alle verstoringen van de interne markt te voorkomen;

14. is verheugd over het feit dat alle lid-staten volledig zijn betrokken bij de voorbereiding van de overgang naar de eenheidsmunt, inclusief de lid-staten met een opt-out-clausule, evenals over het vooruitzicht van toekomstige samenwerking;

15. verzoekt de Commissie, de Raad en het EMI te waarborgen dat bij de invoering van de eenheidsmunt rekening wordt gehouden met de zorgen van niet alleen de markten, maar ook van de Europese burgers; is van mening dat de overschakeling zorgvuldig moet worden gepland ten einde een soepele overgang voor de burgers mogelijk te maken;

16. dringt er bij de Commissie op aan zo snel mogelijk in volledige samenwerking met het Parlement voorlichtingscampagnes voor burgers, ondernemingen en banken op stapel te zetten en uit te voeren;

17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het EMI, de presidenten van de centrale banken en de regeringen en parlementen van de lid-staten.