Home

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD BETREFFENDE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING MET ZUID-AFRIKA

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD BETREFFENDE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING MET ZUID-AFRIKA

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD BETREFFENDE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING MET ZUID-AFRIKA /* COM/95/174 DEF - SYN 95/0110 */

Publicatieblad Nr. C 235 van 09/09/1995 blz. 0005


Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika

(95/C 235/05)

COM(95) 174 def. - 95/0110(SYN)

(Door de Commissie ingediend op 12 mei 1995)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W,

Gezien het voorstel van de Commissie,

In samenwerking met het Europees Parlement,

Overwegende dat het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van Zuid-Afrika in het verleden werd gekenmerkt door de invoering van negatieve maatregelen, een handelsembargo en economische sancties tegen de voor een politiek van apartheid verantwoordelijke Regering, en positieve maatregelen ter ondersteuning van de bevolkingsgroepen die het slachtoffer van de apartheid waren, in het kader van het via NGO's ten uitvoer gelegde Speciaal Programma voor Zuid-Afrika;

Overwegende dat de Gemeenschap na de verkiezingen van april 1994 en de aanstelling van een democratische Regering overging op een koers die het beleid en de hervormingen van de nationale autoriteiten steunde;

Overwegende dat de Raad van de Ministers van Ontwikkelingssamenwerking in zijn verklaring van 25 mei 1993 zijn steun toezegde aan de totstandbrenging van democratische structuren;

Overwegende dat de Raad van Ministers van Algemene Zaken in zijn verklaring van 19 april 1994 over de toekomstige betrekkingen tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika opnieuw zijn steun toezegde aan uitbreiding van de samenwerking met Zuid-Afrika met toespitsing van de communautaire steun op de sectoren die de levensomstandigheden van de bevolking, met name de meest achtergestelde bevolkingsgroepen, kunnen verbeteren;

Overwegende dat de in oktober 1994 in Pretoria tussen de Europese Unie en de Republiek Zuid-Afrika ondertekende samenwerkingsovereenkomst ten doel heeft een harmonische en duurzame sociaal-economische ontwikkeling te bevorderen en de eerste fase vormt van de totstandbrenging van samenwerking op lange termijn met dit land, waarvoor op 31 maart 1995 een voorstel voor onderhandelingsrichtsnoeren (1) door de Commissie bij de Raad werd ingediend.

Overwegende dat de begrotingsautoriteit heeft besloten om in het kader van de begroting 1986 een begrotingslijn in het leven te roepen ter ondersteuning van ontwikkelingsactiviteiten in dit land;

Overwegende dat de wijzen van beheer van de door de Gemeenschap voor de tenuitvoerlegging van deze samenwerking bestemde financiële middelen moeten worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap komt in het kader van een programma, getiteld Europees Programma voor de wederopbouw en ontwikkeling in Zuid-Afrika, tot financiële en technische samenwerking met Zuid-Afrika, die ten doel heeft een bijdrage te leveren aan een duurzame economische en sociale ontwikkeling van dit land en de grondslagen voor een democratische samenleving te consolideren.

In deze context steunt de Gemeenschap acties ten behoeve van de meest achtergestelde Zuidafrikaanse bevolkingsgroepen.

Artikel 2

De krachtens deze verordening ten uitvoer te leggen acties hebben bij voorrang betrekking op de volgende terreinen: onderwijs en opleiding, gezondheidszorg, stedelijke en plattelandsontwikkeling, steun voor en samenwerking met de particuliere sector, met name kleine en middelgrote ondernemingen, institutionele versterking en organisatie van plaatselijke gemeenschappen, democratisering en bescherming van de mensenrechten.

Artikel 3

De uitvoerders van de samenwerking die voor financiële steun krachtens deze verordening in aanmerking kunnen komen, zijn met name nationale, provinciale en plaatselijke overheden en overheidsinstanties, niet-gouvernementele organisaties en plaatselijke gemeenschappen, regionale en internationale organisaties, particuliere instellingen en particuliere ondernemers.

Artikel 4

1. De middelen welke in het kader van de in artikel 1 bedoelde acties ten uitvoer kunnen worden gelegd, omvatten met name studies, technische bijstand, opleiding of andere soorten dienstverlening, leveringen en werken alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies.

2. De communautaire financiering kan zich uitstrekken over zowel investeringsuitgaven, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als huishoudelijke uitgaven, in deviezen of plaatselijke valuta, al naar gelang van de behoeften van de tenuitvoerlegging van de acties.

3. Er wordt systematisch naar gestreeft dat de uitvoerders of de partners die de uiteindelijke begunstigden van de actie (land, plaatselijke gemeenschappen, ondernemingen of andere) zijn, binnen de grenzen van hun mogelijkheden en afhankelijk van de aard van elke actie, hieraan een bijdrage, met name van financiële aard, leveren.

4. Er zal worden gezocht naar mogelijkheden tot medefinanciering, met name met de Lid-Staten. De nodige maatregelen zullen worden getroffen om het communautaire karakter van de krachtens deze verordening verstrekte steun tot uitdrukking te brengen.

5. Om de samenhang en de complementariteit tussen de door de Gemeenschap en de door de Lid-Staten gefinancierde acties te bevorderen met het oog op het waarborgen van een optimale doelmatigheid van de gezamenlijke acties treft de Commissie alle noodzakelijke cooerdinatiemaatregelen; met name zorgt zij voor:

a) de totstandbrenging van een systeem van regelmatige informatie-uitwisseling over de door de Gemeenschap en de Lid-Staten gefinancierde acties;

b) cooerdinatie ter plaatse van de tenuitvoerlegging van de acties via regelmatig plaatsvindende bijeenkomsten en informatie-uitwisselingen tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de Lid-Staten in het begunstigde land.

Artikel 5

De financiële steunverlening krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 6

De tenuitvoerlegging van de in artikel 2 bedoelde acties vindt, voor zover mogelijk, plaats in het kader van naar doelstelling ingedeelde indicatieve meerjarenprogramma's.

Artikel 7

1. De Commissie is belast met het onderzoek en het beheer van en de besluitvorming over de in deze verordening bedoelde acties overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die voorzien in het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

2. De besluiten betreffende acties waarvan de financiering krachtens deze verordening de 2 miljoen ecu per actie overschrijdt, alsmede iedere wijziging van deze acties die een overschrijding meebrengt van meer dan 20 % van het oorspronkelijk voor de betrokken actie overeengekomen bedrag, worden vastgesteld volgens de procedure voorzien in artikel 8.

3. Elke krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomst of elk krachtens deze verordening gesloten financieringscontract voorziet er met name in dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse kunnen uitvoeren op de gebruikelijke wijzen vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

4. Voor zover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en het begunstigde land, wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

5. De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de Lid-Staten en het begunstigde land. Zij kan worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden.

6. De leveringen zijn van oorsprong uit de Lid-Staten of het begunstigde land of andere ontwikkelingslanden. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen de leveringen hun oorsprong in andere landen vinden.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door het "Comité Zuid-Afrika", hierna "comité" genoemd, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt zijn advies over dit ontwerp uit binnen een door de voorzitter afhankelijk van de urgentie van de betrokken kwestie vast te stellen termijn. Het advies wordt uitgebracht met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag voor besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet nemen, vastgestelde meerderheid. Bij stemmingen in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig de in voornoemd artikel vastgestelde weging. De voorzitter neemt geen deel aan de stemming.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen evenwel niet in overeenstemming zijn met het door het comité uitgebrachte advies, worden zij onmiddellijk door de Commissie aan de Raad meegedeeld. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de door haar vastgestelde maatregelen ten hoogste gedurende een periode van een maand, te rekenen vanaf de datum van de mededeling, opschorten.

De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea voorziene termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een afwijkend besluit nemen.

Artikel 9

Na elk begrotingsjaar legt de Commissie een jaarverslag aan het Europees Parlement en de Raad voor waarin de tijdens het begrotingsjaar gefinancierde acties worden samengevat en een evaluatie wordt gegeven van de uitvoering van deze verordening in het begrotingsjaar.

De samenvatting omvat met name informatie betreffende de uitvoerders waarmee de uitvoeringsovereenkomsten of -contracten werden gesloten.

Het verslag omvat eveneens een samenvatting van de eventueel naar aanleiding van de specifieke acties verrichte externe evaluaties.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

(1) Document SEC(95) 486 def.