Home

Voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het "Europees jaar tegen racisme"

Voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het "Europees jaar tegen racisme"

Voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het "Europees jaar tegen racisme" /* COM/95/0653 DEF - CNS 95/0355 */

Publicatieblad Nr. C 089 van 26/03/1996 blz. 0007


Voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het "Europees jaar tegen racisme"

(96/C 89/07)

COM(95) 653 def. - 95/0355(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 22 januari 1996)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Overwegende dat de Lid-Staten in de preambule van de Europese Akte de noodzaak hebben onderstreept om "de democratie te bevorderen uitgaande van de grondrechten die worden erkend in de grondwetten en de wetten van de Lid-Staten, in het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentale vrijheden en in het Europees sociaal handvest, met name de vrijheid, de gelijkheid en de sociale rechtvaardigheid";

Overwegende dat in artikel F, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is bepaald dat de Unie "de grondrechten eerbiedigt, zoals die worden gewaarborgd door het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de Lid-Staten voortvloeien, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht";

Overwegende dat de bevordering in de gehele Gemeenschap van een hoog peil van de werkgelegenheid en de sociale bescherming, de verhoging van de levensstandaard en de kwaliteit van het bestaan in de Lid-Staten, doelstellingen van de Gemeenschap zijn;

Overwegende dat de bevordering van de economische en sociale vooruitgang door de versterking van de economische en sociale samenhang, een doelstelling is van de Europese Unie;

Overwegende dat het constante bestaan van racisme en van xenofobe attitudes de economische en sociale samenhang in de Europese Unie schaadt;

Overwegende dat racistische en xenofobe attitudes een hinderpaal voor de daadwerkelijke uitoefening van het recht op vrij verkeer kunnen vormen;

Overwegende dat de toeneming van de economische moeilijkheden velen in de Europese Unie van alle economische, sociale en politieke participatie uitsluit en een voedingsbodem voor racistische en xenofobe instellingen vormt;

Overwegende dat racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme hoofdzakelijk op plaatselijk, regionaal en nationaal niveau moeten worden aangepakt;

Overwegende dat dit probleem niettemin een fundamenteel Europese dimensie bezit en dat uitwisselingen van gegevens en ervaring, alsmede samenwerking en overleg ter zake van maatregelen die tegen racisme en vreemdelingenhaat tussen de Commissie, de Lid-Staten en vertegenwoordigers van organisaties die zich voor de bestrijding van racisme inzetten, worden getroffen, voor de ontwikkeling van solidariteit binnen de Gemeenschap belangrijk zijn;

Overwegende dat de op Europees niveau uit te voeren maatregelen bedoeld zijn om maatregelen die in de Lid-Staten op verschillende niveaus worden uitgevoerd, te cooerdineren en aan te vullen;

Overwegende dat een op 5 april 1977 vastgestelde Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de fundamentele rechten (1) inhoudt dat de "fundamentele rechten, zoals deze met name volgen uit de grondwetten van de Lid-Staten en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden", door de Instellingen zullen worden geëerbiedigd;

Overwegende dat op 11 juni 1986 het Europees Parlement, de Raad en de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten in het kader van de Raad bijeen, en de Commissie een Verklaring tegen racisme en vreemdelingenhaat (1) hebben vastgesteld waarin het belang wordt benadrukt "van een adequate en objectieve voorlichting en een bewustmaking van alle burgers tegenover de gevaren van racisme en vreemdelingenhaat, en op de noodzaak er constant op toe te zien dat elke handeling of vorm van discriminatie wordt voorkomen of bestraft";

Overwegende dat op 29 mei 1990 de Raad en de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten in het kader van de Raad bijeen, een Resolutie betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat (2) hebben goedgekeurd;

Overwegende dat de Europese Raad bij verscheidene gelegenheden (3) racisme en vreemdelingenhaat heeft veroordeeld en de Lid-Staten heeft verzocht om doeltreffende maatregelen te nemen;

Overwegende dat in juni 1994 de Europese Raad van Korfoe is overeengekomen zijn inspanningen te vergroten om een algemene op bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat gerichte strategie op Unieniveau te ontwikkelen;

Overwegende dat in juni 1995 de Europese Raad van Cannes zijn tevredenheid heeft betuigd met het van 30 mei 1995 daterende eindverslag van de Adviescommissie Racisme en vreemdelingenhaat en over het verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse zaken;

Overwegende dat de Onderzoekscommissie Racisme en vreemdelingenhaat van het Europees Parlement in haar verslag de aanwijzing van een "Europees Jaar van harmonie tussen de rassen" heeft aanbevolen;

Overwegende dat in de resoluties van het Europees Parlement tegen racisme en vreemdelingenhaat en in het bijzonder die van 21 april 1993, 3 december 1993, 27 oktober 1994, 27 april 1995 en 27 oktober 1995 (4), racisme en vreemdelingenhaat in krachtige bewoordingen worden veroordeeld;

Overwegende dat op 19 januari 1995 het Europees Parlement, in zijn Resolutie over het "Witboek Europees Sociaal Beleid" van de Commissie (5), deze laatste heeft verzocht voorstellen in te dienen om, ongeacht leeftijd, geslacht, ras, handicap of geloofsovertuiging gelijke kansen op het werk te waarborgen;

Overwegende dat op 25 november 1992 het Economisch en Sociaal Comité in zijn resolutie bij de Lid-Staten heeft aangedrongen ten aanzien van racisme, vreemdelingenhaat en religieuze onverdraagzaamheid bij voorrang doeltreffende maatregelen te treffen en voorts de Europese Raad heeft verzocht richtsnoeren te geven om de goedkeuring van praktische maatregelen ter bestrijding van racistisch vooroordeel en geweld voor te stellen;

Overwegende dat in hun resoluties betreffende racisme en vreemdelingenhaat van 5 en van 23 oktober 1995, de Raad van arbeids- en sociale zaken, respectievelijk die van onderwijs (6), kennis hebben genomen van het voornemen van de Commissie om voor toekomstige bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat tot doel hebbende acties voorstellen te doen;

Overwegende dat de Verenigde Naties 1995 tot "Internationaal Jaar van de verdraagzaamheid" hebben uitgeroepen en de Raad van Europa op basis van de Verklaring van Wenen van 9 oktober 1993, als onderdeel van zijn activiteiten op dat gebied, een op de Europese jeugd gerichte campagne tegen racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid heeft gevoerd;

Overwegende dat het belangrijk is op Europees niveau op deze ervaring voort te bouwen, in het bijzonder om overlappingen te voorkomen, zoals is benadrukt in de op 6 november 1995 te Madrid gehouden Vierpartijenbijeenkomst tussen de Europese Unie en de Raad van Europa;

Overwegende dat op 21 oktober 1995, tijdens de topconferentie van de sociale partners in Florence een gezamenlijke verklaring is aangenomen betreffende de preventie van rassendiscriminatie en vreemdelingenhaat en de bevordering van gelijke behandeling op de werkplek;

Overwegende dat de Commissie een mededeling tot het Europees Parlement en tot de Raad heeft gericht, waarin zij haar acties tegen racisme uiteenzet;

Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van dit besluit in geen andere bevoegdheden dan in die van artikel 235 voorziet,

BESLUIT:

Artikel 1

1997 wordt aangewezen als "Europees Jaar tegen racisme".

Artikel 2

De doelstellingen van het Europees Jaar tegen racisme zijn:

a) het versterken van het bewustzijn voor en het verspreiden van informatie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme in de Gemeenschap;

b) het vestigen van de aandacht op de bedreiging die discriminatie op grond van ras, huidskleur, godsdienst en nationale of etnische herkomst voor de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap vormt;

c) het onder de aandacht van het publiek brengen van de voordelen van het integratiebeleid, met name op de gebieden van onderwijs, opleiding, huisvesting en werkgelegenheid;

d) het aanmoedigen van overdenking van en discussie over de acties die vereist zijn om racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme in de Gemeenschap te bestrijden;

e) het zorgen voor ruime verspreiding van informatie over maatregelen en acties op Europees niveau in de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme;

f) het bevorderen van het beginsel van solidariteit tussen alle leden van de samenleving;

g) het betrekken van de personen die onder racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme te lijden hebben bij het proces van de Europese integratie.

Artikel 3

1. De maatregelen die zijn bedoeld om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, zijn met name:

- het gebruik van een gezamenlijk logo en een gezamenlijk motto;

- de organisatie van wedstrijden en prijzen op communautair niveau;

- de organisatie van plaatselijke en van reizende voorlichtingsevenementen voor het accentueren en het bevorderen van de resultaten van projecten in verband met de maatschappelijke integratie en van campagnes tegen racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op nationaal en op communautair niveau door openbare en particuliere organisaties, alsmede door de sociale partners;

- de samenwerking met de media in verband met voorlichtingscampagnes, met name over de bijdrage van immigranten en etnische minderheden tot de welvaart van de Europese Gemeenschap;

- de publikatie van informatie op nationaal en op communautair niveau, onder meer, over evenementen in het raam van dat Jaar.

2. Nadere bijzonderheden over de in lid 1 bedoelde maatregelen zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 4

1. De Commissie is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van dit besluit.

2. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van raadgevende aard, dat is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met dat advies.

3. Op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van een van zijn leden behandelt het comité iedere vraag in verband met de tenuitvoerlegging van dit besluit en de in het kader van het Europees Jaar vallende nationale acties.

Artikel 5

1. Iedere Lid-Staat draagt ervoor zorg dat om de deelneming van de Lid-Staten en, in voorkomend geval, van de regionale en plaatselijke overheden in het Europees Jaar te organiseren, een nationaal cooerdinatiecomité of een gelijkwaardig administratief lichaam wordt ingesteld.

2. Het in lid 1 bedoelde comité of lichaam draagt ervoor zorg dat het representatief is voor het gehele spectrum van lichamen en organisaties die bij de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme betrokken zijn.

Artikel 6

1. De betrokken Lid-Staten dienen, na overleg met het krachtens artikel 5 ingestelde nationaal cooerdinatiecomité of het gelijkwaardige administratieve lichaam, bij de Commissie aanvragen in voor financiële ondersteuning voor de acties die in overeenstemming met hoofdstuk B van de bijlage worden getroffen.

2. Besluiten ten aanzien van acties in de hoofdstukken A en B van de bijlage worden door de Commissie genomen overeenkomstig de in artikel 4 vervatte procedure. De Commissie draagt zorg voor een evenwichtige verdeling over de Lid-Staten en over de verschillende organisaties die zich met de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme bezighouden.

Artikel 7

De Commissie draagt zorgt dat de bij dit besluit geplande acties samenhangen met en een aanvulling vormen op andere communautaire acties, in het bijzonder programma's voor onderwijs en opleiding, acties ter bestrijding van de sociale uitsluiting, alsmede op activiteiten die door de Raad van Europa worden ondernomen.

Artikel 8

De Commissie houdt het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van de vorderingen van de werkzaamheden op de hoogte en zendt deze over de uitvoering van het programma uiterlijk 31 december 1998 een eindverslag toe.

(1) PB nr. C 103 van 27. 4. 1977, blz. 1.

(1) PB nr. C 158 van 25. 6. 1986, blz. 1.

(2) PB nr. C 157 van 17. 6. 1990, blz. 1.

(3) Juni 1990, Dublin; december 1991, Maastricht; december 1992, Edinburgh; juni 1993, Kopenhagen.

(4) PB nr. C 150 van 31. 5. 1993, blz. 127; PB nr. C 342 van 20. 12. 1993, blz. 19; PB nr. C 323 van 21. 11. 1994, blz. 154; PB nr. C 126 van 22. 6. 1995, blz. 75. (De resolutie van 27. 10. 1995 is nog niet gepubliceerd.)

(5) PB nr. C 43 van 20. 2. 1995, blz. 63, punt 24.

(6) PB nr. C 296 van 10. 11. 1995, blz. 13, resp. PB nr. C 312 van 23. 11. 1995, blz. 1.

BIJLAGE

ACTIES IN VERBAND MET MAATREGELEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3

A. Projecten die uitsluitend worden gefinancierd uit de Gemeenschapsbegroting

1. Organisatie van seminars op Europees niveau om de transnationale samenwerking te vergroten, inclusief de openings- en sluitingsbijeenkomst van het Jaar.

Geraamde kosten: 17 %.

2. Voorlichtings- en publiciteitscampagne op communautair niveau, inclusief:

- ontwerp en promotie van het gemeenschappelijk logo en het gemeenschappelijk motto voor het Europees Jaar;

- voorbereiding en verdeling van drukwerk en audiovisueel materiaal om de belangstelling van het publiek te stimuleren;

- samenwerking met de media.

Geraamde kosten: 25 %.

3. Prijzen en wedstrijden, waaronder

- organisatie van wedstrijden op Europees niveau, waarbij de nadruk komt te liggen op resultaten bij de bestrijding van racisme;

- toekenning van prijzen aan de media op Europees niveau ter beloning van verdraagzaamheid en begrip.

Geraamde kosten: 25 %.

4. Overige acties

Enquêtes en studies, met als doel het vergroten van het bewustzijn ten aanzien van de thema's van het Europees Jaar; evaluatie-onderzoek naar de impact van het Europees Jaar.

Geraamde kosten: 5 %.

5. Administratiekosten van het Europees Jaar

Technische ondersteuning bij het verrichten van de in artikel 3 van het besluit vermelde activiteiten.

B. Mede uit de Gemeenschapsbegroting gefinancierde maatregelen

Projecten en evenementen op regionaal of plaatselijk niveau rond de thema's van het Europees Jaar.

Er kan een financiële steun ten bedrage van maximaal 50 % van de kosten van deze maatregelen worden toegekend. Aanvragen voor medefinanciering worden aan de Commissie voorgelegd door de Lid-Staten, die een eerste selectie maken van de projecten op basis van de bijdrage die deze kunnen leveren tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit besluit.

Geraamde kosten: 28 %.

C. Maatregelen zonder financiële gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting

Vrijwillige acties te ondernemen door openbare en particuliere actoren:

- het gebruik van het gemeenschappelijk logo en het gemeenschappelijk motto bij campagnes voor het vergroten van het bewustzijn en voor evenementen;

- verspreiding van informatie over het Europees Jaar in de media.