Home

Bekendmaking van de Commissie betreffende samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Commissie op het gebied van steunmaatregelen van de Staten

Bekendmaking van de Commissie betreffende samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Commissie op het gebied van steunmaatregelen van de Staten

Bekendmaking van de Commissie betreffende samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Commissie op het gebied van steunmaatregelen van de Staten (95/C 312/07)

Het doel van deze bekendmaking bestaat erin richtsnoeren te bieden voor samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en de Commissie op gebied van de staatssteunmaatregelen. De bekendmaking beperkt geenszins de uit hoofde van het Gemeenschapsrecht aan Lid-Staten, particulieren of ondernemingen toevallende rechten. Ook wordt daarmee geen afbreuk gedaan aan de uitlegging van het Gemeenschapsrecht door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en door het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen. Tenslotte wordt met deze bekendmaking geenszins beoogd zich in de taakvervulling van de nationale rechterlijke instanties te mengen.

I. INLEIDING

1. De opheffing van de binnengrenzen tussen de Lid-Staten stelt de ondernemingen in de Gemeenschap in staat hun activiteiten overal in de interne markt uit te oefenen en biedt de consumenten de met het bestaan van meer mededinging gepaard gaande voordelen. Aan deze voordelen mag geen afbreuk worden gedaan door verstoringen van de mededinging welke door aan ondernemingen onrechtmatig verleende steun worden veroorzaakt. De voltooiing van de interne markt vestigt derhalve nogmaals de aandacht op het belang van het doen naleven van het communautaire mededingingsbeleid.

2. Het Hof van Justitie heeft een aantal belangrijke arresten inzake de uitlegging en toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag gewezen. Het Gerecht van eerste aanleg is thans bevoegd ten aanzien van de vorderingen van particulieren tegen beschikkingen van de Commissie in steunzaken en zal dus op dit gebied eveneens tot de ontwikkeling van de rechtspraak bijdragen. De Commissie is onder toezicht van het Gerecht van eerste aanleg en van het Hof van Justitie voor de dagelijkse toepassing van de mededingingsregels verantwoordelijk. De autoriteiten en rechterlijke instanties in de Lid-Staten alsmede de communautaire rechterlijke instanties en de Commissie zijn ieder op zijn gebied bevoegd en verantwoordelijk voor het doen naleven van de Verdragsbepalingen inzake staatssteun in overeenstemming met de in de rechtspraak van het Hof van Justitie vervatte beginselen.

3. De juiste toepassing van het mededingingsbeleid in de interne markt kan een daadwerkelijke samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties vergen. Deze bekendmaking verschaft een toelichting bij de wijze waarop de Commissie voornemens is de nationale rechterlijke instanties bij te staan door een nauwere samenwerking bij de toepassing van de artikelen 92 en 93 in afzonderlijke zaken tot stand te brengen. Vaak wordt uiting gegeven aan bezorgdheid dat de eindbeslissingen van de Commissie in steunzaken eerst enige tijd nadat de verstoring van de mededinging de belangen van derden heeft geschaad, worden gegeven. Aangezien de Commissie zich niet altijd in een positie bevindt om onmiddellijk ter vrijwaring van de belangen van derden in staatssteunzaken op te treden, zijn de nationale rechterlijke instanties wellicht beter geplaatst om ervoor zorg te dragen dat inbreuken op het in artikel 93, lid 3, laatste volzin, bepaalde worden behandeld en verholpen.

II. BEVOEGDHEDEN (1)

4. De Commissie is het administratieve gezagsorgaan dat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van het mededingingsbeleid in het openbare belang van de Gemeenschap. De nationale rechter is verantwoordelijk voor de rechtsbescherming en voor het doen naleven van plichten, gewoonlijk op verzoek van particuliere partijen. De Commissie moet alle steunmaatregelen die onder artikel 92, lid 1, vallen, onderzoeken teneinde de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt te toetsen. De nationale rechter moet erop toezien dat de Lid-Staten aan hun procedureverplichtingen voldoen.

5. Artikel 93, lid 3, laatste volzin, (hieronder vet weergegeven) heeft rechtstreekse werking in de rechtsorde van de Lid-Staten.

"De Commissie wordt van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte gebracht om haar opmerkingen te kunnen maken. Indien zij meent dat zulk een voornemen volgens artikel 92 onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, vangt zij onverwijld de in het vorige lid bedoelde procedure aan. De betrokken Lid-Staat kan de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering brengen voordat die procedure tot een eindbeslissing heeft geleid.".

6. Het verbod tot tenuitvoerlegging dat in artikel 93, lid 3, laatste volzin, is vervat, strekt zich uit tot iedere steunmaatregel die zonder kennisgeving (2) tot uitvoering is gebracht, en blijft, wanneer zodanige kennisgeving wel heeft plaatsgehad, in stand tijdens de inleidende fase en wel, indien de Commissie de contradictoire procedure inleidt, tot aan de eindbeslissing (3).

7. Het spreekt vanzelf dat de rechter zal moeten nagaan of de "voorgenomen maatregelen" als steunmaatregelen in de zin van artikel 92, lid 1 (4), dienen te worden aangemerkt, alvorens uitspraak te doen krachtens de laatste volzin van artikel 93, lid 3. In de beschikkingen van de Commissie en de rechtspraak van het Hof is veel aandacht besteed aan deze belangrijke kwestie. Derhalve moet het begrip steunmaatregelen van de Staten zodanig geïnterpreteerd worden dat het niet enkel betrekking heeft op subsidies maar tevens belastingfaciliteiten en investeringen met openbare middelen zijn verricht in omstandigheden waarin een particulier investeerder niet zou zijn opgetreden (5). De steun moet komen van de "Staat", hetgeen alle niveaus, uitingen en emanaties van de overheid behelst (6). De steun moet ten goede komen aan bepaalde ondernemingen of de produktie van bepaalde goederen: dit dient om steunmaatregelen waarop artikel 92, lid 1, van toepassing is te onderscheiden van algemene maatregelen waarop het genoemde artikel niet van toepassing is (7). Er is onder meer geen sprake van staatssteun bij maatregelen die niet gericht zijn op of leiden tot de begunstiging van bepaalde ondernemingen of de produktie van bepaalde goederen, of welke op grond van objectieve criteria van toepassing zijn op personen ongeacht de locatie, de sector of de onderneming waar de begunstigde is tewerkgesteld.

8. Alleen de Commissie kan besluiten dat staatssteun "verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt" en derhalve is toegestaan.

9. Bij de toepassing van artikel 92, lid 1, kunnen de nationale rechterlijke instanties vanzelfsprekend aan het Hof prejudiciële vragen stellen krachtens artikel 177 van het EG-Verdrag en in bepaalde omstandigheden moet dit zelfs worden gedaan. Zij kunnen eveneens de Commissie om bijstand verzoeken door aan haar juridische of economische gegevens te vragen naar analogie met 's Hofs Delimitis-arrest (8) met betrekking tot artikel 85 van het EG-Verdrag.

10. De nationale rechter moet de rechten veilig stellen die de particulieren aan de rechtstreekse werking van het verbod in artikel 93, lid 3, laatste volzin, ontlenen. De rechter moet alle beschikbare middelen of beroepsmogelijkheden gebruiken en alle relevante bepalingen van het nationale recht toepassen teneinde de rechtstreekse werking van deze verplichting, die door het Verdrag aan de Lid-Staten is opgelegd, tot gelding te brengen (9). Een nationale rechterlijke instantie moet in een zaak die binnen haar bevoegdheid valt, het volledige Gemeenschapsrecht toepassen en de rechten beschermen die het Gemeenschapsrecht aan particulieren verleent. Derhalve moet de nationale rechterlijke instantie elke nationale rechtsregel die met het Gemeenschapsrecht strijdig is, buiten beschouwing laten, ongeacht of de bedoelde rechtsregel reeds van vóór of eerst van na de communautaire rechtsregel dateert (10). De rechter kan op passende wijze en overeenkomstig de toepasselijke nationale rechtsregels en de evolutie van de rechtspraak van het Hof van Justitie (11) voorlopige maatregelen treffen, onder meer door blokkering of teruggave van onrechtmatig uitgekeerde sommen te gelasten en door toekenning van schadevergoeding aan partijen wier belangen worden geschaad.

11. Het Hof van Justitie heeft gesteld dat aan de volle werking van de Gemeenschapsbepalingen zou worden afgedaan en de bescherming van de daarin toegekende rechten zou worden afgezwakt, indien particulieren niet de mogelijkheid zouden hebben om schadevergoeding te verkrijgen wanneer hun rechten worden aangetast als gevolg van een schending van het Gemeenschapsrecht die aan een Lid-Staat kan worden toegerekend (12); het beginsel dat de Staat aansprakelijk is voor schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het Gemeenschapsrecht die hem kunnen worden toegerekend, is derhalve inherent aan het systeem van het Verdrag (13); een nationale rechter die in een bij hem aanhangig geding betreffende het Gemeenschapsrecht van oordeel is dat het enige wat hem belet voorlopige maatregelen te gelasten, een regel van nationaal recht is, die regel buiten toepassing moet laten (14).

12. Deze beginselen zijn van toepassing bij schending van de communautaire mededingingsvoorschriften. Particulieren en ondernemingen moeten een beroep kunnen doen op alle procedurevoorschriften en rechtsmiddelen van het nationale recht onder dezelfde omstandigheden welke van toepassing zouden zijn bij een vergelijkbare schending van het nationale recht. Deze gelijke behandeling betreft niet alleen de definitieve vaststelling van een inbreuk op een bepaling van het Gemeenschapsrecht die rechtstreekse werking heeft, maar tevens alle wettelijke middelen die kunnen bijdragen tot een daadwerkelijke rechtsbescherming.

III. DE BEPERKTE BEVOEGDHEDEN VAN DE COMMISSIE

13. Toepassing van het communautaire mededingingsrecht door de nationale rechter brengt zowel voor particulieren als voor ondernemingen aanzienlijke voordelen mee. De Commissie kan geen schadevergoeding toekennen met betrekking tot de als gevolg van een inbreuk op artikel 93, lid 3, geleden schade. Dergelijke vorderingen kunnen slechts bij de nationale rechterlijke instanties aanhangig worden gemaakt. De nationale rechterlijke instanties kunnen gewoonlijk snel voorlopige maatregelen vaststellen en beëindiging van de inbreuken gelasten. De nationale rechterlijke instanties kunnen tot voeging overgaan van een vordering krachtens het Gemeenschapsrecht met een vordering krachtens het nationale recht. Zulks is niet mogelijk in een procedure bij de Commissie. Bovendien kan de nationale rechter de verliezende verweerder veroordelen tot betaling van de kosten die de eiser voor het geding heeft gemaakt. Dit is nimmer mogelijk in de administratieve procedure bij de Commissie.

IV. TOEPASSING VAN ARTIKEL 93, LID 3

14. De Lid-Staten moeten alle steunvoornemens of wijzigingen van reeds goedgekeurde steunmaatregelen bij de Commissie aanmelden. Dit geldt eveneens ten aanzien van steun die voor automatische goedkeuring krachtens artikel 92, lid 2, in aanmerking kan komen, omdat de Commissie moet nagaan of aan de vereiste voorwaarden is voldaan. De enige uitzondering op de aanmeldingsverplichting is steun die als verwaarloosbaar (de minimis) is aangemerkt omdat de steun het handelsverkeer tussen de Lid-Staten niet aanmerkelijk beïnvloedt en derhalve niet binnen de werkingssfeer van artikel 92, lid 1, valt (15).

15. De Commissie ontvangt de aanmelding van algemene steunregelingen of -programma's alsook van voornemens om steun toe te kennen aan afzonderlijke ondernemingen. Zodra een regeling door de Commissie is goedgekeurd, behoeven afzonderlijke steunmaatregelen krachtens de regeling normalerwijze niet te worden aangemeld. Krachtens bepaalde steuncodes of kaderregelingen ten behoeve van bijzondere bedrijfstakken of bijzondere typen steun, dient elke steunverlening dan wel steunverlening vanaf een bepaald bedrag afzonderlijk te worden aangemeld. Afzonderlijke aanmelding kan eveneens vereist zijn in sommige gevallen krachtens de voorwaarden van de goedkeuring van de Commissie van een bepaalde regeling. De Lid-Staten dienen de steun die zij buiten het kader van een goedgekeurde regeling wensen te verlenen, aan te melden. Aanmelding is vereist ten aanzien van voorgenomen maatregelen, met inbegrip van voornemens om overheidsmiddelen aan overheids- of aan particuliere ondernemingen over te dragen, hetgeen steun in de zin van artikel 92, lid 1, kan inhouden.

16. Bij een vordering op grond van artikel 93, lid 3, laatste volzin, moeten de nationale rechterlijke instanties eerst nagaan of de maatregel als nieuwe of bestaande steun in de zin van artikel 92, lid 1, dient te worden aangemerkt. In de tweede plaats moet worden nagegaan of de maatregel hetzij afzonderlijk hetzij in het raam van een regeling is aangemeld en of de Commissie over voldoende tijd beschikte om tot een besluit te komen (16).

17. Wat de steunregelingen betreft, is het Hof van Justitie van oordeel dat een periode van twee maanden volstaat, waarna de betrokken Lid-Staat de aangemelde steunmaatregel, na voorafgaande kennisgeving aan de Commissie, ten uitvoer kan leggen (17). De Commissie heeft deze periode vrijwillig herleid tot 30 werkdagen met betrekking tot afzonderlijke zaken en tot 20 werkdagen in de "versnelde" procedure. De termijnen beginnen te lopen vanaf het tijdstip waarop de Commissie van oordeel is dat de door de Lid-Staat verstrekte gegevens volstaan om een besluit te nemen (18).

18. Indien de Commissie besluit de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden, loopt de periode waarin de tenuitvoerlegging van een steunmaatregel verboden is, tot het tijdstip waarop de Commissie een positieve beschikking geeft. Ten aanzien van niet-aangemelde steunmaatregelen is er met betrekking tot de besluitvorming van de Commissie geen sprake van een termijn, hoewel de Commissie zo spoedig mogelijk zal handelen. Er mag geen steun worden verleend vóór de Commissie een eindbeschikking heeft gegeven.

19. Indien de Commissie zich niet over een steunmaatregel heeft uitgesproken, kan de nationale rechter zich bij de interpretatie van het Gemeenschapsrecht steeds laten leiden door de rechtspraak van het Gerecht van eerste aanleg en van het Hof van Justitie, alsmede door de beschikkingen van de Commissie. De Commissie heeft een aantal algemene mededelingen bekendgemaakt die in dat opzicht nuttig kunnen zijn (19).

20. De nationale rechter moet aldus in staat zijn te besluiten of de betrokken maatregel al dan niet onwettelijk is krachtens artikel 93, lid 3. Bij twijfel kan de nationale rechter en moet hij in sommige gevallen een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 177.

21. Indien de nationale rechter in zijn uitspraak vaststelt dat artikel 93, lid 3, niet is nageleefd, moet hij vaststellen dat de betrokken maatregel het Gemeenschapsrecht schendt en de dienstige maatregelen treffen om de rechten van particulieren en ondernemingen veilig te stellen.

V. GEVOLGEN VAN DE BESCHIKKINGEN VAN DE COMMISSIE

22. Het Hof van Justitie heeft gesteld (20) dat de nationale rechter gebonden is door een aan een Lid-Staat krachtens artikel 93, lid 2, gerichte beschikking van de Commissie ingeval de betrokken begunstigde van de steun de geldigheid van de beschikking waarvan hij schriftelijk door de betrokken Lid-Staat op de hoogte is gesteld, wenst aan te vechten en verzuimd heeft om binnen de in artikel 173 van het EG-Verdrag bepaalde termijn gebruik te maken van zijn recht om tegen die beschikking beroep in te stellen.

VI. SAMENWERKING TUSSEN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES EN DE COMMISSIE

23. De Commissie is zich ervan bewust dat de genoemde beginselen inzake de toepassing van de artikelen 92 en 93 door de nationale rechterlijke instanties complex en soms ontoereikend ontwikkeld zijn om de rechterlijke instanties in staat te stellen hun rechterlijke taak naar behoren te vervullen. De nationale rechterlijke instanties kunnen derhalve de Commissie om bijstand verzoeken.

24. In artikel 5 van het EG-Verdrag is het beginsel neergelegd van een loyale en duurzame samenwerking tussen de communautaire Instellingen en de Lid-Staten met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag waaronder de tenuitvoerlegging van artikel 3, onder g), van het EG-Verdrag, dat de invoering beoogt van een regime waardoor wordt verzekerd dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. Dit beginsel behelst verplichtingen en plichten inzake wederzijdse bijstand voor de Lid-Staten en de communautaire Instellingen. Uit hoofde van genoemd artikel 5 moet de Commissie samenwerken met de rechterlijke instanties van de Lid-Staten die tot taak hebben over de toepassing en de naleving van het Gemeenschapsrecht in de nationale rechtsorde te waken.

25. De Commissie acht deze samenwerking van essentieel belang met het oog op het garanderen van een strikte, doelmatige en coherente toepassing van het communautaire mededingingsrecht. Bovendien is de deelname van de nationale rechterlijke instanties aan de toepassing van het mededingingsrecht op het gebied van de staatssteun noodzakelijk opdat artikel 93, lid 3, effect zou sorteren. Het Verdrag verplicht de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, te volgen alvorens zij de terugbetaling van de steun kan gelasten en/of voor de periode tijdens welke de steunmaatregel werd onderzocht, de betaling van rente kan opleggen (21). Het Hof heeft gesteld dat artikel 93, lid 3, rechtstreekse werking heeft en dat de onrechtmatigheid van een steunmaatregel en de gevolgen welke daaruit voortvloeien, nimmer retroactief door een positieve beschikking van de Commissie inzake een steunmaatregel kunnen worden gelegaliseerd. De toepassing van de voorschriften inzake aanmelding op het gebied van staatssteun is derhalve een essentieel onderdeel van de mogelijke rechtsvordering van particulieren en van ondernemingen.

26. In het licht van deze overwegingen is de Commissie voornemens zich op de volgende wijze in te zetten om tot een nauwere samenwerking met de nationale rechterlijke instanties te komen.

27. De Commissie hecht veel belang aan een open en doorzichtig beleid. Haar beleid is erop gericht de betrokken partijen inzake de toepassing van de mededingingsvoorschriften nuttige informatie te verstrekken. Daartoe zal zij zo veel mogelijk informatie over steunzaken en het desbetreffende beleid blijven publiceren. De rechtspraak van het Hof van Justitie en van het Gerecht van eerste aanleg, door de Commissie bekendgemaakte algemene teksten inzake staatssteun, beschikkingen van de Commissie, de jaarverslagen van de Commissie inzake mededingingsbeleid en het maandelijkse Bulletin van de Europese Unie kunnen de nationale rechterlijke instanties bij de behandeling van individuele zaken van dienst zijn.

28. Indien deze algemene aanwijzingen niet volstaan kan de nationale rechter binnen de beperkingen van het nationale procedurerecht bij de Commissie informatie van procedurele aard inwinnen teneinde te kunnen vaststellen of een bepaalde zaak in behandeling is bij de Commissie, al dan niet is aangemeld, dan wel of de Commissie officieel de procedure heeft ingeleid of enig ander besluit heeft genomen.

29. De nationale rechter kan de Commissie eveneens raadplegen, indien de toepassing van artikel 92, lid 1, of van artikel 93, lid 3, bijzondere moeilijkheden doet rijzen. Wat artikel 92, lid 1, betreft, kunnen deze moeilijkheden met name verband houden met het aanmerken van de maatregel als staatssteun, de eventuele vervalsing van de mededinging waartoe de maatregel aanleiding kan geven, en de nadelige invloed op het handelsverkeer tussen de Lid-Staten. De rechterlijke instanties kunnen derhalve de Commissie raadplegen over haar gangbare praktijk op deze punten. Zij kunnen bij de Commissie inlichtingen inwinnen over feitelijke gegevens, zoals statistieken, marktstudies en economische analyses. De Commissie zal al het mogelijke doen om die gegevens te verschaffen of zij zal de bron vermelden waar die gegevens uit kunnen worden geput.

30. De Commissie zal in haar antwoord niet ingaan op grond van de individuele zaak noch op de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt. Het door de Commissie gegeven antwoord is voor de nationale rechter niet bindend. In haar antwoord geeft de Commissie duidelijk aan dat haar standpunt voorlopig is en dat aan het recht van de nationale rechter om overeenkomstig artikel 177 aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te stellen, in geen enkel opzicht afbreuk wordt gedaan.

31. Het is in het belang van een goede rechtsbedeling dat de Commissie op de verzoeken om feitelijke en juridische gegevens zo spoedig mogelijk antwoordt. De Commissie kan evenwel aan die verzoeken slechts gevolg geven indien een aantal voorwaarden zijn vervuld. Zij moet daadwerkelijk over de gevraagde inlichtingen beschikken en mag alleen niet-vertrouwelijke gegevens verstrekken.

32. Artikel 214 van het EG-Verdrag verplicht de Commissie ertoe gegevens van vertrouwelijke aard niet openbaar te maken. De verplichting tot loyale samenwerking uit hoofde van artikel 5 van het EG-Verdrag betreft bovendien enkel de betrekkingen tussen de nationale rechterlijke instanties en de Commissie, en raakt geenszins de partijen in het geding voor hun nationale rechter. De Commissie dient de rechterlijke neutraliteit en objectiviteit te eerbiedigen. Bijgevolg zal zij op een verzoek om inlichtingen slechts ingaan wanneer dit van een nationale rechterlijke instantie uitgaat, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks via de partijen aan wie de betrokken nationale rechter heeft opgedragen bepaalde gegevens in te winnen.

VII. SLOTOPMERKINGEN

33. Deze mededeling geldt mutatis mutandis voor de betrokken voorschriften inzake staatssteun voor zover zij rechtstreekse werking hebben in de rechtsorde van de Lid-Staten met betrekking tot:

- het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de op grond van dat Verdrag vastgestelde bepalingen, en

- de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

34. Deze bekendmaking is louter indicatief bedoeld en beperkt op generlei wijze de aan Lid-Staten, particulieren of ondernemingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht toevallende rechten.

35. Deze bekendmaking laat de uitlegging van het Gemeenschapsrecht door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en door het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen onverlet.

36. Een samenvatting van de antwoorden die de Commissie op grond van deze bekendmaking gegeven heeft, zal jaarlijks in het Mededinginsverslag worden gepubliceerd.

(1) Het Hof van Justitie heeft de respectieve rol van de Commissie en van de nationale rechterlijke instanties als volgt beschreven:

"9) Met betrekking tot de rol van de Commissie overwoog het Hof in het arrest van 22 maart 1977 (zaak 78/96, Steinlike en Weinlig, Jurispr. 1977, blz. 595, rechtsoverweging 9) dat het Verdrag, door bij artikel 93 het voortdurende onderzoek van en het toezicht op steunmaatregelen aan de Commissie op te dragen, beoogt de eventuele onverenigbaarheid van een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt te doen vaststellen door middel van een passende procedure, voor de toepassing waarvan de Commissie verantwoordelijk is, zulks onder toezicht van het Hof van Justitie.

10) Met betrekking tot de nationale rechterlijke instanties verklaarde het Hof in hetzelfde arrest dat deze zich genoodzaakt kunnen zien de term steunmaatregel in de zin van artikel 92 uit te leggen en toe te passen, teneinde vast te stellen of een overheidsmaatregel die zonder inachtneming van de voorafgaande controleprocedure van artikel 93, lid 3, is getroffen, daaraan al dan niet had moeten worden onderworpen.

11) Het optreden van de nationale rechter berust op de rechtstreekse werking van artikel 93, lid 3, laatste volzin. Dienaangaande verklaarde het Hof in het arrest van 11 december 1973 (zaak 120/73, Lorenz, Jurispr. 1973, blz. 1471) dat de rechtstreekse werking van het in dit artikel neergelegde verbod tot tenuitvoerlegging zich uitstrekt tot iedere steunmaatregel die zonder kennisgeving tot uitvoering is gebracht; wanneer zodanige kennisgeving wel heeft plaatsgehad, blijft zij in stand tijdens de inleidende fase en wel, indien de Commissie de contradictoire procedure inleidt, tot aan de eindbeslissing.

14) . . . de centrale en exclusieve rol die de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag aan de Commissie voorbehouden bij de vaststelling van de eventuele onverenigbaarheid van een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt, (verschilt) fundamenteel van de rol die de nationale rechterlijke instanties vervullen bij de bescherming van de rechten die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het in artikel 93, lid 3, laatste volzin, van het EEG-Verdrag neergelegde verbod ontlenen. Terwijl de Commissie gehouden is te onderzoeken of de voorgenomen steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, zelfs wanneer de Lid-Staat het verbod tot tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen miskent, dienen de nationale rechterlijke instanties slechts, hangende de eindbeslissing van de Commissie, de rechten van de justitiabelen te beschermen tegenover een eventuele miskenning, door de nationale autoriteiten, van het in artikel 93, lid 3, laatste volzin, van het EEG-Verdrag neergelegde verbod.".

HvJEG in zaak C-354/90, Fédération nationale du commerce extérieur des produits alimentaires en Syndicat national des négociants et transformateurs de saumon tegen Franse Republiek, Jurispr. 1991, blz. I-5505, i.h.b., rechtsoverwegingen 9, 10, 11 en 14 (blz. 5527 en 5528).

(2) Met uitzondering van "bestaande" steun. Dergelijke steun kan tot uitvoering worden gebracht zolang de Commissie deze niet onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt heeft verklaard: zie arresten HvJEG in zaak C-387/92, Banco de Crédito Industrial SA, thans Banco Exterior de España SA tegen Ayuntamiento de Valencia, Jurispr. 1994, blz. I-877; zaak C-44/93, Namur-Les Assurances du Crédit tegen Nationale Delcrederedienst en de Belgische Staat, Jurispr. 1994, blz. I-3829.

(3) Zie voetnoot 1, zaak C-354/90 blz. 5527, rechtsoverweging 11.

(4) Zie het arrest van het Hof van Justitie in zaak 78/76, Steinlike en Weinlig tegen Duitsland, Jurispr. 1977, blz. 595, en met name rechtsoverweging 14, welke luidt: ". . . dat een nationale rechter zich aldus genoodzaakt kan zien de term steunmaatregel in artikel 92 uit te leggen en toe te passen, teneinde vast te stellen of een overheidsmaatregel, die buiten de voorafgaande controleprocedure van artikel 93, lid 3, om is ingesteld, daaraan al dan niet had moeten worden onderworpen".

(5) Voor een recente formulering, zie de conclusie van advocaat-generaal Jacobs in de gevoegde zaken C-278/92 tot en met C-280/92, Spanje tegen de Commissie, punt 28: ". . . dat er sprake is van staatssteun wanneer een Lid-Staat openbare middelen ter beschikking stelt van een onderneming die normaliter niet zouden worden verstrekt door een particuliere investeerder die gewone commerciële criteria hanteert en andere overwegingen van sociale, politieke of filantropische aard buiten beschouwing laat".

(6) Het Hof van Justitie verklaarde voor recht in zaak 290/83, Commissie/Frankrijk, Jurispr. 1985, blz. 439, i.h.b. rechtsoverweging 14 (blz. 449), dat ". . . Artikel 92 op alle steunmaatregelen van Staten of met staatsmiddelen bekostigd, (ziet), ongeacht of de steun rechtstreeks door de Staat wordt verleend dan wel door van overheidswege ingestelde of aangewezen, publiek- of privaatrechtelijke beheersorganen".

(7) Een duidelijke verklaring van dit onderscheid is te vinden in de conclusie van advocaat-generaal Darmon in de gevoegde zaken C-72 en C-73/91 Sloman Neptun Seebetriebsrat; Jurispr. 1993, blz. I-887.

(8) Arrest HvJEG in zaak C-234/89, Delimitis tegen Henninger Bräu, Jurispr. 1991, blz. I-935; Bekendmaking van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag, PB nr. C 39 van 13. 2. 1993, blz. 6. Zie tevens de conclusies van advocaat-generaal Lenz in zaak C-44/93, punt 106, zie hierboven voetnoot 2. Zie eveneens zaak C-2/88 Imm., Zwartveld, Jurispr. 1990, I-3365 en I-4405; i.h.b. bk. 4410-4411: 'de Gemeenschapsinstellingen zijn verplicht loyaal samen te werken met de rechterlijke autoriteiten van de Lid-Staten, die tot taak hebben te waken over de toepassing en eerbiediging van het Gemeenschapsrecht in de nationale rechtsorde.`.

(9) Het Hof van Justitie stelde in zaak C-354/90, rechtsoverweging 12, blz. 5528, zie voetnoot 1 dat: '. . . de geldigheid van handelingen tot uitvoering van steunmaatregelen wordt aangetast door de miskenning, door de nationale autoriteiten, van artikel 93, lid 3, laatste volzin, van het EEG-Verdrag. De nationale rechterlijke instanties dienen de justitiabelen die zich op een dergelijke miskenning kunnen beroepen, te waarborgen dat daaruit, overeenkomstig hun nationale recht, alle consequenties zullen worden getrokken, zowel wat betreft de geldigheid van handelingen tot uitvoering van de betrokken steunmaatregelen, als wat betreft de terugvordering van in strijd met deze bepaling of eventuele voorlopige maatregelen verleende financiële steun.`.

(10) Zaak 106/77, Amministrazione delle Finanze dello Stato/Simmenthal, Jurispr. 1978, (r.o. 21, blz. 644). Zie tevens arrest HvJEG in zaak C 213-89. The Queen/Secretary of State for Transport, ex parte: Factortame Ltd en anderen, Jurispr. 1990, blz. I-2433, i.h.b. rechtsoverweging 21, blz. 2474.

(11) Arrest HvJEG in gevoegde zaken C-6/90 en C-9/90, A. Francovich e.a. tegen Italiaanse Republiek, Jurispr. 1991, I-5357. Andere belangrijke zaken welke momenteel bij het Hof voorliggen en betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de nationale rechterlijke instanties inzake de toepassing van het Gemeenschapsrecht zijn: zaak C-48/93, The Queen/Secretary of State for Transport, ex parte: Factortame Ltd en anderen, PB nr. C 94 van 3. 4. 1993, blz. 13; zaak C-46/93, Brasserie du Pêcheur SA tegen Duitsland, PB nr. C 92 van 2. 4. 1993, blz. 4; zaak C-312/93, SCS Peterbroeck, Van Campenhout & Cie tegen de Belgische Staat, PB nr. C 189 van 13. 7. 1993, blz. 9; de zaken C-430 en C-431/93, J. Van Schindel en J.N.C. Van Veen tegen Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten, PB nr. C 338 van 15. 12. 1993, blz. 10.

(12) Zie hierboven, voetnoot 11, Francovich, i.h.b. rechtsoverweging 33, blz. 5414.

(13) Zie hierboven, voetnoot 11, Francovich, i.h.b. rechtsoverweging 35, blz. 5414.

(14) Zie hierboven, voetnoot 10, The Queen tegen Secretary of State for Transport, ex parte: Factortame Ltd en anderen, i.h.b. Jurispr. 1990, blz. 2475.

(15) Punt 3.2 van de Communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf, PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 2, en de brief aan de Lid-Staten, ref. IV/D/06878 van 23 maart 1993 opgenomen in Mededingingsrecht in de Europese Gemeenschappen, Volume II.

(16) Arrest HvJEC in zaak 120/73, Lorenz tegen Duitsland, Jurispr. 1973, blz. 1471.

(17) Zie voetnoot 10, zaak 120/73, i.h.b. rechtsoverweging 4 op blz. 1481; zie tevens zaak 84/42, Duitsland tegen Commissie, Jurispr. 1984, blz. 1451, i.h.b. rechtsoverweging 11 op blz. 1488.

(18) De Commissie heeft een leidraad bij de procedures in zaken betreffende overheidssteun bekendgemaakt; zie Mededingingsrecht in de Europese Gemeenschappen, volume II.

(19) De Commissie publiceert geregeld een bijgewerkt compendium betreffende de voorschriften inzake staatssteun ("Mededingingsrecht in de Europese Gemeenschappen", Deel II).

(20) Arrest HvJEG, in zaak C-188/92, TWD Textilwerke Deggendorf GmbH tegen Duitsland, Jurispr. 1994, blz. I-833 en in zaak 77/72, Capolongo, Jurispr. 1973, blz. 611.

(21) De Commissie heeft de Lid-Staten ervan in kennis gesteld dat zij na de betrokken Lid-Staat de kans gegeven te hebben zijn opmerkingen kenbaar te maken en het verlenen van reddingssteun in de zin van de communautaire richtsnoeren in overweging te nemen als alternatief, in daartoe geschikte zaken een voorlopige beschikking kan geven waarin de Lid-Staten wordt bevolen sommen terug te vorderen welke zijn toegekend in strijd met de procedurevereisten. De steun zou moeten worden teruggevorderd in overeenstemming met het nationale recht; de terugvorderbare som draagt rente vanaf de uitkering van de steun. (Mededeling van de Commissie aan de Lid-Staten ter aanvulling van de brief van de Commissie SG(91) D/4577 van 4 maart 1991 inzake de procedures betreffende de aanmelding van steunvoornemens en de procedures die van toepassing zijn ingeval steun is verleend in strijd met de voorschriften van artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag), nog niet gepubliceerd.