Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/80/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lid-staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/80/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lid-staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten"

(96/C 153/09)

De Raad heeft op 7 februari 1996 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft de Afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden belast. Het heeft in de loop van zijn werkzaamheden de heer Cal als algemeen rapporteur aangewezen (art. 20 van het Reglement van Orde).

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 333e Zitting (vergadering van 29 februari 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Het huidige voorstel voor een richtlijn van de Raad is bedoeld om ook de lokale bestuursorganen van de drie nieuwe lid-staten, te weten Finland, Oostenrijk en Zweden, op te nemen in Richtlijn 94/80/EG.

1.2. Het Comité staat achter dit voorstel.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité herinnert eraan dat zowel de huidige richtlijn als het wijzigingsvoorstel bedoeld zijn om gevolg te geven aan artikel 8B, waarin het volgende wordt bepaald: "Iedere burger van de Unie die verblijf houdt in een lid-staat waarvan hij geen onderdaan is, bezit het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen in de lid-staat waar hij verblijft, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat".

2.2. Het Comité wijst erop dat de uitbreiding van het algemeen stemrecht op lokaal niveau gepaard moet gaan met de nodige aanpassingen, zodat de burger zich meer bij de Unie betrokken voelt en het begrip Europees burgerschap aan geloofwaardigheid wint.

2.3. Het Comité beklemtoont het belang van deelname van de burgers van de Unie aan de werking van de plaatselijke autoriteiten en de gemeenteraadsverkiezingen. Dit draagt immers bij tot een beter wederzijds begrip en een grotere verbondenheid van de burgers met het plaatselijke gemeenschapsleven. Voorts krijgen ook de autoriteiten en de politici zelf op die manier meer inzicht in deze realiteit.

2.4. Het Comité verwijst ten slotte naar vroegere adviezen (), en onderstreept dat de hand moet worden gehouden aan het beginsel van non-discriminatie van burgers van de Unie op grond van hun nationaliteit, dat is vastgelegd in het Verdrag en bevestigd wordt door de jurisprudentie ().

Brussel, 29 februari 1996.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

C. FERRER

() PB nr. C 393 van 31. 12. 1994; advies van 14. 9. 1994.

() Arrest van het Hof C-92/92 en C-362/92.