Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de volgende voorstellen: - "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren", en - "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/494/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de volgende voorstellen: - "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren", en - "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/494/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de volgende voorstellen: - "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren", en - "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/494/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee"
Publicatieblad Nr. C 153 van 28/05/1996 blz. 0046
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de volgende voorstellen:
- "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren", en
- "Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/494/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee" ()
(96/C 153/10)
De Raad heeft op 18 januari 1996 besloten, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 43 en 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemde voorstellen.
De Afdeling voor landbouw en visserij, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 februari 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer L. Nielsen.
Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 februari 1996 gehouden 333e Zitting (vergadering van 29 februari 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met ruime meerderheid van stemmen vóór en twee stemmen tegen, bij drie onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Inleiding
1.1. Met de Richtlijnen 90/539/EEG en 91/494/EEG werd een reeks veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld om verspreiding van besmettelijke pluimveeziekten bij verhandeling binnen de EU of invoer uit derde landen van pluimvee, broedeieren en vers vlees van pluimvee te voorkomen. De regels zijn in principe op alle besmettelijke pluimveeziekten van toepassing. Het gaat echter met name om sanitaire voorschriften voor het vervoer van pluimvee, vlees van pluimvee en broedeieren van lid-staten of gebieden in de EU waar tegen de ziekte van Newcastle wordt gevaccineerd naar gebieden waar officieel niet tegen die ziekte wordt gevaccineerd.
1.2. De twee richtlijnen hadden overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Richtlijn 90/539/EEG en artikel 3, punt A, onder 1, van Richtlijn 91/494/EEG vóór 31 december 1994 herzien moeten worden in het licht van de toepassing van de geharmoniseerde normen voor vaccins tegen de ziekte van Newcastle. De thans voorgestelde wijzigingen moeten tegen deze achtergrond worden gezien. De voorstellen hebben tot doel, de huidige sanitaire voorschriften te vereenvoudigen en konden worden uitgewerkt doordat thans de geharmoniseerde normen voor het gebruik van vaccins van toepassing zijn (Beschikking 93/152/EEG van de Commissie).
1.3. Voorgesteld wordt de Commissie de mogelijkheid te bieden, pluimvee en broedeieren die uit derde landen worden ingevoerd, voor een periode van ten hoogste twee maanden in quarantaine of afzondering te houden. Wel wil de Commissie in bepaalde, nader omschreven situaties van deze invoerregels kunnen afwijken.
1.4. Loopvogels vielen tot nu toe onder de uitzonderingsregels die gelden voor kleine partijen pluimvee waarbij het vooral om niet-commerciële transacties gaat. Gezien het ziekterisico stelt de Commissie voor, ook voor deze dieren de gewone regels te laten gelden.
2. Algemene opmerkingen
2.1. Uit sanitaire overwegingen en uit oogpunt van efficiëntie en handelsbeleid pleit het Comité ervoor, vast te houden aan het hoge harmonisatieniveau op veterinair gebied. In zijn advies van 31 mei 1989, dat voorafging aan de goedkeuring van de huidige richtlijnen, heeft het erop gewezen dat er een algemeen kader voor het gehele veterinaire beleid moet komen en heeft het de Commissie verzocht een voorstel voor een "kaderrichtlijn" inzake de algemene strategie voor het veterinaire beleid in de EU uit te werken. Gezien de opgedane ervaringen en de toekomstige toetreding van de Midden- en Oosteuropese landen vindt het Comité dat hieraan nog steeds behoefte is.
2.2. M.b.t. de in de richtlijnen vastgestelde termijnen is het Comité van mening dat de Commissie, de Raad en de lid-staten ernaar moeten streven, realistische termijnen vast te stellen en zich daaraan te houden. De termijnen worden thans voortdurend overschreden en dit leidt ertoe dat overheden en andere betrokkenen slordiger met de regels omspringen. Met name op veterinair gebied kan dit ernstige gevolgen hebben.
2.3. Verder betreurt het Comité dat het bijvoorbeeld in geval van Richtlijn 90/539/EEG buitengewoon moeilijk en tijdrovend is om een overzicht te krijgen van de huidige wetgeving en de wijzigingen die hierin als gevolg van eerdere aanpassingen zijn aangebracht. Het dringt er dan ook bij de Raad op aan, een manier te vinden om gecodificeerde teksten toegankelijk te maken voor belangstellenden, bijvoorbeeld langs elektronische weg.
2.4. De ziekte van Newcastle is een ernstige infectieziekte die voorkomt bij pluimvee. Besmetting vindt niet alleen plaats door rechtstreeks contact, maar ook via de lucht over korte afstanden. Overeenkomstig Richtlijn 92/66/EEG bestrijdt men deze ziekte door de besmette dieren te vernietigen. Bovendien is krachtens de richtlijn preventieve vaccinatie toegestaan. Denemarken, Ierland, Noord-Ierland, Finland en Zweden hebben ervoor gekozen, niet tegen de ziekte te vaccineren; deze status is officieel erkend. Richtlijn 92/66/EEG biedt verder de mogelijkheid, noodvaccinaties toe te passen om een snelle verspreiding van de ziekte tegen te gaan.
2.5. Het Comité vindt dat ernaar moet worden gestreefd dat op het gehele grondgebied van de EU geen vaccinatie plaatsvindt, zodat een einde wordt gemaakt aan de opdeling van de EU in twee zones. Het is zich er evenwel van bewust dat dit in de praktijk op afzienbare termijn niet haalbaar is.
2.6. Met de goedkeuring van Richtlijn 92/66/EEG tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle en Richtlijn 92/40/EEG tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza heeft de Raad zijn vaste voornemen om de ziekten te bestrijden, ook bevestigd.
2.7. Het Comité erkent dat Beschikking 93/152/EEG van de Commissie inzake de toepassing van de geharmoniseerde normen voor het gebruik van vaccins bij routinevaccinatieprogramma's de mogelijkheid biedt bepaalde sanitaire voorschriften te vereenvoudigen.
2.8. Het huidige voorstel heeft met name betrekking op de sanitaire voorschriften voor de invoer van pluimvee en pluimveeprodukten uit derde landen. Het Comité acht het van wezenlijk belang dat deze invoer geen bedreiging vormt voor de veterinaire en sanitaire toestand in de EU.
2.9. Met het oog op de EU-toetreding van de Midden- en Oosteuropese landen is het van belang dat de Commissie zich nu al uitvoerig op de hoogte stelt van de ziektesituatie die in deze landen en erop toeziet dat de landen bij toetreding qua administratie en produktie aan de eisen van de EU op veterinair gebied zullen kunnen voldoen.
2.10. Het Comité dringt er bovendien bij de Commissie op aan, ervoor te zorgen dat de in het land van herkomst geldende wetgeving en officiële controle- en goedkeuringsregelingen op het vlak van additieven in veevoer ten minste in overeenstemming zijn met de regels in de EU.
3. Bijzondere opmerkingen
3.1. Aan het gebruik van vaccins tegen de ziekte van Newcastle worden eisen gesteld om ervoor te zorgen dat levende, verzwakte en geïnactiveerde vaccins aan bepaalde voorwaarden voldoen. Desondanks is het nog steeds mogelijk dat gevaccineerde dieren de ziekte verspreiden. Het is wetenschappelijk bewezen dat een virulent virus kan worden overgedragen op, zich kan ontwikkelen in, kan worden uitgescheiden door en kan worden aangetroffen in dieren die op de juiste wijze zijn gevaccineerd en ogenschijnlijk gezond zijn. In gebieden waar het Newcastle-virus niet voorkomt, is de meest doeltreffende methode daarom te voorkomen dat het virus in het desbetreffende gebied, bedrijf of pluimveebestand terecht komt. Hoewel vaccinatie vooral als preventieve maatregel gewenst is en wordt aanbevolen, betekent vaccinatie in geen geval ontheffing van de plicht om te zorgen voor een correcte bedrijfsvoering en een hygiënische behandeling van het pluimvee.
3.2. Voor het verzenden van eendagskuikens van lid-staten of gebieden waar tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt naar lid-staten of gebieden waar dat niet gebeurt, gelden niet langer de in Richtlijn 90/539/EEG, artikel 12, lid 1, onder b, opgenomen bijzondere voorschriften. Dit is in bepaalde opzichten verontrustend. In de praktijk bestaat er namelijk op verschillende momenten gevaar voor besmetting bij bijvoorbeeld eendagskuikens, o.m. wanneer slordig wordt omgesprongen met de regels. Daarom dient m.b.t. het uitbroeden en uitkomen van eendagskuikens een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen broederijen waar wel gevaccineerd wordt en broederijen waar dat niet gebeurt.
3.3. Hoe verticale overdracht van vaccinvirussen precies plaatsvindt, is nog niet voldoende bekend. Mits de hygiënische omstandigheden voldoende zijn, is de kans op verticale overdracht van de ziekte van Newcastle waarschijnlijk slechts zeer klein. De in artikel 12, lid 1, onder a, opgenomen eisen voor broedeieren kunnen daarom, zoals voorgesteld, worden geschrapt.
3.4. Het is zeer zeker terecht dat de strengere regels inzake de controle van het bestand van herkomst ook voor loopvogels en eieren van loopvogels gaan gelden, ongeacht de vraag of er al dan niet sprake is van kleine partijen. Loopvogels leven buiten en hebben daarom meer kans op ziekten. Bovendien is er minder bekend over het ziekteverloop bij loopvogels.
3.5. Het Comité steunt het voorstel om de Commissie de mogelijkheid te bieden, pluimvee en broedeieren of kuikens uit deze eieren die uit derde landen zijn ingevoerd, voor een periode van twee maanden in quarantaine of afzondering te houden.
3.6. De Commissie wil graag kunnen afwijken van de gewone regels voor de invoer uit derde landen, zoals vastgelegd in de artikelen 20 t/m 24 van Richtlijn 90/539/EEG, zodat zij rekening kan houden met bijzondere situaties. Het Comité dringt erop aan dat van deze mogelijkheid dusdanig gebruik wordt gemaakt dat het hoge niveau van de veterinaire regels in de EU niet wordt ondermijnd.
3.7. Het Comité pleit voor strikte maatregelen, zoals het gebruik van controlevogels.
3.8. Dat de bepalingen van Richtlijn 91/494/EEG, artikel 3, lid a, nrs. 1 en 6, inzake de verzending van vers vlees van pluimvee niet langer gelden, moet worden gezien als een aanvaardbaar gevolg van de toepassing van geharmoniseerde normen voor het gebruik van vaccins.
Brussel, 29 februari 1996.
De voorzitter
van het Economisch en Sociaal Comité
C. FERRER
() PB nr. C 15 van 20. 1. 1996, blz. 13-15.
BIJLAGE bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité
Als gevolg van de goedkeuring van een wijzigingsvoorstel werd de volgende passage in het Afdelingsadvies tijdens de discussie geschrapt:
Paragraaf 2.5
"Het ESC vindt dat ernaar gestreefd moet worden, het gehele grondgebied van de EU vaccinatievrij te verklaren, zodat een einde wordt gemaakt aan de opdeling van de EU in gebieden waar wel wordt gevaccineerd en gebieden waar dat niet gebeurt."
Uitslag van de stemming
Vóór: 25, tegen: 12, onthoudingen: 7.