Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt"

Publicatieblad Nr. C 174 van 17/06/1996 blz. 0001


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt"

(96/C 174/01)

De Raad heeft op 4 december 1995 besloten, het Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de bepalingen van artikel 100 A van het EG-Verdrag te raadplegen over voornoemd voorstel.

De Afdeling voor milieu, volksgezondheid en consumentenvraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 maart 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Koopman; co-rapporteurs de heren Green en de Knegt.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 334e Zitting (vergadering van 27 maart 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met een meerderheid van stemmen (1 stem tegen en 2 onthoudingen) is goedgekeurd.

1. Inleiding

Kaderrichtlijn 89/107/EEG () bepaalt dat het gebruik van de verschillende soorten additieven volgens aparte richtlijnen zal worden geharmoniseerd. Zo werd de richtlijn inzake zoetstoffen (), waarvoor nu een wijzigingsvoorstel is ingediend, op 21 juni 1994 goedgekeurd. Deze richtlijn gaat, zoals is voorgeschreven door de kaderrichtlijn, uit van het beginsel van een positieve lijst. Dat wil zeggen: alleen de in (de bijlage bij de) de richtlijn opgenomen zoetstoffen zijn toegelaten. In deze bijlage staan tevens alle levensmiddelen vermeld waarin deze zoetstoffen met hun maximale dosering mogen worden verwerkt. Het middel van een positieve lijst onderstreept het belang dat in de EU wordt gehecht aan een (zeer) restrictieve toepassing van zoetstoffen in levensmiddelen.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité kan zich in het algemeen goed vinden in de voorstellen van de Commissie. Het huidige beleid ten aanzien van zoetstoffen staat niet ter discussie. Het enige meer inhoudelijke voorstel heeft betrekking op een aanvulling van de lijst van levensmiddelen waarin de toegelaten zoetstoffen mogen voorkomen. Het is eigen aan de "tijd" dat nieuwe levensmiddelen op de markt komen en het is dus niet meer dan redelijk dat de lijst van levensmiddelen waarin zoetstoffen mogen worden verwerkt, van tijd tot tijd aan die ontwikkeling wordt aangepast.

2.2. Hoewel het Comité het terughoudende beleid van de Gemeenschap ten aanzien van zoetstoffen volledig onderschrijft, vraagt het zich af of het instrument richtlijn, dat bovendien gegrond is op artikel 100 A, niet een te zwaar middel is om dergelijke aanpassingen tot stand te brengen, vooral ook omdat deze aanzienlijke aanvulling reeds na enkele jaren nodig blijkt te zijn. Bovendien valt te verwachten dat het na niet al te lange tijd opnieuw noodzakelijk zal zijn deze lijst van levensmiddelen te herzien.

2.3. Het Comité gaat gaarne akkoord met de overige wijzigingsvoorstellen, die uitsluitend betrekking hebben op technische kwesties, zoals definities en verduidelijkingen.

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. Het Comité wil een bijdrage leveren om een oplossing te vinden voor het probleem dat het in paragraaf 2.2 signaleert. Het is van mening dat de procedure die in artikel 7 lid 3 (a) van Richtlijn 94/35/EG is neergelegd, voldoende waarborgen biedt om de Commissie te kunnen machtigen de lijst van levensmiddelen waarin zoetstoffen mogen worden verwerkt, aan te passen indien daartoe aanleiding bestaat. In deze procedure stelt de Commissie de voorgenomen maatregelen vast, wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen. De inbreng van de lid-staten is in deze procedure gewaarborgd omdat zij in dit comité zijn vertegenwoordigd. Voor een dergelijk advies is een gekwalificeerde meerderheid nodig.

3.2. De richtlijnprocedure zou voor gewenste wijzigingen van deze categorie dan alleen nog maar behoeven te worden toegepast indien in het Permanent Comité voor levensmiddelen deze meerderheid niet tot stand komt, of wanneer het Permanent Comité om welke reden dan ook geen advies uitbrengt.

3.3. Voorts wenst het Comité een opmerking te herhalen die het maakte in zijn advies over het toenmalige voorstel voor de richtlijn inzake zoetstoffen (), waaraan de Commissie tot op heden geen gevolg heeft gegeven. In paragraaf 2.4.3 wijst het Comité op het nieuwe systeem dat voorschrijft namen die in de taal van oorsprong blijven staan, met hoofdletters te schrijven. Desondanks wordt de naam "Essoblaten" onder suikergoed in normale letters geschreven.

3.4. Overigens volgde de Commissie in haar voorstel voor een besluit inzake het behoud van nationale wetgeving voor een verbod op het gebruik van bepaalde additieven bij de produktie van bepaalde levensmiddelen () weer een ander systeem. Onder dat systeem zou de naam vetgedrukt moeten zijn om aan te geven dat alleen Duitsland en Oostenrijk van deze regeling profiteren of vertaald moeten worden in alle talen van de Gemeenschap. Het zou goed zijn indien de Commissie definitief een systeem kiest en dat ook consequent toepast.

Brussel, 27 maart 1996.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

C. FERRER

() PB nr. L 40 van 11. 2. 1989, blz. 27.

() PB nr. L 237 van 10. 9. 1994, blz. 3.

() PB nr. C 332 van 16. 12. 1992, blz. 11.

() PB nr. C 134 van 1. 6. 1995, blz. 20.