Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Overheidsopdrachten"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Overheidsopdrachten"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Overheidsopdrachten"

Publicatieblad Nr. C 212 van 22/07/1996 blz. 0013


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Overheidsopdrachten"

(96/C 212/03)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 4 juli 1995 overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het Reglement van Orde besloten, een advies op te stellen over "Overheidsopdrachten".

De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 mei 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Gafo Fernández.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 336e Zitting (vergadering van 29 mei 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met 108 stemmen vóór en één stem tegen, bij drie onthoudingen is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Het belang van overheidsopdrachten is het duidelijkst ingeschat door P. Cecchini in zijn bekende rapport over de kosten van het uitblijven van de interne markt in de EU. Volgens dit in 1985 opgestelde rapport belopen deze opdrachten 530 miljard ecu per jaar, hetgeen neerkomt op 15 % van het BIP van de EU. Slechts een fractie (2 %) van dit totaal werd door de aanbestedende dienst aan een onderneming uit een andere lid-staat gegund. Hieruit kan een gebrek aan "communautisering" worden afgeleid, met de conclusie dat er nog een lange weg is te gaan. Bovendien wordt door de Commissie in latere studies de voorlopige schatting gemaakt dat 30 % van deze opdrachten door de nationale overheid, 25 % door lagere overheden en 45 % door openbare of particuliere ondernemingen wordt aanbesteed.

1.2. De EG heeft sinds de jaren '70 veel wetgeving uitgevaardigd om openbare aanbestedingen transparant en niet-discriminerend te maken, en daarmee verbetering in deze situatie aan te brengen. Zij deed dit altijd via richtlijnen, die sinds 1986 op artikel 100 A van het EG-Verdrag zijn gebaseerd.

1.3. Het is van belang, de term "overheidsopdracht", onderwerp van de richtlijnen, te definiëren. Een overheidsopdracht is een aanbesteding van een levering, werk of dienst door een openbare dienst of een daarmee vergelijkbare instantie. Daarbij omvat de term "openbare dienst" de organen van de centrale, regionale en lokale overheden, alsmede die van particuliere bedrijven die in de hoedanigheid van nutsbedrijf als openbare onderneming in de zin van artikel 90 van het EG-Verdrag kunnen worden aangemerkt.

1.4. Er moest wel naar de richtlijn als wetgevingsinstrument worden gegrepen. EG-regels werden immers van toepassing op het voor overheden uiterst gevoelige gebied van aanbestedingen door de staat of openbare organen. Daarom dienden deze regels op de verschillende nationale usances en praktijken te worden afgesteld. De aldus gekozen aanpak veroorzaakte evenwel tevens bepaalde problemen, zoals:

- vertraging bij de omzetting van de richtlijnen in de nationaal recht, hetgeen op regionaal en lokaal niveau nog eens met specifieke moeilijkheden gepaard ging;

- uiteenlopende interpretaties via de lid-staten van de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen.

1.5. Op 15 april 1994 ondertekende de EU tegelijk met de afsluiting van de Uruguay-Ronde de nieuwe overeenkomst inzake overheidsopdrachten, op grond waarvan o.a. toepassingsdrempels werden gewijzigd. De EU moet zich daaraan conformeren, hetgeen geschiedt via het Commissievoorstel voor een richtlijn (doc. COM(95) 107. Het Comité bracht op 5 juli 1995 ter zake advies uit ().

1.6. De EG-wetgeving bestaat uit twee grote groepen richtlijnen m.b.t. respectievelijk:

- werken, leveringen en diensten (deze richtlijnen bevatten de minimumvoorwaarden voor harmonisatie);

- beroepsmogelijkheden waarbij de gelaedeerde kan vorderen: voorlopige maatregelen (zoals opschorting van een illegaal gunningsbesluit), nietigverklaring van dat besluit of compensatie (in de vorm van schadevergoeding).

Binnen iedere groep dient onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds richtlijnen van algemene aard en anderzijds in een tweede fase uitgevaardigde richtlijnen inzake de zgn. uitgesloten sectoren (water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie). Deze laatste onderscheiden zich o. a. op het gebied van de definiëring van de aanbestedende dienst, de toepassingsdrempels en de technische specificaties, alsmede aankondigingsvereisten, aanbestedingsprocedures en gunning.

1.7. Het is uiteraard niet de bedoeling dat ook de in financieel opzicht kleinere aanbestedingen onder de EG-regelingen vallen. Daarom zijn een aantal toepassingsdrempels vastgesteld, die zich na aanpassing aan de GATT-Overeenkomst als volgt situeren:

- werken: 5 000 000 ecu;

- leveringen en diensten: 130 000 ecu voor de centrale overheid en 200 000 ecu als algemene drempel voor de overige aanbestedende diensten; tussen 400 000 en 600 000 ecu voor de uitgesloten sectoren.

Al deze bedragen zijn exclusief BTW en bovendien moet de waarde in ecu ervan om de twee jaar worden geactualiseerd.

1.8. Op vier fronten wordt gestreefd naar transparantie en uitbanning van discriminatie van ondernemingen uit een andere lid-staat:

- aankondiging van aanbestedingen: dit moet - met vaststelling van een correcte termijn - geschieden in het Publikatieblad van de EG en het "on line" elektronische systeem TED (Tender Electronic Data);

- nauwkeurige criteria voor de aanbesteding: hiervoor moeten technische vereisten en communautaire normen worden vastgesteld. Zolang deze ontbreken, dienen ondernemingen uit andere lid-staten in ieder geval toegang te hebben tot duidelijke, volgens een in genoemde richtlijnen neergelegde rangorde vastgestelde nationale normen (gebruikmaking van technische normen met het oogmerk de mededinging te beperken of te vervalsen, is verboden). Tevens dienen aanbestedingen ongeacht hun vorm (openbaar, niet-openbaar, of via onderhandelingen) transparant te zijn; hetzelfde geldt voor de selectiecriteria;

- transparante selectieprocedure: de selectie moet openbaar zijn en op bovengenoemde criteria worden gebaseerd. Verwerping van offertes dient te worden gemotiveerd. De maatregelen met betrekking tot certifiëring (met behulp van attesten) van de transparantie van aanbestedingen gaan in dezelfde richting;

- toezicht achteraf: dit dient te gebeuren aan de hand van het toezichtsysteem van de Europese Commissie en eventueel naar aanleiding van een klacht van een bedrijf dat zich gediscrimineerd acht. Verder valt te denken aan beroepsmogelijkheden bij de nationale rechter of het Hof van Justitie.

1.9. Het Economisch en Sociaal Comité heeft gedurende de laatste jaren meerdere adviezen over deze materie uitgebracht (). De inhoud daarvan kan als volgt daarvan worden samengevat:

1.9.1. Het Comité wees erop dat het vaststellen van een juridisch kader voor de liberalisering van overheidsopdrachten waarschijnlijk op praktische moeilijkheden zou stuiten. Het stelde voor, de ontwikkelingen oplettend te volgen en de richtlijnen overeenkomstig de opgedane ervaringen aan te passen.

1.9.2. Het onderstreepte dat de transparantie in de fasen van het opstellen van de aanbesteding en de selectie van de inschrijvingen moest worden verhoogd en benadrukte daarbij het grote belang van de richtlijnen inzake beroepsprocedures. Het twijfelde er evenwel aan of de voordelen van verlaging van de toepassingsdrempels of uitbreiding van statistische-informatieverplichtingen zouden opwegen tegen de daarmee gepaard gaande verhoging van administratieve kosten. Ook beklemtoonde het de noodzaak, de toegangsmogelijkheden van het MKB tot overheidsopdrachten uit te breiden.

1.9.3. Tevens pleitte het voor een flexibele aanpak m.b.t. de inschakeling van leveranciers bij het uitwerken van technische specificaties van een opdracht; op die manier zou een evenwicht kunnen worden gevonden tussen eventuele mededingingsvervalsingen en de geboden nauwkeurigheid van deze specificaties.

2. De huidige situatie

2.1. Momenteel is geen nauwkeurige raming voorhanden van het aantal openbare aanbestedingen waarvoor kandidaten uit de hele Gemeenschap zich kunnen inschrijven en evenmin van de economische betekenis daarvan. EUROSTAT is ter zake een onderzoek begonnen, maar volgens de beschikbare informatie verlopen de desbetreffende werkzaamheden nogal traag. De Commissie beschikt in dit verband over een aantal gegevens die duiden op de enorme hoeveelheid van dit soort aanbestedingen (met alle bureaucratische problemen van dien), alsmede hun macro-economische betekenis.

2.2. Dit gebrek aan statistische transparantie is stellig te wijten aan de schoorvoetende medewerking van de lid-staten op het gebied van gegevensverzameling en vergemakkelijking van de toegang ertoe. Mede hierdoor is moeilijk een nauwkeurig inzicht te krijgen in de omvang van de aanbestedingen. Een dergelijk inzicht is evenwel cruciaal voor de voltooiing van de interne markt.

2.3. Voor daadwerkelijke liberalisering van overheidsopdrachten is naleving van de interne-marktvoorschriften vereist. Daarnaast kan deze openstelling evenwel leiden tot een - in sommige gevallen zeer - aanzienlijke verlaging van de prijs die de onder de richtlijnen vallende overheidslichamen voor werken, leveringen of diensten moeten betalen. Efficiënter gebruik van overheidsgelden kan een uiterst belangrijke bijdrage leveren tot de met het oog op de EMU vereiste vermindering van overheidstekorten.

2.4. Evenmin mag de sociale dimensie van deze openstelling worden genegeerd: het sociale-beschermingsniveau van de lid-staten mag in geen geval worden verlaagd. Hierop moet uiterst nauwgezet worden toegezien bij het vaststellen van de voorwaarden voor onderaanneming en dienstverlening door ondernemingen van derde landen. De Raad heeft in dit verband een eerste positieve, maar nog ontoereikende stap gezet: na een debat van jaren heeft hij een gemeenschappelijk standpunt ingenomen over de ontwerp-richtlijn inzake grensoverschrijdende onderaanbesteding (detachering van werknemers).

2.5. Daadwerkelijke liberalisering vereist in de eerste plaats een mentaliteitsverandering bij de aanbesteders. Zij dienen zich bewust te zijn van de onmiskenbare voordelen voor de samenleving waarin de toepassing van deze grondbeginselen resulteert: meer mededinging en effectieve afhandeling van werken, leveringen en diensten die, met dezelfde kwaliteits- en betrouwbaarheidsgaranties, tegen gunstigere prijzen worden verricht.

2.6. De Commissie heeft een groot aantal acties wegens verdragsschennis ingesteld, zowel op grond van te late omzetting van communautaire wetgeving, als wegens onvoldoende of onjuiste toepassing daarvan door de autoriteiten van de lid-staten.

2.7. Het Hof van Justitie heeft zich herhaaldelijk over deze materie uitgesproken en heeft momenteel nog talrijke zaken in verband met bovengenoemde problematiek in behandeling. De desbetreffende jurisprudentie begint een coherent geheel te vormen met behulp waarvan de afhandeling van nog komende procedures - met name door de nationale rechter - kan worden vergemakkelijkt. Onderstaand volgt een samenvatting van de belangrijkste uitspraken van het Hof:

- de richtlijnen inzake overheidsopdrachten zijn rechtstreeks van toepassing, ook al zijn zij niet, dan wel niet exact overeenkomstig de in de richtlijnen neergelegde algemene beginselen in nationaal recht omgezet (zaak 10/76);

- alle inschrijvers op een aanbesteding kunnen zich beroepen op het beginsel van gelijke behandeling (zaak 243/89);

- uitzonderingen op en afwijkingen van de richtlijnen, met name wat onderhandse procedures voor uitvoering van werken en leveringen betreft, zijn slechts in beperkte mate mogelijk (zaak 194/88);

- ongerechtvaardigde of buitensporige begunstiging van regionale of lokale ondernemingen is verboden (zaak 21/88);

- verlening, om subjectieve redenen, van exclusieve toegang tot een aanbesteding aan bepaalde ondernemingen is verboden (zaak 272/91);

- ongerechtvaardigde of disproportionele toepassing van bepaalde sociale criteria, hetgeen b.v. leidt tot inschakeling van langdurig werklozen (zaak 10/76) of van emigranten van een bepaalde nationaliteit (zaak 113/89), is verboden;

- behoudens onvoorziene, duidelijk gemotiveerde "strikt noodzakelijke gevallen" moeten aanbestedingen naar behoren worden bekend gemaakt (zaak 24/91);

- een onderneming die deel uitmaakt van een groep ondernemingen, maar zelf niet over het materiaal of de middelen voor het uitvoeren van de opdracht beschikt, moet tot een aanbesteding worden toegelaten (zaak 389/92).

2.8. De Commissie heeft twee raadgevende comités voor de openstelling van de markt voor overheidsopdrachten ingesteld. Het ene bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale overheden, het andere uit vertegenwoordigers van de nationale maatschappelijke en beroepsorganisaties. Deze comités hebben tot taak de Commissie bij te staan bij de uitvoering van de desbetreffende richtlijnen en als voorlichtings- en contactpunt op nationaal niveau te fungeren.

2.9. De "groep van onafhankelijke deskundigen inzake de vereenvoudiging van wettelijke en administratieve regelingen" (groep Molitor) heeft in haar rapport van juni 1995 de volgende vijf specifieke aanbevelingen op het gebied van overheidsopdrachten gedaan:

- richtlijnen ter zake moeten binnen de gestelde termijnen worden omgezet;

- de doelstelling van de richtlijnen, vergemakkelijking van de toegang tot overheidsopdrachten, mag niet direct of indirect door nationale regels worden belemmerd;

- te overwegen valt, de richtlijnen te vervangen door een reeks duidelijk omschreven beginselen, zonodig onderbouwd door een verordening, om verschillen tussen de lid-staten te voorkomen en de doorzichtigheid te bevorderen. (De Commissie heeft deze mogelijkheid op grond van juridische overwegingen uitdrukkelijk verworpen. Ook achtte zij het politiek niet opportuun, via een verordening de handelsvrijheid van de lid-staten te beperken om EG-normen in de nationale situatie in te passen.)

- de lid-staten dienen ervoor te zorgen dat de sancties ingeval van schending van de communautaire regels betreffende overheidsopdrachten overal in de Gemeenschap even effectief zijn;

- het beginsel van publikatie van de volledige contracten dient te worden gehandhaafd, maar er dient meer gebruik te worden gemaakt van nationale of internationale onderaanbesteding, om het voor het MKB gemakkelijker te maken, deel te nemen.

2.10. Het Comité bereidt momenteel een advies voor over procedures inzake certifiëring en wederzijdse erkenning van nationale specificaties en normen. Het stelt zich in dit verband op het standpunt dat zo snel mogelijk EG-normen moeten worden vastgesteld. Deze zijn cruciaal voor het beperken van eventuele distorsies die na de liberalisering van overheidsopdrachten kunnen voortvloeien uit de toepassing van nationale of sectorspecifieke normen.

2.11 Volgens het Comité is onderaanbesteding in het kader van overheidsopdrachten een vorm van arbeidsorganisatie die voor alles verband houdt met het feit dat voor de uitvoering van de opdracht specifieke vaardigheden vereist zijn. Daartoe moet een speciale plaats en rol voor kleine en middelgrote ondernemingen worden ingeruimd.

Er zij evenwel aan herinnerd dat juist in de sector van onderaanbestedingen nogal eens sprake is van ontduiking van arbeidsvoorschriften en veiligheidsnormen. Het Comité maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad te adviseren er bij de lid-staten op aan te dringen dat zij toezicht houden op de naleving van de wettelijke regelingen en het respect van de arbeidscontracten in deze belangrijke bedrijfstak.

2.12. Het Comité heeft tevens vernomen dat in een aantal lid-staten verenigingen worden opgericht met het doel de toepassing van deze beginselen inzake overheidsopdrachten te vergemakkelijken (). Het schaart zich volledig achter dit initiatief waardoor immers meer bekendheid aan de beginselen kan worden gegeven, de transparantie kan worden vergroot en de opleiding van de personen die de beginselen moeten toepassen, kan worden verbeterd.

3. Voornaamste problemen voor daadwerkelijke liberalisering van overheidsopdrachten

3.1. Het Comité heeft in december 1995 te Duesseldorf en Bonn hoorzittingen georganiseerd met vertegenwoordigers van de Duitse federale en deelstaatoverheden, alsook van diverse maatschappelijke en beroepsorganisaties die met de uitvoering van EG-regels ter zake zijn belast. Doel was oplossingen aan te dragen voor de problemen waarmee aanbesteders en kandidaten bij de uitvoering van de richtlijnen te kampen hebben en de doeltreffendheid van de daarin vervatte voorschriften in termen van kostenefficiëntie te beoordelen. Deze hoorzittingen bleken uiterst nuttig te zijn om direct kennis te nemen van de juridische en uitvoeringsproblemen waarmee aanbesteders en inschrijvers worden geconfronteerd.

3.2. Tevens werd als vervolg op deze hoorzittingen, en om de aldaar geventileerde opvattingen bevestigd te zien, een vragenlijst opgesteld die werd toegezonden aan een groot aantal maatschappelijke en beroepsorganisaties die met overheidsopdrachten te maken hebben. Hoewel de reacties vanwege hun geringe aantal (ongeveer 80) niet als volstrekt representatief kunnen worden beschouwd, wezen zij alle in de richting van een reeks algemene obstakels. Het Comité weet dat de Commissie binnenkort een studie wil maken die is gebaseerd op een uitgebreide enquête en met een maximum aan wetenschappelijke garanties is omgeven. Het vindt dit een goed initiatief en hoopt in het kader van zijn werkzaamheden als Waarnemingspost voor de interne markt over de resultaten ervan te worden geïnformeerd.

3.3. Uit de reacties blijkt dat weliswaar alle aanbesteders en kandidaten op de hoogte zijn van het bestaan van nationale wetgeving ter zake, maar toch nogal wat twijfel heerst over de rendabiliteit van het systeem. Dit geldt zeker voor de vertragingen, de kosten die met de taalbarrières verband houden en de administratieve kosten.

3.4. Onderstaand volgt een niet-limitatieve opsomming van een aantal van deze problemen. Omwille van de systematiek zijn deze aan de hand van objectieve criteria gegroepeerd.

3.5. Problemen in verband met wetgeving en uitvoering

- in de richtlijnen wordt aan sommige lid-staten een overgangsperiode toegestaan;

- er treedt vertraging op bij de omzetting van de richtlijnen in de nationale wetgeving. Specifieke problemen kunnen zich voordoen bij de regionale en lokale autoriteiten. Ook is niet altijd duidelijk of en zo ja in hoeverre de richtlijnen direct van toepassing zijn op overheidsbedrijven of daarmee vergelijkbare ondernemingen;

- EG-regels worden niet altijd adequaat omgezet;

- de nationale en vooral lokale autoriteiten zijn er niet happig op, de regels voor overheidsopdrachten toe te passen;

- activiteiten die worden beschouwd als vitaal voor de nationale veiligheid of aanverwante activiteiten kunnen specifieke moeilijkheden oproepen;

- de herziening van de toepassingsdrempels wordt bemoeilijkt door koersschommelingen.

3.6. Problemen bij het definiëren van aanbestedingen

- uiteenlopende technische normen (communautair, nationaal of sectoraal) voor de selectie van inschrijvingen en gedragsregels voor inschrijvers;

- kwalificatie van ondernemingen en certifiëring van de kwaliteit van offertes;

- doorzichtigheid van de criteria voor de beoordeling van inschrijvingen;

- transparante en niet-discriminerende aanbestedingsmodaliteiten (openbaar, op uitnodiging of gunning via onderhandelingen);

- opsplitsing van aanbestedingen in kleine projecten met als doel, onder de toepassingsdrempel van de EG-liberaliseringsvoorschriften te blijven;

- toepassing van de sociale normen van de lid-staat van aanbesteding en van de lid-staat van de onderneming waaraan de opdracht is gegund.

3.7. Problemen i.v.m. de bekendmaking van aanbestedingen

- standaardisering van aankondigingen;

- de periode tussen publikatie in het PB en sluiting van de inschrijvingstermijn is te kort;

- de toegang van de betrokken ondernemingen, met name het MKB, tot informatie en vooral tot de desbetreffende gegevensbestanden;

- de algemene problematiek van onderaanbesteding: een vorm van arbeidsorganisatie die vooral gekozen wordt om te kunnen voldoen aan specifieke vereisten bij de uitvoering van opdrachten;

- het opstellen van een beperkte lijst van gegadigden in het geval van aanbestedingen op uitnodiging of via onderhandelingen;

- moeilijkheden, over de gehele linie, voor het MKB om onder acceptabele voorwaarden op een aanbesteding in te schrijven;

- alom bestaande problemen met de behandeling van vertrouwelijke bedrijfsinformatie.

3.8. Problemen i.v.m. de gunning

- doorzichtigheid van de gunningscriteria en aanpassing daarvan aan de aanbestedingscriteria;

- verwerping van een offerte moet op expliciet verzoek van de betrokken ondernemingen worden gemotiveerd (problemen i.v.m. vertrouwelijke handelsinformatie).

3.9. Problemen i.v.m. beroepsmogelijkheden

- uitbreiding en versterking van de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van toezicht en informatie;

- de rol van de nationale rechter en het Hof van Justitie; beroepsmogelijkheden voor de betrokken ondernemingen en het opstellen van wetgeving ter zake;

- de uitvoerbaarheid van beslissingen: preventieve maatregelen, schadevergoeding en sanctieregeling;

- het ontbreken van een geharmoniseerd sanctiestelsel en de onderling afwijkende houding van de nationale autoriteiten t.a.v. het niet-voldoen aan verplichtingen i.v.m. overheidsopdrachten.

4. Enige ideeën voor een betere toepassing van de aanbestedingsregelingen in de EU

4.1. Wat concrete maatregelen betreft, kan tegen de achtergrond van de reacties op de enquête wellicht om te beginnen aan het volgende worden gedacht:

4.2. Benadrukt moet worden dat de lid-staten in de allereerste plaats hun wetgevingen dienen aan te passen, zodat de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten kunnen worden uitgevoerd; waar de richtlijnen onvoldoende zijn omgezet, dient de nationale wetgeving op een lijn met de algemene strekking van de EG-voorschriften te worden gebracht.

4.3. De bestaande EG-regels moeten niet worden gewijzigd zolang de nationale wetgeving, en de toepassing ervan, niet in genoemde zin zijn begewerkt. Eventuele wijzigingen zouden dan moeten worden gebaseerd op de ervaringen die gedurende een aantal jaren met het functioneren van het huidige systeem zijn opgedaan.

4.4. Verder zou kunnen worden bezien, in hoeverre het nuttig is, de door de Commissie gefinancierde opleidingsprogramma's te intensiveren. Deze programma's kunnen door de maatschappelijke en beroepsorganisaties van ieder land worden uitgevoerd ten behoeve van de bewustmaking en de voorbereiding op overheidsopdrachten van zowel het personeel van aanbestedende diensten als van ondernemingen (met speciale aandacht voor het MKB) die op deze opdrachten willen inschrijven.

4.5. De reeds in verschillende lid-staten bestaande structuren moeten worden benut om verenigingen of fora op te richten die meer bekendheid aan het verschijnsel overheidsopdrachten moeten geven. Als doelstellingen kunnen in dit verband o.a. worden genoemd het ontwikkelen van opleidingsprogramma's ter zake en het fungeren als nationaal referentiepunt ten behoeve van het oplossen van problemen met de uitleg van EG- en nationaal recht.

4.6. Nieuwe alternatieven en procedures kunnen worden onderzocht voor het aanbrengen van verbeteringen in de aankondigingsfase (b.v. verruiming van de toegang en elektronische verspreiding). Ook kan de deelname van het MKB aan aanbestedingen via de oprichting van Europese economische belangengroeperingen met nationale of EG-statuten worden gestimuleerd.

4.7. De Commissie moet in een mededeling de criteria preciseren voor het toepassen van technische normen en de in de richtlijnen bedoelde indeling.

4.8. De samenwerking tussen Commissie, nationale autoriteiten en voornoemde fora dient te worden geïntensiveerd, met het doel voor een snellere mentaliteitsverandering ten aanzien van het beheer van overheidsopdrachten te zorgen, de identificatie en de eliminatie van eventuele obstakels te vergemakkelijken, en technische ondersteuning te bieden aan lokale of regionale overheidsorganen die onder de richtlijnen vallende aanbestedingen uitschrijven.

4.8.1. Het Comité vindt dat de Commissie met spoed de nodige maatregelen dient te nemen om het in samenwerking met de Europese maatschappelijke en beroepsorganisaties ingestelde raadgevende comité weer aan het werk te zetten. Dit comité moet het onontbeerlijke, officiële complement van de nationale organisaties vormen, waardoor de Commissie kennis kan nemen van de suggesties van inschrijvers en hun deelgenoot kan maken van haar zorgen en prioriteiten.

4.9. De lid-staten moeten worden verzocht om de oprichting van een nationaal orgaan dat op basis van genormaliseerde criteria en binnen passende termijnen, nationale informatie inzake de betekenis en de effectieve liberalisering van overheidsopdrachten kan verzamelen en aan de Commissie kan doorgeven.

Brussel, 29 mei 1996.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

C. FERRER

() PB nr. C 256 van 2. 10. 1995.

() - 25 maart 1992, PB nr. C 106 van 27. 4. 1992 (water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie)

- 25 maart 1992, PB nr. C 106 van 27. 4. 1992 (werken) - 22 oktober 1992, PB nr. C 332 van 16. 12. 1992 (werken) - 22 oktober 1992, PB nr. C 332 van 16. 12. 1992 (leveringen).

() Forum OEffentliches Auftragswesen (Forum OEA) e.V.

Gustav-Heinemann-Ufer 84-88,

50968 Koeln - Duitsland

Associazione "Verso l'Europa"

Via S. Bartolomeo - Pal Vitelli

I-06012 Citta Di Castello (PG) - Italië

The Association for Regulated Procurement (ARP)

Windsor House

Temple Row

Birmingham B2 5LF - Engeland

Nederlandse Vereniging voor Aanbestedingsrecht

Postbus 75505

NL-1070 AM Amsterdam - Nederland

Asociación Española de Contratación Pública y Regulada

Maria De Molina, 44

28006 Madrid - Spanje

ESB (Forum on Public Procurement in Ireland (FPP)]

27 Lower Fitzwilliam Street

Dublin 2 - Ierland.