Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over: - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3528/86 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging", en - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2158/92 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over: - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3528/86 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging", en - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2158/92 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over: - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3528/86 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging", en - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2158/92 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand"

Publicatieblad Nr. C 066 van 03/03/1997 blz. 0076


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over:

- het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3528/86 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging", en - het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2158/92 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand" () (97/C 66/19)

De Raad heeft op 11 september 1996 besloten om overeenkomstig de artikelen 43 en 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde voorstellen.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft besloten de heer Kallio tot algemeen rapporteur te benoemen en met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 340e Zitting op 27 en 28 november 1996 (vergadering van 27 november) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

Het Comité stemt onder voorbehoud van onderstaande kanttekeningen in met de beide hierboven genoemde voorstellen voor verordeningen.

1. Inleiding

1.1. Het Comité stelt vast dat de beide Verordeningen over de wijziging waarvan het is geraadpleegd, aan de actuele omstandigheden moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat de daarmee beoogde doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. Met name t.a.v. de doelstellingen van de Verordening betreffende de bescherming van bossen tegen luchtverontreiniging moeten de lange levenscycli van bossen in aanmerking worden genomen.

1.2. In het hiernavolgende advies gaat het Comité mede uit van zijn advies van 1992 over de eerste verlenging van de looptijd van deze Verordeningen. Daarnaast heeft het Comité zich op grond van jaarlijkse berichten over de toestand van de bossen in Europa en de resultaten van onderzoek naar bosbranden, een beeld van de huidige situatie in de Europese bossen kunnen vormen.

1.3. Het Comité stelt vast dat

- de EU-maatregelen ter bescherming van de bossen tegen luchtverontreiniging in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het GLB, het in 1993 goedgekeurde vijfde milieu-actieprogramma en de op een duurzame en milieuvriendelijke ontwikkeling gerichte maatregelen, en een bijdrage vormen tot de naleving van de door de EU aangegane internationale verplichtingen (VN-Conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro, 1992);

- steun aan de lid-staten bij maatregelen voor de bescherming van bossen tegen brand op brandgevaarlijke gebieden wordt toegespitst en dat de EU-samenwerking voor een betere preventie van bosbranden in die gebieden voortaan moet worden bevorderd door uitbreiding van het EU-informatiesysteem voor bosbranden. Dat informatiesysteem is ook van grote betekenis voor de bewaking van de bosecosystemen en het onderzoek naar bossen.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Bossen zijn van cruciaal belang voor de duurzame instandhouding van het ecologisch evenwicht, met name als het gaat om de (vruchtbaarheid van de) bodem, de waterhuishouding, het klimaat, de flora en de fauna. Deze beschermende functies van bossen zijn eveneens van belang om de vruchtbaarheid van voor akkerbouw gebruikte grond op lange termijn in stand te kunnen houden.

2.2. De economische waarde van bossen bestaat erin dat bossen duurzame grondstoffen produceren en in bosbouw en houtvoorziening voor banen zorgen. Ook andere sectoren van de economie, zoals toerisme en recreatie, varen wel bij de aantrekkingskracht van bossen. Dank zij de exploitatie van bossen wordt de hiervoor noodzakelijke infrastructuur gecreëerd.

2.3. Bossen moeten vanwege hun significante ecologische, economische en maatschappelijke functies als een belangrijke factor in de ontwikkeling van de EU worden beschouwd.

2.4. Het Comité onderkent dan ook het strategisch belang van de natuurlijke hulpbronnen die de Europese bossen rijk zijn. De in standhouding hiervan vereist een geïntegreerd structuurbeleid, dat ook in verband moet worden gebracht met de bijdrage die de EU geacht wordt aan de bescherming van het ecosysteem en de duurzame ontwikkeling in de wereld te leveren.

2.5. Aan de betekenis van bossen voor mens en milieu, bedrijfsleven en landschap moet in de gemeenschappelijke beleidsmaatregelen voldoende recht worden gedaan. Bovendien moet de bosbouw worden gestimuleerd om te zorgen voor duurzame bescherming en een op de economische omgeving afgestemde ontwikkeling van bossen.

2.6. Het Comité heeft er met tevredenheid kennis van genomen dat ook het Europees Parlement zich sinds 1992 intensiever met het vraagstuk van de instandhouding en ontwikkeling van bossen en hun natuurlijke rijkdommen is gaan bezighouden (studie EUROFOR 1994, initiatief 1996).

2.7. Het is daarenboven ingenomen met de werkzaamheden van het Permanent comité voor bosbouw, dat zorgt voor de coördinatie in de EU, maar ook daarbuiten.

2.8. Verder valt het voornemen van de Commissie om in haar directoraat-generaal VI een raadgevend comité bosbouw op te richten, bij het Comité in goede aarde.

3. Bijzondere opmerkingen over de maatregelen van de Gemeenschap voor de bescherming van bossen tegen luchtverontreiniging

3.1. Het Comité acht de berichten die de Economische Commissie voor Europa van de VN (VN/ECE) en de Europese Commissie over de toestand van bossen publiceren, een goede zaak. Uit die berichten blijkt echter wel dat, enkele regionale verbeteringen ten spijt, de schade aan de Europese bossen over het geheel genomen groter wordt.

3.2. Ook de deelname van steeds meer landen aan de nationale en transnationale inventarisatie van bosecosystemen (niveau 1) en de uitbreiding van het tot dusver uitgevoerde onderzoek naar boomkronen met onderzoek naar de toestand van de bodem (1991-1995) en een analyse van de chemische samenstelling van naalden en bladeren (1991-1996), stemmen tot tevredenheid.

3.3. Het Comité juicht toe dat overal in Europa permanente waarnemingspunten (niveau 2) zijn ingericht, omdat daar duidelijk intensiever onderzoek wordt gedaan. Het is zaak om met behulp van onderzoeksresultaten beter inzicht te verkrijgen in de complexe wisselwerking tussen bosschade en luchtverontreiniging.

3.3.1. In dit verband zij opgemerkt dat de eerste onderzoeksresultaten van de permanente waarnemingspunten niet vóór 1997 kunnen worden verwacht. Bovendien moet nog minstens tien jaar met de inventarisatie van de toestand van bossen worden doorgegaan voordat daaruit eenduidige tendensen kunnen worden gedestilleerd. Bepaalde onderzoeken worden immers slechts eenmaal in de vijf à tien jaar uitgevoerd.

3.3.2. Er wordt in de Gemeenschap nauw samengewerkt bij de analyse van de dankzij de intensieve bewaking verkregen gegevens, de gelijkschakeling van de methoden voor de metingen en de voortdurende uitwisseling en vergelijking van gegevens met andere onderzoekscentra overal ter wereld.

3.3.3. Hoe meer landen aan het programma van intensieve bewaking deelnemen, des te sneller zal het daarmee nagestreefde doel worden bereikt. Deelnemende landen moeten daarom steun blijven ontvangen, terwijl belangstellende landen tot deelname moeten worden aangespoord.

3.4. Sommige nationale verslagen wijzen erop dat bosschade veroorzakende factoren uiterst complex zijn en in interactieprocessen de toestand van de bossen beïnvloeden. De wijze waarop de levensvatbaarheid van bossen door deze biotische en a-biotische factoren wordt beïnvloed en waarop deze factoren op elkaar inspelen, moet intensiever worden onderzocht. Het Comité pleit er derhalve voor dat de Gemeenschap in de toekomst ook financiële steun kan verlenen voor maatregelen i.v.m. dergelijke schadelijke factoren.

4. Bijzondere opmerkingen over de maatregelen van de Gemeenschap voor de bescherming van bossen tegen brand

4.1. Gemeenschappelijke maatregelen voor de bescherming van bossen tegen brand zijn alleen zinvol als deze onderdeel zijn van een samenhangend bosbeleid. Dat bosbeleid moet op zijn beurt weer deel uitmaken van een EU-beleid voor de ontwikkeling van het hele platteland, volgens de beschrijving daarvan in de Verklaring van Cork (). Bescherming van bossen tegen bosbranden is een zeer belangrijk onderdeel van het ruimtelijke-ordeningsbeleid.

4.2. Het plan om op grond van een proefstudie () een informatiesysteem voor bosbranden op te zetten dat momenteel een groot aantal provincies in de zuidelijke lid-staten beslaat, wordt ten zeerste toegejuicht: hiermee wordt een begin gemaakt met de aanvulling van het nu nog onvolledige inzicht in de oorzaken van bosbranden.

4.2.1. Het is een feit dat in de afgelopen tien jaar de nationale en EU-maatregelen op het gebied van brandbescherming efficiënter zijn geworden: de totale oppervlakte waarop branden woeden, is kleiner geworden, branden verspreiden zich gemiddeld over een kleiner gebied en de brandweer is sneller ter plaatse. Toch is de duidelijke toename van het aantal branden zorgwekkend. Aangezien in meer dan de helft van de gevallen de oorzaak van de brand niet bekend is, moet naar de oorzaken van branden meer onderzoek worden gedaan. In dat verband zou het goed zijn een sociaal-economische analyse te verrichten naar aspecten als de exploitatie van de grond, de uittocht van het platteland en toerisme.

4.3. Ook kan worden vastgesteld dat 60 % van de brandgevaarlijke gebieden in particulier bezit is. De rentabiliteit van deze privé-bossen is vooral in het zuiden van Europa als gevolg van natuurlijke omstandigheden niet groot. Terecht draagt de Gemeenschap daarom bij tot de financiering van de dure maatregelen voor brandpreventie in deze privé-bossen: de kosten daarvan zijn voor particulieren alleen niet meer op te brengen. Met de voor de periode van de verlenging geplande uitbreiding van de financiële middelen kan worden volstaan.

4.4. Als aanvulling op de maatregelen van de EU moet druk worden uitgeoefend op de nationale en regionale overheden om bosbouwprogramma's uit te werken waardoor het bosbestand minder gevoelig voor brand moet worden gemaakt.

4.5. Het Comité onderstreept in dat verband ook het belang van het permanent comité voor bosbouw en de door de Commissie in het vooruitzicht gestelde oprichting bij D-G VI van een raadgevend comité. Deze instanties kunnen fungeren als doorgeefluiken voor een "verticale" uitwisseling van informatie tussen regio's, lid-staten en Commissie.

Brussel, 27 november 1996.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

() PB nr. C 268 van 14. 9. 1996, blz. 7-8.

() Europese conferentie over de ontwikkeling van het platteland Cork, Ierland, 7 t/m 9 oktober 1996.

() Europese Commissie: Bosbranden in het zuiden van de EU Proefprojekt ter voorbereiding van het EU-informatiesysteem voor bosbranden, Brussel 1996.