GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/96 door de Raad vastgesteld op 29 januari 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad van ... betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/96 door de Raad vastgesteld op 29 januari 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad van ... betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/96 door de Raad vastgesteld op 29 januari 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad van ... betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
Publicatieblad Nr. C 087 van 25/03/1996 blz. 0034
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 11/96
door de Raad vastgesteld op 29 januari 1996
met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. . . ./96 van de Raad van . . . betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
(96/C 87/04)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (2),
Overwegende dat voedselhulp een belangrijk aspect van het Gemeenschapsbeleid voor ontwikkelingssamenwerking vormt;
Overwegende dat de voedselhulp moet aansluiten bij het beleid van de ontwikkelingslanden dat beoogt hun voedselzekerheid te verbeteren, met name door de invoering van voedselstrategieën;
Overwegende dat de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten hun beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking nauw cooerdineren, en overleg voeren over hun voedselhulpprogramma's; dat de Gemeenschap met haar Lid-Staten partij is bij bepaalde internationale overeenkomsten op dit gebied, met name het Voedselhulpverdrag;
Overwegende dat voedselzekerheid op regionaal, nationaal en gezinsniveau een belangrijk element in de armoedebestrijding is vanuit een lange-termijnperspectief dat een ieder voortdurend toegang biedt tot voedsel dat een actief en gezond leven mogelijk maakt, een belangrijk element in de bestrijding van de armoede vormt, en dat in alle programma's voor ontwikkelingslanden op dit aspect de nadruk moet worden gelegd;
Overwegende dat voedselhulp geen ongunstige effecten mag hebben voor de normale produktie- en commerciële invoerstructuren van de ontvangende landen;
Overwegende dat met de voedselhulp en de acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid, als essentiële aspecten van het communautaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, rekening gehouden moet worden bij elk communautair beleid dat van invloed kan zijn op de ontwikkelingslanden;
Overwegende dat voedselhulp een doeltreffend instrument moet zijn om een kwantitatief en kwalitatief behoorlijke voeding te verzekeren en de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voedingsmiddelen voor de bevolking te verbeteren, en afgestemd moet zijn op de plaatselijke consumptiegewoonten, produktie en handel, met name in geval van voedselcrises, en volledig in het ontwikkelingsbeleid opgenomen moet zijn;
Overwegende dat het voedselhulpinstrument een belangrijk element is van het Gemeenschapsbeleid voor preventie en actie bij crisissituaties in de ontwikkelingslanden, en dat bij zijn tenuitvoerlegging in dit kader rekening moet worden gehouden met zijn fundamentele rol als factor van sociale en politieke stabilisering;
Overwegende dat voedselhulpacties niet tot duurzame oplossingen kunnen bijdragen indien zij niet geïntegreerd zijn in ontwikkelingsacties die het plaatselijke produktie- en handelsproces weer op gang kunnen brengen;
Overwegende dat het noodzakelijk blijkt de capaciteit voor analyse, beoordeling, planning en controle van de voedselhulp te verbeteren om doeltreffender te kunnen werken en te vermijden dat de hulp ongunstige effecten heeft op de plaatselijke produktie-, distributie-, vervoer- en afzetcapaciteit;
Overwegende dat de voedselhulp tot een echt instrument van het communautaire beleid voor samenwerking met de ontwikkelingslanden dient te worden gemaakt, waardoor de Gemeenschap met name in staat wordt gesteld zich volledig voor meerjarige ontwikkelingsprojecten in te zetten;
Overwegende dat de Gemeenschap daartoe moet kunnen zorgen voor geregelde hulpstromen en dat zij in daarvoor in aanmerking komende gevallen in staat moet zijn jegens de ontwikkelingslanden en internationale organisaties de verbintenis aan te gaan om in het kader van met het ontwikkelingsbeleid verbonden specifieke meerjarenprogramma's minimumhoeveelheden van bepaalde produkten te leveren;
Overwegende dat het mogelijk is de steun van de Gemeenschap voor het streven van de ontwikkelingslanden naar voedselzekerheid te versterken door meer flexibiliteit in het voedselhulpbeleid, zodat in sommige omstandigheden voedselhulpacties vervangen kunnen worden door financiële steun voor maatregelen die gericht zijn op voedselzekerheid en in het bijzonder de ontwikkeling van de landbouw en de teelt van voedingsgewassen;
Overwegende dat de Gemeenschap de behoeftige bevolkingsgroepen van plattelands- en stedelijke gebieden in de ontwikkelingslanden te hulp kan komen door aan de financiering van acties die de voedselzekerheid ondersteunen deel te nemen via de aankoop van levensmiddelen, zaaizaad, landbouwwerktuigen en produktiemiddelen, alsook door middel van opslagprogramma's, tijdige-waarschuwingssystemen, activering, voorlichting en technische en financiële bijstand;
Overwegende dat het genetisch potentieel moet worden gevrijwaard alsook de biodiversiteit van de voortbrengselen op voedingsgebied;
Overwegende dat het communautaire voedselhulpbeleid zich moet aanpassen aan de geopolitieke veranderingen en de economische hervormingen die in talrijke ontvangende landen aan de gang zijn;
Overwegende dat een lijst moet worden opgemaakt van de landen en organisaties die voor voedselhulpacties in aanmerking komen;
Overwegende dat het met het oog hierop tevens wenselijk is te voorzien in de mogelijkheid communautaire hulp aan internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties ter beschikking te stellen; dat deze moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden die de goede uitvoering van de voedselhulpacties garanderen;
Overwegende dat, om de toepassing van sommige overwogen bepalingen te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in het kader van een Comité Voedselhulp;
Overwegende dat bij het uitstippelen van de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de acties de wijze van uitvoering moet worden aangepast aan de eigen kenmerken van elke ontvangende regio, maar dan wel in het kader van een gemeenschappelijk politieke koers en strategie;
Overwegende dat, met het oog op een beter en meer op de belangen en behoeften van de ontvangende landen afgestemd beheer van de voedselhulp en een verbetering van de besluitvormings- en uitvoeringsprocedures, de volgende verordeningen moeten worden vervangen: Verordening (EEG) nr. 3972/86 van de Raad van 22 december 1986 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp (1); Verordening (EEG) nr. 1755/84 van de Raad van 19 juni 1984 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter vervanging van voedselhulpleveranties op voedingsgebied (2); Verordening (EEG) nr. 2507/88 van de Raad van 4 augustus 1988 betreffende de tenuitvoerlegging van opslagprogramma's en systemen voor vroegtijdige waarschuwing (3); Verordening (EEG) nr. 2508/88 van de Raad van 4 augustus 1988 met betrekking tot de cofinanciering van aankopen van levensmiddelen of zaden door internationale instanties en niet-gouvernementele organisaties (4) en Verordening (EEG) nr. 1420/87 van de Raad van 21 mei 1987 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3972/86 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp (5),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Doelstellingen en algemene beleidslijnen van de voedselhulpacties en de acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
Artikel 1
1. In het kader van haar beleid voor samenwerking met de ontwikkelingslanden en tevens om doeltreffend te kunnen ingrijpen in door ernstige voedseltekorten of door voedselcrises ontstane situaties van voedselonzekerheid, legt de Gemeenschap ten behoeve van de ontwikkelingslanden voedselhulpacties ten uitvoer, alsmede acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid.
2. Acties uit hoofde van deze verordening worden in behandeling genomen nadat de bruikbaarheid en de doeltreffendheid van dit instrument zijn vergeleken met die van de andere beschikbare interventiemogelijkheden van de communautaire hulp die gevolgen kunnen hebben voor de voedselzekerheid en de voedselhulp, en worden op die andere mogelijkheden afgestemd.
De Commissie ziet erop toe dat de in deze verordening bedoelde acties in nauwe cooerdinatie met de interventies van de andere donors worden onderzocht.
3. De in lid 1 bedoelde voedselhulpacties en acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid hebben met name ten doel:
- het bevorderen van de voedselzekerheid op gezins-, plaatselijk, nationaal en regionaal niveau;
- het verbeteren van de voedingsstandaard van de ontvangende bevolkingsgroepen;
- het bevorderen van de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van levensmiddelen voor de bevolking;
- het bijdragen tot een evenwichtige economische en maatschappelijke ontwikkeling van de ontvangende landen op het platteland en in de steden; daarbij wordt speciale aandacht geschonken aan de respectieve rol van vrouwen en mannen in de gezinseconomie en de maatschappelijke structuur; het einddoel van de communautaire-hulpacties is, de ontvangers te veranderen in individuen die hun ontwikkeling in eigen hand nemen;
- het ondersteunen van de inspanningen van de ontvangende landen om hun voedselproduktie op regionaal, nationaal, plaatselijk en gezinsniveau te verbeteren;
- het verminderen van hun afhankelijkheid van voedselhulp;
- het bevorderen van hun onafhankelijkheid op voedselgebied, hetzij door verhoging van de produktie, hetzij door verbetering en verhoging van de koopkracht;
- het bijdragen tot initiatieven op het gebied van de armoedebestrijding als onderdeel van een ontwikkelingsaanpak.
4. De communautaire hulp dient zo volledig mogelijk te worden geïntegreerd in het ontwikkelingsbeleid, met name in de agrarische en agro-alimentaire sector, alsmede in de voedselstrategie van de betrokken landen. De communautaire hulp is bedoeld als ondersteuning van het beleid van het ontvangende land op het gebied van armoedebestrijding, voeding, reproduktieve gezondheidszorg, milieubescherming en rehabilitatie. Hierbij zal speciaal worden gelet op de continuïteit van de programma's, met name in een land dat zich herstelt van een noodtoestand. De hulp, ongeacht of zij wordt verkocht of kosteloos uitgereikt, mag de plaatselijke markt niet verstoren.
TITEL I
Voedselhulpacties
Artikel 2
1. De geleverde produkten en alle andere acties in het kader van de voedselhulp moeten zoveel mogelijk aansluiten bij de voedingsgewoonten van de ontvangende bevolkingsgroepen en mogen geen ongunstige invloed hebben op de landen die de hulp ontvangen.
Bij de keuze van produkten moet worden nagegaan, hoe een zo groot mogelijke hoeveelheid voedsel zo veel mogelijk mensen kan bereiken, waarbij de kwaliteit van de produkten in aanmerking moet worden genomen, teneinde een adequate voedingsstandaard te waarborgen.
Bij de keuze van de door de Gemeenschapshulp te leveren produkten en de wijze van beschikbaarstelling en distributie zal in het bijzonder rekening worden gehouden met de sociale factoren die in het ontvangende land de toegang tot voedsel bepalen, met name voor de kwetsbaarste groepen, en met de rol die de vrouwen in de gezinseconomie spelen.
2. Voor de toekenning van de voedselhulp wordt in de eerste plaats uitgegaan van een objectieve beoordeling van de reële behoeften die deze hulp rechtvaardigen, mede rekening houdend met economische overwegingen. Daartoe worden de onderstaande criteria in aanmerking genomen, zonder andere relevante overwegingen uit te sluiten:
- de voedseltekorten;
- het inkomen per inwoner en het bestaan van bijzonder berooide bevolkingsgroepen;
- sociale indicatoren van het welzijn van de betrokken bevolking;
- de stand van de betalingsbalans van het ontvangende land;
- de economische en sociale impact en de financiële kosten van de voorgestelde actie;
- het bestaan van een voedselzekerheidsbeleid voor de lange termijn in het ontvangende land.
3. De toekenning van voedselhulp wordt, indien daartoe aanleiding bestaat, afhankelijk gesteld van de uitvoering van korte meerjarige ontwikkelingsprojecten, sectoriële acties of ontwikkelingsprogramma's, bij voorrang die welke erop gericht zijn, een duurzame voedselproduktie op lange termijn in de ontvangende landen te stimuleren in het kader van een voedselbeleid en een voedselstrategie. In voorkomend geval kan de hulp rechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van die projecten, acties of programma's. Deze complementariteit wordt verkregen door de in onderlinge overeenstemming tussen de Gemeenschap en het ontvangende land vastgestelde aanwending van de tegenwaardefondsen, wanneer de communautaire hulp voor de verkoop is bestemd. Indien de voedselhulp ter ondersteuning van een over meerdere jaren lopend ontwikkelingsprogramma dient, kan zij de vorm van een aan dat programma gekoppelde, over een aantal jaren gespreide levering aannemen. Naast de toewijzing van basisvoedingsmiddelen kan de hulp met name bestaan uit de levering van zaaizaad, kunstmest, werktuigen, andere inputs en basisprodukten, het aanleggen van reservevoorraden, technische en financiële bijstand alsook bewustmakings- en scholingsacties.
4. Voedselhulp kan worden toegewezen teneinde de inspanningen van de ontvangende landen om veiligheidsvoorraden aan te leggen te ondersteunen, waarbij grote aandacht uitgaat naar voorraden bij de afzonderlijke boeren en nationale voorraden, als essentieel element van het programma voor voedselzekerheid, en tevens te voorzien in regionale voorraden.
5. De tegenwaardefondsen worden beheerd in samenhang met de andere instrumenten van de communautaire hulp.
In het geval van landen die in een structureel aanpassingsproces verwikkeld zijn, en overeenkomstig de relevante besluiten van de Raad, vormen de door de verschillende instrumenten voor ontwikkelingshulp gegenereerde tegenwaardefondsen financiële middelen die als onderdeel van één enkel coherent financieel beleid in de context van een hervormingsprogramma beheerd moeten worden. In dit verband zou de Gemeenschap van een vaste bestemming voor de tegenwaardefondsen kunnen overschakelen op een meer algemene bestemming, zodra er vooruitgang is geboekt met het verbeteren van de doelmatigheid qua controle-instrumenten, begrotingsprogrammering en -uitvoering, alsook voor wat de internalisatie van de onderzoeken van de overheidsuitgaven betreft. Onverminderd het voorgaande zullen deze fondsen worden beheerd volgens de algemene procedures van de communautaire steun voor deze fondsen en bij voorrang ter ondersteuning van strategieën en programma's op het gebied van de voedselzekerheid.
TITEL II
Acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
Artikel 3
Ten behoeve van ontwikkelingslanden waar een voedseltekort heerst, kan de Gemeenschap, indien de omstandigheden dat wettigen, acties ondernemen ter ondersteuning van de voedselzekerheid.
Deze acties kunnen worden uitgevoerd door de ontvangende landen, door de Commissie, door internationale organisaties of niet-gouvernementele organisaties.
Deze acties hebben ten doel om met de beschikbare middelen de uitstippeling en uitvoering van een voedselvoorzieningsstrategie of andere voor de voedselzekerheid van deze landen bevorderlijke maatregelen te ondersteunen en de landen te stimuleren hun voedselafhankelijkheid en hun afhankelijkheid van voedselhulp te verminderen, met name voor landen met lage inkomens en ernstige voedseltekorten. De acties moeten bijdragen tot verbetering van de levensomstandigheden van de meest berooide bevolkingsgroepen in de betreffende landen.
De acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid worden uitgevoerd in de vorm van financiële en technische bijstand, volgens de in deze verordening vastgestelde criteria en procedures. Bij de planning en het onderzoek van de acties wordt gelet op het verband en de complementariteit met de doelstellingen en acties van de andere instrumenten van de communautaire ontwikkelingshulp. Deze acties moeten in een meerjarenprogramma geïntegreerd worden.
Artikel 4
Acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid kunnen worden uitgevoerd ten behoeve van ontwikkelingslanden die krachtens deze verordening voor voedselhulpacties van de Gemeenschap in aanmerking komen, voor de gehele hoeveelheid voedselhulp die hun is toegewezen of zou kunnen worden toegewezen, of een deel daarvan. Te dien einde wordt met name rekening gehouden met de ontwikkeling van de produktie, de consumptie en het peil van de voorraden van het betrokken land, de voedselsituatie van zijn bevolking en de voedselhulp die door andere donors wordt verstrekt.
Artikel 5
Acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid zijn financiële en technische bijstandsmaatregelen die, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 1, beogen de voedselzekerheid te verbeteren door bij voorbeeld bij te dragen tot de financiering van:
- de levering van zaaizaad, werktuigen en voor de voedselproduktie onmisbare inputs;
- regelingen ter ondersteuning van het landbouwkrediet;
- maatregelen voor opslag op het passende niveau;
- acties voor afzet, vervoer, distributie of verwerking van landbouw- en voedselprodukten;
- maatregelen ter ondersteuning van de particuliere sector voor de ontwikkeling van het handelsverkeer op nationaal, regionaal en internationaal niveau;
- toegepast onderzoek en scholing ter plaatse;
- projecten voor de ontwikkeling van de voedselproduktie;
- begeleidings-, bewustmakings- en technische bijstandsactiviteiten en scholing ter plaatse;
- ondersteunende maatregelen ten behoeve van vrouwen en producentenorganisaties.
TITEL III
Tijdige-waarschuwingssystemen en opslagprogramma's
Artikel 6
De Gemeenschap kan nationale waarschuwingssystemen ondersteunen en aan het versterken van bestaande internationale tijdige-waarschuwingssystemen deelnemen en kan, in uitzonderlijke en naar behoren gerechtvaardigde gevallen, volgens de procedure van artikel 27 dergelijke systemen opzetten met betrekking tot de voedselsituatie in de ontwikkelingslanden. Tevens kan zij in die landen opslagprogramma's financieren om de uitvoering van de voedselhulpoperaties overeenkomstig deze verordening te ondersteunen, of soortgelijke operaties die door de Lid-Staten, internationale organisaties of niet-gouvernementele organisaties worden ondernomen.
Er dient voor te worden gezorgd dat de acties passen in de andere hulpverleningsinstrumenten van de Gemeenschap, waaronder het gebruik van de tegenwaardefondsen die voortkomen uit de verkoop van voedselhulp, en dat de acties overeenstemmen met het door de Gemeenschap gevoerde ontwikkelingsbeleid.
Deze acties hebben ten doel de voedselzekerheid in de betrokken landen te vergroten. Zij moeten bijdragen tot een verbetering van de levensomstandigheden van de meest berooide bevolkingsgroepen in die landen en moeten beantwoorden aan de door die landen vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, en met name hun voedselbeleid.
De deelneming van de Gemeenschap aan deze acties geschiedt in de vorm van financiële en/of technische bijstand, volgens de in deze verordening vastgestelde criteria en procedures.
Bij het onderzoek van de door de communautaire bijstand ondersteunde maatregelen wordt gelet op de samenhang met de bestaande, door gespecialiseerde internationale organisaties beheerde programma's.
Artikel 7
De steun van de Gemeenschap voor de opslagprogramma's en de tijdige-waarschuwingssystemen kan, desgevraagd, worden verleend voor acties ten behoeve van ontwikkelingslanden die in aanmerking komen voor voedselhulp van de Gemeenschap en van haar Lid-Staten, aan internationale organisaties en aan niet-gouvernementele organisaties.
Artikel 8
De Gemeenschap kan bijdragen aan de financiering van de volgende maatregelen:
- systemen voor tijdige waarschuwing en voor het verzamelen van gegevens over het verloop van de oogsten, de voorraden en de markten, de voedingsstandaard en het kwetsbaarheidspeil, teneinde de informatie over de voedselsituatie in de betrokken landen te verbeteren;
- acties voor verbetering van de opslagsystemen om de verliezen te reduceren of om in noodgevallen over voldoende opslagcapaciteit te beschikken. Deze acties kunnen tevens bestaan uit het opzetten van infrastructuren, met name installaties voor het verpakken in zakken, uitladen, verwijderen van ongedierte, verwerking en opslag, die noodzakelijk zijn voor het hanteren van de voedingsmiddelen in deze landen in het kader van voedselhulpacties of acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid;
- voorbereidende studies of scholingsacties in verband met bovengenoemde activiteiten.
HOOFDSTUK II
Wijze van toepassing van de voedselhulp, de opslag, de tijdige waarschuwing en de ondersteuning van de voedselzekerheid
Artikel 9
1. De landen en organisaties die in aanmerking kunnen komen voor Gemeenschapssteun voor in deze verordening beoogde acties, zijn vermeld in de bijlage. In dit kader wordt voorrang gegeven aan de armste bevolkingslagen en aan de landen met lage inkomens en ernstige voedseltekorten.
De Raad kan, op voorstel van de Commissie en bij gekwalificeerde meerderheid, deze lijst wijzigen.
2. De niet-gouvernementele organisaties die rechtstreeks of indirect in aanmerking kunnen komen voor financiering door de Gemeenschap van de uitvoering van de in deze verordening beoogde acties, moeten voldoen aan de volgende criteria:
a) in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap volgens de in die Lid-Staat geldende wetgeving zijn opgericht als zelfstandige organisaties zonder winstoogmerk;
b) hun hoofdvestiging hebben in een Lid-Staat van de Gemeenschap, in de ontvangende landen, of, bij wijze van uitzondering, voor NGO's met een internationaal statuut, in een derde land. Deze vestiging moet het werkelijke besluitvormingscentrum zijn voor alle besluiten inzake de gecofinancierde acties;
c) kunnen aantonen dat zij in staat zijn voedselhulpacties tot een goed einde te brengen, met name op de volgende punten:
- capaciteit op het gebied van administratief en financieel beheer,
- technische en logistieke capaciteit in verhouding tot de overwogen actie,
- de resultaten van de door de betrokken NGO uitgevoerde acties, met name met financiering door de Gemeenschap of door de Lid-Staten,
- ervaring op het gebied van voedselhulp en voedselzekerheid,
- aanwezigheid in het ontvangende land en kennis van dit land of van de ontwikkelingslanden;
d) zich ertoe verbonden hebben, de toewijzingsvoorwaarden van de Commissie na te komen.
Artikel 10
1. De Gemeenschap kan deelnemen in de financiering van de in de titels I, II en III omschreven acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid (hoofdstukken I en II), die worden uitgevoerd door het ontvangende land, de Commissie, internationale organisaties of niet-gouvernementele organisaties.
2. De medefinancieringsacties kunnen worden uitgevoerd op verzoek van de ontvangende landen, internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties, teneinde, wanneer een dergelijke actie het meest geschikt lijkt, bij te dragen tot verbetering van de voedselzekerheid van bevolkingsgroepen die niet in staat zijn met eigen middelen en hulpbronnen in een voedseltekort te voorzien.
3. Bij het uitstippelen van de in de titels I, II en III omschreven communautaire maatregelen schenkt de Commissie bijzondere aandacht aan:
- het streven naar duurzame impact en economische levensvatbaarheid in de opzet van het project;
- duidelijke omschrijving en controle van de doelstellingen en voortgangsindicatoren.
Artikel 11
1. De beschikbaarstelling van de produkten geschiedt op de Gemeenschapsmarkt, in het ontvangende land of in één van de ontwikkelingslanden, die in de bijlage staan, zo mogelijk van dezelfde geografische regio.
2. Bij wijze van uitzondering en overeenkomstig de procedure van artikel 27 van deze verordening kan de beschikbaarstelling plaatsvinden op de markt van een ander land dan de in lid 1 bedoelde landen:
- indien een produkt van de gewenste aard en kwaliteit niet beschikbaar is op de Gemeenschapsmarkt of de markt van een ontwikkelingsland;
- bij een ernstig voedseltekort, indien dergelijke aankopen een doeltreffender uitvoering van de actie mogelijk zouden maken.
3. De beschikbaarstelling van op de Europese markt beschikbare produkten kan geschieden op de markt van een ontwikkelingsland, mits dat economisch doelmatig is vergeleken met beschikbaarstellingen op de interne markt.
4. Wanneer de aankoop wordt verricht in een ontwikkelingsland, moet men zich ervan vergewissen dat er geen gevaar bestaat dat deze aankoop de markt van het betreffende land of de ontwikkelingslanden in dezelfde regio verstoort of andere ongunstige gevolgen heeft voor de voedselvoorziening van hun bevolking. Deze aankopen moeten zo volledig mogelijk passen in het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap jegens dat land, met name voor wat betreft bevordering van de voedselzekerheid in dat land of in regionaal verband.
Artikel 12
Voor ontvangende landen waar de import van voedingsmiddelen geheel of gedeeltelijk geliberaliseerd is, moet de beschikbaarstelling van de Gemeenschapshulp afgestemd worden op het nationale beleid, zodat distorsies op de markten worden vermeden.
In dat geval kan de Gemeenschapsbijdrage worden verstrekt in de vorm van een bedrag aan deviezen dat de betrokken landen aan de particuliere ondernemers ter beschikking moeten stellen, mits de actie aansluit bij een voedselzekerheidsbeleid (met inbegrip van de strategie voor de import van basisvoedingsmiddelen) dat past in het economisch beleid.
Voor deze hulpmaatregelen gelden de in artikel 11 genoemde beginselen.
Artikel 13
1. De Gemeenschap kan de kosten van het vervoer van de voedselhulp voor haar rekening nemen.
2. Wanneer de Commissie oordeelt dat de Gemeenschap de kosten van het binnenlands vervoer van de voedselhulp voor haar rekening moet nemen, gaat zij uit van de volgende algemene criteria:
- het bestaan van een ernstig voedseltekort;
- levering aan landen met een laag inkomen en een ernstig voedseltekort;
- de voedselhulp is bestemd voor de in artikel 10 bedoelde internationale organisaties of niet-gouvernementele organisaties;
- de noodzaak om een grotere doeltreffendheid van de betreffende voedselhulpactie te garanderen.
3. Indien de voedselhulp in het ontvangende land wordt verkocht, zou de Gemeenschap de kosten van binnenlands vervoer slechts in uitzonderlijke gevallen voor haar rekening moeten nemen.
4. In uitzonderlijke gevallen kan de Gemeenschap ook de kosten van luchtvervoer van de voedselhulp voor haar rekening nemen.
Artikel 14
De Gemeenschap kan de distributiekosten voor haar rekening nemen wanneer dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de betreffende voedselhulpacties.
Artikel 15
De hulp van de Gemeenschap wordt verstrekt in de vorm van giften.
Met de hulp kunnen de buitenlandse en plaatselijke uitgaven worden gedekt die noodzakelijk zijn voor deze uitvoering van de acties, met inbegrip van lopende kosten en onderhoudskosten.
De in deze verordening beoogde acties zijn vrij van belastingen, rechten en douaneheffingen.
De eventuele tegenwaardefondsen worden gebruikt overeenkomstig in deze verordening bepaalde doelstellingen en worden beheerd in overleg met de Commissie.
Artikel 16
De Gemeenschapsbijdrage kan ook worden aangewend voor de begeleidende activiteiten die noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van de in deze verordening beoogde acties te verbeteren, met name acties voor begeleiding, toezicht en controledistributie en scholing ter plaatse.
Artikel 17
De deelneming aan de aanbestedingen, inschrijvingen, overeenkomsten en contracten staat op gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de Europese Gemeenschap en de ontvangende landen. Zij kan door de Commissie voor de acties bedoeld in artikel 11, lid 2, worden uitgebreid tot natuurlijke en rechtspersonen van de landen waar de terbeschikkingstelling geschiedt.
Bij de uitvoering van deze verordening zorgt de Commissie voor passende publiciteit die borg staat voor het open karakter van de aanbestedingen. De Commissie ziet erop toe dat het beginsel van passende publiciteit ook van toepassing is op activiteiten van bemiddelende organisaties.
Artikel 18
De Commissie kan een gemachtigde opdragen, medefinancieringsovereenkomsten in haar naam te sluiten.
Artikel 19
1. De Commissie stelt de voorwaarden voor de toewijzing van de ter beschikking gestelde middelen en voor de uitvoering van de in deze verordening beoogde steunmaatregelen vast.
2. De hulpactie wordt slechts uitgevoerd indien de ontvanger de voorwaarden nakomt.
Artikel 20
De Commissie neemt alle nodige maatregelen voor de goede uitvoering van de programma's en acties voor voedselhulp en ondersteuning van de voedselzekerheid.
De Lid-Staten en de Commissie verlenen elkaar daartoe alle nodige bijstand en verstrekken elkaar alle dienstige inlichtingen.
HOOFDSTUK III
Procedure voor de uitvoering van de voedselhulpacties en de acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid, de tijdige-waarschuwingssystemen en de opslagprogramma's
Artikel 21
1. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement de hoeveelheid vast die ten laste komt van de Gemeenschap bij wijze van graanhulp bedoeld in het Voedselhulpverdrag als totale bijdrage van zowel de Gemeenschap als haar Lid-Staten.
2. De Commissie zorgt voor het overleg tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten voor wat betreft de levering van de graanhulp uit hoofde van het Voedselhulpverdrag, en ziet erop toe dat de totale bijdrage van de Gemeenschap en haar Lid-Staten ten minste de in dat Verdrag bedoelde hoeveelheden bedraagt.
Artikel 22
Volgens de in artikel 27 bepaalde procedure en rekening houdend met de algemene richtsnoeren inzake voedselhulp:
- stelt de Commissie de lijst vast van de produkten die uit hoofde van de hulp beschikbaar kunnen worden gesteld;
- stelt de Commissie de bepalingen vast voor de beschikbaarstelling, controle en evaluatie;
- stelt de Commissie de in hoeveelheden en kosten uitgedrukte verdeling vast van de produkten onder de verschillende begunstigden, binnen de limiet van de begrotingsmiddelen voor elk produkt;
- wijzigt de Commissie, voor zover nodig, de toewijzingen in de loop van de uitvoering van de programma's.
Artikel 23
De besluiten:
- tot toekenning van voedselhulp of vervangende hulp en tot vaststelling van de leveringsvoorwaarden daarvan;
- tot toekenning van een bijdrage aan internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties voor het financieren van acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid;
- tot toekenning van steun voor een opslagprogramma of een tijdige-waarschuwingssysteem;
worden, rekening houdend met het in artikel 25 vastgestelde maximumbedrag, door de Commissie genomen overeenkomstig de in artikel 27 bedoelde procedure.
Artikel 24
1. Met inachtneming van de in artikel 21 bedoelde besluiten van de Raad en de krachtens artikel 22 genomen besluiten, neemt de Commissie besluiten omtrent:
a) acties naar aanleiding van een crisissituatie of een ernstig voedseltekort, gekenmerkt door hongersnood of dreigende hongersnood die het leven of de gezondheid van de bevolking ernstig in gevaar brengt in een land dat niet in staat is om met eigen middelen en hulpbronnen aan het voedseltekort het hoofd te bieden. De Commissie handelt na raadpleging van de Lid-Staten via het meest geschikte communicatiemiddel. De Lid-Staten beschikken over een termijn van drie werkdagen om eventuele bezwaren te kennen te geven. In geval van bezwaren bespreekt het in artikel 26 bedoelde Comité de aangelegenheid in haar eerstvolgende vergadering
b) de voorwaarden voor de levering en uitvoering van de hulp, en met name:
- de algemene clausules die op de begunstigden van toepassing zijn;
- het inleiden van de procedures voor beschikbaarstelling en levering van de produkten en de uitvoering van de andere acties, alsmede het afsluiten van de desbetreffende contracten.
2. Bij acties zoals bedoeld in lid 1, onder a), is de Commissie bevoegd om alle maatregelen te nemen waardoor de levering van de voedselhulp kan worden versneld.
De hoeveelheid voedselhulp tot de levering waarvan in ieder apart geval wordt beslist, mag niet groter zijn dan nodig is om de getroffen bevolking in staat te stellen gedurende een periode van in principe ten hoogste zes maanden aan de situatie het hoofd te bieden.
De Commissie ziet erop toe dat voor de in lid 1, onder a) en b), bedoelde acties in alle stadia voorrang wordt gegeven aan de beschikbaarstelling van de voedselhulp.
Artikel 25
De besluitvorming met betrekking tot de maatregelen waarvoor het uit hoofde van deze verordening te financieren bedrag de 2 miljoen ecu te boven gaat, vindt plaats volgens de procedure van artikel 27.
Artikel 26
1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité Voedselhulp, hierna "Comité" te noemen, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten onder het voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie.
2. Het Comité moet bij elk voorstel voor het aangaan van betalingsverplichtingen voor voedselzekerheid op lange termijn de consequenties onderzoeken voor de gezinnen en in lokaal, nationaal en regionaal verband in de ontvangende landen. Daarbij dient het rekening te houden met de in artikel 1 van deze verordening vastgelegde beginselen. Het Comité analyseert en superviseert ook de door de Gemeenschap gesteunde beleidsvormen voor voedselzekerheid en onderzoekt de voorstellen voor gezamenlijke initiatieven.
3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 27
De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, tot twee maanden na de datum van kennisgeving uit.
De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.
Artikel 28
1. Teneinde te waarborgen dat het in het Verdrag bedoelde complementariteitsbeginsel wordt nageleefd en teneinde de doeltreffendheid en de samenhang van zowel de communautaire en nationale voedselhulpacties als van de acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid te waarborgen en te versterken, streeft de Commissie zoveel mogelijk naar nauwe cooerdinatie tussen haar eigen activiteiten en die van de Lid-Staten, zowel bij de besluitvorming als ter plaatse, en kan zij elk dienstig initiatief nemen om die cooerdinatie te bevorderen.
Daartoe stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van hun nationale voedselhulpacties. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 27 de modaliteiten van kennisgeving van de nationale acties vast.
2. De Commissie ziet erop toe dat de acties van de Gemeenschap worden gecooerdineerd met die van de internationale organisaties en organen, met name die welke deel uitmaken van het voedselhulpsysteem van de Verenigde Naties.
3. De Commissie streeft ernaar, de medewerking en de samenwerking van de Gemeenschap en de niet-communautaire donorlanden op het gebied van de voedselzekerheid te ontwikkelen.
4. Over de cooerdinatie en de samenwerking tussen de Gemeenschap en de Lid-Staten, en tussen de Lid-Staten en de internationale organisaties en de niet-communautaire donorlanden, wordt in het Comité van artikel 27 regelmatig informatie uitgewisseld.
Artikel 29
Het Comité kan elk ander vraagstuk betreffende in deze verordening bedoelde voedselhulp- en andere acties behandelen dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat aan de orde wordt gesteld.
De Commissie stelt binnen zeven dagen na haar besluit het Comité in kennis van de goedgekeurde acties en projecten op het gebied van voedselhulp of voedselzekerheid, met vermelding van de bedragen, de aard, het ontvangende land en de met de uitvoering belaste partner.
De Commissie stelt het Comité in kennis van de algemene richtsnoeren inzake produkten die uit hoofde van de communautaire voedselhulp ter beschikking worden gesteld.
Artikel 30
De Commissie maakt regelmatig evaluaties van belangrijke voedselhulpacties om na te gaan of de bij het onderzoek van die acties omschreven doelstellingen bereikt zijn en aanwijzingen te geven om de doeltreffendheid van toekomstige acties te verbeteren. Zij informeert het Comité op gezette tijden over de evaluatieprogramma's.
De Lid-Staten en de Commissie delen elkaar zo spoedig mogelijk de resultaten van de evaluatiewerkzaamheden mede, alsook de analyses of studies waarmee de doeltreffendheid van de hulp kan worden verbeterd. Deze evaluaties worden door het Comité geanalyseerd. De Lid-Staten en de Commissie streven naar gezamenlijke evaluaties.
De Commissie bepaalt de wijze van verspreiding en interne en externe mededeling van de conclusies van de evaluatiewerkzaamheden ten behoeve van de betrokken diensten en organisaties.
Artikel 31
Na elk begrotingsjaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Dit verslag vermeldt de resultaten van de uitvoering van de begroting met betrekking tot de verplichtingen en de betalingen alsmede de in dat jaar gefinancierde projecten en programma's. Het verslag bevat voor zover mogelijk informatie over de in datzelfde begrotingsjaar op nationaal niveau uitgetrokken middelen. Daarnaast bevat het voor zover mogelijk de belangrijkste statistische informatie (uitgesplitst naar ontvangend land, nationaliteit enz.) met betrekking tot de aanbestedingen die voor de uitvoering van de projecten en programma's hebben plaatsgevonden.
Ook geeft het verslag een overzicht van de verdeling van de uitgaven per type van actie, zoals deze omschreven zijn in de artikelen 2, 5 en 8 van deze verordening.
Tot slot geeft het verslag informatie over de acties die ondernomen zijn uit hoofde van de door de voedselhulp gegenereerde tegenwaardefondsen.
Artikel 32
De Verordeningen (EEG) nr. 3972/86, (EEG) nr. 1755/84, (EEG) nr. 2507/88, (EEG) nr. 2508/88 en (EEG) nr. 1420/87 worden ingetrokken.
Bij wijze van overgang blijft Verordening (EEG) nr. 2200/87 van de Commissie van 8 juli 1987 tot vaststelling van algemene voorschriften voor de beschikbaarstelling in de Gemeenschap van produkten voor levering als communautaire voedselhulp (1) van toepassing totdat de Commissie de nieuwe verordening inzake de beschikbaarstelling heeft aangenomen.
Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een volledige evaluatie in van de acties die de Gemeenschap in het kader van deze verordening heeft gefinancierd met daarbij suggesties in verband met de toekomst van deze verordening, alsook, indien noodzakelijk, voorstellen voor daarin aan te brengen wijzigingen.
Artikel 33
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te . . .
Voor de Raad
De Voorzitter
(1) PB nr. C 253 van 29. 9. 1995, blz. 10.
(2) Advies van het Europees Parlement van 15 december 1995 (nog niet verschenen in het Publikatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 29 januari 1996 (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
(1) PB nr. L 370 van 30. 12. 1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1930/90 (PB nr. L 174 van 7. 7. 1990, blz. 6).
(2) PB nr. L 165 van 23. 6. 1984, blz. 7.
(3) PB nr. L 220 van 11. 8. 1988, blz. 1.
(4) PB nr. L 220 van 11. 8. 1988, blz. 4.
(5) PB nr. L 136 van 26. 5. 1987, blz. 1.
(1) PB nr. L 204 van 25. 7. 1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 790/91 (PB nr. L 81 van 28. 3. 1991, blz. 108).
BIJLAGE
1. LANDEN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
2. INTERNATIONALE ORGANISATIES
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
3. NIET-GOUVERNEMENTELE ORGANISATIES
NGO'S uit Europa, NGO's uit het ontvangende land, of bij uitzondering, in ontwikkeling gespecialiseerde internationale NGO's.
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
1. De Commissie heeft de Raad bij brief van 14 juli 1995 een voorstel toegezonden voor een verordening betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid (1).
2. Het Europees Parlement heeft op 15 december 1995 (2) advies uitgebracht.
II. GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
1. Aanneming van het gemeenschappelijk standpunt
De Raad heeft op 29 januari 1996 een gemeenschappelijk standpunt aangenomen op basis van artikel 130 W van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
2. Doel van het Commissievoorstel
De verordening beoogt alle juridische instrumenten van het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp, met inbegrip van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid, zoals de toewijzing van landbouwproduktiemiddelen en zaaizaad, de opslagprogramma's en de systemen voor tijdige waarschuwing, een nieuwe structuur te geven, bij te stellen en aan te passen.
3. Wijzigingen die de Raad in het Commissievoorstel heeft aangebracht
Op enkele technische of redactionele wijzigingen en preciseringen na, komt het gemeenschappelijk standpunt overeen met het Commissievoorstel betreffende de in deze verordening bedoelde acties.
De Commissie kon met het grootste deel van de tekst van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad akkoord gaan. De Commissie maakte er evenwel bezwaar tegen dat besluiten om de lijst van steunontvangers te wijzigen, door de Raad worden genomen (artikel 9 van het gemeenschappelijk standpunt).
4. Amendementen van het Parlement
De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt een groot deel van de door het Europees Parlement aangenomen amendementen verwerkt. In een aantal gevallen heeft de Raad echter de strekking van een amendement weliswaar geheel of gedeeltelijk goedgekeurd, maar het amendement een andere plaats in de tekst gegeven of de formulering ervan gewijzigd.
Aldus zijn door de Raad aanvaard de amendementen nrs. 2, 5, 6, 7, 8, 10, 14, 15, 16, 18, 19, 22, 25, 26, 27, 28, 35, 36, 40, 41, 46 en 47.
Wat de beschikbaarstelling van voedselhulpprodukten betreft (amendementen nrs. 12 en 13), heeft de Raad tussen de verschillende standpunten een compromis bereikt, waarbij de Commissie zich kon aansluiten. Dit compromis staat in artikel 11 van het gemeenschappelijk standpunt.
Wat betreft de procedure van het Comité dat de Commissie in de besluitvorming moet bijstaan, heeft de Raad ingestemd met het voorstel van de Commissie om te kiezen voor een procedure van het type II.b), dat wil zeggen de huidige procedure, die al jaren bevredigend werkt; daarom heeft de Raad amendement nr. 44 niet overgenomen.
(1) Nog niet verschenen in het Publikatieblad.
(2) Nog niet verschenen in het Publikatieblad.