Advies van het Comité van de Regio's over: - de "Mededeling van de Commissie betreffende een programma voor optreden van de Gemeenschap inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid", en - het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van een programma voor optreden van de Gemeenschap van 1999 tot 2003 inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid"
Advies van het Comité van de Regio's over: - de "Mededeling van de Commissie betreffende een programma voor optreden van de Gemeenschap inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid", en - het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van een programma voor optreden van de Gemeenschap van 1999 tot 2003 inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid"
Advies van het Comité van de Regio's over: - de "Mededeling van de Commissie betreffende een programma voor optreden van de Gemeenschap inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid", en - het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van een programma voor optreden van de Gemeenschap van 1999 tot 2003 inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid" CdR 456/97 fin
Publicatieblad Nr. C 379 van 15/12/1997 blz. 0044
Advies van het Comité van de Regio's over:
- de "Mededeling van de Commissie betreffende een programma voor optreden van de Gemeenschap inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid", en - het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van een programma voor optreden van de Gemeenschap van 1999 tot 2003 inzake de voorkoming van letsel binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid"
(97/C 379/09)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
gezien de mededeling van de Commissie en het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad [COM(97) 178 def. - 97/0132 (COD)];
gezien het op 6 juni 1997 door de Raad genomen besluit om overeenkomstig de artikelen 129 en 198 C (eerste alinea) van het EG-Verdrag het Comité van de Regio's over dit onderwerp te raadplegen;
gezien zijn besluit van 8 maart 1997 om commissie 8 "Economische en sociale samenhang, sociaal beleid en volksgezondheid" met de voorbereiding van een advies te belasten;
gezien het op 23 juni 1997 door commissie 8 (rapporteur: de heer Mollstedt) goedgekeurde ontwerp-advies (CDR 456/97 rev. 2) (),
heeft tijdens zijn 19e zitting van 17 en 18 september 1997 (vergadering van 18 september) het volgende advies goedgekeurd.
1. Inleiding
Het Comité van de Regio's heeft met grote belangstelling kennis genomen van het communautaire actieprogramma voor de preventie van letsels. De Commissie tracht in haar mededeling duidelijk te maken wat de preventie van ongevallen en letsels precies inhoudt, en geeft een overzicht van de activiteiten op dit vlak in de Unie. Na de aandacht te hebben gevestigd op de omvang van het probleem, doorloopt de Commissie de verschillende soorten ongevallen en letsels en doelgroepen (risicogroepen en -situaties), en gaat zij in op de vijf voornaamste actieterreinen, te weten:
a) ongevallen thuis, tijdens de vrijetijdsbesteding en op school bij kinderen;
b) ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding bij jonge volwassenen;
c) ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding bij ouderen;
d) zelfdoding;
e) systemen voor de preventie van letsels.
2. Algemene opmerkingen
2.1. De Commissie zou bij de presentatie van het programma voor de preventie van ongevallen duidelijker moeten aangeven waarom de Europese Unie zich hiervoor inzet, ook al worden in het voorstel voor een besluit een aantal belangrijke argumenten genoemd.
2.2. De mededeling is logisch opgezet en wetenschappelijk onderbouwd. Een minpunt is echter dat voornamelijk vanuit een nationale invalshoek wordt geredeneerd. Een groot aantal van de praktische oplossingen is gebaseerd op regionale en lokale activiteiten, waaraan dan ook de nodige aandacht moet worden besteed. Ter illustratie: activiteiten als preventie van ongevallen in speeltuinen, lessen in verkeersveiligheid op school, preventieve maatregelen voor bejaardentehuizen en suïcidepreventie in ziekenhuizen, vinden stuk voor stuk plaats op lokaal niveau.
2.3. In de mededeling wordt een overzicht geboden van alle activiteiten binnen de Unie die betrekking hebben op de preventie van ongevallen en letsels. Ook thema's die niet rechtstreeks verband houden met ongevallen, komen aan de orde, o.m. in de passages over de veiligheid van levensmiddelen en veiligheid op het werk. Het is evenwel van kapitaal belang dat de link wordt gelegd met andere communautaire programma's en beleidslijnen, o.m. op het vlak van de voedselhygiëne en veiligheid op het werk, aangezien in dit verband elke maatregel, of juist het uitblijven daarvan, tragische gevolgen kan hebben.
2.4. Het CvdR stelt tot zijn tevredenheid vast dat getracht is dubbel werk te vermijden. Het is positief dat de Commissie rekening houdt met het feit dat tal van nationale, regionale en lokale verenigingen en NGO's betrokken zijn bij de preventie. Wel is het zaak de verantwoordelijkheden en activiteiten van de regionale en plaatselijke autoriteiten duidelijker af te bakenen. Hoewel reeds wordt samengewerkt met tal van organismen (o.m. de WHO), zou het programma gebaat zijn bij verdere intensivering van de samenwerking.
2.5. Ook de oproep om de kwaliteit van de gegevens over ongevallen te verbeteren, is lovenswaardig. Het CvdR is echter van mening dat álle soorten letsels waarmee men op de eerstehulpafdelingen van ziekenhuizen en in centra voor eerstelijnszorg geconfronteerd wordt, het registreren waard zijn, zonder uitzonderingen te maken voor bepaalde leeftijdsgroepen of bepaalde types van ongevallen, zoals zelfdoding, geweldpleging of arbeidsongevallen. Dit zal de epidemiologische kennis ongetwijfeld ten goede komen. Voorts verwijst het CvdR naar zijn advies over het programma voor gezondheidsmonitoring, en pleit het ervoor dat de gegevensverzameling volgens de in dit programma vastgelegde beginselen verloopt.
2.6. De Commissie legt de vinger op een aantal lacunes op nationaal, lokaal en regionaal niveau, en selecteert de voornaamste gebieden waarop EU-optreden vereist is. Het CvdR stemt volmondig in met deze analyse.
2.7. De doelgroepen zijn duidelijk afgebakend, en het CvdR kan zich vinden in de eerste vier actieterreinen uit het voorstel. De ervaring leert dat ongevallenpreventie voor kinderen en jonge volwassenen op plaatselijk niveau van groot belang is. Medische zorg valt over het algemeen onder de bevoegdheid van de regio's, die daarnaast ook ten volle bereid zijn zich in te zetten voor zelfmoordpreventie en de bescherming van ouderen. In bepaalde gevallen zijn zelfs de wijkinstanties (onder het gemeentelijk niveau) betrokken bij ongevallen- en zelfmoordpreventie.
2.8. Ook het vijfde gebied, de verbetering van het systeem voor ongevallenpreventie, kan de goedkeuring van het CvdR wegdragen. In dit verband komen thema's aan bod als de verzameling van gegevens, epidemiologisch onderzoek, het rapport van de Commissie over gezondheidsindicatoren en de methodologie van preventieve maatregelen. Het CvdR kan zich vinden in het rapport over gezondheidsindicatoren, en stelt voor om het vijfde actiegebied "planning van ongevallenpreventie" te noemen, naar analogie van vroegere adviezen. Ten slotte moet dieper worden ingegaan op de coördinatie tussen de verschillende bestaande programma's (verkeersveiligheid, veiligheid op het werk, enz.) en het programma voor gezondheidsmonitoring, en moeten de nodige bepalingen terzake worden vastgelegd.
2.9. Het actieprogramma blijft terecht beperkt tot vijf actiegebieden. Om te voorkomen dat het programma wordt beschouwd als een opsplitsing van de inspanningen van de Unie, waarbij veel voorkomende en onderliggende oorzaken van letsels uit het oog worden verloren, dringt het CvdR erop aan dat een intersectorale groep deskundigen wordt samengesteld, die kennis kunnen aandragen uit andere wetenschappelijke gebieden of maatschappelijke sectoren. Deze groep kan de Commissie bijstaan bij het uitstippelen van een toekomstig beleid op het gebied van ongevallen en letsels, en de kijk op ongevallenpreventie verruimen door de inbreng van elementen uit andere sectoren.
2.10. In het kader van het beleid voor volksgezondheid dient dieper te worden ingegaan op de link tussen verkeersongevallen en alcoholgebruik. Het CvdR stelt voor specifiek onderzoek te verrichten naar verkeersongevallen die zijn veroorzaakt door alcoholgebruik. Aan de hand daarvan kan de Commissie dan een initiatief voor de uitwisseling van ervaringen opstarten en eventueel preventieve maatregelen nemen op het gebied van verkeer en alcoholgebruik. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd naast het programma voor ongevallen en letsels, het programma voor gezondheidsinformatie of een onderzoeksprogramma. Ten slotte zij gewezen op het verband tussen alcohol en het gebruik van geweld, een kwestie die eveneens verder onderzoek vergt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het stijgend gebruik van synthetische drugs, dat tot een van de voornaamste oorzaken van verkeersongevallen is uitgegroeid.
2.11. De in de mededeling voorgestelde werkmethoden zijn zorgvuldig omschreven, maar kunnen slechts vruchten afwerpen indien met name de lokale autoriteiten onderling samenwerken. Preventie heeft vaak te maken met een gedragswijziging (ouderlijk toezicht op kinderen, gedrag in het verkeer, lichaamsoefeningen voor ouderen om botbreuken te voorkomen), en de beste resultaten worden bereikt op het niveau dat het dichtst bij de burger staat.
2.12. Volgens de Commissie zijn passieve beschermingsmaatregelen effectieverafdoender dan actieve maatregelen. Dit is inderdaad het geval voor veiligheidsgordels en airbags in auto's, helmen voor motorrijders, automatische vergrendeling in treinen, e.d. Gaat het om situaties waarin het menselijk gedrag bepalend is, zoals het toezicht op kinderen, zwemlessen, het beheersen van depressies, enz., dan liggen de zaken minder eenvoudig. Het komt in dit verband maar zelden voor dat een bepaalde methode alleenzaligmakend is.
3. Bijzondere opmerkingen
3.1. Het CvdR onderstreept dat dubbel werk moet worden vermeden. Samenwerking met organisaties als de WHO, het Rode Kruis (zowel op internationaal als op plaatselijk vlak), kerkelijke verenigingen, enz., moet uitdrukkelijker worden aangemoedigd. Ook de coördinatie tussen de verschillende EU-programma's op het gebied van gezondheid verdient opnieuw aandacht. Het Comité van de Regio's stelt voor de verschillende programma's op dit gebied te laten coördineren en beheren door een onafhankelijke "observatiepost voor de volksgezondheid".
3.2. Artikel 3
Een budget van 1,3 miljoen ecu voor 1999 lijkt toereikend, maar voor de vier daarop volgende jaren is een aanzienlijk hoger bedrag nodig, ook al kan coördinatie met andere programma's voordeel opleveren.
3.3. Artikel 5
Het lijkt wenselijk het Raadgevend Comité samen te stellen uit vertegenwoordigers van de lid-staten. Daar het leeuwendeel van de werkzaamheden verband houdt met lokale en regionale activiteiten, moet de lid-staten worden aangeraden ten minste één vertegenwoordiger van het lokale of regionale niveau af te vaardigen. Voorts zouden deskundigen binnen het Raadgevend Comité waarschijnlijk nuttiger werk kunnen verrichten dan verkozen politici.
3.4. Artikel 6
3.4.1. Internationale samenwerking is essentieel, maar het CvdR onderstreept dat bij het verlenen van advies en het opzetten van gedetailleerde programma's niet voorbij mag worden gegaan aan de culturele verschillen, te meer daar de attitudes tegenover risico's door culturele elementen kunnen zijn beïnvloed.
3.5. Bijlage
Het werkgebied dat in de bijlage als nummer III aangeduid wordt, dient anders geformuleerd te worden, b.v. "planning van ongevallenpreventie".
3.5.1. De essentie van de problematiek komt hier aan de orde. In veel gevallen is het evenwel belangrijk dat eveneens wordt verwezen naar bescherming van de volksgezondheid in het algemeen. In verband met zelfdoding moet rekening worden gehouden met drug- en alcoholproblemen; voor oudere mensen is gymnastiek van kapitaal belang ter preventie van breuken; voeding speelt een belangrijke rol bij de vorming van een stevig beendergestel, enz.
3.5.2. Campagnes moeten worden ontworpen en uitgevoerd op nationaal én regionaal niveau, zodat culturele en andere verschillen tussen de regio's en de lid-staten in aanmerking worden genomen. Voorts is het subsidiariteitsbeginsel ook hier van toepassing.
3.5.3. Het CvdR is van mening dat de in het programma voorgestelde werkmethoden goed met elkaar in evenwicht zijn. Een belangrijke werkmethode is het organiseren van seminars en conferenties, waarop deskundigen en lokale of regionale politici feiten, ideeën en opinies kunnen uitwisselen. Met name de suggestie om informatie via databanken uit te wisselen, is behartigenswaardig. Het gebruik van de moderne informatietechnologie is de meest doeltreffende manier om de nationale en regionale inspanningen voor de preventie van ongevallen en verwondingen te steunen. Bovendien zijn dergelijke databanken reeds in gebruik.
3.5.4. Het CvdR twijfelt aan het nut van korte-termijnacties als campagnes, wedstrijden e.d. Ongevallenpreventie is een zaak van lange adem, en veeleer dan sporadisch campagnes op te zetten, moet voortdurend actie worden gevoerd.
3.5.5. Het vijfde gebied (ongevallenpreventiecapaciteit) moet beter worden gedefinieerd, en er dient te worden verwezen naar coördinatie tussen de diverse programma's van de Unie en naar het Observatorium voor de volksgezondheid.
4. Conclusies
Het CvdR staat achter het Commissievoorstel voor een programma inzake preventie van letsels, en beklemtoont:
- dat de diverse actieterreinen zorgvuldig geselecteerd zijn;
- dat in het kader van dit programma een intersectorale groep van deskundigen moet worden samengesteld, die kennis uit andere wetenschappelijke gebieden of maatschappelijke sectoren kan aandragen;
- dat specifiek onderzoek dient te worden verricht naar verkeersongevallen die veroorzaakt worden door drugsgebruik (b.v. alcohol, verdovende middelen, geneesmiddelen), en dat moet worden nagedacht over preventieve maatregelen;
- dat de samenwerking met de lokale en regionale autoriteiten essentieel is;
- dat de voorgestelde methodologie goed doordacht is, maar dat het een verbetering zou zijn indien dieper werd ingegaan op actieve en passieve preventie;
- dat coördinatie van de verschillende actiegebieden in de Unie een wezenlijk onderdeel van de planning van ongevallenpreventie is, en dat er een onafhankelijk secretariaat (waarnemingspost) moet worden opgezet, waarvoor het budget moet worden aangepast;
- dat communautaire bepalingen moeten worden uitgewerkt inzake de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol in het bloed;
- dat in communautaire wetgeving moet worden bepaald wat onder synthetische drugs moet worden verstaan en welke hoeveelheden maximaal zijn toegestaan.
Brussel, 18 september 1997.
De voorzitter van het Comité van de Regio's
Pasqual MARAGALL i MIRA
() PB C 202 van 2. 7. 1997, blz. 20.