Resolutie over samenwerkingsactiviteiten tussen Oost en West op het terrein van de veiligheid van energie en kernenergie
Resolutie over samenwerkingsactiviteiten tussen Oost en West op het terrein van de veiligheid van energie en kernenergie
Resolutie over samenwerkingsactiviteiten tussen Oost en West op het terrein van de veiligheid van energie en kernenergie
Publicatieblad Nr. C 320 van 28/10/1996 blz. 0245
A4-0242/96
Resolutie over samenwerkingsactiviteiten tussen Oost en West op het terrein van de veiligheid van energie en kernenergie
Het Europees Parlement,
- gelet op artikel 148 van zijn Reglement,
- gezien het verslag van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie externe economische betrekkingen (A4-0242/96),
A. gezien de strategische rol die de energiesector speelt in de Europese Unie, de landen van Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie,
B. overwegende dat de afhankelijkheid van de Europese Unie van geïmporteerde energie, uitgaande van de huidige situatie, in de komende 25 jaar aanzienlijk zal toenemen,
C. overwegende dat de behoefte aan geïmporteerd gas voor het grootste deel verantwoordelijk is voor deze toenemende afhankelijkheid,
D. gezien de waardevolle bijdrage die de energiecentra in de landen van Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie in alle sectoren van het energiebeleid hebben geleverd,
E. overwegende dat er een reusachtig potentieel aanwezig is om de energie- intensiteit te verminderen, de energiebesparing te bevorderen, hernieuwbare vormen van energie in te voeren en de ontwikkeling van warmte/kracht- koppeling te stimuleren, en dat deze mogelijkheden van bijzonder belang zijn voor de industrie en de afgelegen gebieden,
F. gezien het belang van de kolensector (zowel steen- als bruinkool) voor Midden- en Oost-Europa, de grote ervaring van de Europese instellingen met de herstructurering van de kolenmijngebieden, alsmede de technische hulp die reeds door het Phare-programma en andere instanties aan de kolenmijngebieden in Midden-Europa wordt verstrekt,
G. gezien het vooralsnog inadequate juridische kader, dat investeringen en internationale bijstand belemmert,
H. gezien de door het Parlement in zijn vroegere resoluties inzake de veiligheidsnormen en -waarborgen op het terrein van de kernenergie geuite bezorgdheid,
I. overwegende dat de programma's PHARE en TACIS in de energiesector tot nu toe het Parlement verre van overtuigd hebben dat de projecten daar geconcentreerd zijn waar de behoeften het meest nijpend zijn en de invloed op de nucleaire veiligheid het grootst,
J. vastbesloten een ruimer en meer geconcentreerd investeringspatroon voor de grotere instellingen te bevorderen,
1. verzoekt de Commissie een groep op brede basis op te richten om toezicht uit te oefenen op de ontwikkelingen in de gasindustrie in de Europese Unie en in de landen van Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie, en deze groep periodiek verslag te laten uitbrengen aan het Europees Parlement;
2. erkent de belangrijke bijdrage die de EU-energiecentra hebben geleverd; uit zijn bezorgdheid over de provisorische regelingen inzake begrotingen en personeelscontracten; verzoekt de Commissie de doelstellingen en de werking van de centra te herzien en met voorstellen te komen voor de ontwikkeling van de rol van de centra met adequate financiële middelen en het Parlement jaarlijks een verslag voor te leggen;
3. vindt dat dit initiatief ontwikkeld dient te worden om te komen tot een gemeenschappelijk olie- en gascentrum in Moskou, met steun van Gasprom en de Europese Unie, en dat er tevens een daaraan gekoppelde activiteit in de Kaspische Zee ontwikkeld dient te worden;
4. stelt voor dat alle energiecentra ruimere bevoegdheden krijgen ten aanzien van energiebesparing, energie-efficiëntie, energiemeting en -beheer, afzetvraagstukken, doelstellingen inzake de vermindering van de vervuiling en de bevordering van een betrouwbaar juridisch kader, waarbinnen binnen- en buitenlandse investeerders kunnen opereren;
5. bepleit een grotere prioriteit voor energie in het kader van de programma's PHARE en TACIS en een groter percentage van aan energieprojecten gewijde projecten ter waarde van meer dan 100.000 ecu, een grotere prioriteit te geven aan de verbreiding en de evaluatie van de resultaten van deze projecten en dat de Commissie jaarlijks een verslag voorlegt aan de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie van het Europees Parlement en de desbetreffende parlementaire delegaties die projecten en de vooruitgang in de gehele energiesector observeren en dringt aan op oprichting van een Europese databank voor de verspreiding en evaluatie van de resultaten van energieprojecten;
6. verlangt in verband met het feit dat de programma's PHARE en TACIS tot dusverre niet de gewenste veiligheid hebben gebracht, dat bij de verdere ontwikkeling van de programma's andere voorwaarden voor de financiering worden vastgesteld;
7. verlangt de invoering van een Europese databank voor de verspreiding en evaluatie van de resultaten van energieprojecten;
8. dringt aan op meer praktische maatregelen, waaronder zowel financiële als technische hulp, om de kolenmijngebieden in Midden-Europa te helpen bij de nodige herstructurering en rationalisering van de kolensector en om de invoering van schone steenkooltechnologie te stimuleren, waardoor inheemse energiebronnen optimaal kunnen worden benut, de maatschappelijke kosten lager worden - vooral ook gezien de noodzaak dat deze regio's economisch levensvatbaar worden wanneer ze in de toekomst tot de EU toetreden - en de nadelige gevolgen voor het milieu beperkt blijven;
9. bepleit specifieke EU-maatregelen ter bevordering van de renovatie van de bestaande centrales met warmte/kracht koppeling en ter bevordering van een ruimere toepassing van warmte/kracht koppeling door middel van haar financiële steunprogramma's, met name door het opzetten van een netwerk van onafhankelijke nationale stimulerende organisaties mogelijk te maken;
10. verzoekt de Commissie een panel in te stellen dat toeziet op de activiteiten van de grote institutionele beleggers; verlangt dat de EBWO een grotere prioriteit verleent aan energieprojecten en dat de EIB toestemming krijgt om haar activiteiten tot Rusland en het GOS uit te breiden;
11. verlangt dat de samenwerking in nucleaire aangelegenheden tussen de lid- staten en de landen van Oost- en Midden-Europa aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) samenwerkings- en partnerschapsactiviteiten dienen ondergeschikt te zijn aan de toetreding van derde landen, aan de nucleaire veiligheidsnormen, zoals deze gedefinieerd zijn door het Internationaal Atoomagentschap en waarover internationale consensus bestaat, en deze voorwaarden dienen voor alle kandidaat-lid-staten te gelden;
b) niet-lid-staten dienen toe te treden tot het Verdrag van Wenen, de Internationale Veiligheidsovereenkomst en odertekenaars te zijn van het non-proliferatieverdrag;
c) er dient een onafhankelijk regelgevend orgaan te komen;
d) derde landen moeten het Verdrag van Espoo (grensoverschrijdende milieu-effectrapportage) hebben geratificeerd;
12. verlangt dat financiële steun van instellingen van de Europese Unie uitsluitend verband houdt met aangelegenheden inzake de veiligheid van in bedrijf zijnde kernreactoren en dat een groter aandeel besteed zal worden aan de verbetering van de veiligheid de brandstofcyclus en van voorzieningen voor de verwerking van kernafval, welke een aanzienlijk milieurisico voor noord-west-Rusland betekenen;
13. verlangt dat de samenwerking aandacht besteedt aan het volgende:
a) het juridische en institutionele kader,
b) fabricagenormen,
c) de behandeling en definitieve opslag van gebruikte brandstof en kernafval,
d) de behandeling van verontreinigde gebieden,
e) bescherming van de volksgezondheid,
f) samenwerking bij onderzoek;
14. dringt aan op urgente maatregelen voor de totstandbrenging van nucleair materiaal verwerkende installaties te Tsjernobyl en voor het waarborgen van de veiligheid van deze installaties;
15. dringt er bij de Commissie op aan om, in samenhang met de noodzaak om het onderscheid op te heffen tussen civiele en militaire installaties, de gemeenschappelijke activiteiten bij de opruiming van zuiver kernwapenmateriaal te versterken; verzoekt de Commissie een voortgangsrapport toe te voegen aan het jaarverslag over de waarborgen;
16. verwelkomt het initiatief van de Commissie om gemeenschappelijke EG/Minatom- activiteiten inzake industriële samenwerking op het gebied van de veiligheid in de kernenergiesector te bevorderen;
17. neemt nota van de reeds geboekte vooruitgang bij:
a) de bevordering van de boekhouding inzake waarborgen en fysische beschermende maatregelen die beantwoorden aan de IAEA-criteria in het kader van het communautair initiatief, gestimuleerd door DG XVII, directoraat F, en verwelkomt de bijdrage die dit levert ter vermindering van de risico's van illegale handel en proliferatie;
b) de oprichting van een opleidingscentrum inzake nucleaire waarborgen;
c) de oprichting van het Internationale Centrum voor wetenschap en technologieën in Moskou in samenwerking met Japan en de VS ten einde overtollige wetenschapsmensen en ingenieurs op het gebied van de kernenergie opnieuw op te leiden;
18. uit zijn bezorgdheid over de dalende aantallen gekwalificeerde nucleaire ingenieurs in dienst van de Commissie en over het ontoereikende toezichthoudend personeel bij de instantie voor Euratom-waarborginstantie;
19. verlangt een snelle ratificatie en toepassing van het Europees energiehandvest door alle ondertekenende partijen, hetgeen zal bijdragen tot de totstandbrenging van de noodzakelijke structuur voor samenwerking tussen Oost en West op energiegebied;
20. is uiterst teleurgesteld dat de VS niet toegetreden zijn tot het Verdrag betreffende het Energiehandvest en draagt zijn Delegatie voor de betrekkingen met Rusland op dit punt bij de volgende bijeenkomsten met haar Amerikaanse gesprekspartners ter sprake te brengen;
21. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat als integrerend en essentieel deel van het Verdrag inzake het Energiehandvest een sociale clausule wordt opgenomen op grond waarvan de landen die het Verdrag hebben ondertekend gehouden zijn tot ratificatie van de basisovereenkomsten van de IAO over bijvoorbeeld vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, gezondheid en veiligheid, minimumleeftijd om te werken, tegen discriminatie, vóór gelijke beloning en tegen dwangarbeid;
22. wijst erop dat in de Commissiediensten de verantwoordelijkheid voor energie- aangelegenheden ressorteert onder een groot aantal directoraten en verzoekt derhalve met spoed om een rapport over de vraag hoe energievraagstukken binnen de Commissiediensten gecooerdineerd worden en hoe de efficiency en de doorzichtigheid kunnen worden verbeterd;
23. verzoekt, gezien de omvang van de ter beschikking gestelde middelen en de niet te ontkennen manco's bij de besteding daarvan, de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie om in samenwerking met de Begrotingscommissie procedures uit te werken aan de hand waarvan een behoedzamere toekenning van begrotingsmiddelen in deze sector, gekoppeld aan controle op de projectuitvoering, bereikt kan worden;
24. verlangt dat de begrotingsautoriteit in verband met de aanzienlijke middelen voor de technische verbetering van kernreactors of voor een deskundige buitenbedrijfsstelling daarvan in samenwerking met de desbetreffende commissie erop aandringt dat vóór de toekenning van middelen een akkoord over veiligheidsvoorschriften wordt bereikt en dat desbetreffende controles kunnen worden uitgevoerd;
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de regeringen van de lid-staten.