Resolutie over de opneming van de EGKS in de begroting van de Europese Unie
Resolutie over de opneming van de EGKS in de begroting van de Europese Unie
Resolutie over de opneming van de EGKS in de begroting van de Europese Unie
Publicatieblad Nr. C 362 van 02/12/1996 blz. 0327
A4-0302/96
Resolutie over de opneming van de EGKS in de begroting van de Europese Unie
Het Europees Parlement,
- gelet op de bepalingen van het EGKS-Verdrag, met name de artikelen 49 t/m 56,
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 juli 1992 over de budgettaire en financiële gevolgen van de toekomst van het EGKS-Verdrag ((PB C 241 van 21.9.1992, blz 181.)),
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 april 1994 over de toekomst van het EGKS-Verdrag ((PB C 128 van 9.5.1994, blz. 368.)),
- gezien de mededeling van de Commissie van 18 november 1992 over de toekomst van de EGKS - financiële activiteiten (SEC(92)1889),
- gezien het groenboek "Voor een energiebeleid in de Europese Unie" van 11 januari 1995 (COM(94)0659),
- gezien de conclusies van de Raad van 24 november 1992,
- gezien de memoranda van het Raadgevend Comité EGKS van 24 maart 1994 en 28 juni 1995,
- gezien de jaarverslagen van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting 1991 en 1994,
- gelet op artikel 148 van zijn Reglement,
- gezien zijn resolutie van 18 juli 1996 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement "Een nieuwe impuls voor de herstructurering van de ijzer- en staalindustrie in de Gemeenschap" ((PB C 261 van 9.9.1996, blz. 149.)),
- gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid, de Commissie regionaal beleid en de Commissie begrotingscontrole (A4-0302/96),
A. overwegende dat naar aanleiding van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement over de toekomst van het EGKS-Verdrag (SEC(91)0407) en de vergaderingen van de Raad van ministers van Industrie van 29 april 1991 en 24 november 1992 is besloten dat het EGKS-Verdrag op 23 juli 2002 zal aflopen,
B. overwegende dat de EGKS een voortrekkersrol heeft gespeeld in de Europese eenmaking en heeft bijgedragen tot de vrede in Europa,
C. overwegende dat het EGKS-Verdrag een uitgesproken supranationaal karakter had, werd gefinancierd met ontvangsten uit belastingen en een sectoriële aanpak van het industriebeleid op basis van zeer precieze economische en sociale activiteiten mogelijk maakte; betreurend dat deze kenmerken in de volgende fasen van de Europese eenmaking niet konden worden gehandhaafd,
D. overwegende dat de verschillende richtsnoeren en illustratieve scenario's die zijn voorgesteld tot dusver nog niet hebben geleid tot een formeel besluit van de bevoegde instellingen en betrokken organen over wat na 2002 moet gebeuren,
E. overwegende dat de phasing out van het EGKS-Verdrag sinds de begroting 1994 in een operationele fase is gekomen, maar dat de Commissie nog geen enkel concreet besluit heeft genomen over de phasing in van de activiteiten van de EGKS in de algemene begroting, hoewel zij de financiële activiteiten reeds heeft beperkt,
F. overwegende dat de acties in het kader van het EGKS-Verdrag bij afloop van het EGKS-Verdrag niet automatisch overbodig worden, en dat voor een aantal noodzakelijke activiteiten mogelijk geen equivalent bestaat in de door de Unie vastgestelde communautaire beleidsvormen,
G. overwegende dat het Parlement in paragraaf 14, sub (i), van zijn resolutie van 17 mei 1995 over de werking van het Verdrag betreffende de Europese Unie in het vooruitzicht van de Intergouvernementele Conferentie van 1996 - Verwezenlijking en ontwikkeling van de Unie ((PB C 151 van 19.6.1995, blz. 56.)) heeft verklaard dat de huidige verdragen tot één geheel moeten worden samengevoegd door de gewenste bepalingen van de EGKS- en Euratom-Verdragen rechtstreeks op te nemen in het geconsolideerde verdrag,
H. overwegende dat de Commissie, als opvolgster van de Hoge Autoriteit en begrotingsautoriteit van de EGKS, zich sinds 1973 ((Verklaring Cheysson, vergadering van 11.12.1973.)) ertoe heeft verbonden rekening te houden met het advies van het Parlement over de operationele begroting,
I. overwegende dat het Parlement zich sinds 1973 uitspreekt over de operationele begroting van de EGKS,
1. acht het onontbeerlijk om als wetgevende en begrotingsautoriteit nauw te worden betrokken bij de phasing in;
2. herhaalt zijn standpunt dat de phasing out van de activiteiten van de EGKS parallel moet verlopen met de phasing in in de algemene begroting en dat de begrotingsautoriteit dit jaar op jaar moet kunnen volgen;
3. herinnert eraan dat de phasing in niet alleen betrekking moet hebben op de onderzoeksactiviteiten van de EGKS, maar ook op de sociale activiteiten, met name de regeling voor vervroegde uittreding en de sociale woningbouw, de regionale activiteiten zoals de steun voor omschakeling die tot dusver uit hoofde van het verdrag werden verleend, alsmede het toezicht op de markt en op de mededinging;
4. bevestigt zijn gehechtheid aan de sociale en omschakelingsmaatregelen en herhaalt zijn standpunt dat deze volgens nog vast te stellen modaliteiten moeten worden opgenomen onder de doelstellingen 2, 3, 4 en 5 van de structuurfondsen en in de communautaire initiatieven;
5. hecht veel belang aan de financiering van de sociale activiteiten in het kader van het EGKS-Verdrag, omdat deze steeds een rechtstreekse band hebben gecreëerd tussen het communautaire en het plaatselijke niveau en aldus de bewustwording van de Europese steun voor het nagestreefde doel hebben vergroot; wijst met nadruk op het belang van de activiteiten van de stichting Paul Finet, wier steun aan families die worden getroffen door ongevallen in de mijnbouwsector gecontinueerd moet worden;
6. vertrouwt erop dat in het verslag dat de Commissie voor het voorjaar 1996 heeft aangekondigd, uitdrukkelijk aandacht wordt besteed aan de toekomst van de begeleidende sociale maatregelen van de EGKS en de opneming daarvan in andere gepaste instrumenten van de EU;
7. merkt op dat de afloop van het EGKS-Verdrag geen einde maakt aan de problemen waarvoor de financiële activiteiten in het verdrag een oplossing wilden bieden, en dat derhalve moet worden voorzien in passende mechanismen om de actie van de EGKS ten behoeve van de gebieden die afhankelijk zijn van de steenkool- en staalsector en de werknemers in beide industrieën voort te zetten;
8. is van mening dat de structuurfondsen en communautaire initiatieven Rechar, Resider en Adapt reeds een belangrijke rol spelen bij de omschakeling van de gebieden die afhankelijk zijn van de steenkool- en staalsector en herinnert in deze context aan zijn besluit vervat in zijn resolutie van 28 maart 1996 over de toewijzing van de reserve voor communautaire initiatieven ((PB C 117 van 22.4.1996, blz. 70.)) om de toewijzing voor het communautaire initiatief Rechar II tot 1999 te verhogen;
9. meent dat het schrappen van de steun voor industriële omschakeling negatieve gevolgen kan hebben voor de gebieden die afhankelijk zijn van de genoemde sectoren en acht het mogelijk een financieringsinstrument te ontwikkelen dat de gevolgen van een dergelijke omschakeling opvangt, gebaseerd op het beginsel van economische en sociale samenhang en gefinancierd ten laste van "industriebeleid" in de begroting van de Unie (categorie 3 van de financiële vooruitzichten);
10. herinnert aan de grote betekenis van zowel het algemene als het sectoriële en sociale onderzoek en erkent dat het belangrijk is vast te houden aan de positieve resultaten van het EGKS-Verdrag bij de ontwikkeling van onderzoek dat gebaseerd is op:
- een goedkope interne cooerdinatiestructuur;
- een communautair netwerk van onderzoekscentra en deskundigen die werken in het kader van gecooerdineerde programma's om overlappingen te voorkomen;
- de concrete evaluatie van de gevolgen van het onderzoek voor de steenkool- en staalindustrie en de gezondheid en veiligheid op het werk;
11. meent dat de onderzoeksactiviteiten in het kader van het EGKS-Verdrag, met name artikel 55, een logische voortzetting kunnen vinden in het belangrijkste instrument van de Unie op dit gebied, namelijk het kaderprogramma voor onderzoek; steunt derhalve het voorstel om de onderzoeksactiviteiten uit hoofde van het EGKS-Verdrag op te nemen in een aantal specifieke programma's van het kaderprogramma, waarbij overlappingen moeten worden voorkomen, en de verantwoordelijkheid te centraliseren bij de Commissie;
12. vestigt echter de aandacht op de negatieve consequenties die een dergelijke integratie kan hebben voor categorie 3 van de communautaire begroting, aangezien 60,9% van middelen van deze categorie in 1995 bestemd waren voor acties in het kader van de toepassing van het vierde kaderprogramma voor onderzoek, en volgens de Commissie slechts 15% van de kredieten voor onderzoeksprojecten in de sector staal en 50% van de kredieten voor onderzoeksprojecten in de sector steenkool in overeenstemming zouden zijn met het vierde kaderprogramma;
13. verzoekt de Commissie derhalve aan het Parlement de lijst van criteria van het vierde kaderprogramma voor te leggen, alsmede de elementen die reeds vastgesteld zijn voor het vijfde programma, en concrete voorstellen te formuleren voor de EGKS-onderzoeksprojecten die niet aan de criteria van deze lijst zouden beantwoorden; wenst dat bij deze evaluatie rekening wordt gehouden met een eventuele cofinanciering van de huidige onderzoeksactiviteiten in het kader van het EGKS-Verdrag;
14. wenst dat er een oplossing wordt gevonden voor de opneming van de specifieke sector sociaal onderzoek, zodat deze verder kan worden ontwikkeld met bestaande begrotingsmiddelen van categorie 3 van de financiële vooruitzichten;
15. meent dat de grootste voorzichtigheid moet worden getoond bij de geleidelijke opheffing van de financiële activiteiten van de EGKS en bepleit de integratie daarvan in het EU-Verdrag; toont zich met name bezorgd over de voor 1997 geplande herziening van de steunverlening en de afschaffing van het programma van bouwleningen met lage rentetarieven vanaf 1997;
16. verzoekt de Commissie om vóór de EGKS-begrotingsprocedure voor 1998 concrete voorstellen te doen met het oog op sectoriële maatregelen, zodat de activiteiten uit hoofde van het EGKS-Verdrag na 2002 kunnen worden voortgezet via bestaande instrumenten zoals de structuurfondsen, met inbegrip van doelstelling 4 van het ESF, de communautaire initiatieven en de kaderprogramma's voor onderzoek, of via nieuwe instrumenten;
17. draagt de Begrotingscommissie op om in het kader van de komende begrotingsprocedures de nodige kredieten voor de voortzetting van de EGKS-activiteiten op te nemen in de gepaste begrotingslijnen;
18. verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk de voor het voorjaar 1996 beloofde studie in te dienen, waarin een gedetailleerde analyse zou worden verricht van de huidige situatie en de ontwikkeling van de reserves van de EGKS, met inbegrip van de gebouwen, tot aan de afloop van het verdrag;
19. verzoekt de Commissie op basis van een aantal door het Parlement gedane voorstellen in dit onderzoek de elementen op te nemen die nodig zijn teneinde de juridische onzekerheid in verband met de beschikbaarheid van de financiële reserves weg te nemen;
20. verzoekt de Commissie om alle beschikbare informatie te verstrekken over de voortzetting van de activiteit opgenomen en verstrekte leningen, die in 2019 afloopt, en over een eventuele overdracht daarvan na 2002, en om aan te geven welke begeleidende institutionele maatregelen zij wil nemen;
21. verzoekt de Commissie transparantie tot stand te brengen met betrekking tot het vermogen van de EGKS en voorstellen te doen betreffende de toekomstige aanwending daarvan (met inbegrip van Garantiefonds, Bijzondere reserve en Pensioenfonds);
22. verzoekt de Commissie een vergelijkende analyse te verrichten van de leningen voor omschakeling (artikel 56) met rentesubsidie, die geleidelijk teruggeschroefd of zelfs afgeschaft kunnen worden, en soortgelijke mechanismen die tijdens de topconferenties in Kopenhagen en Edinburgh zijn vastgesteld;
23. onderstreept het grote belang van het onderzoek in het algemeen voor het concurrentievermogen van de Europese steenkool- en staalindustrie; spreekt zich met name gunstig uit over het sociale onderzoek, dat verder zou moeten worden ontwikkeld;
24. herinnert eraan dat het in voornoemde resolutie van 21 april 1994 de Commissie heeft verzocht een onderzoek in te stellen naar mogelijke phasing- in-mechanismen met het oog op een gedeeltelijke of volledige integratie van de onderzoeksactiviteiten in het kaderprogramma, en naar de mogelijke overeenkomsten tussen de steun van sociale en regionale aard die tot dusver door de EGKS werd verleend en de acties uit hoofde van het ESF, met inbegrip van doelstelling 4, en de structuurfondsen in het algemeen;
25. herinnert eraan dat voor 1999 een hervorming van de structuurfondsen is gepland en dat de Commissie heeft toegezegd om overeenkomstig artikel 25 van het Interinstitutioneel Akkoord vóór 1 juli 1998 voorstellen te doen voor nieuwe financiële vooruitzichten; meent dat de Commissie deze beide termijnen ter harte moet nemen en concrete voorstellen in deze zin moet formuleren;
26. verzoekt de Commissie mee te delen hoe zij de overgang van de sectoren kolen en staal in de landen van Midden- en Oost-Europa via de programma's Phare en Tacis wil verzekeren;
27. verzoekt de Raad met deze gegevens rekening te houden bij de voorbereiding van de onderhandelingen met het oog op de uitbreiding tot deze landen en het Parlement te gelegener tijd op de hoogte te brengen;
28. is van mening dat nu reeds overleg moet worden gepleegd tussen de bevoegde instellingen over de benutting van de resterende middelen, ongeacht hoeveel deze bedragen;
29. is van mening dat deze saldi toekomen aan de Europese Unie en dat zij het beheer ervan geheel of gedeeltelijk kan overdragen aan een door haar gecontroleerd orgaan;
30. wenst dat de activiteiten die na afloop van het Verdrag blijven bestaan, worden voortgezet binnen de communautaire administratie;
31. onderstreept in dit verband dat de administratieve uitgaven in het kader van de jaarlijkse operationele begroting van de EGKS geleidelijk moeten worden teruggedrongen, aangezien het Verdrag in 2002 afloopt;
32. erkent dat bepaalde activiteiten, met name op het gebied van onderzoek, een soepele organisatie kunnen vereisen, waarbij echter de politieke en budgettaire controle niet mag ontbreken;
33. verzoekt de Commissie een studie te verrichten naar de mogelijke oprichting van een Europese Stichting of Bureau voor kolen en staal, en hierbij rekening te houden met de volgede criteria:
- het kapitaal van de Stichting/het Bureau moet worden gevormd met de resterende middelen van de EGKS en onder de beschikkingsbevoegdheid van de Unie worden gesteld;
- de jaarlijkse interesten op het kapitaal moeten in de begroting van de Unie worden opgenomen en als ontvangsten worden geboekt;
- de administratieve en operationele uitgaven van de Stichting/het Bureau moeten in de begroting van de Unie worden opgenomen en aan de begrotingsprocedure overeenkomstig de artikelen 203 en 206 van het EG- Verdrag worden onderworpen;
- de interesten van het kapitaal van de Stichting/het Bureau moeten worden benut voor de cofinanciering van meerjarenprogramma's voor onderzoek in de sectoren kolen en staal, in de verhouding 1/3 tot 2/3, en voor sociaal onderzoek;
- het bestuur van de Stichting/het Bureau bestaat uit de leden van het huidige Raadgevend Comité EGKS en vertegenwoordigers van de Commissie;
34. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.