Home

Resolutie over de afwezigheid van vrouwelijke sportbeoefenaars uit bepaalde landen op de Olympische Spelen

Resolutie over de afwezigheid van vrouwelijke sportbeoefenaars uit bepaalde landen op de Olympische Spelen

Resolutie over de afwezigheid van vrouwelijke sportbeoefenaars uit bepaalde landen op de Olympische Spelen

Publicatieblad Nr. C 211 van 22/07/1996 blz. 0036


B4-0862/96

Resolutie over de afwezigheid van vrouwelijke sportbeoefenaars uit bepaalde landen op de Olympische Spelen

Het Europees Parlement,

- gelet op het VN-Verdrag over de opheffing van alle vormen van discriminatie van vrouwen alsmede op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

- gelet op de slotverklaring en het actieprogramma voor gelijke kansen, ontwikkeling en vrede, die in september 1995 te Peking werden goedgekeurd op de vierde Wereldvrouwenconferentie van de VN,

- gelet op het Olympisch Handvest, dat bepaalt dat alle vormen van discriminatie op grond van ras, godsdienst, politieke overtuiging, geslacht of andere factoren indruisen tegen de geest van de Olympische beweging (hoofdstuk 1, artikel 3),

A. overwegende dat de Olympische Spelen op 19 juli 1996 te Atlanta van start gaan,

B. overwegende dat de rechten van vrouwen mensenrechten zijn en dat de volledige eerbiediging van de mensenrechten van vrouwen en meisjes onvervreemdbaar, integraal en onlosmakelijk deel uitmaakt van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden,

C. overwegende dat 35 voor het merendeel islamitische landen enkel mannelijke sportbeoefenaars afvaardigden naar de vorige Olympische Spelen,

D. overwegende dat het Comité Atlanta+ deze gang van zaken heeft veroordeeld,

E. overwegende dat de kledingvoorschriften in veel van deze landen sportbeoefening door vrouwen onmogelijk maken, ook al wordt sportbeoefening als zodanig niet verboden, en dat het resultaat bijgevolg hetzelfde is, namelijk dat zij van deelneming worden uitgesloten,

F. overwegende dat de Olympische Spelen altijd werden en nog steeds worden beschouwd als een van de weinige evenementen waarop mensen uit alle landen ongeacht hun culturele achtergrond, godsdienst of ras elkaar kunnen ontmoeten, en dat enkel landen die apartheid prediken hierop een uitzondering vormen; overwegende dat sportbeoefening en deelneming aan internationale sportwedstrijden voor jongeren uit alle hoeken van de wereld een unieke kans is om elkaar te ontmoeten en met elkaar te communiceren, hetgeen bevorderlijk is voor wederzijds begrip en vrede,

G. overwegende dat het verbod om aan sportwedstrijden deel te nemen vrouwen als bevolkingsgroep doet afzien van sportbeoefening, hetgeen gezien het standpunt van de Wereldgezondheidsorganisatie dat sportbeoefening een middel is om diverse ernstige ziekten te voorkomen of onder controle te houden negatieve gevolgen heeft voor hun gezondheid,

H. overwegende dat de uitsluiting van vrouwen bij sportwedstrijden in feite neerkomt op discriminatie op grond van geslacht en bijgevolg een schending van de mensenrechten is,

I. overwegende dat het Europees Parlement, diverse internationale instellingen en het Internationaal Olympisch Comité jarenlang onverdroten en met succes campagne hebben gevoerd tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika dat de zwarte bevolking discrimineerde,

1. veroordeelt het feit dat bepaalde regeringen vrouwen verbieden aan de Olympische Spelen deel te nemen;

2. is er ten zeerste op tegen dat de Europese Unie landen die zich aan discriminatie op grond van geslacht schuldig maken door vrouwen van deelneming aan de aan de Olympische Spelen uit te sluiten in materieel, financieel of enig ander opzicht steunt of ermee samenwerkt;

3. merkt op dat deze uitsluiting slechts een voorbeeld is van de algemener discriminatie waarvan vrouwen in bepaalde islamitische landen het slachtoffer zijn;

4. verzoekt de Raad erop aan te dringen dat landen die zich aan discriminatie op grond van geslacht schuldig maken in de toekomst van deelneming aan de Olympische Spelen worden uitgesloten;

5. wijst erop dat sport en politiek bijna nooit van elkaar gescheiden zijn, ook al wordt vaak het tegendeel beweerd;

6. verzoekt de Commissie en de Raad er waar mogelijk voor te ijveren dat de Olympische Spelen en andere internationale sportevenementen openstaan voor alle sportbeoefenaars, onder volledige eerbiediging van het principe van gelijke kansen voor mannen en vrouwen;

7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lid-staten, de Verenigde Naties en het Internationaal Olympisch Comité.