Home

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie 'Structuurmaatregelen van de Gemeenschap en werkgelegenheid'"

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie 'Structuurmaatregelen van de Gemeenschap en werkgelegenheid'"

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie 'Structuurmaatregelen van de Gemeenschap en werkgelegenheid'" CdR 306/96 fin

Publicatieblad Nr. C 042 van 10/02/1997 blz. 0015


Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie 'Structuurmaatregelen van de Gemeenschap en werkgelegenheid'" () (97/C 42/03)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

- gezien het Witboek "Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid - Naar de 21e eeuw: wegen en uitdagingen" (COM(93) 700 def.);

- gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad - Follow-up van de Europese Raad in Essen inzake werkgelegenheid (COM(95) 74 def. van 8 maart 1995);

- gezien de Mededeling van de Commissie over de tendensen en de ontwikkeling van de arbeidscontext in de Europese Unie en over de Europese werkgelegenheidsstrategie (COM(95) 465 def. van 11 oktober 1995);

- gezien het verslag van het congres van de Europese lokale en regionale autoriteiten over werkloosheid/werkgelegenheid;

- gezien de nieuwe activiteiten en beroepen, de voortgang en de vooruitzichten van de regionale dimensie (Internationale conferentie van Florence, 9 en 10 mei 1996);

- gezien het document "Actie voor de werkgelegenheid in Europa - Een vertrouwenspact" (CSE(96) 1 def. van 5 juni 1996);

- gezien de conclusies van de tripartiete conferentie over groei en werkgelegenheid; Rome, 14 en 15 juni 1996;

- gezien de conclusies van de Europese Raad van Florence van 21 en 22 juni 1996; SN 300/96;

- gezien zijn besluit van 8 maart 1996 om overeenkomstig artikel 198 C, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierover een advies op te stellen en commissie 8 "Economische en sociale samenhang - sociaal beleid en volksgezondheid" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;

- gezien het door commissie 8 op 7 oktober 1996 goedgekeurde ontwerp-advies (CDR 306/96 rev.) (rapporteur: de heer Sanz);

- overwegende dat de Europese Unie momenteel 18 miljoen werklozen telt;

- overwegende dat de convergentiecriteria van het Verdrag van Maastricht op de eerste plaats bedoeld zijn om de totstandkoming van de Economische en Monetaire Unie vlotter te laten verlopen, en niet om werkloosheid en armoede uit de wereld te helpen;

- overwegende dat het de plicht is van de lokale en regionale autoriteiten om, met de steun van de civiele samenleving, maar evenzeer van de nationale regeringen en de Europese instellingen in te grijpen en actie te voeren wanneer de grondrechten van de burger in het gedrang komen door sociale tendensen die tot werkloosheid leiden;

- de nadruk leggend op het aandeel van de factor werkgelegenheid in de strijd tegen de verschillen tussen de Europese regio's;

- onderstrepend dat de maatregelen die bedoeld zijn om een passend macro-economisch klimaat tot stand te brengen en de maatregelen voor de bevordering en het behoud van de werkgelegenheid beter met elkaar in evenwicht moeten zijn;

- erop wijzend dat de problematiek van de communautaire structuurmaatregelen en de werkgelegenheid in een regionaal en lokaal perspectief moet worden geplaatst, en eraan herinnerend dat de rechtstreeks verkozen regionale en lokale autoriteiten op het gebied van werkgelegenheid een cruciale rol te vervullen hebben;

- gezien de omvang van het werkloosheidsvraagstuk;

heeft tijdens zijn 15e zitting van 13 en 14 november 1996 (vergadering van 14 november) het volgende advies goedgekeurd.

INLEIDING

1. In haar mededeling over "Structuurmaatregelen van de Gemeenschap en werkgelegenheid" analyseert de Commissie de invloed van de structurele acties op de werkgelegenheid, maakt zij de balans op en suggereert zij mogelijke aanpassingen om de programma's meer toe te spitsen op de bevordering van de werkgelegenheid.

Volgens het CvdR is het noodzakelijk dat er, in afwachting van de analyse van de effecten die structuurmaatregelen op de werkgelegenheid hebben, naar nieuwe manieren om duurzame werkgelegenheid te scheppen wordt gezocht. De structuurmaatregelen dienen niet vervangen, maar aangevuld te worden. Het door de Commissie gelanceerde begrip territoriale werkgelegenheidspacten kan heel goed als proeftuin voor nieuwe en onconventionele middelen voor het creëren van werkgelegenheid dienen. Het CvdR is uitdrukkelijk van mening dat de invloed van lokale en regionale partnerschappen bepalend voor de opzet en uitvoering van deze pogingen moeten zijn. Willen de pogingen voldoende diepgang krijgen dan zijn er financiële middelen nodig en moeten de lid-staten de projecten op nationaal niveau medefinancieren.

Binnen de communautaire, de nationale, de regionale en de lokale instellingen bestaat eensgezindheid over het standpunt van de Commissie dat de medegefinancierde acties van de structuurfondsen voor een goed deel moeten bijdragen aan de verwezenlijking van een van de prioriteiten van de Gemeenschap, namelijk het creëren en het behoud van werkgelegenheid.

2. Tijdens de Europese Top van Florence van 21 en 22 juni 1996, die een doorbraak had kunnen betekenen, heeft de Commissie getracht politieke steun te werven voor haar voorstellen gerichte op de bevordering en het behoud van de werkgelegenheid.

Het CvdR is evenwel van mening dat het standpunt dat de Europese Raad bij deze gelegenheid heeft ingenomen () slechts weinig politieke betekenis heeft omdat men heeft verzuimd om via een herverdeling van de begroting tezelfdertijd de middelen vrij te maken die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken. Daarom dringt het erop aan om, naast andere initiatieven, die zijns inziens alle steun verdienen, zich ook intensiever ervoor in te zetten om te bereiken dat de werkgelegenheidsmaatregelen en de acties die bestemd zijn om de meest nijpende problemen aan te pakken, complementair zijn.

3. Het Comité meent dat de regio's en gemeenten meer zeggenschap dienen te krijgen bij het streven naar het scheppen van duurzame werkgelegenheid. Zij krijgen immers rechtstreeks te maken met de problematiek van de werkloosheid en zijn dan ook het best in staat om de resultaten van de acties in het kader van het regionaal beleid voor de bevordering en het behoud van de werkgelegenheid in te schatten.

4. Het CvdR kan zich vinden in de grote lijnen van de in de mededeling vervatte analyse en voorstellen en dringt erop aan dat de Commissie haar inspanningen op dit gebied voortzet.

I. EFFECT VAN DE STRUCTURELE MAATREGELEN OP DE WERKGELEGENHEID - ANALYSE EN BALANS

5. Het CvdR is het met de Commissie eens dat de structurerende werking van de fondsen essentieel is voor het creëren en het behoud van duurzame werkgelegenheid, zowel wat het aanbod als wat de vraag betreft.

6. Het CvdR beklemtoont dat het belangrijk is dat de steun aan de regionale infrastructuur direct leidt tot het behoud van werkgelegenheid en de creatie van nieuwe en voor zover mogelijk duurzame arbeidsplaatsen voor de plaatselijke werklozen. Het is voorts wenselijk dat dit effect op de werkgelegenheid kwantificeerbaar is.

7. Het CvdR sluit zich aan bij de stelling dat bij het verlenen van directe steun aan bedrijven nauwgezet moet worden gewaakt over de resultaten voor het creëren en het behoud van werkgelegenheid.

8. Het CvdR onderstreept dat de indirecte steun in de vorm van dienstverlening aan de bedrijven - met name het MKB - efficiënter moet worden. Een betere dienstverlening stelt het bedrijfsleven immers in staat soepeler in te spelen op de nieuwe behoeften. Voorts moeten nieuwe kleine en middelgrote bedrijven, die zijn gegroeid in antwoord op de sociaal-economische en technologische veranderingen, alsook de kleine en middelgrote ondernemingen die innovatie aanmoedigen, worden geholpen om voet aan de grond te krijgen. Zij kunnen namelijk worden beschouwd als ware speerpunten in de strijd voor de kwalitatieve verbetering van de werkgelegenheid.

9. Het CvdR legt de nadruk op het belang van de ontwikkeling van het menselijk potentieel, dat in vele opzichten van invloed is op het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid. In dit verband is het zaak de banden tussen het onderwijssysteem - vooral de beroepsopleiding - en het bedrijfsleven nauwer aan te halen, zodat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar kunnen worden afgestemd.

II. EEN PER DOELSTELLING VERSCHILLEND EFFECT OP DE WERKGELEGENHEID

10. Het CvdR betreurt dat de verschillen tussen de regio's op het gebied van werkgelegenheid, ondanks de gedane inspanningen met behulp van de structuurmaatregelen, niet zijn verminderd. Het zou dan ook willen dat al het mogelijke wordt gedaan om deze verschillen naar beneden toe op te heffen en werkgelegenheid en concurrentievermogen op elkaar af te stemmen. Het wijst echter op het gevaar van versnippering, indien de middelen uit de Structuurfondsen voor teveel gelijkwaardige doelen worden ingezet.

11. Het CvdR beseft dat met structuurinterventies wordt beoogd de economische randvoorwaarden in de regio's te verbeteren. De bedoeling daarvan is een dusdanig klimaat te creëren dat ondernemingen duurzame banen kunnen scheppen.

Het CvdR meent evenwel dat de middelen van de structuurfondsen in het belang van een duurzame economische ontwikkeling niet enkel mogen worden gebruikt voor consumptieve uitgaven, die slechts tijdelijk uitzicht op werk bieden.

12. Het CvdR dringt aan op communautaire en nationale steun voor het oprichten van strategische arbeidsmarktgroepen in de landen waar de dialoog tussen overheid en privé-sector niet geregeld is. Deze groepen zouden belast worden met het sturen van de verschillende programma's en projecten aan de hand van de in diverse Europese regio's opgedane ervaringen.

De regio's van doelstelling 1

13. Het CvdR plaatst de schepping van nieuwe arbeidsplaatsen bovenaan de prioriteitenlijst van de regio's van doelstelling 1. De ervaring leert dat het juist deze gebieden zijn die in tijden van economische recessie het eerst getroffen worden door een toename van de werkloosheid, hetgeen getuigt van een wankele economische basis.

Het CvdR wijst erop dat het terugdringen van de verschillen in BBP per hoofd voornamelijk tot uiting moet komen in een algemene groei van de werkgelegenheid en het verdwijnen van de regionale verschillen op werkgelegenheidsgebied.

Een solide economische basis voor duurzame ontwikkeling, die op lange termijn de werkgelegenheid in de hand zal werken, kan gelegd worden door de moderniseringsmaatregelen en investeringen in basisinfrastructuur naar behoren te combineren met immateriële investeringen. Een en ander in het kader van een algemeen plan, dat gekenmerkt wordt door de interactie van overheid en privé-sector.

14. Lokale-ontwikkelingsstrategieën, die ruime medewerking van zowel overheid als privé-sector vereisen, verdienen volgens het CvdR meer steun. Zo wordt gedacht aan ondersteuning van partnerschapsverbanden en algemene subsidies voor het beheer van programma's of subprogramma's, met name waar het gaat om maatschappelijke integratie en toegang tot de arbeidsmarkt.

De regio's van doelstelling 2

15. Dankzij de programmering voor de periode 1997-1999 kunnen volgens het CvdR acties worden gefinancierd die onmiddellijk resultaat hebben voor de werkgelegenheid, op voorwaarde dat ook werkelijk prioriteit wordt verleend aan diversificatie en maatregelen gericht op het creëren van nieuwe bedrijfsstructuren die een goede overlevingskans hebben, echt worden gestimuleerd.

16. Het CvdR verzoekt de Commissie een gemeenschappelijk criterium vast te stellen waardoor ook in verval zijnde industriegebieden in aanmerking komen voor steun voor regionale doeleinden. Dit als aanvulling op de structurele acties, zodat een coherent bedrijfsgericht beleid ter bevordering van de werkgelegenheid kan worden uitgewerkt.

17. Het CvdR is tevreden over de toenemende betekenis die wordt toegekend aan het regionaal niveau, waarop alle vormen van politiek ingrijpen voorkomen, en beklemtoont dat alle sociaal-economische actoren dienen samen te werken bij het opstellen en uitwerken van de programma's voor de regio's van doelstelling 2.

18. Het CvdR is van mening dat de lokale actoren bijzonder efficiënt te werk zijn gegaan in de gebieden van doelstelling 2, waar het gaat om

- het vrijmaken van financiële middelen en personeel om nieuwe ondernemingen uit de grond te stampen en uit te bouwen, en in de reeds bestaande ondernemingen de werkgelegenheid te behouden en bijkomende arbeidsplaatsen te creëren;

- het aanpakken van door structuurveranderingen veroorzaakte werkloosheid (langdurig werklozen, jongeren, vrouwen, gehandicapten ...);

- het ontwikkelen van sectoren die nieuwe kansen bieden voor de werkgelegenheid.

De regio's van de doelstellingen 5 en 6

19. Het CvdR stelt vast dat de structuurfondsen voorrang verlenen aan de ontwikkeling van het platteland, en uit zijn bezorgdheid in verband met de specifieke situatie van de regio's van de doelstellingen 5a, 5b en 6, die wegens hun sociaal-economische context moeite hebben om uit hun isolement te treden, terwijl zij toch niet langer van de wereldeconomie kunnen worden uitgesloten. Het is bijgevolg zaak om produktieve investeringen te stimuleren die met de typische kenmerken van het platteland rekening houden.

20. Het CvdR beklemtoont de noodzaak van alomvattende strategieën om de door de structuurfondsen medegefinancierde maatregelen te combineren met de maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat geconfronteerd wordt met onderling tegenstrijdige doelstellingen, namelijk de bevordering van het globale concurrentievermogen en het vasthouden van de bevolking in plattelandsgebieden.

Bovendien wijst het CvdR erop dat in de mededeling van de Commissie t.a.v. doelstelling 6-regio's geen doelstellingen en strategieën zijn gepresenteerd zoals wel t.a.v. de overige doelstellingregio's is geschied. In de EU-regelgeving en in de praktijk worden doelstelling 6-regio's gelijkgesteld met doelstelling 1-regio's. Doelstelling 6-regio's zijn niet alleen plattelandsgebieden.

De regio's van doelstelling 5a)

21. Het CvdR wijst op de noodzaak van modernisering van de landbouwstructuur en de verwerkings- en distributie-industrie en verzoekt om meer steun voor diversificatie van de teelten en om de invoering van specifieke opleidingsprogramma's voor jongeren, waardoor het aantrekkelijker wordt complementaire activiteiten op het platteland te ontwikkelen.

22. Het CvdR verzoekt de Commissie om steun te verlenen aan internationale beurzen voor de agro-levensmiddelensector en andere, vergelijkbare evenementen voor de promotie van produkten die vanwege hun oorsprong of herkomst, geen internationale concurrentie te vrezen hebben.

De regio's van de doelstellingen 5b) en 6

23. Het CvdR staat achter het pleidooi van de Commissie voor diversificatie van de activiteiten in andere sectoren, zoals milieu, diensten, cultuur en toerisme. De ervaring leert dat promotie van het plattelandstoerisme ook de ontwikkeling van diverse aanverwante activiteiten op gang brengt.

De regio's van de doelstellingen 3 en 4

24. Het CvdR vestigt speciaal de aandacht op de maatregelen in het kader van de doelstellingen 3 en 4, die meer nog dan de andere rechtstreeks gericht zijn op de werkgelegenheid. Het stelt vast dat het optreden van de fondsen in de regio's van deze doelstellingen bemoeilijkt wordt door ongunstige omstandigheden, zoals de massale en langdurige werkloosheid en de versnelde economische herstructurering, waarvan degenen die toch al zwak staan op de arbeidsmarkt de eerste slachtoffers zijn.

25. Het CvdR wijst er ten overvloede op dat het nationaal werkgelegenheidsbeleid en de structuurmaatregelen op elkaar moeten worden afgestemd.

III. MOGELIJKE AANPASSINGEN: IN HET KADER VAN DE HUIDIGE PROGRAMMERING MEEDOEN EN BETER PRESTEREN TER VERGROTING VAN DE WERKGELEGENHEID

De lange-termijnvoorwaarden voor een duurzame economische groei scheppen

26. Het CvdR is ervan overtuigd dat immateriële investeringen een niet te verwaarlozen invloed hebben op een intensievere groei van de werkgelegenheid en dat een dynamischer organisatie van de arbeid die rechtstreeks tot een toename van het aantal arbeidsplaatsen kan leiden, moet worden aangemoedigd.

27. Het CvdR meent dat persoonlijke inzet tijdens de beroepsopleiding en het opzetten van een nieuw referentiekader waarin regio's en gemeenten een sleutelrol spelen, onontbeerlijk zijn om een verbetering van de opleiding en/of de beroepskwalificaties te bewerkstelligen.

28. Het CvdR is er voorstander van dat bij de communautaire, nationale, regionale en lokale instanties alles in het werk wordt gesteld om de dienstverlening ter ondersteuning van bedrijven te verbeteren, en staat achter de suggestie van de Commissie om via de medegefinancierde structurele acties te voorzien in de behoefte van het MKB aan kwalitatief hoogstaande dienstverlening.

29. Het voortdurende streven naar kwaliteit is volgens het CvdR van essentieel belang voor het concurrentievermogen van ondernemingen. De regionale en gemeentelijke instellingen voor dienstverlening aan het bedrijfsleven behoren nauwgezet toe te zien op de kwaliteit van de organisatie en werking ervan, zodat de ondernemer/klant ertoe wordt aangezet van hun diensten gebruik te maken.

30. Integratie van de financiële dienstverlening in de structuren voor advies en begeleiding van het MKB is in de ogen van het CvdR van kapitaal belang. De inzet hierbij is een maximale bevordering van de groei, hetgeen op middellange termijn tot meer werkgelegenheid zou moeten leiden.

31. Het CvdR erkent dat innovatie een onmisbare schakel in de regionale ontwikkeling is, en staat dan ook achter de door de Commissie voorgestelde maatregelen voor begeleiding van de technologische innovatie. In dit verband meent het dat het nuttig zou zijn, zich voor de uitvoering van de in het Groenboek over innovatie vermelde maatregelen in te zetten. Met name de samenwerking tussen bedrijven en de verspreiding van experimenten die reeds in bepaalde regio's succesvol bleken, verdienen verdere aanmoediging. Het CvdR stelt voor dat de Commissie stappen neemt om de persoonlijke aansprakelijkheid bij de ontwikkeling van technologische innovatie minder zwaar te doen wegen, zodat werklozen, zelfstandigen en werknemers de kans krijgen zelf innoverend werk te verrichten.

De groei werkgelegenheidsintensiever maken

32. Het CvdR is het met de Commissie eens dat het werkgelegenheidsaspect zo zwaar mogelijk moet wegen bij beslissingen over de financiering van infrastructuur en produktieve investeringen.

33. Het CvdR wijst erop dat de begeleiding van infrastructuurwerkzaamheden en produktieve investeringen, die strenger moet worden aangepakt om het effect op de plaatselijke werkgelegenheid te maximaliseren, het best in handen kan worden gegeven van de regionale en lokale instanties, die dit aspect kunnen opnemen in hun strategische ontwikkelingsplannen.

De oprichting van regionale strategische groepen voor werkgelegenheid en hun organisatie in netwerken - dank zij de onlangs gelanceerde territoriale werkgelegenheidspacten - zou waar nodig kunnen fungeren als een kader voor de territoriale samenwerking. Een en ander zou van nut zijn bij het onderzoek naar de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften aan arbeidskrachten en de opstelling van een algemeen actieprogramma dat van de regionale en lokale mogelijkheden gebruik maakt.

34. Het CvdR kan zich vinden in het voorstel om de oprichting van innovatiezones te bevorderen, en dringt bij de Commissie aan op krachtigere maatregelen ter ondersteuning van de samenwerking tussen kleine en middelgrote bedrijven onderling en tussen het MKB en grote ondernemingen. Uiteindelijke bedoeling is de omschakeling toe te snijden op nieuwe bronnen van werkgelegenheid.

35. Het CvdR meent dat de regionale en lokale autoriteiten naar best vermogen het voorbeeld moeten geven voor de stimulering van een dynamische reorganisatie van het werk en de arbeidstijd, op voorwaarde dat zulks de werkgelegenheid ten goede komt.

Het CvdR stelt voor dat de Commissie maatregelen neemt ter ondersteuning van allerhande projecten op het gebied van reorganisatie en verdeling van de arbeid, waardoor de bestaande vooroordelen hieromtrent uit de wereld zouden worden geholpen, en nieuwe kansen zouden worden geboden.

Bevordering van een milieuvriendelijke groei

36. In zijn advies over de mededeling van de Commissie "Cohesiebeleid en milieu" () plaatst het CvdR een aantal kanttekeningen bij de relatie tussen structuurmaatregelen en werkgelegenheid.

37. In dit verband mag niet worden vergeten dat activiteiten in de milieusector over het algemeen arbeidsintensief zijn en zo een belangrijke bijdrage tot de strijd tegen de werkloosheid leveren. Zoals vermeld in bovengenoemd advies, is het essentieel dat "bij grote vervoerinfrastructuurprojecten in het kader van de transeuropese netwerken externe negatieve effecten op milieu- of sociaal-economisch gebied zo nauwkeurig mogelijk (...) worden geanalyseerd". Vandaar dat vaker regionale milieu-audits moeten worden verricht, zodat een duidelijk beeld ontstaat van de milieusituatie in de verschillende regio's en de gevolgen van nieuwe projecten voor milieu en het creëren en behoud van werkgelegenheid kunnen worden ingeschat.

38. Het CvdR beklemtoont het belang van de milieusector voor de werkgelegenheid. Het is evenwel duidelijk dat de regionale en plaatselijke autoriteiten, die als eersten belang hebben bij deze markt, de financiële kosten niet alleen kunnen dragen.

Daar komt bij dat bepaalde arbeidsplaatsen in de milieusector niet onmiddellijk rendabel zijn - hoewel zij ongetwijfeld onmisbaar zijn voor de verdere groei van de sector (o.m. in de diensten die zich bezig houden met het toezicht op het milieu). Het CvdR herhaalt daarom dat niet van de plaatselijke overheid mag worden verwacht dat zij de financiering van de nieuwe arbeidsplaatsen in de milieusector volledig op zich neemt.

39. Voorts wijst het CvdR erop dat de omschakeling van de regio's van doelstelling 2 kan betekenen dat de produktieve sector zich gaat richten op dienstverlening, toerisme en andere, voor de regio in kwestie nieuwe sectoren. Dit houdt in dat de acties ter verbetering van het leefmilieu in deze regio's meer armslag moeten krijgen. Zo zouden b.v. milieu-infrastructuurprojecten en de maatregelen op het gebied van landschapsverzorging en natuurbescherming voor medefinanciering in aanmerking moeten komen.

IV. ECONOMISCHE EN SOCIALE SOLIDARITEIT, INCLUSIEF GELIJKE KANSEN, MET EEN MEER GERICHTE AANPAK BEVORDEREN

40. Het CvdR meent dat de sociale en economische integratie, inclusief gelijke kansen, doortastender dient te worden aangepakt, aangezien het vooral de meest kwetsbare groepen zijn die door de toenemende werkloosheid worden getroffen.

41. Het CvdR is ingenomen met de suggestie om van een passief beleid van werkloosheidsuitkeringen over te schakelen op een actief beleid. Om langdurige werkloosheid en uitsluiting te voorkomen dienen werkloosheidsuitkeringen vaker te worden gekoppeld aan opleidingsactiviteiten en het aanleren van nieuwe bekwaamheden.

42. Hoewel het CvdR beseft dat de hele opzet gebaseerd is op het zogenaamde "mainstream"-principe, wil het er toch op wijzen dat de projecten ook moeten worden beschouwd vanuit de problematiek van de verdeling van de arbeid tussen vrouwen en mannen. De onzekere arbeidssituatie van vrouwen in tal van lid-staten is nog steeds zorgwekkend, en er dient dan ook dringend bijzondere aandacht te worden besteed aan werkgelegenheid voor vrouwen. Zo zullen met name buitengewone inspanningen moeten worden geleverd om de werkgelegenheidskansen voor vrouwen op het platteland te creëren.

V. HET VOOR DE STRUCTURELE STEUNVERLENING OPGEZETTE PARNERSCHAP VALORISEREN EN VERRIJKEN

43. Gezien de reikwijdte van de in samenwerking met de structuurfondsen verrichte rechtstreekse investeringen in openbare infrastructuurwerken, en de stimulans die daarvan uitgaat voor het bedrijfsleven, meent het CvdR dat de sociaal-economische actoren in elk geval moeten deelnemen aan het verzamelen, verspreiden en uitwisselen van informatie en het opstellen van een beoordeling ter zake. Voorts kan de rol van de economische en sociale partners worden versterkt door hen te betrekken bij de werking van de toezichtcomités.

44. Het CvdR stelt vast dat de mate waarin de regionale en lokale autoriteiten aan de evaluatie deelnemen, de manier waarop dat gebeurt en de hen toebedeelde verantwoordelijkheden, aanzienlijk kunnen verschillen, afhankelijk van de specifieke institutionele kenmerken van de lid-staat in kwestie en de aard van de door de fondsen gefinancierde acties ().

De participatie van de regionale overheid aan de evaluatie gaat verder in de lid-staten waar regionale parlementen en regeringen een vooraanstaande rol spelen in het politieke en institutionele systeem. In die landen dringt de regionale overheid aan op meer financiële middelen en personeel, zodat zij haar verantwoordelijkheden beter kan vervullen en bij de evaluatie nauwkeuriger te werk kan gaan.

In de lid-staten waar de nationale en regionale autoriteiten gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen en instaan voor de evaluatie, vragen de regionale bestuursinstanties om meer zeggenschap ten einde voor een efficiëntere evaluatie te kunnen zorgdragen.

Beschikken de regionale autoriteiten niet over enige vorm van uitvoerende bevoegdheid bij de programmering en het beheer van de structuurfondsprogramma's, dan moet worden aangestuurd op een ruimere politieke participatie van de regionale en lokale instanties aan de besluitvorming en de beoordeling van de programma's.

VI. NIEUWE VOORUITZICHTEN

Ten einde te bereiken dat de structuurmaatregelen ook werkelijk bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid, doet het CvdR de volgende aanbevelingen:

45. Over de conclusies van de Top van Florence

- Het CvdR dringt erop aan dat tijdens de huidige intergouvernementele conferentie wordt nagedacht over het opnemen van de doelstelling van het creëren en het behoud van werkgelegenheid naast de overige, in artikel 130 a) van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde doelstellingen van de structuurfondsen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de verantwoordelijkheid van de lid-staten op het gebied van werkgelegenheid.

- Het CvdR breekt een lans voor een bredere uitleg van het begrip subsidiariteit, dat geen abstract beginsel mag worden, en verzoekt de Raad in dit verband om een herziening van de verordeningen, gericht op een evenwichtige en volwaardige deelname van de regio's en gemeenten aan de institutionele besluitvormingsprocedures voor de inwilliging van steunaanvragen ten laste van de structuurfondsen.

- Het hoopt dat gevolg zal worden gegeven aan de aanbevelingen van de Europese Raad van Florence, die instemt met de in de (her)programmering vastgelegde bepalingen betreffende het prioritaire gebruik van de beschikbare marges ten behoeve van het MKB.

- Het CvdR meent dat de regionale instanties de nodige middelen ter hand moeten worden gesteld om na te gaan of bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe projecten van doelstelling 1 (herprogrammering en devaluatiemarge) en van de tweede fase van doelstelling 2 (1997-1999) de verwachtingen inzake de directe en indirecte effecten op het creëren en het behoud van werkgelegenheid op korte, middellange en lange termijn werden ingelost.

- Het CvdR stelt met genoegen vast dat de Europese Raad van Florence zich positief heeft uitgelaten over de plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, die het mogelijk maken de zwakke en sterke punten op lokaal vlak te onderkennen en de doeltreffendheid van de nationale en communautaire werkgelegenheidsprogramma's zo te vergroten.

46. Over de territoriale werkgelegenheidspacten

Het CvdR wijst erop dat de territoriale werkgelegenheidspacten, die de Commissie tijdens de Europese Top van Florence heeft voorgelegd, een unieke gelegenheid bieden om de regionale en plaatselijke actoren via de structuurfondsen te betrekken bij het bevorderen van de werkgelegenheid.

De regionale en plaatselijke autoriteiten zijn bereid zich in te zetten voor het voorstel van de Commissie om territoriale werkgelegenheidspacten op te zetten. Zij zullen op volledig zelfstandige basis besprekingen en onderhandelingen voeren over de invulling van de pacten en de inhoud ervan vastleggen. Het CvdR staat achter het inititiatief van de Commissie om dergelijke territoriale pacten op te zetten en een uitwisseling van ervaringen tussen de regio's en gemeenten in Europa te organiseren.

Het stelt voor, daartoe binnen het kader van de beschikbare middelen een nieuw bedrag vrij te maken, met het doel om alle openbare instanties en de sociale partners bij de steunverlening te betrekken en efficiënter te maken.

Het CvdR zal bij gelegenheid van de Top van Dublin een advies over de territoriale werkgelegenheidspacten uitbrengen, en hoopt dat het voorstel om deze pacten in 1997 te lanceren de nodige steun zal krijgen.

47. Over de kwantificering van het effect van de structuurmaatregelen op de werkgelegenheid

De kwantitatieve en kwalitatieve reikwijdte van de structuurmaatregelen valt moeilijk te meten, terwijl een raming van de effecten nog veel problematischer is. Vandaar dat het in de ogen van het CvdR essentieel is dat de verschillende werkgelegenheidsmechanismen van de structuurfondsen van elkaar worden onderscheiden. Daarnaast dient te worden nagegaan hoe het komt dat de effecten van de maatregelen in bepaalde gevallen worden onder- of overschat.

Het CvdR betreurt dat op dit vlak geen wetenschappelijk onderbouwde methodologie voorhanden is en vindt daarom dat, gezien de institutionele en organisatorische eigenaardigheden van elk land, naar flexibele en pragmatische oplossingen moet worden gezocht.

Het CvdR hamert op het belang van periodieke, nauwkeurige en vergelijkende statistieken, waaruit het aantal en de aard van de nieuwe banen per project en per regio kunnen worden afgelezen. Een verbetering van de methoden voor het verzamelen van gegevens en harmonisatie van de nationale criteria is dan ook wenselijk. Daarbij dient in de eerste plaats van reeds bestaande gegevens gebruik te worden gemaakt.

Het CvdR steunt de Commissie in haar voornemen om de evaluatiecriteria bij te schaven en aan te passen aan de uiteenlopende situaties in de regio's, zodat de in cijfers gevatte doelstellingen op het gebied van het behoud van werkgelegenheid en de creatie van nieuwe arbeidsplaatsen vlotter kunnen worden verwerkt. Tevens zal de follow-up van de acties gebaat zijn bij de invoering van een instrumentarium voor de evaluatie van de tussentijdse resultaten van de uitvoering van de goedgekeurde maatregelen (in het bijzonder de maatregelen die het grootst aantal nieuwe arbeidsplaatsen genereren).

48. Ten slotte verzoekt het CvdR de Commissie om de in de verordeningen vastgelegde beschikbare middelen voor de ontwikkeling van proefprojecten uit hoofde van artikel 10 van het EFRO en artikel 6 van het ESF, volledig op te gebruiken en daarbij het effect op de werkgelegenheid als voornaamste selectiecriterium te hanteren.

Het CvdR verzoekt de Commissie dringend om ervoor te zorgen dat in het kader van de structuurfondsen de middelen worden vrijgemaakt voor de uitwisseling van kennis en ervaring, b.v. via seminars, schriftelijke documentatie en databanken, zodat de regionale en plaatselijke autoriteiten bij het ontwerpen van de regionale en plaatselijke structuurfondsenprogramma's van reeds opgedane ervaring gebruik kunnen maken.

Brussel, 14 november 1996.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Pasqual MARAGALL i MIRA

() COM(96) 109 def.

() "De Europese Raad neemt nota van de mogelijkheid om, zoals de Commissie aanbeveelt, het structuurbeleid meer te richten op het creëren van arbeidsplaatsen, zonder de grondbeginselen, het bestaande juridische kader en de bedragen van de structuurfondsen in gevaar te brengen. Hij onderschrijft met name de prioriteiten voor het gebruik van beschikbare marges ten behoeve van de steun aan het midden- en kleinbedrijf in samenwerking met de EIB, en van de ondersteuning van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven. Hij neemt er nota van dat de Commissie voor de Europese Raad in Dublin verslag zal uitbrengen over de toepassing van deze beginselen."

() COM(95) 509 def.

() Nationale, sectorale, regionale of subregionale programma's.