Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat"

Publicatieblad Nr. C 158 van 26/05/1997 blz. 0009


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat"

(97/C 158/03)

De Raad heeft op 14 februari 1997 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De Afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 maart 1997 goedgekeurd. Rapporteur was de mevrouw zu Eulenburg.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 344e Zitting (vergadering van 19 maart 1997) het volgende advies uitgebracht, dat met 95 stemmen vóór en 5 stemmen tegen, bij 8 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Algemene opmerkingen

1.1. Dit door de Commissie ingediende voorstel voor een verordening is al tijdens verschillende vergaderingen van de Raad van de Europese Unie in beginsel goedgekeurd. In laatste instantie heeft de Europese Raad tijdens de Top van Dublin, op 13 en 14 december 1996, in zijn "Conclusies van het Voorzitterschap" verklaard: "De Europese Raad is ingenomen met de vorderingen die zijn gemaakt sinds zijn bijeenkomst in Florence en roept de Raad op zijn werk af te maken ten einde spoedig een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat te kunnen oprichten, dat nauw zal moeten samenwerken met de Raad van Europa".

1.2. Het Economisch en Sociaal Comité heeft dit standpunt onderschreven in zijn advies over de "Mededeling van de Commissie betreffende racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme" en het "Voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het 'Europees Jaar tegen racisme'" (), waarin de Commissie reeds een lans brak voor het oprichten van een Waarnemingscentrum: "Om dezelfde reden en met hetzelfde doel pleit het ESC ook voor de onmiddellijke oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat" (paragraaf 5.2 van bovenvermeld advies).

1.3. Het Comité gaat nadrukkelijk akkoord met alle taken die het Waarnemingscentrum krachtens artikel 2 van het Commissievoorstel zijn toebedeeld.

2. Bijzondere opmerkingen

2.1. Er zou een nieuwe paragraaf 7a) moeten worden toegevoegd aan de Toelichting bij het voorstel, waarin wordt verwezen naar het akkoord dat tijdens de Europese Raad van Dublin werd bereikt. Punt 9 van het Financieel Memorandum: "Gegevens kosten-effectiviteitsanalyse" zou eveneens dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

2.2. Over de keuze van artikel 235 als rechtsgrondslag, dat inderdaad - en op dit punt is het Comité het met de Commissie eens - de enig mogelijke rechtsgrondslag voor deze verordening is, moet opnieuw advies worden uitgebracht, ook al heeft de Raad zijn politieke zegen al gegeven. Dank zij de uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 235 en de toepassing van de daarin voorziene procedure, kunnen de bevoegdheden van het Europees waarnemingscentrum voor racisme nl. duidelijk worden afgebakend.

2.3. Het voorstel van de Commissie - en m.n. artikel 2e), punt 20 van de Toelichting, en paragraaf 4.1 van het Financieel Memorandum - kan voor enige verwarring zorgen, te meer daar de Engelse en Duitse versies afwijken van de Franse tekst, die als basistekst geldt.

Het Comité vindt dat er ten aanzien van dit onderwerp geen enkele twijfel mag blijven bestaan en stelt derhalve voor artikel 2e) als volgt te formuleren: "stelt het conclusies op die openbaar zullen worden gemaakt en aan zowel de communautaire als nationale bevoegde instanties zullen worden toegezonden".

Het doel van deze nieuwe formulering is de invloed en onafhankelijkheid van het Waarnemingscentrum te waarborgen: het centrum mag ruchtbaarheid geven aan alle conclusies die het ten aanzien van bepaalde verschijnselen op zijn werkterrein meent te moeten trekken; het krijgt echter geen vrijbrief om in de bevoegdheden van de communautaire en/of nationale instanties te treden door aanbevelingen, adviezen of voorstellen uit te werken.

2.3.1. Het Comité verklaart uitdrukkelijk dat dit voorstel niets te maken heeft met de vraag of een dergelijke uitbreiding van de communautaire bevoegdheden in dit specifieke geval niet zelfs gewenst is. Het Comité had dit idee overigens al principieel gesteund in zijn eerder genoemde advies over de Mededeling inzake racisme; daarin heeft het zich onomwonden uitgesproken voor een "non-discriminatieclausule" in de Verdragen en verklaard dat het "elk antiracistisch standpunt van de communautaire instellingen steunt en onderschrijft" (paragraaf 5.1 van het advies). Het Comité voelt zich echter om juridische redenen genoodzaakt duidelijk te stellen dat uitbreiding van de communautaire bevoegdheden in ieder geval niet indirect, via artikel 235, kan plaatsvinden.

2.3.2. Wel kunnen alle verslagen, werkzaamheden en conclusies van het Waarnemingscentrum volgens deze procedure en met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van communautaire en nationale instanties, bijdragen aan de totstandkoming van voorstellen en de goedkeuring van maatregelen op zowel communautair als nationaal niveau.

2.4. Het Comité stelt bovendien voor artikel 2, lid 1, als volgt aan te vullen:

2) Het voornaamste doel van het Waarnemingscentrum bestaat in de levering, in het bijzonder op de in artikel 3, lid 3 bedoelde gebieden, van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens aangaande verschijnselen van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op Europees vlak, aan de Gemeenschap en haar lid-staten, die hen behulpzaam kunnen zijn wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsgebieden de bestaande maatregelen aanvullen. Dat betekent eveneens dat het Waarnemingscentrum nagaat wat het effect op racisme en vreemdelingenhaat is van communautaire en nationale maatregelen of acties die, om de meest uiteenlopende redenen, speciaal worden getroffen ten behoeve van groepen personen die het slachtoffer zijn van racisme en vreemdelingenhaat.

Het Comité wil de aandacht vestigen op het feit dat racisme en vreemdelingenhaat vaak ook aangemoedigd, ja zelfs uitgelokt kunnen worden door maatregelen van overheidswege: de oorzaken en gevolgen van racisme en vreemdelingenhaat zijn dus zowel in particuliere kring als ook in de overheidssfeer te vinden. Daarom moet de taakomschrijving van het Waarnemingscentrum dienovereenkomstig worden uitgebreid.

2.4.1. In het eerder genoemde advies van het Comité over de Mededeling van de Commissie inzake racisme staat in paragraaf 5.4.4.2: "Het ESC wil dat de eerste zin op blz. 28 van het Commissiedocument, nl. 'Overwegende dat racistische en xenofobe attitudes een hinderpaal ... vormen', als volgt wordt aangevuld: 'en dat de beperking van het recht op vrij verkeer van onderdanen van derde landen die in de EU wonen, leidt tot een versterking van racistische en xenofobe opvattingen.'"

2.5. Het Comité vindt verder dat de werkgebieden in artikel 3 van het voorstel voor een verordening nauwkeurig en volledig zijn omschreven. Niettemin is het van mening dat de in artikel 3, lid 3, van het voorstel opgenomen lijst van werkgebieden niet uitputtend is. Daardoor heeft het Waarnemingscentrum tot taak alle verschijnselen van racisme, m.n. in het dagelijks leven, te bestuderen en analyseren.

2.6. Het Comité is blij dat de samenwerking met de "niet-gouvernementele organisaties" afdoende wordt geregeld in de verordening (zie punt 21 van de Toelichting en artikel 7, lid 1 van de verordening). Het Comité vindt echter dat het Waarnemingscentrum niet de mogelijkheid maar de plicht moet hebben om met deze organisaties samen te werken en stelt derhalve voor, het werkwoord "kan" door "moet" te vervangen. Het Comité vindt dat artikel 7 moet worden aangevuld met een bepaling inzake de samenwerking met de sociale partners.

2.7. Men kan zich afvragen waarom in artikel 8 betreffende de Raad van Bestuur niet wordt bepaald dat daarin ook een vertegenwoordiger van het Economisch en Sociaal Comité zitting heeft. Het Comité verwijst in dit verband naar zijn advies (CES 533/96 van 24-25 april 1996) over het "Voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het 'Europees Jaar tegen racisme'", en m.n. naar paragraaf 5.4.5 waarin het "erkent dat de behandeling van deze kwestie van groot belang is voor de werkomgeving." en zijn instemming betuigt met de gemeenschappelijke verklaring van de sociale partners van oktober 1995 in Florence over "de preventie van rassendiscriminatie en vreemdelingenhaat en de bevordering van gelijke behandeling op de werkplek". Het behoeft dus geen verdere uitleg dat het Comité de strijd tegen het racisme en de vreemdelingenhaat een warm hart toedraagt. Juist de per land zozeer verschillende en zo goed in het Comité vertegenwoordigde sociaal-economische krachten van de lid-staten, zijn onmisbaar voor een werkelijk permanente waakzaamheid van de samenleving ten aanzien van racisme en vreemdelingenhaat. Het Comité zou derhalve gaarne zien dat het in de Raad van Bestuur vertegenwoordigd wordt.

Brussel, 19 maart 1997.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

() PB nr. C 204 van 15. 7. 1996, blz. 23.