Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Impact en doeltreffendheid van de interne markt"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Impact en doeltreffendheid van de interne markt"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Impact en doeltreffendheid van de interne markt"
Publicatieblad Nr. C 206 van 07/07/1997 blz. 0065
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Impact en doeltreffendheid van de interne markt"
(97/C 206/14)
De Commissie heeft op 21 april 1995 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.
De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 april 1997 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Pasotti.
Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 345e Zitting (vergadering van 23 april 1997) het volgende advies uitgebracht, dat met 59 stemmen vóór en 8 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Woord vooraf
1.1. De onderhavige Mededeling van de Commissie is het resultaat van een uitvoerige analyse van de werking van de interne markt. Dat daarvoor zeer veel werk is verzet, blijkt uit de bij de Mededeling gevoegde bijlage 1 "Informatiebronnen voor dit onderzoek".
De structuur van deze Mededeling komt overeen met die van het programma voor de interne markt. De bedoeling ervan is, de tot dusver bereikte resultaten vanuit "politiek" oogpunt te evalueren.
Zoals altijd in documenten met een samenvattend overzicht, maar vooral ook gezien de door de Commissie gekozen benadering, wordt in deze Mededeling verwezen naar de voornaamste resultaten van de theoretische analyse; het Comité hoopt dat ook aan de analytische studies die daaraan ten grondslag liggen, een zo breed mogelijke verspreiding krijgen, zodat vooral duidelijk wordt op welke informatie de meer "technische" hoofdstukken berusten.
1.2. In het hoofdstuk "Samenvatting" heeft de Commissie het nuttig geacht een kort overzicht te geven van de tot dusver met het programma voor de interne markt bereikte resultaten. Het Comité hecht veel waarde aan alle inspanningen om de burgers van Europa voor de zaak van de interne markt te winnen; helaas staaft het Comité haar cijfermateriaal inzake groei, banengroei en inflatie niet met een nauwgezette analyse. Wellicht is hierdoor de beleidsimpact van de Mededeling minder groot geworden.
1.3. Vooral de door de Commissie verstrekte werkloosheidscijfers maken duidelijk hoe ernstig dat probleem nog is. In verband daarmee dient eraan te worden herinnerd dat de interne markt volgens het vertrouwenspact van de Commissie "Actie voor de werkgelegenheid in Europa" wel een absolute voorwaarde voor de bevordering van de banengroei en de verwezenlijking van duurzame groei is, maar dat de interne markt alléén daarvoor niet volstaat. De van het programma van de interne markt te verwachten werkgelegenheidseffecten stemmen weliswaar overeen met een van de basisdoelstellingen van de Europese integratie, maar het aanbrengen van een rigide oorzakelijk verband tussen de uitvoering van dit programma en de verbetering van de werkgelegenheidssituatie doet onvoldoende recht aan de complexiteit van de werkelijke verhoudingen. Bovendien wordt daarmee voorbijgegaan aan de noodzakelijke complementariteit tussen dit programma en het overige beleid van de EU.
2. De door het Comité gekozen werkwijze
2.1. De bijdrage van het Comité aan de werkzaamheden van de Commissie kan alleen maar komen van de (vanaf nu als "actoren" aangeduide) marktdeelnemers: werknemers, consumenten of producenten.
Ondanks de moeilijke conjunctuur en de aanpassingen van de industriële structuur, die de afgelopen jaren waarschijnlijk een remmende werking op de positieve resultaten hebben gehad en bij de beoordeling van de ondernomen acties een rol hebben gespeeld, zijn toch grote vorderingen gemaakt.
2.2. Bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van economisch beleid is de tussentijdse evaluatie van lopende acties volstrekt noodzakelijk om te kunnen uitmaken welke onderdelen daarvan doorslaggevend zijn voor het welslagen van het hele programma. Dit geldt met name voor EU-programma's, omdat de onderlinge betrekkingen tussen de bij die programma's betrokken partijen complex zijn, de betrokken landen soms zeer grote verschillen vertonen en EU-programma's (zeker in het onderhavige geval) over het algemeen een breed toepassingsgebied en een lange looptijd hebben. Tegen die achtergrond staat of valt de politieke geloofwaardigheid van de in deze Mededeling van de Commissie vervatte hypothesen met de kwaliteit van de onderliggende technische analyses.
2.3. Tegelijk met de publicatie van analytische studies en de empirische aanvullingen daarop en ter ondersteuning van het toezicht van de Commissie zelf, acht het Comité het zinvol dat de tot dusver met de interne markt bereikte resultaten ook aan een onafhankelijke evaluatie worden onderworpen door middel van een hoorzitting met de actoren. Qua methode ligt een dergelijke hoorzitting in de lijn van een vergelijkbaar initiatief van het Comité in 1994. Een en ander levert samen een bijdrage aan een dynamische analyse van de resultaten van de interne markt op de gebieden waarvoor het Comité rechtstreeks bevoegd is.
2.4. Bovendien maakt deze hoorzitting het mogelijk om t.a.v. de verwezenlijking van het programma voor de interne markt een aantal kwalitatieve evaluaties (kwaliteit van het bestaan, gevolgen voor de meest kwetsbare sociale groepen, milieubescherming) naar voren te brengen, als aanvulling op de kwantitatieve benadering waarvoor de Commissie in haar Mededeling heeft gekozen.
2.5. Het advies van het Comité bestaat uit twee delen:
- evaluatie van enkele van de onderdelen van het programma voor de interne markt die doorslaggevend zijn voor het welslagen daarvan;
- samenvatting van de resultaten van de hoorzitting over de gevolgen van het programma voor de betrokken groepen.
3. Algemene opmerkingen
3.1. Grote mentaliteitsverandering
3.1.1. Om te beginnen is er sprake van een mentaliteitsverandering bij de actoren: het besef van het Europese burgerschap groeit mede dankzij de interne markt, die in het dagelijkse bestaan tastbaar wordt gemaakt in producten, garanties, regels en productiemethoden. De intensiteit van die bewustwording komt in de Mededeling van de Commissie wellicht onvoldoende uit de verf.
3.1.2. De "fysieke" douaneslagbomen van vroeger hebben onloochenbaar plaats gemaakt voor "virtuele" belemmeringen in de vorm van dwingende voorschriften en technische normen. Desalniettemin kan niet worden ontkend dat vroeger aan de grenzen van alle lid-staten douanebeambten stonden, maar dat het nu met de verwezenlijking van het "burgerschap" voor iedereen gemakkelijker is geworden om in de interne markt te reizen, te kopen en te verkopen, te wonen en te werken.
3.1.3. Bij gelijkgebleven maatschappelijke voorwaarden en economische beleidsmaatregelen, maar met méér concurrentie, wordt ruimte gecreëerd voor een omgeving waarin de capaciteiten van de actoren, bij gelijke uitgangsmogelijkheden, het best worden benut: beschermde inkomensbronnen komen geleidelijk aan te vervallen, ondernemingen krijgen steeds meer kansen en monopolie-afspraken worden steeds meer tegengegaan.
3.1.4. Voor de in het proces van internationalisering verwikkeld geraakte actoren is de interne markt tegenwoordig een vanzelfsprekende zaak: hoe écht de in de Mededeling van de Commissie opgesomde problemen en moeilijkheden voor het MKB ook zijn (en de analyse van het Comité zal waarschijnlijk uitwijzen dat daar nog andere problemen bijkomen), toch gaat een ondernemer die - al is het maar een minimaal deel - van de productie uitvoert, nu altijd uit van de interne markt als er besluiten moeten worden genomen over investeringen of studies naar nieuwe producten.
3.1.5. Deze vergaande mentaliteitsverandering van de actoren is wellicht het minst omstreden resultaat van de tot dusver geleverde inspanningen.
3.2. Intensiteit en diepgang van de werking van de interne markt als maatstaven voor de analyse van de resultaten
3.2.1. Hoever is de interne markt al gevorderd in Europa? In de Mededeling van de Commissie wordt van de werking van de interne markt een inventaris opgemaakt. In bepaalde sectoren en bij bepaalde actoren moet de doeltreffendheid van de ondernomen acties welhaast uitzonderlijk groot worden genoemd. Op het gebied van vrijheid van verkeer en kapitaalbewegingen is de integratie al zeer ver doorgevoerd. De door de Commissie als wellicht nog op te heffen belemmeringen van het vrije verkeer van grote industriële en financiële concerns gebrandmerkte problemen, veranderen zelfs in investeringskansen. Voor deze concerns en tal van bedrijven die qua dimensie aan de interne markt zijn aangepast, is de intensiteit van de werking van de interne markt zeer groot. Bij een verdere afdaling in de complexe Europese structuur wordt echter duidelijk dat "diepgang" en "intensiteit" omgekeerd evenredige parameters zijn: toename van de ene parameter betekent een afname van de tweede. Deze vaststelling moest dan ook wel een van de maatstaven worden voor deze analyse: de werking van de interne markt dient te worden gemeten tot op de laatste onderneming, de laatste consumenten, de laatste actoren in de interne markt.
3.2.2. Een dergelijke maatstaf gaat niet te ver: die conclusie zou wel kunnen worden getrokken als bij de analyse zou worden uitgegaan van een Europa waarin van de interne markt t.a.v. de optimalisering van het gebruik van de economische hulpmiddelen wel een aanzienlijk, maar desalniettemin aan beperkingen gebonden resultaat kon worden verwacht.
3.2.3. Het Comité heeft echter als ideaal een groter en sterker Europa, dat - ook in sociaal opzicht - nog verder is geïntegreerd: het bewijs van het tegendeel is wel dat de ondernemingen die het meest intensief van de werking van de interne markt profiteren, uitgerekend die zijn welke zich toch al van de ene naar de andere lid-staat konden verplaatsen, óók los van de toepassing van de gemeenschappelijke regels. Daarentegen worden de grootste beperkingen, de hoogste kosten van de naleving van de regels en de grootste problemen als gevolg van de traagheid en besluiteloosheid van regeringen en nationale bestuurlijke instanties, meestal door de actoren gedragen voor wie het altijd al moeilijk was zich vrij te verplaatsen. Vooral de kleine en middelgrote bedrijven, die de Europese productiestructuur voor een groot deel bepalen en die - nu de grote ondernemingen volop verwikkeld zijn in een moeizaam herstructureringsproces - een concrete bijdrage zijn blijven leveren aan de instandhouding van de werkgelegenheid en de groei van de economie, dreigen niet alle voor hen bedoelde voordelen uit de interne markt te kunnen halen. Vandaar dat de marginale intensiteit de maatstaf is waaraan de werking van de interne markt moet worden gemeten.
3.3. De tijd die nodig is voor de voltooiing van de interne markt
3.3.1. De factor tijd (d.w.z. de al verlopen tijd en de tijd die de voltooiing van de interne markt nog vergt) is een andere parameter waaraan de werking van de interne markt moet worden getoetst.
Sinds 1987 is het tempo waarin maatregelen voor de voltooiing van de interne markt zijn genomen, steeds hoger geworden. Is het thans, na negen jaar, mogelijk om de actoren een tijdstip op te geven waarop deze gigantische onderneming definitief tot een goed einde zal zijn gebracht? Een dergelijke datum valt moeilijk "uit te rekenen", maar er is wel een technische én historische mijlpaal, nl. de invoering van de gemeenschappelijke munt.
3.3.2. Voor die invoering van de gemeenschappelijke munt is de doeltreffende werking van de interne markt een noodzakelijk - zij het op zich ontoereikende - voorwaarde. Het voornemen om de gemeenschappelijke munt in te voeren, behoort tot de meest verstrekkende besluiten van de EU. Daaraan zitten echter zoveel technische haken en ogen dat het, alle tot dusver geleverde intellectuele inspanningen ten spijt, nog steeds onmogelijk is met zekerheid te stellen dat alle aspecten ervan zijn geanalyseerd.
3.3.3. Daarom zouden de kosten wel eens zeer hoog kunnen oplopen als een dergelijke definitieve datum zou worden bereikt alvorens de door de Commissie in het laatste hoofdstuk van haar Mededeling opgesomde maatregelen ten uitvoer zijn gelegd.
3.3.4. Als bovenop de kosten, de onzekerheid en de moeilijkheden waarmee de invoering van de Euro gepaard gaat, ook nog eens problemen komen als gevolg van een niet naar behoren werkende interne markt en de daaruit voortvloeiende kosten, dan zouden de minst geïntegreerde actoren wel eens "op het verkeerde been kunnen worden gezet". De consequenties daarvan zijn moeilijk voorspelbaar, maar zonder twijfel schadelijk.
3.3.5. Daarom moet de interne markt op het tijdstip waarop de gemeenschappelijke munt wordt ingevoerd, al zo ver mogelijk zijn gevorderd. Dat tijdstip, nl. begin 1999, laat de EU nog nauwelijks twee jaar voor de voltooiing van de interne markt; hoe dan ook moet er voor worden gezorgd dat het integratieproces t.a.v. de resterende problemen gelijk op blijft lopen met de invoering van de gemeenschappelijke munt.
Het Comité is derhalve ingenomen met de toezegging van de Commissie om tijdig vóór de invoering van de gemeenschappelijke munt een actieprogramma voor de voltooiing van de interne markt voor te stellen, zoals het Comité al in 1995 had gevraagd.
3.3.6. Volgens het Comité is het MKB het grootste slachtoffer van de resterende problemen en obstakels. Als gevolg daarvan hebben kleine en middelgrote bedrijven niet alle voordelen kunnen genieten die van de interne markt mochten worden verwacht. De inspanningen van de wetgever moeten dus vooral zijn gericht op maatregelen om te komen tot administratieve vereenvoudiging, en meer informatie en doorzichtigheid. Dankzij die maatregelen kunnen de obstakels worden opgeheven en gaan voor alle ondernemingen daadwerkelijk gelijke concurrentievoorwaarden gelden.
3.4. Financiën: kansen en risico's
3.4.1. Naast het verband tussen interne markt en monetaire unie speelt logischerwijze ook het verband tussen die monetaire unie en de overige nationale instrumenten van economisch beleid, nl. het fiscaal en begrotingsbeleid, een rol. De koersschommelingen tussen de Europese valuta's fungeren in feite als middel om de aanpassingen door te voeren die nodig zijn als gevolg van de verschillen in structuur en ontwikkeling van de diverse nationale economieën. Aangezien het hier om reële verschillen gaat, vooronderstelt de opheffing daarvan het bestaan van mechanismen die deze bijsturende functie kunnen overnemen, zoals de mobiliteit van de productiefactoren en de compenserende werking van compatibel fiscaal en begrotingsbeleid. Alleen op die manier kunnen de doelstellingen inzake convergentie van de nationale economieën in de EU worden bereikt.
3.4.2. Dat het fiscaal beleid van de lid-staten enige verschillen vertoont, is een feitelijk gegeven in de EU. Toch wordt het steeds duidelijker dat door de globalisering van de markten en de wereldwijde mobiliteit van het kapitaal de doeltreffendheid van nationale maatregelen zonder overleg tussen de lid-staten beperkt blijft. Dat is al vastgesteld in het advies dat het Comité vorig jaar over de interne markt heeft uitgebracht.
3.4.3. Het behoeft geen betoog dat fiscale vraagstukken erg gevoelig liggen. Een eerste bewijs daarvan is dat besluiten over belastingvraagstukken eenparigheid van stemmen vereisen. In beginsel kan het Comité daarmee instemmen, maar de gevolgen van het voortdurend uitblijven van besluiten op dat gebied mogen niet worden onderschat: wellicht zou het beter zijn om in ieder geval voor de belangrijkste vraagstukken besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in te voeren. Het gevaar is namelijk niet denkbeeldig dat de hierboven genoemde "feitelijke" verschillen in nationale belastingmaatregelen en sociale wetgeving op verkapte wijze tot oneerlijke concurrentie tussen de lid-staten leiden. Zo noemt de Commissie in haar Mededeling het voorbeeld van de belasting op kapitaalopbrengsten die de markt nog steeds ernstig verstoort, vooral i.v.m. de werkgelegenheid.
3.4.4. Andere in het oog springende voorbeelden van in het Witboek voorziene, maar desalniettemin nog niet genomen maatregelen zijn een op het beginsel van herkomst gebaseerd BTW-stelsel, de afschaffing van de dubbele belasting en, meer in het algemeen, de harmonisatie van de vennootschapsbelasting. De overstap naar een samenhangend en sterk in de interne markt geïntegreerd EU-stelsel van indirecte belastingen zou dus het eerste belangrijke signaal zijn dat belastingen niet noodzakelijkerwijs uitsluitend en alleen onder de bevoegdheid van de nationale overheden behoeven te vallen. Het Comité brengt over deze materie een apart advies uit.
3.4.5. Het Comité uit dan ook uitdrukkelijk de wens dat, uitgaande van de richtsnoeren voor belastingen die de Commissie met het oog op de voltooiing van de interne markt in de actielijnen heeft opgenomen, een brede discussie op gang kan worden gebracht over bepaalde specifieke, in EU-verband gecoördineerde belasting- en begrotingsmaatregelen.
3.5. Actoren en regelgeving
3.5.1. De werking van de markt is aan een geheel van regels gebonden: het is onmogelijk de interne markt te bespreken zonder naar de bestuurlijke instanties van de overheid te verwijzen. De actoren hebben de interne markt weliswaar grotendeels geaccepteerd, maar hetzelfde kan moeilijk worden gezegd van de overheidsdiensten in de EU-lid-staten en de andere EER-landen: in de elf jaar die sinds de goedkeuring van het Witboek zijn verstreken, is nauwelijks meer dan de helft van de daarin genoemde maatregelen overal in nationale wetgeving omgezet, en dan vaak ook nog met grote verschillen in de toepassing daarvan.
3.5.2. Een prioriteit voor de toekomstige acties op dit gebied moet dan ook zijn dat de overheidsdiensten volop en actief bij de verwezenlijking van de interne markt worden betrokken. In dat opzicht zouden de actoren, die dagelijks te maken hebben met problemen bij de omzetting en toepassing van de EU-regelgeving, zelf voor een doorbraak kunnen zorgen. De kans daarop wordt echter sterk beperkt doordat de middelen om op doeltreffende wijze zijn rechten te doen gelden, ontbreken. Ondanks de grote vooruitgang die op dit gebied is geboekt, blijft het ook nu nog moeilijk voor particulieren om toegang te verkrijgen tot de diverse rechtsstelsels. Naar verhouding is het gemakkelijker verhaal te halen bij de Commissie, maar de reacties laten ook daar nog lang op zich wachten.
3.5.3. Daarnaast lijkt de bereidheid van de lid-staten en de andere EER-landen om de nationale wetten te vereenvoudigen, niet groot. Dat geldt bijvoorbeeld voor de technische normen, maar in de sector diensten van algemeen belang, waar deze landen nog steeds uiteenlopende benaderingen volgen, is ook nog heel wat werk aan de winkel, en zou er om te beginnen een duidelijke definitie voor die diensten moeten komen. Hoe kwalijk die situatie is, kan niet genoeg worden benadrukt. Zo wegen voor de meeste kleine ondernemingen de kosten van de naleving van de EU-regelgeving, die dikwijls bovenop de nationale regels komt en het geheel alleen maar gecompliceerder maakt, zwaar door.
3.5.4. De nadruk wordt dus gelegd op de wenselijkheid van samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten van de EU-lid-staten en de EER-landen onderling en tussen die diensten en de EU, ten einde de voltooiing van de interne markt op doeltreffende wijze nieuw leven in te blazen. Het Comité hoopt dat de Commissie de sociale actoren steeds meer hierbij zal betrekken, zodat ook hun ervaring kan worden benut. In aansluiting daarop spreekt het Comité de wens uit dat de mogelijkheden van de verordening als rechtsinstrument steeds meer worden benut en dat van dat rechtsinstrument steeds vaker gebruik wordt gemaakt. Er zou zelfs kunnen worden overwogen om op gebieden waar de schade voor de ondernemingen van een trage omzetting van EU-regeling het grootst is, richtlijnen goed te keuren met de uitdrukkelijke vermelding van een termijn voor de adequate omzetting ervan: als daarvoor binnen die termijn niet is gezorgd, dan kan de EU alsnog met een verordening ingrijpen.
4. De toekomst van de interne markt
4.1. Uit de conclusie van de Commissie in het laatste hoofdstuk van haar Mededeling komt duidelijk naar voren dat de inzet niet mag verslappen als het erom gaat het programma voor de interne markt volop effect te laten sorteren. Op de noodzaak om ervoor te zorgen dat het EU-recht in de praktijk wordt toegepast, dat alle maatregelen van het Witboek daadwerkelijk worden genomen en dat de nationale en EU-wetten worden vereenvoudigd, is hierboven al gewezen.
4.2. Tot slot moet nog worden benadrukt dat het programma voor de interne markt in een breder kader, nl. het geheel van àlle EU-beleidsvormen, dient te worden geplaatst. Zo kan worden gezorgd voor een optimale coördinatie van die beleidsinstrumenten, zodat de EU opgewassen is tegen de uitdagingen op het gebied van de werkgelegenheid en de globalisering van de wereldeconomie.
4.3. Tegen die achtergrond heeft het programma voor de interne markt een speciale rol te vervullen bij de uitbreiding van bestaande overeenkomsten enerzijds (zoals de overeenkomsten met de EER en met Zwitserland) en bij de procedures ter voorbereiding van de toetreding van de landen van Midden-Europa anderzijds.
5. Net als bij het interne-marktprogramma voor na 1992 volgend op de goedkeuring van de Europese Akte, zou de IGC voor de herziening van het Verdrag ook ten behoeve van het actieprogramma 1999 moeten voorzien in de middelen die nodig zijn voor het welslagen daarvan. Het gaat daarbij met name om de volgende aanpassingen:
- opneming in het Verdrag van een nieuwe "deadline" voor de voltooiing van de interne markt die gelijk opgaat met de invoering van de gemeenschappelijke munt;
- uitbreiding van het aantal werkterreinen waarop in de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten worden genomen, door hieronder met name ook het vrije verkeer van personen, douanesamenwerking en alle rechtstreeks met de interne markt verband houdende fiscale kwesties te doen vallen;
- uitbreiding van de bevoegdheden van de Gemeenschap op het gebied van de intellectuele en de industriële eigendom en t.a.v. bepaalde werkterreinen die thans onder de derde pijler vallen, met name het vrije verkeer van personen en de douanesamenwerking;
- versterking van de bevoegdheden van de Commissie om t.a.v. de werking van de interne markt initiatieven te nemen en toezicht te houden;
- invoering van een gedragscode t.a.v. de werking van de interne markt waardoor de lid-staten tot meer discipline worden aangezet en er voortdurend op toezien dat hun nationale regelgeving niet in strijd is met de regelgeving van de EU, zodat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat aan de bron belemmeringen ontstaan.
6. Hoorzitting in het gebouw van het Economisch en Sociaal Comité
6.1. Het Comité heeft op 5 maart 1997 een openbare hoorzitting georganiseerd rond het thema: "Welke interne markt voor de gemeenschappelijke munt?" Het doel van deze hoorzitting was:
- na te gaan of de 62 belemmeringen van de intracommunaitaire handel die ten tijde van de vorige hoorzitting in juni 1994 nog bestonden, inmiddels zijn verdwenen;
- een bijdrage te leveren aan het actieplan van de Commissie om de interne markt volledig tot stand te brengen vóór de invoering van de euro in 1999, wat het Economisch en Sociaal Comité sinds 1995 bepleit.
6.2. De vier sessies die zijn gehouden, waren resp. gewijd aan het vrij verkeer van goederen, het vrij verrichten van diensten, de belastingharmonisatie en het vrij verkeer van personen. Daaruit werden de volgende conclusies getrokken:
- De controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap zijn weliswaar voor een groot deel afgeschaft, maar de juridische, technische en fiscale grenzen tussen de landen blijven bestaan.
- Meer dan de helft van de obstakels waarvan in 1994 melding werd gemaakt, bestaat nog. In de andere gevallen werd slechts gedeeltelijk vooruitgang geboekt. Bovendien zijn er nieuwe obstakels ontstaan.
- In de afgelopen jaren zijn er minder communautaire, maar wél meer nationale regels (1 tot 2 per dag) bijgekomen die de handel kunnen belemmeren.
- Voorts gaapt er een grote kloof tussen de Gemeenschapswetgeving en de wijze waarop deze in nationale regelgeving wordt omgezet: de gemeenschappelijke regels - veelal richtlijnen - worden niet volledig en soms niet correct uitgevoerd en laten té veel ruimte voor nationale uitzonderingen en aanvullingen.
- De invoering van een gemeenschappelijke munt is weliswaar een mijlpaal in de totstandbrenging van de interne markt, maar zal de aandacht op de eerder gemelde tekortkomingen en gebreken vestigen. Er moet onmiddellijk actie worden ondernomen om dit te voorkomen.
- De intergouvernementele conferentie over de herziening van het Verdrag moet de noodzakelijke middelen voor deze actie beschikbaar stellen. Bovendien zouden de lid-staten een gedragscode moeten invoeren om het ontstaan van nieuwe obstakels bij de bron aan te pakken. De gebruikers moeten volledige informatie krijgen over hun rechten en hun beroepsmogelijkheden, die gebruiksvriendelijker moeten worden.
- De Europese Commissie moet in haar actieprogramma voor 1999 het begrip "interne markt" nauwkeuriger omschrijven: het moet duidelijk worden op welk gebied volledig uniforme regels gelden, op welk gebied de verschillen tussen de lid-staten onderling worden erkend en op welk gebied de situatie in de lid-staten permanent blijft verschillen. Een vergelijking met de werking van de interne markt van de Verenigde Staten, óók op fiscaal vlak, zou nuttig kunnen zijn, mits rekening wordt gehouden met de specifieke Europese context.
Brussel, 23 april 1997.
De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité
T. JENKINS