Home

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener II)"

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener II)"

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener II)" CdR 173/97 fin

Publicatieblad Nr. C 379 van 15/12/1997 blz. 0063


Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener II)"

(97/C 379/14)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad [COM(97) 87 def. - 97/0106 (SYN)] ();

gezien het besluit van de Raad van 26 juni 1997 om, in overeenstemming met artikel 198 C, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Comité van de Regio's te raadplegen;

gezien zijn besluit van 11 juni 1997 om commissie 5 "Ruimtelijke ordening - Milieu - Energie" met de voorbereiding van het advies te belasten;

gezien het op 3 juli 1997 door commissie 5 goedgekeurde ontwerp-advies (CDR 173/97 rev.; rapporteur: de heer Leinen),

heeft tijdens zijn op 17 en 18 september 1997 gehouden zitting (vergadering van 18 september) het volgende advies met eenparigheid van stemmen uitgebracht.

1. Inleiding

1.1. Het Comité van de Regio's juicht de voortzetting en de doelstellingen van het Altener-programma ter bevordering van duurzame energiebronnen toe. Het is de bedoeling dat het Altener-programma een wezenlijke bijdrage levert aan het halen van het door de Gemeenschap gestelde doel, het gebruik van duurzame energie in de toekomst aanzienlijk op te voeren. Altener II zal op 1 januari van start gaan en op 31 december 2002 aflopen.

1.2. Om effectief vaart te zetten achter de marktpenetratie van duurzame energie in de lid-staten van de Europese Gemeenschap, is het absoluut noodzakelijk voldoende middelen voor Altener II toe te kennen. Het door de Commissie voorgestelde budget van 30 miljoen ecu voor de eerste twee jaar van het programma schiet volgens het Comité echter ernstig tekort. Om de toekomstige financiering van duurzame energie in voldoende mate veilig te stellen, moet duurzame energie ten opzichte van andere energiebronnen een prioritaire plaats op de EG-begroting krijgen.

1.3. Reeds in het Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid heeft de Commissie betoogd dat schone technologieën een sleutelrol bij de stijging van de toekomstige welvaart zullen spelen. Het Comité betreurt in dit verband dat veel te weinig middelen voor Altener II zijn uitgetrokken.

1.4. Naast de voortzetting en uitbreiding van de activiteiten van Altener I stelt de Commissie nieuwe activiteiten ter bevordering van de marktpenetratie van duurzame energie voor. Het Comité juicht deze aanpak toe. Wel wijst het erop dat met de voor Altener II uitgetrokken hoeveelheid middelen - en deels ook de voorgestelde maatregelen - niet kan worden volstaan om een krachtige bijdrage aan de marktpenetratie van duurzame energie te leveren.

2. Redenen voor een programma van de Europese Gemeenschap ter bevordering van duurzame energie

2.1. Het Comité van de Regio's ondersteunt de politieke doelstellingen die aan het Commissievoorstel voor Altener II ten grondslag liggen. Het deelt en onderstreept de in de toelichting door de Commissie genoemde voordelen van duurzame energie, met name voor het milieu, de voorzieningszekerheid en de verbetering van het concurrentievermogen. Het verwijst bovendien naar zijn advies over het Groenboek van de Commissie voor een communautaire strategie "Energie voor de toekomst: hernieuwbare energiebronnen" ().

2.2. Het Comité benadrukt in het bijzonder de betekenis van duurzame energie als lokale en decentrale energiebronnen voor steden en regio's van de Gemeenschap. De minder ontwikkelde gebieden van de Gemeenschap beschikken vaak over een aanzienlijk potentieel aan duurzame energie. Het bevorderen hiervan is dan ook een wezenlijk onderdeel van het regionaal en het structuurbeleid. Het zwaartepunt in Altener II zou derhalve met name moeten komen te liggen bij de inschakeling van lokale en regionale initiatieven, energie-agentschappen en andere duurzame-energienetwerken, en bij de integratie van gemeentelijke en regionale instanties.

2.3. Op de drempel van de 21e eeuw is het volgens het Comité zaak om eerlijke marktvoorwaarden voor duurzame energie te scheppen en de enorme markt voor duurzame energie in Europa en de rest van de wereld open te leggen. Daarvoor dient de vicieuze cirkel van een kleine markt/hoge kosten en prijzen/geringe vraag/kleine markt, te worden doorbroken. Pas dan zal het mogelijk zijn het door de duurzame energie geboden enorme banenpotentieel ten volle te benutten. Volgens verschillende berekeningen kunnen de komende 15 à 20 jaar door het gebruik van duurzame energie ten minste 1 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Daarbij is de uitvoer van apparatuur nog niet eens meegerekend.

2.4. Het Comité steunt het doel van Altener II, bestaande marktbarrières en bestuursrechtelijke belemmeringen uit de weg te ruimen. Het deelt de opvatting van de Commissie dat het grootste deel van deze belemmeringen niet-technisch van aard is. Pas als deze distorsies van de mededinging voor duurzame energie overwonnen zijn, zullen nieuwe consumenten en investeerders in groten getale belangstelling voor deze nieuwe technologieën krijgen. Dan wordt een tegengestelde kringloop in gang gezet: door serieproductie en massagebruik zullen de kosten steeds verder dalen.

2.5. Het Comité steunt het openstellen van Altener II voor samenwerking met de landen uit Midden- en Oost-Europa in verband met de mogelijke toetreding van deze landen tot de Europese Unie.

3. Bijzondere opmerkingen over de voorgestelde maatregelen en de structuur van Altener II

3.1. De door de Commissie voorgestelde driedeling van Altener II wordt door het Comité van de Regio's toegejuicht. Op grond van de ervaringen met en het succes van Altener I, de conclusies en aanbevelingen van het deskundigenpanel en de Altener-conferentie die van 25 t/m 27 november 1996 in Sitges plaatsvond, is het zinvol bepaalde activiteiten voort te zetten en uit te bouwen. Het Comité wijst erop dat de voor de in artikel 2a) genoemde activiteiten voorgestelde middelen zowel relatief als absoluut ontoereikend zijn.

3.2. Het Comité stelt vast dat een heldere strategie voor het op de markt brengen van duurzame energie in het Commissievoorstel voor Altener II ontbreekt. Het zwaartepunt van de activiteiten ligt bij marktonderzoek en -analyse. Het Comité dringt daarentegen aan op een doeltreffende marktstrategie waarmee de vele wettelijke en bestuursrechtelijke belemmeringen kunnen worden overwonnen. Een wezenlijk element is hierbij het aanwijzen van doelgroepen en actoren.

3.3. Gemeenten en regio's zijn beslissende actoren bij het op de markt brengen van duurzame energie. Hun rol wordt echter in hoge mate onderschat; zo ook in het onderhavige voorstel voor Altener II. Gemeenten en regio's kennen de plaatselijke bijzonderheden en de lokale energiesector. Zij zijn het beste op de hoogte van de lokale en regionale mogelijkheden van duurzame energie, en staan het dichtst bij de consumenten en de gebruikers van duurzame energie. Voor gemeenten en regio's is een rol weggelegd, nl. om burgers bewust te maken van het belang van duurzame energie.

3.4. Zowel bij de voortzetting van activiteiten uit Altener I als bij de nieuwe maatregelen van Altener II moet de nadruk worden gelegd op voorstellen die het concurrentievermogen van de duurzame energie verhogen. Daartoe horen in de eerste plaats de maatregelen voor het totstandbrengen van een "level playing field" (uniforme concurrentievoorwaarden). Het doorberekenen van de externe kosten is daarbij van essentieel belang. Alleen zo kunnen de duurzame energiebronnen op lange termijn concurrerend gemaakt worden. Pas dan kunnen alle voordelen voor bedrijfsleven, maatschappij, milieu- en arbeidsmarktbeleid volledig tot hun recht komen.

3.5. Naar de mening van het Comité moet Altener II strategieën bevorderen voor het op de markt brengen van duurzame energie. Zo zouden de voorwaarden voor het succes van "best-practice examples" moeten worden geanalyseerd, om deze in andere regio's van de Gemeenschap te kunnen toepassen. Het Comité wijst in dit verband op de bevordering van windenergie in Denemarken en Duitsland, het biomassaprogramma in Scandinavië en sommige regio's van Oostenrijk, de ontwikkeling van zonnewarmte in Griekenland en Oostenrijk en de bevordering van fotovoltaïsche omzetting in verschillende gemeenten in Duitsland en Griekenland. Deze succesvolle ervaringen moeten in andere landen en regio's via een actieve strategie worden verspreid en op de markt worden gebracht.

3.6. Volgens het Comité moeten in het Altener II-programma voor iedere soort technologie en iedere sector, strategieën voor het op de markt brengen van duurzame energie worden uitgestippeld. Er moet een reeks stimulerende maatregelen en instrumenten worden ontwikkeld, bevorderd en toegepast om de marktpenetratie van duurzame energiebronnen te vergroten. Hierbij valt met name te denken aan gegarandeerde terugvoervergoedingen voor met duurzame energie opgewekte elektriciteit, belastingfaciliteiten en rentesubsidies, subsidiëring van investeringskosten, het bevoorrechten van duurzame energie in de bouwen ruimtelijke-ordeningswetgeving, enz.

3.7. Van bijzonder belang is de vroegtijdige integratie van duurzame energie in de stadsplanning en ruimtelijke ordening. De voorbeeldfunctie van duurzame energie in openbare gebouwen en de voorschriften voor gebruikmaking van duurzame energie in nieuwbouw zijn hierbij van essentieel belang. Juist op dit gebied komt de lokale en regionale overheid en de energieagentschappen een beslissende rol toe. Hun activiteiten moeten in veel sterkere mate dan tot nu toe het geval was, worden gesteund.

3.8. Volgens het Comité is een net zo belangrijke rol weggelegd voor het beleid inzake voorlichting en scholing. Duurzame energiebronnen moeten in alle lid-staten een integraal bestanddeel van het beroepsonderwijs, bijscholing en nascholing vormen. Even belangrijk is het de informatieoverdracht te verbeteren, door de onderwijsprogramma's op scholen en hogescholen aan te passen.

3.9. Tenslotte moet de hele bevolking uitvoeriger over mogelijkheden en voordelen van duurzame energie worden geïnformeerd. Vooral lokale en regionale actoren zijn geschikt om informatie te verschaffen; hierbij moet in het bijzonder worden gedacht aan lokale en regionale initiatieven voor duurzame energiebronnen, zoals de energieagentschappen.

3.10. Van heel speciale betekenis voor de regionale economie en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen is de export van technologieën voor het gebruik van duurzame energie. Dit aspect komt in Altener II nauwelijks aan de orde. Het Comité van de Regio's dringt aan op ondersteuning van markt- en haalbaarheidsstudies voor potentiële exportmarkten, evenals joint ventures, handelsdelegaties en exportgaranties. De Europese raad voor de export van duurzame energie moet in het kader van Altener II sterker worden gesteund dan nu het geval is.

3.11. Volgens het Comité moet Altener II ook beter worden gecoördineerd met andere Gemeenschapsprogramma's voor duurzame energie, zoals Thermie, APAS of SAVE. Veel maatregelen en projecten waarmee in deze programma's een begin is gemaakt, zijn van betekenis voor Altener II en zouden geactualiseerd of uitgebreid kunnen worden.

3.12. Het Comité van de Regio's acht het van speciaal belang dat een selectieve en strikte lijst van criteria wordt vastgelegd voor de toewijzing van middelen aan projecten die voor financiering in aanmerking komen; dit zou de doeltreffendheid van de projecten nog moeten bevorderen.

Brussel, 18 september 1997.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Pasqual MARAGALL i MIRA

() PB C 192 van 24. 6. 1997, blz. 16.

() COM(96) 576 def.