Resolutie over het verslag van de Commissie over de werking van richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (COM(95)0117 C4- 0185/95)
Resolutie over het verslag van de Commissie over de werking van richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (COM(95)0117 C4- 0185/95)
Resolutie over het verslag van de Commissie over de werking van richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (COM(95)0117 C4- 0185/95)
Publicatieblad Nr. C 115 van 14/04/1997 blz. 0027
A4-0010/97
Resolutie over het verslag van de Commissie over de werking van richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (COM(95)0117 - C4- 0185/95)
Het Europees Parlement,
- gezien het verslag van de Commissie (COM(95)0117 - C4-0185/95),
- gezien de ontwerp-resolutie, ingediend door de heer Vitorino, over de bescherming van burgers die krediet hebben opgenomen (B4-0553/95),
- gezien het Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (( PB C 189 van 28.7.1990, blz. 2 (laatste versie).)),
- gezien het Verdrag van Rome van 1980 inzake de wetgeving die van toepassing is op contractuele verplichtingen van 1980 (( PB L 266 van 9.10.1980, blz. 1.)),
- gezien het Verdrag van Lugano van 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (( PB L 319 van 25.11.1988, blz. 9.)),
- gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming (A4-0010/97),
A. overwegende dat het verslag van de Commissie een breed terrein bestrijkt daar het niet alleen ingaat op de stand van uitvoering van de richtlijn, maar ook op de te verwachten ontwikkelingen op de kredietmarkt,
B. overwegende dat de kredietmarkt zich in de Unie snel uitbreidt,
C. overwegende dat, onverminderd het algemene begrip zoals het is aanvaard in het Europese corpus juris, alleen wat het consumentenkrediet betreft een nieuw begrip "consument" de bescherming voor de consumenten moet uitbreiden tot rechtssubjecten als bijvoorbeeld kleine bedrijven die zich in een onderhandelingssituatie objectief gezien in een nadelige positie bevinden, vergelijkbaar met die van een kleine spaarder tegenover een kredietinstelling,
D. overwegende dat de beperkingen en kosten die nu aan grensoverschrijdende transacties zijn verbonden de burgers verhinderen om als consument gebruik te maken van meer keuzemogelijkheden en gunstiger prijzen,
E. overwegende dat de effectieve naleving van de regels van de vrije mededinging in de interne markt moet worden gewaarborgd en dat de consument het recht heeft om tussen diverse producten en aanbieders te kiezen en zonder boete van product of aanbieder te kunnen veranderen (mobiliteit),
F. overwegende dat het gezien de huidige stand van ontwikkeling van de interne markt en het subsidiariteitsbeginsel zinnig is de vraag te stellen of de communautaire wetgeving en de rol van de communautaire instellingen wel doeltreffend zijn,
G. overwegende dat door het bestaan van een effectieve vrijheid van keuze en een reële diversifiëring van het aanbod steeds meer behoefte ontstaat aan doeltreffende middelen voor de voorlichting en de opvoeding van de consument, opdat deze daadwerkelijk een actieve rol kan spelen,
H. overwegende dat een daadwerkelijke vrije mededinging op de Europese kredietmarkt een diversifiëring van het aanbod, een toename van het aantal aanbieders en een grotere spreiding van de diensten over aanbieders die in alle delen van de Unie werkzaam zijn en wonen, met zich mee zal brengen,
I. overwegende dat, teneinde de onontbeerlijke stabiliteit op de financiële markten te waarborgen, bij de overgang naar een gemeenschappelijke munt - met name tijdens de overgangsperiode van ongeveer drie jaar - niet mag worden afgestapt van het beginsel van de continuïteit van een overeenkomst; dat het verwachte vooruitzicht op een gemeenschappelijke Europese munt noopt tot een radicale herbezinning op de wenselijkheid van een nieuwe en gemeenschappelijke, horizontale wetgeving die geldt voor de gehele materie van het krediet,
J. overwegende dat de bevoegdheid van de Unie inzake consumentenkrediet ter ondersteuning dient van en een aanvulling vormt op het beleid van de lidstaten ter bescherming van de positie en de economische belangen van de consument; dat de communautaire regelgeving betreffende consumentenkrediet bovendien de aanzet heeft gegeven tot de vaststelling van wettelijke bepalingen op nationaal niveau; dat de Gemeenschap zich daarbij ten doel moet stellen:
- de voltooiing van de interne markt,
- de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en de economische belangen van de consument,
- het waarborgen van een adequate voorlichting van de consument en
- een hoog niveau van consumentenbescherming (artikel 129 A, EG-Verdrag),
K. overwegende dat de artikelen waarin de vier fundamentele vrijheden zijn vastgelegd, momenteel rechtstreeks van toepassing zijn; dat in de communautaire benadering gezien de huidige stand van het recht prioriteit gegeven moet worden aan grensoverschrijdende transacties (interne markt) en de consumentenbescherming (art. 129 A, EG-Verdrag) en dat het kredietbeleid in strikte zin nog steeds onder de lidstaten valt, behoudens de verplichting dat het Gemeenschapsrecht wordt nageleefd,
L. overwegende dat de regeling volgens artikel 129 A in combinatie met de artikelen 2, 3 en 3 B van het EG-Verdrag de Gemeenschap de mogelijkheid geeft om in de sector in te grijpen met algemene 'richtinggevende' bevoegdheden, of concreter door de te verwezenlijken doeleinden aan te geven, minimumvereisten vast te stellen en de samenwerking tussen nationale autoriteiten te stimuleren,
M. overwegende dat artikel 100 A van het EG-Verdrag een passende rechtsgrond is voor harmoniseringsmaatregelen die de verwezenlijking en werking van de interne markt betreffen,
N. overwegende dat de communautaire instellingen bevoegdheden hebben toegewezen gekregen in het kader van de derde pijler,
1. is van oordeel dat de Europese Unie alle wettelijke instrumenten die haar door de Verdragen zijn toegekend moet aanwenden om een Europese markt voor krediet tot stand te brengen;
2. is van oordeel dat de Europese Unie, met inachtneming van het subsidiariteitsprincipe, een wetgevingsbeleid moet voeren dat de totstandbrenging op middellange termijn van een algemene regeling van de Europese kredietmarkt beoogt en regels vaststelt met het oog op een expanderende markt, waarbij de noodzakelijke bescherming van de consumentenbelangen en het stimuleren van de vrije mededinging niet mogen worden verwaarloosd;
3. is van oordeel dat zowel het begrip "consument" als de "werkingssfeer" van richtlijn 87/102/EEG aandachtig bestudeerd moeten worden;
4. is van oordeel dat de consument over het algemeen geen behoefte heeft aan een louter beschermende regeling, maar integendeel aan een regeling die zijn actieve rol stimuleert, zijn recht waarborgt om vrij informatie te zoeken en te ontvangen die hem in staat stelt op voet van gelijkheid overeenkomsten af te sluiten;
5. is echter, om nadelen voor de consument te vermijden, gekant tegen het voorstel van de Commissie om de werkingssfeer van de richtlijn inzake het consumentenkrediet uit te breiden tot niet door hypotheken gewaarborgde kredieten bestemd voor renovatie en verbetering van vastgoed, omdat deze dan niet meer kunnen worden aangeboden tegen de, vergeleken met het consumentenkrediet, gunstigere rentevoorwaarden voor hypotheekkredieten, of omdat de consument extra kosten zou moeten dragen voor de schepping en de registratie van de hypotheekrechten;
6. is van oordeel dat alle mogelijkheden om diverse nationale instanties of bemiddelaars in te stellen bestudeerd moeten worden, en pleit voor de bevordering van de handhaving en de ontwikkeling van eenvoudige en efficiënte verzoenings- en gerechtelijke procedures voor het waarborgen van de rechten van de consument, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met het belang van grensoverschrijdende geschillen;
7. is ervan overtuigd dat instrumenten als zelfregulering het wellicht mogelijk maken specifieke normen vast te stellen, maar alle bestaande problemen niet kunnen oplossen;
8. onderstreept dat standaardisering van de contracten volgens vrijwillige en flexibele gedragscodes alleen nuttig kan blijken als de verscheidenheid van het aanbod en de keuzemogelijkheid voor de consument daardoor niet afnemen;
9. is van mening dat alle mogelijke formules gestimuleerd moeten worden om te zorgen voor een wederzijdse plicht tot correcte, volledige en waarachtige informatieverstrekking voor alle contractsluitende partijen;
10. is van oordeel dat alle vormen van reclame en promotie het voorwerp kunnen uitmaken van meer gedetailleerde bepalingen inzake aspecten als inhoud, typologische beschrijving van het product, verplichte beschikbaarstelling van een prospectus, beperkingen en waarborgen voor reclame gericht op minderjarigen, zo deze bepalingen al niet in andere specifieke regelingen opgenomen zijn of kunnen worden;
11. is van oordeel dat de kredietnemer bij kredieten voor de aankoop van verbruiksgoederen de mogelijkheid moet krijgen om vervroegd terug te betalen zonder onterechte en onnodige administratiekosten;
12. is van oordeel dat de nationale regelingen inzake de terugneming van goederen bij contractbreuk en inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid van kredietgever en leverancier geharmoniseerd moeten worden, voor zover zulks noodzakelijk is en met eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel;
13. is van oordeel dat de uitoefening van het recht op herroeping bij afsluiting van kredietovereenkomsten voor de aankoop van verbruiksgoederen binnen een bepaalde periode in dezelfde vorm, op dezelfde wijze en binnen hetzelfde tijdsbestek in de hele Unie gewaarborgd moet worden;
14. wijst erop dat praktijken als de overdracht van het krediet, het eisen van zekerheden en schuldsaldoverzekering gebonden moeten worden aan de eerbiediging van de vrijheid van de contractanten, eerbiediging van de beginselen van onderhandelingsautonomie en juridische zekerheid;
15. is van oordeel dat de communautaire initiatieven gericht zouden moeten zijn op het voorkomen van verschijnselen als een te hoge schuldenlast door middel van voorlichting en opvoeding van de consument; meent voorts dat kredietinstellingen in staat moeten worden gesteld inlichtingen in te winnen over de solvabiliteit van de cliënt, mits de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt geëerbiedigd;
16. stemt in met het voornemen van de Commissie te onderzoeken of en in hoeverre consumenten problemen ondervinden in hun betrekkingen met kredietbemiddelaars; wijst erop dat, wanneer bepaalde door richtlijn 87/102/EEG voorgeschreven verplichtingen worden uitgebreid tot borgen en anderszins aansprakelijke personen, er rekening mee moet worden gehouden dat er feitelijke verschillen bestaan met de eerste kredietnemer; wijst erop dat krediet dat wordt toegestaan door het uitgeven van een kredietkaart, ongeacht de grote begripsverwarring die volgens het Commissieverslag op dat gebied bestaat, overeenkomstig artikel 1, lid 2 sub c al binnen de werkingssfeer van richtlijn 87/102/EEG valt;
17. is van mening dat het niet nodig is een communautaire regeling ter harmonisering van het hypothecair krediet vast te stellen, aangezien het hypothecair krediet nauw verbonden is met de onderling sterk uiteenlopende nationale waarborg- en gebruiksmechanismen; dat een Europese regeling voor het hypothecair krediet gelijktijdig een onderlinge aanpassing van de waarborg- en gebruiksregelingen van de lidstaten en, uiteindelijk een Europese harmonisering van de nationale civielrechtelijke stelsels zou vereisen;
18. onderstreept dat naast een volledige marktwerking, het beste middel om woekerpraktijken - een uitwas van een markt die wordt beheerst door de wet van het aanbod - doeltreffend te bestrijden een betere voorlichting, opvoeding en bescherming van de consument is alsook een strikter toezicht door de nationale autoriteiten op de instituten en organen die krediet verstrekken;
19. onderstreept het belang van het instellen van effectieve verzoenings- en prejudiciële procedures, die, omdat zij complementair zijn en kostbare gerechtelijke procedures kunnen helpen voorkomen, een essentiële rol kunnen spelen, vooral bij grensoverschrijdende geschillen;
20. is van oordeel dat het duidelijk voor alle partijen van het hoogste belang is om alle mogelijkheden tot kostenbeperking te ontwikkelen en te concretiseren;
21. is tenslotte van oordeel dat de burgers het best beschermd kunnen worden door een systeem vast te stellen dat de vrijheid van keuze bij vrije mededinging garandeert;
22. verzoekt de Commissie het Parlement geregeld op de hoogte te stellen van de uitkomst van de verschillende studies en onderzoeken die in opdracht over dit onderwerp worden uitgevoerd en haar standpunt betreffende de hier aangenomen overwegingen van wetgevende aard zo spoedig mogelijk aan het Europees Parlement mee te delen, zonder dat dit op enigerlei wijze de vaststelling van wettelijke bepalingen hindert;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.