Home

Resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en over het Europees Jaar tegen racisme (1997)

Resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en over het Europees Jaar tegen racisme (1997)

Resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en over het Europees Jaar tegen racisme (1997)

Publicatieblad Nr. C 055 van 24/02/1997 blz. 0017


B4-0045/97

Resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en over het Europees Jaar tegen racisme (1997)

Het Europees Parlement,

- onder verwijzing naar artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 1950, waarin wordt bepaald dat het "genot van de rechten en vrijheden, welke in dit verdrag zijn vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status",

- onder verwijzing naar artikel 19 van het Internationale Verdrag van de Verenigde Naties inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarin wordt benadrukt dat het recht van vrije meningsuiting plichten en verantwoordelijkheden, waaronder eerbied voor de rechten van anderen, impliceert,

- onder verwijzing naar het Internationale Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 1966,

- onder verwijzing naar artikel F, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat de Unie "de grondrechten eerbiedigt, zoals die worden gewaarborgd door het ... Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht",

- onder verwijzing naar de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad, de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, en de Commissie van 11 juni 1986 tegen racisme en vreemdelingenhaat ((PB C 158 van 25.6.1986, blz. 1.)), alsmede naar alle vervolgens over dit onderwerp aangenomen resoluties,

- onder verwijzing naar de bevindingen van zijn Onderzoekscommissies racisme en vreemdelingenhaat (A2-0160/85 en A3-0195/90) en naar zijn resoluties van 21 april 1993 over de heropleving van racisme en vreemdelingenhaat in Europa en het gevaar van rechtsextremistisch geweld ((PB C 150 van 31.5.1993, blz. 127.)), van 2 december 1993 over racisme en vreemdelingenhaat ((PB C 342 van 20.12.1993, blz. 19.)), van 20 april 1994 over etnische "zuiveringen" ((PB C 128 van 9.5.1994, blz. 221.)), van 21 april 1994 over de situatie van de zigeuners in de Gemeenschap ((PB C 128 van 9.5.1994, blz. 372.)), van 27 oktober 1994 ((PB C 323 van 21.11.1994, blz. 154.)) en 27 april 1995 ((PB C 126 van 22.5.1995, blz. 75.)) over racisme, antisemitisme en vreemdelingenhaat, van 15 juni 1995 over een herdenkingsdag voor de holocaust ((PB C 166 van 3.7.1995, blz. 132.)), van 13 juli 1995 over de discriminatie van de Roma ((PB C 249 van 25.9.1995, blz. 156.)), van 26 oktober 1995 over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme ((PB C 308 van 20.11.1995, blz. 140.)) en van 9 mei 1996 over de mededeling van de Commissie betreffende racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme ((PB C 152 van 27.5.1996, blz. 57.)), en andermaal met klem de aandacht vestigend op de daarin gedane aanbevelingen,

- onder verwijzing naar de conclusies inzake racisme en vreemdelingenhaat, die de Europese Raad heeft aangenomen op diens bijeenkomsten in Korfoe (24-25 juni 1994), Essen (9-10 december 1994), Cannes (25-26 juni 1995), Madrid (15- 16 december 1995), Florence (21-22 juni 1996) en Dublin (13-14 december 1996),

- onder verwijzing naar de resoluties van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 5 oktober 1995 over de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken ((PB C 296 van 10.11.1995, blz. 13.)), van 23 juli 1996 over het Europees Jaar tegen racisme (1997) ((PB C 237 van 15.8.1996, blz. 1.)) en naar het gemeenschappelijk optreden van 15 juli 1996, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat ((PB L 185 van 24.7.1996, blz. 5.)),

- onder verwijzing naar de verslagen die de Adviescommissie racisme en vreemdelingenhaat (commissie-Kahn) heeft voorgelegd aan de Europese Raden in Essen, Cannes, Madrid en Florence en naar de haalbaarheidsstudie die zij in mei 1996 met het oog op een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat heeft gepresenteerd,

A. overwegende dat een hoofdreden van het bestaan van de Europese Unie het voorkomen van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme is,

B. overwegende dat de Europese Unie 1997 heeft uitgeroepen tot Europees Jaar tegen racisme en dat de Commissie een begin heeft gemaakt met de planning van activiteiten voor dat jaar,

C. overwegende dat de Verenigde Naties eerder 1995 uitriepen tot "Internationaal Jaar van de verdraagzaamheid" en dat de Raad van Europa een Europese jongerencampagne heeft gevoerd tegen racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en onverdraagzaamheid onder het motto "Allemaal anders, allemaal gelijk",

D. overwegende dat racisme en xenofobe attitudes, ondanks de inspanningen van de Europese Unie, haar lidstaten, de Raad van Europa en de Verenigde Naties in de afgelopen jaren, in de Europese Unie nog steeds voorkomen en dat veel burgers van de Unie racistisch, xenofoob en antisemitisch fysiek en verbaal geweld nog dagelijks aan den lijve ondervinden en het slachtoffer worden van talrijke daden van agressie, die dodelijke verwondingen of blijvende handicaps tot gevolg hebben,

E. overwegende dat deze walgelijke situatie dreigt te verslechteren vanwege de heropleving van egoïstische attitudes en het verlies van waarden en samenlevingsbeginselen,

F. overwegende dat de opvoeding een belangrijke rol speelt bij het bestrijden van racisme door middel van de bijdrage die zij levert aan de ontwikkeling van het zedelijk bewustzijn en aan een gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid,

G. overwegende dat is gebleken dat zelfs regeringen etnische overwegingen in hun buitenlandse beleid hebben laten meespelen,

H. overwegende dat de Europese Unie bij de bestrijding van racisme zelf een overtuigend voorbeeld dient te geven door haar eigen beleid nauwgezet te onderzoeken op mogelijke racistische, xenofobe of etnische trekken, maar vooral ook door het bevorderen van initiatieven die bijdragen tot wederzijdse kennis en begrip,

I. overwegende dat economische problemen in de lidstaten door onverantwoordelijke politici en opinievormers worden aangegrepen om racisme en vreemdelingenhaat aan te moedigen,

J. overwegende dat het integratiebeleid van de lidstaten de afgelopen decennia ontoereikend en ondoeltreffend is geweest, dit ten nadele van verdraagzaamheid, eendracht en samenwerking in de maatschappij,

K. overwegende dat de instellingen van de Europese Unie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voornamelijk op plaatselijk, regionaal en nationaal niveau passende en doeltreffende praktische maatregelen dienen te nemen en deze moeten coördineren met die van andere instellingen en autoriteiten,

L. overwegende dat niet-gouvernementele organisaties als vakbonden, werkgeversorganisaties, media, scholen en kerken een essentiële bijdrage hebben geleverd tot de bestrijding van racisme,

M. overwegende dat een politiek debat alleen niet voldoende is om racisme met succes te bestrijden, maar dat bovenal een breed debat in alle geledingen van de maatschappij en een actieve participatie van de burgermaatschappij noodzakelijk is,

N. overwegende dat het in dit verband van essentieel belang is dat er tussen de vertegenwoordigers van de instellingen en organen die actief zijn op het gebied van bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat ervaringen worden uitgewisseld over de maatregelen die reeds zijn genomen tegen onverdraagzaamheid, discriminatie en geweld, in het bijzonder wanneer men de solidariteit in de Gemeenschap wil bevorderen en een hecht verbond tussen de Europese volkeren tot stand wil brengen,

O. overwegende dat de Unie de kandidaat-lidstaten ertoe moet aansporen het grootste belang te hechten aan de bescherming van de minderheden in die landen, hetgeen een conditio sine qua non is voor toetreding tot de Europese Unie,

P. overwegende dat het Europees Parlement in de begroting 1997 een krediet heeft opgenomen om maatregelen ter bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme te financieren en om een succesvol Europees Jaar tegen racisme (1997) te kunnen organiseren,

Q. overwegende dat het Europees Jaar tegen racisme (1997) tot doel heeft racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op de lange termijn te bestrijden en het Europese ideaal hoog te houden, dat inhoudt dat het bestaan van harmonieuze samenlevingen, die in etnisch en cultureel opzicht verschillen, een uiting is van beschaving en dat de grote verscheidenheid aan culturen en tradities een positieve en verrijkende factor is,

R. overwegende dat de Adviescommissie racisme en vreemdelingenhaat (commissie-Kahn) aandringt op de onmiddellijke oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat,

S. overwegende dat de Intergouvernementele Conferentie is verzocht de Verdragen te herzien met betrekking tot racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme,

1. is verheugd over de officiële proclamatie van het "Europees Jaar tegen racisme (1997)" door de Europese Unie, en hoopt dat dit jaar de kansen zal creëren om racisme en vreemdelingenhaat effectiever te bestrijden door het scheppen van een Europees actiekader;

2. spreekt echter de wens uit dat de financiering van het "Europees jaar tegen racisme" niet ten koste gaat van eerdere, door de Commissie gesteunde initiatieven;

3. spreekt in de meest krachtige bewoordingen zijn veroordeling uit over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme in al hun vormen als zijnde flagrante schendingen van de rechten van de individu en als zijnde een uiting van onverdraagzaamheid en verzoekt de regeringen van de lidstaten de bescherming van vreemde volksgroepen tegen racistische geweld en alle vormen van discriminatie te verzekeren;

4. veroordeelt politieke leiders die om electorale redenen racisme en vreemdelingenhaat aanwakkeren en eist van de politieke partijen dat zij elke vorm van racistische propaganda uit hun verkiezingsprogramma's uitbannen;

5. veroordeelt krachtig elke racistische uitlating of publicatie in het Europees Parlement;

6. betuigt zijn diepste sympathie met de verwanten van slachtoffers die de dood hebben gevonden bij racistische of xenofobe aanslagen, alsmede met personen die hierbij gewond zijn geraakt;

7. betreurt racistische en xenofobe uitspraken van nationale en Europese politici en partijen, waardoor het racismeprobleem in de Unie alleen maar verergerd wordt; neemt afstand van deze politici en hun standpunten; roept alle democratische partijen op racistische bewegingen en groeperingen met alle democratische middelen te boycotten;

8. wenst dat het publiek zich meer bewust wordt van de gevaren van racisme en vreemdelingenhaat, omdat deze attitudes haaks staan op alles waar Europa voor staat in termen van bescherming van de menselijke waardigheid en bevordering van wederzijds respect, begrip en solidariteit tussen de volkeren;

9. spreekt zijn waardering uit voor de diverse initiatieven van de Commissie op dit gebied en verzoekt, overeenkomstig de door hem geuite wens, om versterking van het juridisch instrumentarium ter bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op alle gebieden;

10. onderstreept de essentiële rol die de media moeten spelen bij het aan de kaak stellen van racisme en onverdraagzaamheid en het bevorderen van tolerantie en solidariteit, met name door te wijzen op de positieve bijdrage die de immigranten leveren aan de Europese samenleving;

11. is van oordeel dat het begip ras op geen enkele wetenschappelijke, noch genetische, noch antropologische basis berust; meent dat dit begrip daardoor alleen maar verder tot discriminatie op grond van etnische, nationale en culturele overwegingen of op grond van huidskleur kan bijdragen omdat het stoelt op het onjuiste idee dat er gevestigde rassen met een hierarchische orde zijn;

12. verzoekt de Raad en de lidstaten met klem hun immigratie- en asielbeleid in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van het "Europees jaar tegen racisme"; is van mening dat vele recentelijk genomen besluiten van de Raad en de lidstaten op dit gebied hebben bijgedragen tot een klimaat van wantrouwen jegens burgers van derde landen en asielzoekers;

13. verzoekt de lidstaten en de Europese Unie hun asiel- en immigratiebeleid hand in hand te doen gaan met een adequaat integratiebeleid om spanningen tussen ethnische groeperingen te vermijden en wederzijdse acceptatie te bevorderen;

14. neemt kennis van het voornemen om in het kader van de IGC voorkoming en bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat als domein van gemeenschappelijk belang in het Verdrag op te nemen; verzoekt echter met klem de Europese Unie in het kader van de eerste pijler de bevoegdheid te geven voor het uitwerken van beleidsmaatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat, waarbij de Commissie het recht van initiatief heeft, de Raad met meerderheid beslist en het Europees Parlement het medebeslissingsrecht heeft zodat in het kader van de eerste pijler zo spoedig mogelijk een antidiscriminatierichtlijn tot stand gebracht kan worden; dringt opnieuw aan op dwingende rechtsinstrumenten ter be- strijding van racisme en vreemdelingenhaat op Europees vlak;

15. verwacht van de lidstaten dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om hun verplichtingen in het kader van het gemeenschappelijk optreden van 15 juli 1996 betreffende maatregelen ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat na te komen en gevolg te geven aan de aanbevelingen die in de diverse resoluties terzake worden gedaan;

16. doet een beroep op de lidstaten om op grond van artikel K1, lid 7 van het EU-Verdrag initiatieven te nemen om racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en de verbreiding van negationistische stellingen op een effectieve manier te bestrijden door het invoeren of verbeteren van strafmaatregelen en strafvervolging;

17. verlangt dat de immigranten van buiten de Gemeenschap een gelijke behandeling ontvangen op het gebied van economische en sociale rechten, erkenning van burgerrechten, culturele en politieke rechten, en met name het recht voor die vreemdelingen die reeds meer dan vijf jaar in een lidstaat woonachtig zijn om te stemmen in de plaatselijke verkiezingen, zulks overeenkomstig de conventie van de Raad van Europa;

18. betreurt het dat er tussen aanneming en tenuitvoerlegging van wetgeving geruime tijd verstrijkt, zoals geconstateerd in het vergelijkend onderzoek van de Raad van Europa over nationale wetgeving tegen racisme en vreemdelingenhaat, in het bijzonder met betrekking tot het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, en dringt er opnieuw bij de lidstaten op aan dit verdrag volledig in nationale wetgeving om te zetten;

19. verheugt zich over het voorstel om een antidiscriminatieartikel op te nemen in het Verdrag, maar verzet zich tegen de unanimiteit die vereist is om op Europees niveau beleidsmaatregelen te nemen; dringt erop aan dat op dit domein de Commissie het initiatiefrecht krijgt, de Raad met meerderheid beslist en het Europese Parlement medebeslissingsrecht krijgt;

20. verzoekt de Raad het Europees Parlement verslag uit te brengen over het gevolg dat hij, in termen van concrete beleidsmaatregelen en strategieën, tot dusver heeft gegeven aan de aanbevelingen in het eindverslag van de Adviescommissie racisme en vreemdelingenhaat (commissie-Kahn), in het bijzonder die op het gebied van onderwijs, opleiding, media en voorlichtingsbeleid;

21. verzoekt de Raad met klem onder het Nederlandse voorzitterschap, dat zich positief heeft opgesteld ten aanzien van de conclusies in het verslag van de Adviescommissie, ervoor te zorgen dat er ten volle gebruik wordt gemaakt van het werk van deze commissie;

22. bepleit de oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, dat functioneert als het centrum van een netwerk van bestaande organisaties, dat het door deze onafhankelijke organisaties verrichte onderzoek bevordert en dat er daarbij op toeziet dat dubbel werk wordt voorkomen;

23. is ingenomen met het unanieme besluit van de ministers van Algemene zaken van 6 december 1996 om snel te komen tot de oprichting van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (RAXEN); verwelkomt het feit dat de Commissie een desbetreffend voorstel heeft ingediend; is voornemens binnenkort een advies over dit voorstel uit te brengen en verzoekt de Raad snel daarna in overeenstemming met de wensen van het Parlement een besluit te nemen;

24. hoopt dat dit waarnemingscentrum spoedig wordt opgericht als een permanent en onafhankelijk orgaan van de EU, dat nauw samenwerkt met de Raad van Europa, en verzoekt de Raad snel een besluit te nemen over de financiële middelen en de rechtsgrondslag voor dit waarnemingscentrum;

25. spreekt zijn diepe teleurstelling uit over het feit dat de Britse regering de oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor toezicht op racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme blokkeert; verzoekt deze regering om haar standpunt in dezen te wijzigen;

26. verzoekt de Raad en de Commissie in overweging te nemen om geringe bedragen uit de begroting 1997 gedurende de tweede helft van het jaar ter beschikking te stellen voor de voorbereiding van de oprichting van het waarnemingscentrum (RAXEN ) in 1998, afhankelijk van de goedkeuring van het Commissievoorstel door het Parlement;

27. verklaart dat de Commissie over het op te richten waarnemingscentrum verantwoording, ook over financiële zaken, moet afleggen aan het EP en het jaarlijks een uitvoerig rapport over de werkzaamheden van het waarnemingscentrum moet voorleggen;

28. is van mening dat dit waarnemingscentrum, als centrum van een netwerk van bestaande organisaties, een inventaris dient op te maken van racistische, xenofobe en fascistische verschijnselen en de oorzaken daarvan, en de huidige beleidsmaatregelen dient te evalueren om op productieve wijze bij te dragen tot het uitwisselen van informatie en ervaring; is van oordeel dat het waarnemingscentrum zich verder moet toeleggen op samenwerking en raadpleging inzake adequate beleidsmaatregelen die door plaatselijke autoriteiten, nationale regeringen en de Europese Unie ontwikkeld en toegepast kunnen worden;

29. is verheugd over het feit dat de Adviescommissie racisme en vreemdelingenhaat (commissie-Kahn) in afwachting van de oprichting van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (RAXEN) haar werkzaamheden tot 1998 voortzet;

30. spoort alle lidstaten die dit nog niet gedaan hebben ertoe aan het voorbeeld van Denemarken te volgen door op de nationale begroting meer middelen uit te trekken voor de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat;

31. is van oordeel dat een Europees Jaar tegen racisme alleen serieus zal worden genomen wanneer de instellingen van de Europese Unie zelf bereid zijn de nodige middelen te verschaffen;

32. hoopt dat, om zo veel mogelijk mensen te bereiken, concrete actie zal worden ondernomen op verschillende niveaus en op basis van de conceptie van communicatie, partnerschap en samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, media, vakbonden, werkgeversorganisaties, plaatselijke en regionale autoriteiten, religieuze instellingen, onderwijsinstellingen, enz.;

33. verzoekt de Commissie een grondige evaluatie te maken van haar beleid op het gebied van de projectfinanciering, vooral met betrekking tot het Europees Jaar tegen racisme, teneinde te verzekeren dat prioriteit wordt gegeven aan die projecten die de burgers op plaatselijk niveau daadwerkelijk bereiken en hen actief betrekken bij de bestrijding van het racisme;

34. stelt voor dat er in de lidstaten en op Europees niveau een breed scala aan activiteiten wordt ontwikkeld met betrekking tot racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, waaronder velerlei manifestaties rond de thema's van het Europees Jaar die specifiek op het grote publiek zijn gericht, zoals:

- plaatselijke en regionale actiegerichte projecten aan de basis,

- manifestaties, waarbij popgroepen, sportlieden en andere beroemdheden betrokken worden en die gelijktijdig op verschillende plaatsen in Europa gehouden kunnen worden,

- openbare uitreiking van speciale prijzen voor tolerantie en begrip,

- grootscheepse politieke en culturele evenementen met een transnationale dimensie,

- tentoonstellingen,

- voorlichtingscampagnes, ook via "sites" in computernetwerken,

- ontwikkeling van onderwijsmateriaal,

- uitwisselingsprogramma voor jongeren,

- ronde-tafeldebatten,

- hoorzittingen van de Commissie openbare vrijheden en binnenlandse zaken van het Europees Parlement met niet-gouvernementele organisaties en betrokkenen over racisme en vreemdelingenhaat in het eerste kwartaal van 1997 als bijdrage tot het Europees Jaar tegen racisme (1997);

35. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Adviescommissie racisme en vreemdelingenhaat (commissie-Kahn), de Raad van Europa en de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten.