Resolutie over de mededeling van de Commissie over het ambacht en de kleine ondernemingen, sleutels tot groei en werkgelegenheid in Europa (COM(95)0502 C4- 0503/95)
Resolutie over de mededeling van de Commissie over het ambacht en de kleine ondernemingen, sleutels tot groei en werkgelegenheid in Europa (COM(95)0502 C4- 0503/95)
Resolutie over de mededeling van de Commissie over het ambacht en de kleine ondernemingen, sleutels tot groei en werkgelegenheid in Europa (COM(95)0502 C4- 0503/95)
Publicatieblad Nr. C 150 van 19/05/1997 blz. 0044
A4-0104/97
Resolutie over de mededeling van de Commissie over het ambacht en de kleine ondernemingen, sleutels tot groei en werkgelegenheid in Europa (COM(95)0502 - C4- 0503/95)
Het Europees Parlement,
- gezien de mededeling van de Commissie (COM(95)0502 - C4-0503/95),
- onder verwijzing naar zijn beraadslagingen op de hoorzitting over dit onderwerp op 31 oktober 1996,
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 mei 1996 over de mededeling van de Commissie "De Europese waarnemingspost voor het MKB - Opmerkingen van de Commissie over het derde jaarverslag (1995)" ((PB C 166 van 10.06.1996, blz. 238.)),
- onder verwijzing naar zijn advies van 19 september 1996 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende een derde meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997-2000) ((PB C 320 van 28.10.1996, blz. 153.)),
- gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A4-0104/97),
A. overwegende dat het scheppen van werkgelegenheid nu de grootste uitdaging voor de Europese Unie vormt,
B. overwegende dat voornamelijk de kleine ondernemingen en in het bijzonder de zeer kleine ondernemingen (deze vormen de overgrote meerderheid van de kleine ondernemingen; Europese bedrijven tellen gemiddeld 6 werknemers) nieuwe werkgelegenheid scheppen, ambachtelijke en kleine ondernemingen de laatste vijf jaar 60 à 80% van de nieuwe banen hebben geschapen en uit een met steun van de Commissie verrichte studie blijkt dat de 500 meest dynamische KMO's de laatste vijf jaren gemiddeld voor 158% nieuwe banen hebben gezorgd, een percentage dat in de ondernemingen met minder dan tien werknemers zelfs 1035% bedroeg,
C. overwegende dat de Conferentie van Berlijn, wat betreft de onderkenning van de uitdagingen waarmee deze sector wordt geconfronteerd, als een succes mag worden bestempeld, maar dat anderzijds tot nog toe slechts ongeveer 50% van de maatregelen die op de Conferentie van Berlijn zijn voorgesteld, ten uitvoer zijn gelegd,
D. overwegende dat het ambacht en de kleine ondernemingen, hoewel op tal van gebieden maatregelen zijn genomen om een gunstig ondernemingsklimaat hiervoor te scheppen, nog steeds met ernstige problemen geconfronteerd worden - 50% van de KMO's sluiten immers vijf jaar na hun oprichting - en hun werkgelegenheid scheppende rol alleen naar behoren kunnen vervullen als deze maatregelen nog worden verbeterd en uitgebreid,
E. overwegende dat het ambacht en de kleine ondernemingen nog steeds om allerlei redenen, zoals ingewikkelde aanvraagprocedures, onvoldoende informatie en onaangepaste selectiecriteria, ook al ontbreken precieze cijfers, onvoldoende gebruik maken van de voor hen bestemde Europese steunprogramma's,
F. overwegende dat de geringe deelname aan Europese opleidingsprogramma's toe te schrijven valt aan de moeilijkheid om managers en werknemers voor een betrekkelijk lange tijd van hun werk te verwijderen,
G. overwegende dat kleine ondernemingen alleen dan doeltreffend kunnen worden gesteund als er met hun specifieke kenmerken rekening wordt gehouden, zoals de sterke band tussen familie en bedrijf, het ontbreken van industriële massaproductie, de unieke, eenmalige aard van de geproduceerde goederen en geleverde diensten en de uiterst kleinschalige productie, alsook met de zeer specifieke behoeften die uit deze kenmerken voortvloeien,
H. overwegende dat het gebrek aan kapitaalinvesteringen en toegang tot krediet de belangrijkste problemen van kleine ondernemingen vormen en dat de nieuw opgerichte Europese beurs voor snel groeiende KMO's (EASDAQ) niet gericht is op de categorie van de zeer kleine ondernemingen zodat nauwelijks rekening wordt gehouden met de zeer specifieke noden van deze sector,
I. overwegende dat steun voor het ambacht en de kleine ondernemingen des te belangrijker is in landbouwgebieden en ultraperifere regio's, die vaak met hoge werkloosheid te kampen hebben en waar kleine ondernemingen veelal de enige bron van werkgelegenheid vormen,
J. overwegende dat steeds minder mensen bereid zijn om een bedrijf op te zetten en zodoende werkgelegenheid te scheppen en dat het een feit is dat de bereidheid om zelf een bedrijf op te zetten afneemt naarmate men hoger opgeleid is,
K. overwegende dat hieruit blijkt dat vandaag de dag meer aandacht dient te worden geschonken aan onderwijs en opleiding teneinde zin voor initiatief, verantwoordelijkheidsbesef en ondernemingsgeest op te wekken,
L. overwegende dat nog heel wat moet worden gedaan om de managementtechnieken en de arbeidsomstandigheden van de werknemers in deze sector te verbeteren,
1. betreurt dat de belangrijke rol van het ambacht en de kleine ondernemingen weliswaar algemeen erkend wordt, maar er van inconsequentie blijk wordt gegeven wanneer het erom gaat het beleid, de acties en de programma's ter ondersteuning ervan daadwerkelijk uit te voeren, daar deze vaak op de lange baan worden geschoven of zelfs teruggeschroefd; betreurt in het bijzonder dat de ministers van Financiën nog steeds niet het licht op groen gezet hebben voor de Europese leninggarantieregeling ten behoeve van de werkgelegenheid (Elise);
2. wijst op de essentiële bijdrage van kleine en ambachtelijke ondernemingen aan de groei en het behoud van de werkgelegenheid en acht het derhalve noodzakelijk dat de Unie er meer financiële middelen voor uittrekt;
3. acht het, gezien de nieuwe rol van de sociale partners bij de ontwikkeling van een Europese sociale dimensie, nodig dat het midden- en kleinbedrijf meer wordt betrokken bij de besluitvormingsmechanismen van de Unie;
4. wijst erop dat kleine ondernemingen en in het bijzonder nieuwe bedrijven bij de start met al teveel administratieve rompslomp worden geconfronteerd en roept de bevoegde instanties ertoe op hun beleid grondig te herzien, de administratieve kosten voor deze sector zo veel mogelijk terug te dringen en voor eenvoudige, praktische en duurzame voorschriften te zorgen teneinde een stabiel en flexibel ondernemingsklimaat te scheppen;
5. benadrukt echter dat eenvoudiger wetgeving voor deze sector niet mag leiden tot een verlaging van de normen voor de bescherming van het milieu en de gezondheid;
6. gelooft dat het ambacht en de kleine ondernemingen nauwer betrokken moeten worden bij de werkzaamheden op het gebied van normalisatie op zowel nationaal als communautair niveau en dat de middelen van de Europese vereniging die de specifieke kenmerken van het ambacht en de kleine en middelgrote ondernemingen bij de werkzaamheden van de Europese comités voor normalisatie vertegenwoordigt, versterkt moeten worden;
7. is voorstander van de vorming van een netwerk van de nationale representatieve organisaties van het ambacht en de kleine ondernemingen dat certificatiesystemen aangepast aan de behoeften van de ondernemingen dient tot stand te brengen;
8. merkt op dat de instrumenten en programma's voor steun aan het ambacht en de kleine ondernemingen op de specifieke noden van deze sector moeten afgestemd zijn en dat derhalve de nieuwe definitie van het MKB (die met name het aantal werknemers - minder dan 10 voor micro-ondernemingen, tussen 10 en 50 voor kleine ondernemingen, tussen 50 en 250 voor middelgrote ondernemingen - de graad van onafhankelijkheid, het omzetcijfer en het balanstotaal centraal stelt) een gericht en doeltreffend beleid voor het ambacht en de kleine ondernemingen in de hand zal werken;
9. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de toegang tot EU-programma's voor kleine ondernemingen zo makkelijk mogelijk wordt gemaakt en dat zij de nodige assistentie krijgen wat betreft informatie over de desbetreffende programma's, het indienen van aanvragen en de tenuitvoerlegging ervan, waarbij begrijpelijke en snel beschikbare informatie - onder meer via informatiesnelwegen - als doel voorop dient te staan;
10. verzoekt de Commissie een studie te verrichten over de deelname van kleine ondernemingen aan EU-programma's om na te gaan hoeveel kleine ondernemingen, die de sleutel voor het scheppen van werkgelegenheid vormen en derhalve de belangrijkste doelgroep van de programma's zouden moeten zijn, inderdaad profijt van deze programma's trekken;
11. wijst erop dat de KMO's weliswaar veel arbeidsplaatsen creëren, maar na gemiddeld vijf jaar hun poorten moeten sluiten en dat deze situatie o.a. te wijten is aan de achterstand bij de betalingen, een fenomeen dat hand over hand toeneemt en dat de KMO's noopt op hun kapitaal in te teren waardoor hun financiële positie wordt ondermijnd; verzoekt de Commissie derhalve zo spoedig mogelijk een ontwerprichtlijn uit te werken waarmee deze situatie kan worden verholpen;
12. beklemtoont dat de ultraperifere regio's bijzondere aandacht in het kader van de programma's en acties verdienen;
13. wenst dat in het onderwijs en de beroepsopleidingen meer aandacht wordt besteed aan het aanmoedigen van zin voor initiatief, verantwoordelijkheidsbesef en ondernemingsgeest door onder meer te leren hoe men een bedrijf opzet, welke kwalificaties vereist zijn en op welke steun men aanspraak kan maken;
14. verzoekt de Commissie en de lidstaten bij jongeren meer belangstelling voor de carrièremogelijkheden in het ambacht te wekken in het bijzonder door het leerlingwezen aantrekkelijker te maken bij voorbeeld door "Europese" componenten, zoals uitwisselingen, in de opleiding op te nemen;
15. wijst erop dat kleine ondernemingen en ambachtelijke bedrijven wegens gebrek aan deskundig personeel in eigen huis voortdurend een beroep op externe ondersteunende diensten moeten doen en roept de beroepsorganisaties ertoe op bedrijfsadviseurs aan te werven en op te leiden om ervoor te zorgen dat bedrijven gedurende hun hele bestaan op gekwalificeerde steun kunnen rekenen (advies gedurende het hele bestaan);
16. benadrukt dat kleine ondernemingen en ambachtelijke bedrijven die de laatste stand van de kennis inzake milieubescherming in toepassing brengen of aanspraak maken op het EU-milieulabel bijzondere faciliteiten en financiële steun verdienen;
17. wijst erop dat het grote merendeel van de kleine ondernemingen niet op de hoogte is van de veelvuldige mogelijkheden en uitdagingen die de informatiemaatschappij biedt en is zich bewust van de noodzaak betaalbare, praktische en gebruiksvriendelijke multimediadiensten te ontwikkelen en voor de nodige nieuwe kwalificaties te zorgen, waarbij interoperabiliteit van de diensten en zekere, goedkope en efficiënte toegang tot de netwerken de basisvereisten zijn;
18. deelt de mening van de Commissie dat internationaliseren voor kleine ondernemingen steeds belangrijker wordt en verzoekt om specifieke beleidsmaatregelen om deze trend te ondersteunen en nieuwe markten voor deze ondernemingen te exploreren; verheugt zich in dit verband over de acties van de Commissie ter ondersteuning van grensoverschrijdende activiteiten onder meer in het kader van het LEONARDO-programma, INTERPRISE-ambacht, EUROPARTENARIAT en het derde meerjarenprogramma, maar dringt erop aan dat deze acties worden geïntensiveerd;
19. vestigt de aandacht op het feit dat vele ambachtelijke en kleine ondernemingen veelal alleen op een locale markt actief zijn, maar dat dit niet belet dat ze onderhevig zijn aan de toegenomen concurrentie ingevolge de inwerkingtreding van de interne markt; roept daarom de Commissie en de lidstaten op om in hun concurrentiebeleid voldoende ruimte te laten voor samenwerkingsformules voor ambachtelijke en kleine ondernemingen, die hen in staat stellen het hoofd te bieden aan deze toegenomen concurrentie;
20. meent dat juist de combinatie van traditionele vaardigheden, overgeërfde kennis, regionale verankering en het specifieke milieu ambachtelijke producten uniek maakt en dat dit unieke karakter als een grote troef moet worden gezien, nog moet worden versterkt en als verkoopargument moet worden uitgespeeld;
21. acht het dan ook dringend noodzakelijk om in de lidstaten waar dat nog niet is gebeurd, uit de structuurfondsen gefinancierde plaatselijke en regionale organisaties op te richten om samen met de MKB-organisaties ambachtelijke en kleine ondernemingen te helpen om hun producten te promoten en af te zetten, waarbij deze organisaties nauw moeten samenwerken met de regionale en plaatselijke overheden ten einde in deze sector besparingen en een synergie in de hand te werken;
22. verzoekt de Commissie en de lid-staten te bevorderen dat er, met name in grensgebieden, plaatselijke "schakelcentra" worden opgericht voor kleine en ambachtelijke bedrijven die in aanmerking willen komen voor financiering door de Gemeenschap, vooral wat de bevordering betreft van plaatselijke initiatieven voor werkgelegenheid van vrouwen en jongeren en voor beroepsopleidingen;
23. is beslist gewonnen voor het idee van een Europese en internationale academie voor het traditionele ambacht, die de hefboom kan worden voor het bevorderen van het ondernemersinitiatief in zeer kleine ondernemingen en de promotie van ambachtelijke producten op basis van kwaliteitsgaranties en een dynamisch marketingbeleid;
24. is tevens van mening dat deze academie een middel kan vormen om manuele vaardigheden en de status van vakman te herwaarderen en als centrum kan functioneren voor het verzamelen en op grote schaal verspreiden van informatie en voor onderzoek naar en de toepassing van diverse technieken en oplossingen, zowel door opnieuw een beroep te doen op oude kennis als door de invoering van nieuwe materialen, technieken en design;
25. herinnert aan het kardinale belang van vergemakkelijking van de toegang tot de geldbronnen voor de ondersteuning van de ontwikkeling van deze belangrijke economische categorie;
26. is verheugd over de ronde-tafelconferentie van banken en KMO's en ziet hierin een middel om de contacten tussen het MKB en de financiële instellingen te verbeteren en informatie over optimale methoden uit te wisselen, maar wijst erop dat voor het vinden van kapitaal, wegens de grote verschillen tussen de lidstaten, de beste en meest praktische oplossingen op het nationale of zelfs regionale vlak liggen;
27. pleit voor het creëren en bevorderen van wederzijdse-garantiestelsels en garantiebanken als een effectief instrument om de financiering van kleine ondernemingen mede mogelijk te maken;
28. acht het van fundamenteel belang dat de Commissie naar maatregelen streeft ter bevordering van verlaging van de BTW voor het arbeidsintensieve midden- en kleinbedrijf;
29. neemt zich voor ter gelegenheid van de behandeling van het Groenboek betreffende de overheidsopdrachten in de Europese Unie suggesties te doen om de ambachtelijke en kleine ondernemingen meer kansen te geven op een toewijzing van overheidsopdrachten;
30. vestigt de aandacht op de moeilijke situatie van vrouwelijke ondernemers en meewerkende echtgenoten in ambachtelijke bedrijven en KMO's en pleit voor initiatieven om hen te steunen, zoals de oprichting van een Europees netwerk voor vrouwelijke ondernemers en het uitwisselen van informatie over optimale werkmethoden om vrouwelijke ondernemers te ondersteunen; verzoekt de Commissie om zo spoedig mogelijk een voorstel voor een aanpassing van Richtlijn 86/613 te presenteren, rekening houdend met zijn resolutie van 21 februari 1997 over de situatie van de meewerkende echtgenoot van zelfstandig werkenden ((Deel II, punt 10 van de notulen van die datum.)); constateert in dit verband met genoegen dat opleidingsmogelijkheden voor echtgenoten in de prioriteiten van het Leonardo-programma zijn opgenomen;
31. vestigt voorts de aandacht op de situatie van vrouwelijke werknemers in ambachtelijke bedrijven en het midden- en kleinbedrijf; verzoekt om initiatieven om het aantal hooggekwalificeerde vrouwelijke werknemers te vergroten en vraagt om steun voor speciale kwalificatie- en "netwerk"programma's voor vrouwelijke werknemers in deze sector;
32. herinnert eraan dat het zich in zijn advies van 3 mei 994 ((PB C 205 van 25.7.1994, blz. 60.)) over het Leonardo- programma en zijn besluit van 26 oktober 1994 ((PB C 323 van 21.11.1994, blz. 58.)) uitgesproken heeft voor een ¨Europees paspoort voor beroepsopleiding'; spreekt bovendien zijn steun uit voor de overweging van de Commissie om een ontwerprichtlijn te presenteren betreffende de beroepen die momenteel gedekt worden door overgangsmaatregelen;
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.