Home

Resolutie over de mededeling van de Commissie "Strategie voor energiesamenwerking tussen Europa en Azië (COM(96)0308 C4-0495/96)

Resolutie over de mededeling van de Commissie "Strategie voor energiesamenwerking tussen Europa en Azië (COM(96)0308 C4-0495/96)

Resolutie over de mededeling van de Commissie "Strategie voor energiesamenwerking tussen Europa en Azië (COM(96)0308 C4-0495/96)

Publicatieblad Nr. C 167 van 02/06/1997 blz. 0234


A4-0134/97

Resolutie over de mededeling van de Commissie "Strategie voor energiesamenwerking tussen Europa en Azië (COM(96)0308 - C4-0495/96)

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie (COM(96)0308 - C4-0495/96),

- gezien zijn resolutie van 14 juni 1995 over de mededeling van de Commissie "Naar een nieuwe Azië-strategie" ((PB C 166 van 3.7.1995, blz. 64.)),

- gezien zijn resolutie van 14 november 1996 over het Witboek van de Commissie "Energiebeleid in de Europese Unie" ((PB C 362 van 2.12.1996, blz. 279.)),

- gezien de richtsnoeren en prioritaire maatregelen die door de Raad zijn aangenomen (Verordening (EEG) nr. 443/92 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Azië) ((PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1.)), het Vierde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (Besluit nr. 1110/94/EG van 26 april 1994) ((PB L 126 van 18.5.1994, blz. 1.)) en het voorstel voor een verordening (EG) tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector (COM(95)0197),

- gezien het verzoek van de Raad aan de Commissie om voorstellen te doen voor concrete initiatieven op het gebied van de energiesamenwerking in het kader van de nieuwe Azië-strategie,

- gezien het verslag van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie externe economische betrekkingen en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A4- 0134/97),

A. overwegende dat de energiemarkt in Azië in de komende 15 jaar krachtig zal groeien en dat Azië in het jaar 2005 wellicht 28% van de energie in de wereld zal verbruiken,

B. overwegende dat bestaande technologie, zoals kolen- en kernenergie, en toekomstige grote projecten, zoals grote waterkrachtcentrales, waardevolle ecologische gebieden kunnen vernietigen, kunnen bijdragen tot het verdwijnen van de culturen en habitats van inheemse volkeren, alsook risico's kunnen inhouden die niet slechts in het belang van Azië, doch ook in het belang van Europa moeten worden verkleind,

C. overwegende dat het gevaar bestaat dat enkele grote waterkrachtprojecten in diverse Aziatische landen de betrokken ecosystemen kunnen aantasten en vernietigen,

D. overwegende dat energie van bijzonder belang is voor vrouwen op het platteland, aangezien zij vaak als enige verantwoordelijk zijn voor het verzamelen van energie en voor de bereiding van voedsel in een rokerige omgeving,

E. overwegende dat landen als Bhutan en Nepal in 1994 per hoofd van de bevolking 20 kg aardolie hebben gebruikt, terwijl dit cijfer voor landen als China, Thailand, Maleisië en Singapore meer dan 600 kg bedroeg, tegenover 4.000 kg in Europa en ongeveer 8.000 kg in de Verenigde Staten,

F. wenst in dit verband de aandacht te vestigen op de conclusies van de Top van Rio ten aanzien van de milieubescherming,

1. is ingenomen met het feit dat de Commissie een dialoog over het energiebeleid wil aangaan met de Aziatische landen;

2. wijst erop dat in de mededeling van de Commissie terecht de wederzijdse samenwerking op energiegebied tussen de EU en Azië aan de orde wordt gesteld, maar dat deze uitsluitend in verband wordt gebracht met de EU- strategie voor samenwerking met Azië en niet met de strategie voor Europa als geheel; verzoekt de Commissie deze dialoog te voeren met als doel risico's voor mens en milieu te vermijden;

3. laakt de ontoereikende analyse van de huidige energiesituatie in de Aziatische landen;

4. herinnert aan zijn vroegere verklaringen waarin werd gesteld dat hoewel een algemeen kader voor Azië noodzakelijk is, een gedifferentieerde benaderingswijze voor de diverse landen en handelsinstanties in Azië van essentieel belang is;

5. acht het van essentieel belang dat de Commissie bij gunstige ervaringen met joint-implementation stappen onderneemt om met afzonderlijke landen in Azië verdragen te sluiten die tot een controleerbare strategie ter vermindering van de CO2-uitstoot zullen leiden;

6. verwacht concrete voorstellen en aanwijzingen van de Commissie over de wijze waarop energie-initiatieven in Azië kunnen worden gefinancierd;

7. verwacht dat de lidstaten van de OESO, en met name de VS, Japan en Canada, hun Aziëbeleid nauw coördineren, vooral op het gebied van veilige aanvoer en milieu;

8. verzoekt de Commissie het energiebeleid beter te coördineren tussen de diverse directoraten-generaal;

9. is van oordeel dat, bij de samenwerking tussen de EU en Azië, de bescherming van het milieu in de gehele wereld, tezamen met een verbeterde veiligstelling van het aanbod en de deelneming op de Aziatische energiemarkten in belang niet mogen onderdoen voor de gerechtvaardigde wens van een hoger energie-aanbod en dat dit de hoofddoelstellingen dienen te zijn van de energiesamenwerking tussen de EU en Azië;

10. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat ook opleiding en onderzoek onder de samenwerking vallen; dringt er bij de Raad op aan zich niet tegen de noodzakelijke verhoging van de middelen te verzetten;

11. is van mening dat de EU de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare energiebronnen in Azië actief dient te steunen en kent daarbij speciaal belang toe aan een beter gebruik van hout, water en afval, alsmede zonne- en windenergie;

12. pleit in verband met waterkracht vooral voor nadruk op kleinere projecten, teneinde de gevolgen voor het milieu en de inheemse gemeenschappen zo gering mogelijk te houden;

13. is van mening dat een van hoofdprioriteiten van de EU in verband met de lopende kernenergieprogramma's in Azië gelegen moet zijn in het steunen van internationale inspanningen waarmee wordt beoogd maximale veiligheid te waarborgen bij het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden;

14. benadrukt dat energiebesparing en verbetering van het energierendement in Azië een doelstelling van essentieel belang is in de samenwerking tussen de EU en Azië;

15. wijst erop dat naarmate de rijkdom toeneemt er waarschijnlijk ook meer gebruik zal worden gemaakt van potentieel vervuilende producten, zoals oliegestookte voertuigen, koelkasten en luchtverversingsapparatuur, die het milieu ernstige schade kunnen toebrengen; is van oordeel dat er onderzoek dient te worden verricht naar het produceren van schonere en "groenere" goederen en methoden; is voorts van oordeel dat de landen in Azië, nu zij de problemen hebben gezien die de vervuilende landen voor zichzelf en de wereld hebben veroorzaakt, de mogelijkheid hebben om deze valkuil te vermijden;

16. steunt en onderstreept de doelstelling van de Commissie om prioriteit te geven aan gedecentraliseerde oplossingen voor het elektrificeren van dorpen op het platteland en de perifere gebieden rond steden;

17. verzoekt de Commissie hoge prioriteit toe te kennen aan de ontwikkeling van energiebronnen in plattelandsgemeenschappen, waardoor vrouwen worden gevrijwaard van de problemen en gezondheidsrisico's in verband met het gebruik van brandstoffen zoals brandhout en mest en er elektriciteit beschikbaar komt voor waterpompen en koelkasten voor vaccins;

18. wijst erop dat energiesamenwerking ook onderzoek en vervoer omvat; beklemtoont het belang van de export van milieuvriendelijke technologieën en de uitwisseling van technologie; is van oordeel dat Europese kennis en technologie op het terrein van een doelmatig gebruik van energiebronnen en de bescherming van het milieu tegen vervuiling op grote schaal kunnen worden geëxporteerd naar Azië, ten voordele van zowel Azië als Europa;

19. verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar de vooruitgang die verscheidene Aziatische landen hebben geboekt met hun eigen energie- onderzoek, en om op onderzoeksgebied en bij de uitwisseling van onderzoekers een samenwerking te ontwikkelen die zowel voor Azië als voor Europa toegevoegde waarde biedt;

20. verzoekt de Commissie verdere verhoging van de kooldioxide-uitstoot in Azië te minimaliseren en te streven naar een vermindering van de CO2--uitstoot in Europa;

21. dringt er bij de Commissie op aan om, net als in het geval van de 70 ontwikkelingslanden in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen), ook over de energiesamenwerking met Azië een Groenboek op te stellen, teneinde aan de vooravond van de 21ste eeuw een soortgelijke discussie op gang te brengen; is van mening dat het eerste hoofdstuk van dit uiterst lofwaardig initiatief gewijd zou moeten zijn aan Centraal-Azië (Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Mongolië) gezien hun geografische nabijheid tot Europa;

22. verzoekt de Commissie om - gezien de noodzaak de particuliere sector te betrekken bij de ontwikkeling van de energievoorziening in Azië, die wordt afgeremd door de tekortkomingen in de huidige wetgevende en institutionele kaders - de procedures voor de Partnerschap- en samenwerkingsovereenkomsten die nog moeten worden geratificeerd, te openen waar zulks met inachtneming van de democratische normen en de beginselen ten aanzien van de mensenrechten mogelijk is;

23. herinnert eraan dat een vruchtbare Euro-Aziatische samenwerking op energiegebied vooronderstelt dat zij voor beide partijen via een symbiotisch proces voordelen oplevert;

24. is verheugd dat de Commissie, gezien het essentiële belang van de Euro- Aziatische samenwerking op energiegebied, de noodzaak heeft onderkend de door de Gemeenschap voor dit terrein bestemde middelen aanzienlijk te verruimen;

25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan Raad en de Commissie.