Home

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het Cohesie- en Cultuurbeleid - Een bijdrage tot werkgelegenheid"

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het Cohesie- en Cultuurbeleid - Een bijdrage tot werkgelegenheid"

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het Cohesie- en Cultuurbeleid - Een bijdrage tot werkgelegenheid" CdR 69/97 fin

Publicatieblad Nr. C 379 van 15/12/1997 blz. 0021


Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het Cohesie- en Cultuurbeleid - Een bijdrage tot werkgelegenheid"

(97/C 379/06)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het Cohesie- en Cultuurbeleid - Een bijdrage tot werkgelegenheid" (COM(96) 512 def.);

gezien het besluit van de Commissie van 28 november 1996 om het Comité van de Regio's hierover te raadplegen, overeenkomstig artikel 198 C, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

gezien zijn besluit van 15 januari 1997 om commissie 7 "Europa van de burgers - Onderzoek - Cultuur - Jeugd- en Consumentenzaken" te belasten met de voorbereiding van een advies over dit onderwerp;

gezien zijn besluit van 15 januari 1997 om commissie 8 "Economische en sociale samenhang - Sociaal beleid, Volksgezondheid" te belasten met de voorbereiding van een aanvullend advies;

gezien het door commissie 7 op 11 juli 1997 goedgekeurde ontwerp-advies (CDR 69/97 rev. 2) (rapporteur: de heer Rhodio);

overwegende dat het door commissie 8 op 7 april 1997 goedgekeurde aanvullende advies (CDR 82/97 rev.) (rapporteur: de heer Lazaridis) verwerkt is in het ontwerp-advies,

heeft tijdens zijn 19e zitting van 17 en 18 september 1997 (vergadering van 18 september 1997) het volgende advies goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. In dit Commissiedocument wordt bekeken in hoeverre cultuur een rol speelt in het cohesiebeleid van de EU, met name op het gebied van werkgelegenheid. Het CvdR kan het alleen maar toejuichen dat de Commissie zich over dit thema heeft gebogen en de discussie hierover heeft willen aanzwengelen.

1.2. Het werkloosheidsvraagstuk is een buitengewoon ernstig maatschappelijk probleem dat niet alleen zeer nadelige economische gevolgen heeft, maar dat daarnaast - vooral in het geval van langdurig werklozen - ernstige sociale problemen, zoals marginalisering, met zich meebrengt. Dit probleem is vooral nijpend in de grote steden en dreigt het maatschappelijke bestel te verzwakken of zelfs volledig op de helling te zetten.

1.3. Het Comité van de Regio's stelt dan ook vast dat het verschil tussen de "nominale" en de "reële" convergentie in Europa is gegroeid, met alle gevolgen van dien voor de sociale samenhang. Gezien het hoge werkloosheidspeil blijft sociale samenhang voorlopig een onhaalbare kaart.

1.4. Het was onvermijdelijk dat door deze problemen het in het Verdrag van Rome vastgelegde duurzame streven (artikelen 2 en 130 A van het EG-Verdrag) om te komen tot "...een harmonische (...) ontwikkeling van de economische activiteit..., verbetering van de levensstandaard...", en een nauwere samenwerking tussen de lid-staten, op de tocht kwam te staan. De zowel in dit Verdrag als in het later tot stand gekomen "Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden" geformuleerde doelstellingen zijn alleen realiseerbaar als voor een meer mensgerichte benadering van de problematiek wordt gekozen. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk dat de lid-staten een tweesporenbeleid voeren van bestrijding van werkloosheid en maatschappelijke herintegratie.

1.5. In de mededeling wordt aangetoond dat in het beleid van de Unie steeds meer belang wordt gehecht aan de bevordering van de werkgelegenheid. Dit kan alleen al worden afgeleid uit het feit dat de middelen uit de Structuurfondsen met name bestemd zijn voor acties die volledig in het teken van werkgelegenheid staan. Een dergelijke benadering vereist een voorafgaande analyse van de verschillende beleidsterreinen, zoals die door de Commissie in haar mededeling ook wordt weergegeven.

1.6. Het belang van de mededeling schuilt in het feit dat de Commissie vaart wil zetten achter de toepassing van de vierde alinea van artikel 128 van het EG-Verdrag, waarin bepaald is dat de Gemeenschap rekening moet houden met de culturele aspecten bij haar optreden op de overige beleidsterreinen. Het gaat erom dat beleid op andere terreinen het belang van cultuur niet doorkruist, maar dat gebruik wordt gemaakt van het feit dat cultuur in potentie nieuwe dimensies toevoegt aan het werk in andere sectoren van de samenleving.

1.7. Het bovenstaande betekent dat de in het kader van het cohesiebeleid opgezette projecten geen afbreuk mogen doen aan de culturele identiteit van de regio's en lokale gemeenschappen, en dus niet tot uniformisering van de verschillende levenswijzen en vervlakking van de culturele verscheidenheid mogen leiden. Feitelijke naleving van dit principe vraagt om formulering van nauwgezettere richtsnoeren. Het is derhalve van belang dat een brede discussie over dit onderwerp op gang komt.

1.8. Het Comité van de Regio's wil er in het bijzonder de aandacht op vestigen dat een cohesiebeleid waarbij culturele factoren in aanmerking worden genomen, specifiek regionale trekken, zoals in regio's gesproken minderheidstalen, dient te steunen, want het zijn vooral deze trekken waaruit een regionale en lokale identiteit voortkomt. In dit verband is het ook heel goed, te bedenken dat cultuur tevens een uiterst belangrijke basis vormt voor bevordering van de sociale samenhang. Een levende lokale en regionale cultuur draagt er bovendien toe bij dat een bepaalde streek bewoond blijft, hetgeen een van de belangrijkste voorwaarden voor regionale ontwikkeling is.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité van de Regio's staat achter het belangrijkste idee uit de Mededeling, nl. dat de culturele sector goede perspectieven voor de werkgelegenheid biedt. Dit is vooral een gevolg van het feit dat maatschappijen evolueren in de richting van postindustriële samenlevingen, met een uitgesproken nadruk op arbeidsintensieve diensten in de sfeer van vrijetijdsbesteding. Daarom schept cultuur in potentie nieuwe werkgelegenheid. Cultuurtoerisme, recreatie en amusement zitten sterk in de lift. Vernieuwende branches op het gebied van film, video, onderwijs en multimedia gebruiken kunst en artistieke elementen als basismateriaal bij hun productie. Dat gebeurt ook in de nieuwe vormen van cultuurindustrie die van de grond komen in steden, waar de industriële structuur is weggevallen en nieuwe activiteiten in opkomst zijn. Vooral in de audiovisuele sector maakt de culturele bedrijvigheid een snelle ontwikkeling door, als gevolg waarvan daadwerkelijk nieuwe arbeidsplaatsen worden geschapen.

2.2. Derhalve zou ook in het onderzoeks- en innovatiebeleid van de EU aandacht dienen te worden geschonken aan de mogelijkheden die zich in de culturele sector aandienen, en zou de ontwikkeling binnen de cultuurindustrie nauwkeurig moeten worden gevolgd.

2.3. Naar de mening van het Comité van de Regio's bestaat er beslist behoefte aan een definitie van het begrip "cultuur", om te voorkomen dat de Mededeling van de Commissie verkeerd wordt geïnterpreteerd. Zonder definitie bestaat verder het gevaar dat in de discussies over de doelstellingen en maatregelen van de EU op cultureel gebied dit begrip in verschillende betekenissen wordt gebruikt.

2.3.1. In tal van Commissiedocumenten bijvoorbeeld schijnt het begrip "cultuur" te worden gebruikt als synoniem voor culturele bedrijvigheid, of wordt het geïnterpreteerd als cultureel erfgoed (musea, historische monumenten, gebouwen e.d.). Daarbij dient echter wel te worden bedacht dat de creatieve en vernieuwende wijze waarop personen, werkzaam in de culturele sector, omgaan met de Europese cultuur en de diverse uitingen daarvan - d.w.z. toneelvoorstellingen, literatuur, muziek, dans, beeldende kunst e.d. - in de cultuur een van de meest onvervreemdbare waarden is bij het streven naar Europese eenwording. Het is zaak dat deze cultuuruitingen een prominente plaats krijgen in het beleid van de EU en in aanmerking worden genomen bij de definiëring van het begrip "cultuur", zoals door de EU gebruikt. Het Comité van de Regio's wijst erop dat er weliswaar nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden geschapen binnen en via culturele bedrijvigheid, maar dat tegelijkertijd culturele verschraling kan optreden als gevolg van een onverantwoorde exploitatie van cultuuruitingen, tradities en cultureel erfgoed. Op den duur kan de cultuur haar vrijheid en haar belangrijkste maatschappelijke functies - bijdrage tot de vrijheid van meningsuiting en vertolking van subjectieve waarheid - verliezen. Het is de kunst om een evenwicht te bewaren tussen twee zaken: enerzijds het benutten van cultuuruitingen als instrumenten ter bevordering van werkgelegenheid en anderzijds de vrijheid van cultuur om buiten de wetten en voorwaarden van de markt om te opereren.

Op regionaal niveau leveren vrije kunstenaars en culturele instellingen een essentiële bijdrage tot de totstandkoming van een regionale identiteit en de beeldvorming omtrent de regio. Regio's die zich niet bekommeren om de artistieke vrijheid van hun kunstenaars, boeten niet alleen in aan democratie en verscheidenheid maar ook aan identiteit en imago.

Het Comité van de Regio's is van mening dat de culturele vrijheid alleen dan behouden kan blijven als verscheidenheid, kwaliteit en onafhankelijke kunstbeoefening worden beschermd. De samenleving bevordert de rol van cultuuruitingen bij de productie van goederen en diensten, maar daarnaast dient rekening te worden gehouden met de arbeidsvoorwaarden voor vrij scheppende kunstenaars en de culturele structuren.

2.3.2. Terwijl kunstzinnige activiteiten een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het herscheppen en vernieuwen van de Europese cultuur, zijn de structuren die de cultuur overeind houden, een noodzakelijke voorwaarde voor scheppende arbeid. Zonder dergelijke stabiele en vrije culturele structuren als bibliotheken, theaters, orkesten, musea en cultuurpedagogische activiteiten kan Europa nauwelijks als culturele entiteit bestaan. Het zijn vooral degenen die werkzaam zijn in de culturele sector, alsmede de culturele structuren - d.w.z. de kunstenaars en culturele instellingen - die het verenigde Europa scheppen en in stand houden.

2.4. Met name op het gebied van regionale ontwikkeling moet het begrip "cultuur" in de ruime zin des woords worden opgevat; zo zou cultuur kunnen worden beschouwd als een levenswijze die kenmerkend is voor een gemeenschap, met als achterliggende gedachte dat elke lokale cultuur een verrijking vormt van de meer brede en algemene dimensie van cultuur.

2.5. Het CvdR heeft er al vaker voor gepleit dat cultuur altijd centraal moet staan bij regionale ontwikkeling. Zo onderstreept het CvdR dat "elk regionaal ontwikkelingsprogramma een expliciete culturele dimensie zou moeten bevatten, (...) welke uitgaat van het eigen plaatselijke potentieel en de behoeften van de betrokken streek" (). Ontwikkeling hangt immers niet alleen af van economische, maar ook van culturele factoren, aangezien hiervan een enorme impuls en stuwende werking voor de sociaal-economische ontwikkeling kunnen uitgaan.

2.6. In dit verband wil het CvdR met name benadrukken dat cultuur als bron van regionale ontwikkeling de innovatiedynamiek geenszins afremt of belemmert. Integendeel, wanneer vanuit een eigen culturele grondslag wordt gehandeld, wordt de toekomst met vertrouwen tegemoet gezien en de weg geëffend voor daadwerkelijke innovatie. Op Europees niveau bezien vormt dit nu juist de kern van het probleem: alleen regionale ontwikkeling die stoelt op het beginsel van Europese verscheidenheid, kan uitzicht bieden op een toekomst die zelf ook in het teken staat van diversiteit.

2.7. Het CvdR wijst erop dat het benadrukken van het belang van cultuur moet uitmonden in concrete maatregelen. In de mededeling wordt vastgesteld dat er gebrek is aan informatie over de relatie tussen cultuur en werkgelegenheid, de ontwikkelingen binnen de "inhoudsindustrie" en de nieuwe vormen van cultuurindustrie die thans van de grond komen; dit moet de Commissie ertoe aanzetten het verzamelen van dergelijke gegevens te bevorderen.

2.8. Er zijn tal van instellingen, stichtingen, culturele verenigingen, bibliotheken, enz. die zich inzetten om feiten, aspecten, personen en werken die de individuele en lokale geschiedenis en cultuur weerspiegelen, te onderzoeken, uit de vergetelheid te halen en kennis daarover op regionaal, nationaal en internationaal niveau te verspreiden. Het CvdR is derhalve van mening dat de EU deze lokale en regionale initiatieven, voor zover ze uitgaan van dergelijke, legaal opererende en over een minimaal aanvaardbare organisatiestructuur beschikkende instanties, zou moeten bevorderen, aanmoedigen en ondersteunen met behulp van de daartoe in specifieke programma's beschikbaar gestelde middelen, b.v. door de technische en wetenschappelijke samenwerking te stimuleren, moderne technologische middelen aan te reiken, gerichte financiële steun te verlenen, enz. Ook de opkomst van nieuwe vormen van regionaal verankerde productie en fabricage waarbij cultuur en cultuuruitingen als basismateriaal worden gebruikt, en de uitwisseling van ideeën hierover, dienen door de EU te worden vergemakkelijkt. De steun van de Unie moet worden aangevuld met maatregelen ter ontwikkeling en behoud van de culturele verscheidenheid en van culturele structuren alsmede van de vrijheid van kunstenaars om ook in afgelegen en dunbevolkte regio's te leven en te werken. Het is van wezenlijk belang dat de burgers bewust worden gemaakt van de centrale rol die hun culturele erfgoed speelt voor de economische en plaatselijke ontwikkeling.

2.9. Het Comité van de Regio's wenst tevens te wijzen op het uitzonderlijke belang van een strikte en consequente naleving van het subsidiariteitsprincipe op cultureel gebied. Daarom dienen EU-maatregelen die de cultuur betreffen, altijd gebaseerd te zijn op samenwerking met regionale en lokale overheden. Ook dient ernaar te worden gestreefd, de economische en sociale partners in de lid-staten meer te betrekken bij werkgelegenheidsprojecten, die gerelateerd zijn aan het culturele erfgoed.

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. Stadscultuur en plattelandscultuur

3.1.1. In de mededeling staat dat met name cultuur een belangrijk kenmerk van de Europese steden vormt. Dit is volgens het CvdR maar gedeeltelijk waar, omdat de plattelandscultuur een duidelijk stempel drukt op het platteland, net zoals de stadscultuur dat voor de steden doet. Daarom dient naar de mening van het CvdR de waarde van allebei de culturen duidelijk naar voren te worden gebracht.

3.1.2. Wel is het een feit dat de voor de huidige samenleving zo kenmerkende levenswijze in de eerste plaats in de steden is ontstaan, reden waarom de stadscultuur en de veranderingen waaraan die onderhevig is, in zekere zin als motor achter de ontwikkeling van onze samenleving fungeert.

3.1.3. Dit neemt niet weg dat ook op het platteland cultuur een drijvende kracht is achter regionale ontwikkeling en werkgelegenheid. Zoals ook in de mededeling wordt aangegeven, zijn de producten en activiteiten op het platteland juist vaak nauw verbonden met de culturele achtergrond van de regio. Het CvdR benadrukt echter nogmaals dat het feit dat cultureel erfgoed als uitgangspunt wordt genomen, geen excuus mag vormen om niet langer te zoeken naar een vernieuwende aanpak die een denkomslag teweeg kan brengen.

3.2. Cultuur en toerisme

3.2.1. De Commissie gaat nauwelijks in op de gevolgen van cultureel toerisme op de werkgelegenheid, hoewel dit thema in het verslag van de in de mededeling als voorbeeld genomen projecten vaak naar voren komt.

3.2.2. Het Comité van de Regio's verzoekt de Commissie, het initiatief te nemen tot het uitzetten van een aantal routes die punten van gedeeld cultureel erfgoed met elkaar verbinden, hetgeen bijdraagt tot het opheffen van grenzen en scheidslijnen tussen regio's. Hierdoor wordt de economische samenwerking bevorderd en ontstaan netwerken, gebaseerd op gemeenschappelijke culturele waarden.

3.2.3. Het is zeer wel mogelijk dat wanneer nieuwe en innoverende wegen op het gebied van cultuurtoerisme worden ingeslagen, cultuur veel meer betekenis voor de werkgelegenheid zal krijgen dan traditioneel het geval is geweest. Door het inschakelen van nieuwe, in opkomst zijnde bedrijfstakken op cultureel gebied kan cultuurtoerisme op evenrediger wijze worden verdeeld over de verschillende jaargetijden dan andere vormen van toerisme, waardoor seizoenschommelingen kunnen worden teruggedrongen. In dit verband herhaalt het Comité zijn oproep tot onverminderde steun voor cultuurtoerisme (zie advies over het Philoxenia-programma ().

3.2.4. Ten einde milieu en cultureel erfgoed op de lange termijn te beschermen, is het van belang dat cultuurtoerisme wordt opgenomen als integrerend bestanddeel van een lokale en regionale strategie ter bevordering van ontwikkeling en werkgelegenheid. Wordt cultuurtoerisme afgestemd op de specifieke plaatselijke omstandigheden, dan krijgt het een concurrerend en duurzaam karakter, aangezien het dan een aanvulling vormt en gebaseerd is op culturele continuïteit en op lokale en regionale hulpbronnen.

3.2.5. Cultureel toerisme kan ook niet los worden gezien van sociale en economische cohesie. Het draagt bij tot verkleining van de verschillen tussen de diverse regio's en lid-staten binnen de EU. Dit onderwerp verdient in de toekomst een meer diepgaande analyse door de Commissie.

3.3. Cultuur en aantrekkingskracht van de regio's

3.3.1. De Commissie staat langdurig stil bij het belang van het culturele leven als factor in de aantrekkingskracht die regio's uitoefenen. Het accent ligt hierbij met name op de oprichting van culturele bedrijven. Het is een goede zaak dat dit wezenlijke aspect zo nadrukkelijk op de voorgrond is geplaatst.

3.3.2. Volgens het CvdR dient duidelijk te worden uitgelegd op welke wijze cultuur de aantrekkingskracht van regio's verhoogt, anders gezegd, hoe cultuur de kwaliteit van het bestaan rechtstreeks beïnvloedt. Dit is een fundamenteel onderdeel van het wezen en de identiteit van een menselijke samenleving, met invloed op alle facetten van het dagelijkse leven der burgers. Uitgaande daarvan wordt het aannemelijk dat cultuur niet als een instrument moet worden beschouwd, maar als een waarde op zich en een noodzakelijke voorwaarde voor een gezonde economische bedrijvigheid.

3.4. Cultuur en interregionale samenwerking

3.4.1. Het CvdR onderschrijft het standpunt van de Commissie dat uitwisseling van ervaringen tussen regio's en de verscheidenheid van de lokale culturen van wezenlijk belang zijn. Daarom dient de EU de in het kader van artikel 10 van de EFRO-verordening plaatsvindende proefprojecten op dit gebied voort te zetten en dit soort activiteiten zo mogelijk nog meer te stimuleren.

3.4.2. Bovendien benadrukt het Comité dat naarmate interregionale samenwerking meer in de regionale cultuur is verankerd, de kans toeneemt dat deze samenwerking economisch voordeel oplevert. Doordat de actoren achter deze samenwerking handelen vanuit hun eigen cultuur, zijn er een aantal voorwaarden en garanties aanwezig waardoor deze samenwerking tot nieuwe innoverende en de ontwikkeling stimulerende projecten leidt, waarbij imitatie plaats maakt voor creativiteit.

3.4.3. Interregionale culturele samenwerking verdient volgens het CvdR prioritaire aandacht. De culturele verscheidenheid die zo kenmerkend is voor het Europese model, mag niet leiden tot onenigheid en conflicten, maar moet juist uitnodigen tot ontmoeting met het oog op ontwikkeling, om zo de Europese integratie over de hele linie te intensiveren. Reden temeer om in het kader van culturele samenwerking andere levenswijzen te leren kennen en te waarderen, zodat de grondslag wordt gelegd voor de sociale samenhang tussen volkeren en burgers. Een dergelijk streven zou in toenemende mate bijdragen tot de uitstraling van het gemeenschappelijk Europees cultureel erfgoed.

3.5. Het Europees cultureel erfgoed

3.5.1. Het is mooi principes te verkondigen, maar waar het uiteindelijk om gaat, is dat concrete en uitvoerbare beleidsmaatregelen worden getroffen ten behoeve van kennis over en opwaardering van cultuurgoederen (archeologische vondsten, monumenten, kunstwerken, archieven, boeken, enz.) die met name in bepaalde regio's een omvangrijk en uniek cultureel erfgoed vormen.

3.5.2. Gezien de uiteenlopende lokale en regionale achtergrond is de opzet van bepaalde specifieke en gerichte meerjarenprogramma's van groot cultureel belang, en gaat van deze programma's ongetwijfeld een positieve invloed uit op de productie en de ontwikkelingsdynamiek. Het gaat hier met name om programma's waarmee initiatieven worden ondersteund die op specifieke doelstellingen gericht zijn, zoals het ontdekken of opwaarderen van archeologische sites in steden waar nog helemaal geen archeologisch werk is verricht; de ontwikkeling of reconstructie van culturele routes of nederzettingen die destijds een groot prestige genoten of een aanzienlijke invloed op de geschiedenis van Europa hebben gehad; het identificeren, beschermen, heropbouwen en beheren van kastelen en musea; het bevorderen van programma's die gericht zijn op de uitgave van kritische en op moderne leest geschoeide werken van beroemde, tot de Europese cultuur behorende schrijvers, enz.

3.5.3. In dat verband wijst het CvdR erop dat de EU kan bijdragen tot een degelijk en efficiënt kader dat de mogelijkheid biedt te zorgen voor het behoud van waardevolle en belanghebbende getuigenissen, waaruit geput kan worden om een duidelijker beeld te schetsen en meer profijt te trekken van de inbreng die Europa in de loop der eeuwen heeft gehad in de geschiedenis van de mensheid. Bovendien kan zo op dynamische wijze gebruik worden gemaakt van de enorme bron aan materiaal die de Europese vooruitgang en beschaving vertegenwoordigen en kan deze in maatschappelijk, economisch en productief opzicht worden benut.

3.5.4. Gelet op de eisen die aan het huidige cultuuraanbod worden gesteld en, meer in het algemeen, op het feit dat cultuurgoederen een objectieve factor vormen op het gebied van ontwikkeling en werkgelegenheid, stelt het CvdR voor dat zowel op lokaal niveau als via EU-activiteiten de vestiging van "ondernemingen die in de culturele sector werkzaam zijn" wordt bevorderd en daartoe wordt aangemoedigd. Deze ondernemingen zouden met name door jongeren op touw gezet zijn en tot doel hebben om cultureel potentieel aan te boren of beter te benutten, of dit nu geklasseerd is als openbaar bezit (staat, lokale gemeenschappen, enz.) dan wel als instelling van algemeen belang (kerkelijke, culturele, economische, particuliere instellingen, enz.).

3.5.5. Het CvdR is van oordeel dat de EU via het ondersteunen of op de rails zetten van doelgerichte projecten (of specifieke programma's als Raphaël, Caleidoscoop, enz.) de meest moderne en concrete invulling van dit streven geeft en zo nieuwe middelen en kansen op werkgelegenheid aanreikt. Belangrijk voordeel van een en ander is dat de in alle lid-staten - en met name onder jongeren - heersende hoge werkloosheid hierdoor wordt teruggedrongen.

4. Conclusies

4.1. Het Comité meent dat de Commissie in haar mededeling op positieve wijze aandacht heeft geschonken aan de tot dusver niet benutte potentie van cultuur om werkgelegenheid te stimuleren. Het verwacht dat met name de economische mogelijkheden van cultuurtoerisme verdere aandacht en concrete steun zullen krijgen. Het CvdR gaat er ook vanuit dat de Commissie stappen neemt om zowel de lid-staten als de regio's en gemeenten ertoe aan te moedigen, dit potentieel voortaan beter te benutten.

4.2. In het onderhavige advies heeft het CvdR willen benadrukken dat lokale en regionale cultuur als uitgangspunt voor het regionale ontwikkelingsbeleid moet worden beschouwd. Een belangrijke en concrete rechtvaardiging voor deze benadering schuilt in het feit dat regionaal beleid dat op een dergelijke leest geschoeid is, veel duidelijker zijn vruchten zal afwerpen in de kansarme regio's, aangezien de getroffen maatregelen dikwijls de meer welvarende i.p.v. de steunbehoevende regio's ten goede zijn gekomen. Regionale ontwikkelingsprojecten waarbij het regionaal cultureel erfgoed centraal staat, komen het best uit de verf als een beroep wordt gedaan op lokale deskundigheid en plaatselijk intellectueel vermogen, en zullen aldus hun positieve uitwerking op de betrokken regio's niet missen.

4.3. Het Comité van de Regio's is van mening dat het vanuit een oogpunt van werkgelegenheid zeer gewenst is dat ook op cultureel gebied wordt aangemoedigd tot nieuwe, economisch interessante innovaties.

Brussel, 18 september 1997.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Pasqual MARAGALL i MIRA

() PB C 116 van 14. 4. 1997, blz. 65, paragraaf 3.2.1.5.

() PB C 42 van 10. 2. 1997, blz. 22.