Home

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelnemen aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG (Vierde Richtlijn Motorrijtuigverzekering)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelnemen aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG (Vierde Richtlijn Motorrijtuigverzekering)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelnemen aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG (Vierde Richtlijn Motorrijtuigverzekering) /* COM/97/0510 def. - COD 97/0264 */

Publicatieblad Nr. C 343 van 13/11/1997 blz. 0011


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelnemen aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG (Vierde Richtlijn Motorrijtuigverzekering) (97/C 343/07) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 510 def. - 97/0264(COD)

(Door de Commissie ingediend op 13 oktober 1997)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2 en artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

Overwegende dat er tussen de wetgevende en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe het deelnemen aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, nog aanzienlijke verschillen bestaan die het vrije verkeer van personen en diensten op het gebied van verzekering nadelig beïnvloeden;

Overwegende dat bijgevolg een onderlinge aanpassing van deze wetgevingen noodzakelijk is om bij te dragen aan de goede werking van de interne markt;

Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 72/166/EEG (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/232/EEG (2), bepalingen heeft aangenomen tot onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid;

Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 88/357/EEG (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/49/EEG (4), bepalingen heeft aangenomen tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten.

Overwegende dat het Europees Parlement met zijn resolutie van 26 oktober 1995 over de regeling van schade door een verkeersongeval die buiten het land van herkomst van het slachtoffer wordt geleden (5) een initiatief heeft genomen op grond van artikel 138 B, lid 2, van het EG-Verdrag en de Commissie heeft uitgenodigd een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad voor te stellen om deze aangelegenheid te regelen;

Overwegende dat de bij de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG van de Raad (6) en 90/232/EEG ingevoerde regeling moet worden aangevuld teneinde slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen een vergelijkbare behandeling te verzekeren, ongeacht de plaats in de Gemeenschap waar het ongeval zich heeft voorgedaan; dat er, wat betreft ongevallen die in een andere lidstaat hebben plaatsgevonden dan die waar het slachtoffer woonachtig is, leemten bestaan met betrekking tot de afwikkeling van schadegevallen;

Overwegende dat, teneinde deze leemten althans gedeeltelijk aan te vullen, ervoor gezorgd moet worden dat de lidstaat van vestiging van de onderneming verlangt dat zij in de andere lidstaten woonachtige of gevestigde vertegenwoordigers aanwijst die alle nodige inlichtingen inzamelen met betrekking tot de schadedossiers van dit soort ongevallen en bevoegd zijn om de onderneming te vertegenwoordigen tegenover personen die schade hebben geleden ten gevolge van deze ongevallen, daaronder begrepen om de schadevergoeding uit te betalen, en om de onderneming met betrekking tot deze vorderingen en voorzover dat met de regels van internationaal privaatrecht inzake toewijzing van rechterlijke bevoegdheid verenigbaar is, te vertegenwoordigen, en zo nodig te laten vertegenwoordigen, voor de rechter en de autoriteiten van de andere lidstaten;

Overwegende dat de aanwijzing van met de schaderegeling belaste vertegenwoordigers een van de voorwaarden is voor de toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbedrijf in deel A, punt 10, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG van de Raad (7) dat deze voorwaarde bijgevolg valt onder de door de autoriteiten van de lidstaat waar de verzekeringsonderneming haar hoofdkantoor heeft, verleende enkele vergunning zoals bepaald in Titel II van Richtlijn 92/49/EEG; dat deze voorwaarde ook geldt ten aanzien van ondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel zich buiten de Gemeenschap bevindt en die in het bezit zijn van een erkenning voor toegang tot het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap; dat de Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG in dit opzicht zijn gewijzigd en aangevuld;

Overwegende dat het bestaan van een rechtstreekse vordering van de gelaedeerde jegens de betrokken verzekeraar en logische randvoorwaarde is voor de aanstelling van dergelijke vertegenwoordigers en bovendien de rechtspositie van slachtoffers van verkeersongevallen die zich buiten hun lidstaat van herkomst hebben voorgedaan, zou verbeteren;

Overwegende dat het passend lijkt om, naast de garantie dat in het land van verblijf van het slachtoffer een contactpersoon voorhanden zal zijn die de verzekeraar vertegenwoordigt, ook de inhoud zelf van het recht van het slachtoffer te garanderen, namelijk een spoedige afwikkeling van het geschil; dat bijgevolg de nationale wetgevingen moeten voorzien in passende sancties tegen de verzekeraar van de aansprakelijke voor het geval hij zijn verplichting om binnen een redelijke termijn een voorstel tot schadeloosstelling voor te leggen, niet zou nakomen; dat, opdat de verzekeraar binnen de voorgeschreven termijn een geldig voorstel kan doen, er geen betwisting over de aansprakelijkheid en de geleden schade mag bestaan; dat deze centra onderling dienen samen te werken en de verzoeken om inlichtingen van de centra in andere lidstaten onverwijld dienen te beantwoorden;

Overwegende dat verkeersslachtoffers soms moeilijkheden ondervinden bij het identificeren van de verzekeringsonderneming die de wettelijke aansprakelijkheid voor het gebruik van een bij een ongeval betrokken motorrijtuig dekt; dat de lidstaten in het belang van dergelijke slachtoffers voorlichtingscentra dienen in te richten zodat die inlichtingen zo snel mogelijk beschikbaar zijn; dat deze voorlichtingscentra ook aan de slachtoffers inlichtingen met betrekking tot schaderegelaars moeten verstrekken; dat deze centra onderling dienen samen te werken en de verzoeken om inlichtingen van de centra in andere lidstaten onverwijld dienen te beantwoorden;

Overwegende dat moet worden voorzien in een orgaan dat het slachtoffer schadevergoeding garandeert ingeval de verzekeraar geen vertegenwoordiger heeft aangewezen of zich duidelijk ontwijkend opstelt en dat het belangrijk is te bepalen dat een slachtoffer zich in dergelijke gevallen rechtstreeks tot dat orgaan kan wenden; dat het gerechtvaardigd is dat dit orgaan wordt gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer voorzover het dit schadeloos heeft gesteld; dat, met het oog op een gemakkelijker afwikkeling van deze vordering tegen de verzekeraar, het schadevergoedingsorgaan in het land van het slachtoffer automatisch terugbetalingsverhaal heeft, met subrogatie in de rechten van het slachtoffer, op zijn pendant in het land van het hoofdkantoor van de verzekeraar; dat deze laatste beter geplaatst is om een regresvordering tegen de verzekeraar in te stellen;

Overwegende dat het nodig is dat een orgaan de schadeloosstelling garandeert van slachtoffers van ongevallen waarbij de verzekeraar van het motorvoertuig dat het ongeval veroorzaakt heeft, niet kon worden geïdentificeerd; dat het gerechtvaardigd is te bepalen, dat de uiteindelijke schuldenaar van het voor vergoeding van het slachtoffer gestorte bedrag een orgaan is dat is gevestigd in de lidstaat waar het niet verzekerde voertuig dat het ongeval heeft veroorzaakt, gewoonlijk is gestald,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze richtlijn heeft tot doel bijzondere bepalingen vast te stellen met betrekking tot slachtoffers van ongevallen

a) die zich hebben voorgedaan in een andere lidstaat dan het land van woonplaats van de slachtoffers en

b) die veroorzaakt zijn door een voertuig

- dat verzekerd is door een onderneming die gevestigd is in een andere lidstaat dan het land van woonplaats van het slachtoffer en

- ingeschreven is in een andere lidstaat dan het land van woonplaats van het slachtoffer.

Artikel 2

Rechtstreekse vordering

Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het slachtoffer van een ongeval als bedoeld in artikel 1, een rechtstreekse vordering kan instellen tegen de verzekeraar van de wettelijk aansprakelijke partij.

Artikel 3

Schaderegelaar

1. Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat elke verzekeringsonderneming die vergunning heeft verkregen overeenkomstig

- artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, als bij artikel 4 van Richtlijn 92/49/EEG, voor de dekking van de in deel A, punt 10, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG begrepen risico's uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder, of

- artikel 23, lid 2, van Richtlijn 73/239/EEG,

in iedere andere lidstaat dan die waar zij haar erkenning heeft verkregen vrij een orgaan aanwijst (hierna: "de schaderegelaar"). Dit orgaan wordt belast met de behandeling en de afwikkeling van vorderingen uit hoofde van ongevallen die zich hebben voorgedaan in een andere lidstaat dan die waar het slachtoffer woonachtig is en veroorzaakt worden door een voertuig dat bij de onderneming is verzekerd en is gestald in een andere lidstaat dan die waar het slachtoffer woonachtig is. De schaderegelaar is woonachtig of gevestigd in de lidstaat waar het slachtoffer woonachtig is.

2. Richtlijn 73/239/EEG wordt gewijzigd als volgt:

a) Artikel 8, lid 1, wordt aangevuld met het volgende:

"f) delen naam en adres mede van de schaderegelaar die zij in elke lidstaat aanwijzen, wanneer de te dekken risico's voorkomen in deel punt 10 A, van de bijlage.".

b) Artikel 23, lid 2, word aangevuld met het volgende:

"h) delen naam en adres mede van de schaderegelaar die zij in elke lidstaat aanwijzen, wanneer de te dekken risico's voorkomen in deel punt 10, A, van de bijlage.".

3. De schadereglaar vergaart alle nodige inlichtingen met betrekking tot dergelijke vorderingen en neemt alle vereiste maatregelen om de vordering te regelen in overeenstemming met de aanwijzingen van de betrokken verzekeraar, de voorschriften aangaande de verplichte aansprakelijkheidsverzekering, zoals bepaald in artikel 2, laatste alinea, van Richtlijn 90/232/EEG, en de nationale wettelijke aansprakelijkheidsregels die op het ongeval van toepassing zijn. Het vereiste van een schaderegelaar staat niet in de weg aan de rechtstreekse vordering van het slachtoffer of diens verzekeraar tegen te persoon die het ongeval heeft veroorzaakt of diens verzekeraar.

4. De schaderegelaar moet voldoende beroepskwalificaties bezitten. Hij moet over de nodige voorzieningen beschikken om de in dit artikel omschreven taken te verrichten.

5. De schaderegelaar beschikt over voldoende bevoegdheden om de onderneming te vertegenwoordigen ten aanzien van de personen die schade hebben geleden, om een vordering tot schadevergoeding in te stellen - daaronder begrepen om over te gaan tot bevrijdende betaling - en om de onderneming met betrekking tot deze vorderingen te vertegenwoordigen, voorzover dat in overeenstemming is met den Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (8) en met de regels van internationaal privaatrecht betreffende de toewijzing van rechterlijke bevoegdheid en, zo nodig, te laten vertegenwoordigen voor de rechter en de autoriteiten van de lidstaten op wiens grondgebied hij de verzekeraar vertegenwoordigt.

6. De lidstaten moeten verplichtingen opleggen, onder bedreiging van sancties, teneinde te verzekeren dat, binnen drie maanden na kennisgeving door het slachtoffer van zijn verzoek tot schadevergoeding, direct aan de verzekeraar van de aansprakelijke partij of aan de schaderegelaar:

- de verzekeraar van de aansprakelijke of zijn schaderegelaar een voorstel tot schadeloosstelling voorlegt, ingeval de aansprakelijkheid en de omvang van de schade vaststaan;

- de verzekeraar tot wie het verzoek tot schadevergoeding is gericht, of zijn schaderegelaar een passend antwoord geeft op de eisen die in het schadevergoedingsverzoek zijn geformuleerd, ingeval de aansprakelijkheid niet duidelijk vaststaat en de geleden schade niet geheel is begroot.

7. Artikel 12 bis, lid 4, laatste alinea, van Richtlijn 88/357/EEG is van toepassing.

Artikel 4

Voorlichtingscentrum

1. Iedere lidstaat draagt zorg voor de oprichting of erkenning van een orgaan ("het voorlichtingscentrum") dat registers bijhoudt van de in die lidstaat gestalde motorrijtuigen, van de WA-verzekeraars die deze voertuigen dekken en van de schaderegelaars die de lidstaten ingevolge artikel 3 hebben aangewezen en waarvan zij de naam overeenkomstig lid 2 van dit artikel aan het centrum hebben meegedeeld, of dat de inzameling en de verspreiding van deze gegevens beheert; het voorlichtingscentrum moet de rechtzoekenden bijstaan bij het identificeren van de motorrijtuigverzekeraars welke voertuigen die in deze lidstaten zijn gestald, verzekeren, en van de hem ter kennis gebrachte schaderegelaars.

2. WA-motorrijtuigverzekeraars stellen het voorlichtingscentrum van de lidstaat van hun vestiging in kennis van de kentekens van in die lidstaten gestalde voertuigen waarvoor zij dekking bieden, het polisnummer en naam en adres van de verzekeringsnemer met betrekking tot deze voertuigen. Zij delen de voorlichtingscentra van andere lidstaten dienovereenkomstige inlichtingen mee betreffende voertuigen die in die andere lidstaten zijn gestald en die zij in het kader van de vrije dienstverrichting verzekeren, naast de naam en het adres van de in die lidstaat overeenkomstig artikel 3 aangewezen schaderegelaar.

3. De lidstaten verzekeren dat het slachtoffer van een ongeval dat zich heeft voorgedaan in een andere lidstaat dan die van zijn woonplaats, het recht heeft de voorlichtingscentra te verzoeken om inlichtingen aangaande de naam van de verzekeraar en het polisnummer, alsmede de naam van de schaderegelaar van die verzekeraar in het land van woonplaats van het slachtoffer. Ingeval het motorvoertuig niet geldig is verzekerd, deelt het voorlichtingscentrum het slachtoffer naam en adres van de eigenaar of van de gebruikelijke bestuurder mede.

Artikel 5

Schadevergoedingsorgaan

1. Iedere lidstaat gaat over tot oprichting of erkenning van een orgaan ("het schadevergoedingsorgaan") dat belast is met de vergoeding van de materiële schade of het lichamelijk letsel die of dat aan een slachtoffer dat in die lidstaat woonachtig is, wordt veroorzaakt door een voertuig dat in een andere lidstaat dan die van woonplaats van het slachtoffer is gestald en verzekerd, indien het ongeval dat de oorzaak is van de schade of het letsel zich heeft voorgedaan in een andere lidstaat dan die van woonplaats van het slachtoffer.

Het schadevergoedingsorgaan in het land van woonplaats van het slachtoffer treedt op binnen een termijn van twee maanden volgend op de indiening door het slachtoffer van zijn verzoek tot schadevergoeding:

- als de verzekeraar van het voertuig dat het ongeval heeft veroorzaakt geen schaderegelaar heeft aangewezen overeenkomstig artikel 2 of

- als de verzekeraar of diens schaderegelaar geen voorstel tot schadeloosstelling heeft gedaan of geen met redenen omkleed antwoord heeft gegeven op de eisen die het slachtoffer in zijn schadevergoedingsverzoek heeft geformuleerd of dit verzoek zonder opgaaf van redenen heeft afgewezen, binnen drie maanden nadat het slachtoffer zijn schadevergoedingsverzoek hetzij direct aan de verzekeraar hetzij aan diens schaderegelaar heeft voorgelegd, rekening gehouden met de grenzen van de verzekeringsverplichtingen, zoals vastgesteld in artikel 2, laatste alinea, van Richtlijn 90/232/EEG, en met de op het ongeval van toepassing zijnde wettelijke aansprakelijkheidsregels.

Het schadevergoedingsorgaan in het land van woonplaats van het slachtoffer moet de verzekeraar van de aansprakelijke partij of diens schaderegelaar op de hoogte brengen van het feit dat het slachtoffer een schadevergoedingsverzoek heeft ingediend en dat het, binnen een termijn van twee maanden volgend op deze indiening, zal optreden.

2. Het schadevergoedingsorgaan dat instaat voor de vergoeding van het slachtoffer in zijn land van woonplaats heeft een verhaalsrecht tegen het schadevergoedingsorgaan in het land van vestiging van de verzekeraar, dat hem het gestorte bedrag binnen twee maanden na zijn verzoek tot terugbetaling moet terugstorten.

Vervolgens wordt het schadevergoedingsorgaan in het land van vestiging van de verzekeraar gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer tegen de aansprakelijke voor het ongeval of diens verzekeraar, voorzover het schadevergoedingsorgaan in het land van woonplaats van het slachtoffer de geleden schade heeft vergoed. Wanneer de vergoeding van het slachtoffer door de verzekeraar is vastgesteld in een rechterlijke uitspraak, een schuldbekentenis van de verzekeraar of een goedschikse regeling, kan de verzekeraar zich niet tegen de terugbetaling verzetten, tenzij hij bewijst dat het schadevergoedingsorgaan hem niet overeenkomstig lid 1 op de hoogte heeft gebracht of dat het de schadevorderingen verkeerdelijk heeft toegewezen of de schade te hoog heeft getaxeerd. Het schadevergoedingsorgaan in het land van woonplaats van het slachtoffer en in het land van vestiging van de verzekeraar kan ook terugbetaling van de redelijkerwijze gemaakte kosten verlangen.

3. Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om de verzekeren dat het op zijn grondgebied gevestigde schadevergoedingsorgaan, binnen de in lid 2 voorgeschreven termijn, overgaat tot terugbetaling aan het in een andere lidstaat gevestigde schadevergoedingsorgaan dat het slachtoffer heeft vergoed van een ongeval veroorzaakt door een voertuig dat is verzekerd door een onderneming met hoofdkantoor in de eerste lidstaat, in de gevallen bedoeld in lid 1, alinea 2.

Artikel 6

Niet geïdentificeerde verzekeraar

Indien de verzekeraar niet kan worden geïdentificeerd, moet het voertuig aangemerkt worden als een niet-verzekerd voertuig. De vergoeding van de materiële schade en het lichamelijk letsel van het slachtoffer wordt uitbetaald door het orgaan en binnen de grenzen vastgelegd in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 84/5/EEG, binnen de daarin bepaalde grenzen. Het slachtoffer moet worden vergoed door het in dit artikel aangewezen orgaan in de lidstaat van zijn woonplaats. Dit orgaan heeft vervolgens, volgens de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van deze richtlijn, een vordering op zijn pendant van het land waar het voertuig gewoonlijk is gestald, of, in voorkomend geval, op het Groenekaartbureau van deze lidstaat.

Artikel 7

Omzetting

1. De lidstaten dragen zorg voor de vaststelling en de bekendmaking van de bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen binnen 18 maanden na kennisgeving. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen die bepalingen toe binnen 24 maanden na kennisgeving van de richtlijn.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van alle belangrijke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het door de richtlijn bestreken gebied aannemen.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de . . . dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 9

Sancties

De lidstaten stellen het stelsel van sancties van toepassing op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen vast en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van de sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 7 vermelde datum van deze bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen erop zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 10

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 103 van 2. 5. 1972, blz. 1.

(2) PB L 129 van 19. 5. 1990, blz. 33.

(3) PB L 172 van 4. 7. 1988, blz. 1.

(4) PB L 228 van 11. 8. 1992, blz. 1.

(5) PB C 308 van 20. 11. 1995, blz. 108.

(6) PB L 8 van 11. 1. 1984, blz. 17.

(7) PB L 228 van 16. 8. 1973, blz. 3.

(8) PB L 299 van 31. 12. 1972.