Home

Gewijzigd voorstel voor een verordening (EG) van de Raad waarbij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen wordt aangevuld met betrekking tot de dierlijke productie

Gewijzigd voorstel voor een verordening (EG) van de Raad waarbij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen wordt aangevuld met betrekking tot de dierlijke productie

Gewijzigd voorstel voor een verordening (EG) van de Raad waarbij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen wordt aangevuld met betrekking tot de dierlijke productie /* COM/97/0747 def. - CNS 96/0205 */

Publicatieblad Nr. C 061 van 26/02/1998 blz. 0006


Gewijzigd voorstel voor een verordening (EG) van de Raad waarbij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen wordt aangevuld met betrekking tot de dierlijke productie (1) (98/C 61/05) COM(97) 747 def. - 96/0205(CNS)

(Door de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend op 9 januari 1998)

Naar aanleiding van het advies van het Europees Parlement over de verordening van de Raad waarbij Verordening (EEG) nr. 2092/91 (2) inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen wordt aangevuld met betrekking tot de dierlijke productie, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten het bovengenoemde voorstel als volgt te wijzigen:

1. De tweede overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat de vraag naar biologische landbouwproducten steeds groter wordt en dat de consument steeds meer belangstelling toont voor deze producten, zowel in kwantitatief opzicht als wat betreft een zo ruim mogelijke keuze aan kwaliteitsproducten die dankzij transparante informatie over de toegepaste productiemethode serieuze waarborgen bieden op het gebied van gezondheid en milieu;".

2. De zesde overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat, om verontreiniging van het grondwater door stikstofverbindingen te voorkomen, biologische landbouwbedrijven passende opslagcapaciteit en uitrijdschema's voor mest en gier dienen te hebben die behoud van de kwaliteit van het milieu waarborgen;".

3. De volgende nieuwe overweging wordt ingevoegd na de zesde overweging:

"Overwegende dat pastorale veeteelt overeenkomstig die principes van de biologische landbouw uitermate geschikt is om ongebruikte gronden in stand te houden en een bestemming te geven;".

4. De zevende overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat een zo groot mogelijke biodiversiteit moet worden bevorderd en daarom bij de keuze van rassen het vermogen tot aanpassing aan het milieu een van de uitgangspunten dient te zijn;".

5. De achtste overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat de voeding van de dieren dient te bestaan uit voeder dat is verkregen volgens de regels van de biologische landbouw en via passende weidemethodes;".

6. De volgende nieuwe overweging wordt ingevoegd na de achtste overweging:

"Overwegende dat genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) en producten op basis van GGO's niet aan de biologische methoden en beginselen voldoen, en dat, omwille van de handhaving van het vertrouwen van de consument in de biologische productie, genetisch gemodificeerde organismen, delen ervan en producten op basis ervan niet verwerkt mogen worden in producten die als biologisch worden aangeduid;".

7. De negende overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat de veehouders in de huidige situatie problemen kunnen ondervinden bij het verkrijgen van biologisch geproduceerd diervoeder en dat daarom voorlopig toestemming mag worden verleend om in geringe hoeveelheden een beperkt aantal conventionele enkelvoudige diervoeders en mengvoeders te gebruiken;".

8. De tiende overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat het bovendien, gezien de essentiële fysiologische behoeften van de dieren, noodzakelijk kan zijn bepaalde voedingssupplementen te gebruiken en dat aard en gebruiksvoorwaarden van vitamines en bepaalde minerale of organische stoffen nader moeten worden omschreven;".

9. De elfde overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat de gezondheid van de dieren met name dient te worden gewaarborgd door preventief optreden, via een adequate keuze van de meest geschikte rassen en stammen die een natuurlijke weerstand hebben tegen ziekten, via goed uitgebalanceerde en hoogwaardige voeding en via een gunstige leefomgeving, met name wat de bezettingsdichtheid, de huisvesting en de veeteeltmethoden betreft, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan maatregelen om het gevaar van verspreiding van ziektekiemen onder het vee te voorkomen of te verkleinen; dat bij klinische ziekten echter het middel moet worden toegediend dat de grootste kans op genezing biedt;".

10. De zestiende overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat geweld tegen dieren, dat dient te worden onderscheiden van specifieke aan bepaalde productiemethoden inherente ingrepen, en het gebruik van bepaalde stoffen ter bevordering van de groei of wijziging van de voortplantingscycli van dieren ingrepen zijn in die indruisen tegen de beginselen van de biologische landbouw en die, naast gedragsveranderingen, ook evenwichtsstoornissen en een slechtere gezondheid bij dieren tot gevolg kunnen hebben;".

11. De negentiende overweging wordt vervangen door:

"Overwegende dat alle marktdeelnemers die dierlijke producten in de handel brengen met verwijzingen naar de biologische productiemethode, aan een regelmatige en geharmoniseerde controle van hun methoden en procedures onderworpen dienen te worden, waarbij rekening gehouden wordt met de productieomstandigheden die eigen zijn aan die veehouderijmethode; dat de gegevens over de dieren die op het bedrijf zijn gebracht of uit het bedrijf zijn afgevoerd en de bij die dieren verrichte behandelingen verplicht opgetekend moeten worden in een register dat op het bedrijf ter inzage wordt gehouden en bijgewerkt;".

12. Artikel 1, punt 2, wordt vervangen door:

"2. Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

In afwijking van artikel 1, lid 1, onder b), zijn, zolang de nadere productievoorschriften voor bepaalde diersoorten niet vastgelegd zijn in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2092/91, de etiketteringsvoorschriften in artikel 5 en de controlevoorschriften in de artikelen 8 en 9 van toepassing, in afwachting dat deze nadere productievoorschriften worden vastgesteld.".

13. De volgende nieuwe punten 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd na artikel 1, punt 2:

"2 bis De aanhef van artikel 2 wordt vervangen door:

In de zin van deze verordening worden producten geacht te zijn waarop aanduidingen voorkomen die verwijzen naar de biologische productiemethode, wanneer die producten of de ingrediënten ervan in de etikettering, in de reclame of de handelsdocumenten zijn gekenmerkt met de in iedere lidstaat gebruikelijke vermeldingen die de koper doen aannemen dat het product of de ingrediënten ervan zijn verkregen overeenkomstig de in artikel 6 vastgestelde productieregels en, in het bijzonder, met de volgende termen of de gebruikelijke verkorte vormen daarvan, tenzij deze termen niet worden toegepast op landbouwproducten in levensmiddelen of tenzij deze kennelijk geen enkel verband hebben met de productiemethode.

2 ter Aan artikel 4 worden de volgende definities toegevoegd:

11. Dierlijke productie: alle producten van in het water (zoet, zout of brak water) en op het land als huisdier of in gedomesticeerde staat gehouden dieren, met uitsluiting van producten van jacht en visserij.

12. Genetisch gemodificeerd organisme (GGO): alle organismen die beantwoorden aan de definitie in artikel 2 van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (*).

(*) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15.

2 quater In artikel 5, lid 3, wordt na punt g) het volgende punt h) ingevoegd:

h) Het product bevat geen genetisch gemodificeerde organismen en/of producten op basis daarvan.".

14. Artikel 1, punt 3, wordt vervangen door:

"In artikel 5 wordt lid 5, onder b), vervangen door:

b) voor plantaardige producten een omschakelingsperiode van ten minste twaalf maanden vóór de oogst in acht is genomen;".

15. In artikel 1 worden na punt 3 de volgende nieuwe punten 3 bis, 3 ter en 3 quater ingevoegd:

"3 bis Artikel 5, lid 5, onder d), wordt vervangen door:d) het product slechts één plantaardig ingrediënt van agrarische oorsprong bevat.

3 ter In artikel 5, lid 5, wordt na punt e) het volgende punt ingevoegd:

f) het product geen genetisch gemodificeerde organismen en/of producten op basis daarvan bevat.

3 quater In artikel 5, lid 5 bis, wordt na punt h) het volgende punt ingevoegd:

i) het product geen genetisch gemodificeerde organismen en/of producten op basis daarvan bevat.".

16. Na artikel 1, punt 4, wordt het volgende nieuwe punt 4 bis ingevoegd:

"4 bis Na artikel 6, lid 1, onder c), wordt de volgende alinea ingevoegd:

d) Genetisch gemodificeerde organismen en producten op basis daarvan mogen niet worden gebruikt.".

17. In artikel 1 wordt punt 5 vervangen door:

"5. In artikel 7, lid 1, onder a), wordt de zin "indien aangewend voor de bestrijding van parasieten en ziekten bij planten" aangevuld met "of voor het schoonmaken en desinfecteren van ruimten en installaties voor de veehouderij."

In het tweede streepje wordt "en met de dieren of de dierlijke producten" ingevoegd na "ieder rechtstreeks contact met het zaad, het gewas of de gewasproducten".".

18. In artikel 1, wordt punt 6 vervangen door:

"In artikel 7 wordt het volgende lid 1 ter ingevoegd:

1 ter Wat de voeding van dieren betreft, kunnen in bijlage II verdere producten worden opgenomen in de lijst van diervoeders die niet biologisch zijn geproduceerd, en in de lijst van voedingssupplementen, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) indien gebruik wordt gemaakt van conventionele diervoeders, dienen deze van essentieel belang te zijn voor een evenwichtige voeding van de dieren die voldoet aan hun fysiologische behoeften en in de Gemeenschap niet in voldoende mate verkrijgbaar te zijn in de vorm waarbij de in artikel 6 genoemde regels in acht zijn genomen;

b) indien bovenbedoelde verdere producten als voedingssupplementen worden gebruikt, dienen zij

- van essentieel belang te zijn voor de specifieke voedingsbehoeften van de dieren;

- van natuurlijke oorsprong of bij gebreke daarvan, synthetisch te zijn en dezelfde vorm als de natuurlijke producten te hebben;

- zonder toepassing van gentechnisch gemodificeerde organismen geproduceerd te zijn.".

19. Na artikel 1, punt 6, wordt het volgende nieuwe punt 6 bis ingevoegd:

"6 bis Aan artikel 9 wordt na lid 11 het volgende nieuwe lid 12 toegevoegd:

12. Voor de dierlijke productie vergewissen de lidstaten zich ervan, onverminderd het bepaalde in bijlage III, dat de controles worden uitgevoerd in alle stadia van het productieproces, het slachten, het uitsnijden, de eventuele verwerking en de detailhandel tot de verkoop aan de consument, teneinde de dierlijke producten overal in de gehele bedrijfskolom te kunnen traceren. Bij de toezending van het in artikel 15 bedoelde verslag over het toezicht delen zij de overige lidstaten en de Commissie mee welke maatregelen daartoe genomen zijn en hoe op de toepassing ervan wordt toegezien.".

20. In artikel 1 wordt na punt 7 bis het volgende punt 7 ter ingevoegd:

"7 ter Een nieuw artikel 15 bis wordt ingevoegd:

Artikel 15 bis

Voor de in deze verordening vervatte maatregelen, met name de maatregelen om de in de artikelen 9 en 11 en in de technische bijlagen vastgelegde doelstellingen te bereiken, worden ieder jaar in het kader van de begrotingsprocedure de nodige kredieten toegekend.".

21. Artikel 1, punt 8, wordt vervangen door:

"De bijlagen I, II, III en VI worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.".

22. In artikel 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

"Deze verordening treedt in werking twaalf maanden, en bijlage I, hoofdstuk II, punt 6, 36 maanden na de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.".

23. In de bijlage 2, punt 2, waarbij hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) wordt ingevoegd, wordt punt 1 (Algemene principes) als volgt gewijzigd:

23.1. Het volgende streepje wordt ingevoegd vóór het eerste streepje:

"De punten 1 tot en met 6 van dit hoofdstuk II van bijlage I hebben betrekking op de volgende diersoorten: runderen, (inclusief buffels en bizons), varkens, schapen, geiten, eenhoevigen (huisdieren) en pluimvee.".

23.2. Het tweede streepje wordt vervangen door:

"Voor menselijke consumptie of voor diervoeding bestemde producten worden slechts als producten van de biologische landbouw beschouwd, als zij afkomstig zijn van dieren die gevoederd zijn met plantaardige en/of dierlijke producten die zijn verkregen volgens de principes van de biologische productiemethode. De dieren moeten worden gehouden volgens de bij deze bijlage vastgestelde regels en bij voorkeur worden gevoed met voeder dat afkomstig is van het eigen bedrijf.".

23.3. Het derde streepje wordt vervangen door:

"De dierlijke productie moet bijdragen tot het evenwicht van het landbouwsysteem door te voorzien in de behoefte van de bodem aan organisch materiaal en voedingsstoffen. Deze productie draagt tevens bij tot de verwezenlijking en instandhouding van de complementariteit tussen bodem en gewas, gewas en dier, en dier en bodem.

Door gebruik te maken van hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen (mest en gier, leguminosen, voedergewassen) zorgen de gemengd-bedrijf- en weidebouwsystemen voor de instandhouding en verbetering van de bodem op lange termijn en voor de ontwikkeling van een duurzame landbouw.".

23.4. Het vijfde streepje wordt vervangen door:

"Bij de keuze van rassen of stammen dient rekening te worden gehouden met de behoeften van de productie, en met name het vermogen van de dieren tot aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden, hun levenskracht en hun resistentie tegen ziekten, en dient de voorkeur te worden gegeven aan inheemse rassen en stammen.".

23.5. Het zesde streepje wordt vervangen door:

"Er moet worden gezorgd voor een zodanige leefomgeving van de dieren dat ze, rekening houdend met het specifieke gedrag van elke soort, over voldoende buitenlucht en de nodige bewegingsvrijheid beschikken. De gebouwen dienen goed geventileerd te zijn, voldoende daglicht binnen te laten en voldoende comfort te bieden aan de dieren, afgestemd op de specifieke kenmerken van de soort, met name door middel van geschikte voorzieningen en een adequate ligruimte of voldoende strooisel. Er moeten bijzondere voorschriften met betrekking tot de maximale veebezetting voor elke soort worden vastgesteld.".

23.6. Het zevende streepje wordt vervangen door:

"Deze op de keuze van rassen of bestanden, de voeding en de leefomgeving betrekking hebbende principes zouden moeten leiden tot een verlichting van de gezondheidsproblematiek, zodat voornamelijk door middel van preventie over de gezondheid van de dieren wordt gewaakt. Als desondanks een ziekte bij een dier wordt geconstateerd, en het onvermijdelijk is, is een allopathische behandeling onder toezicht van een dierenarts toegestaan.".

23.7. Het achtste streepje wordt vervangen door:

"De biologische veeteelt is een grondgebonden activiteit. Behalve in de bij wijze van uitzondering toegestane gevallen moeten de dieren beschikken over een uitloop of ruimte waar zij zich vrij kunnen bewegen, en wordt het aantal dieren per oppervlakte-eenheid beperkt, zodat een geïntegreerd beheer van dierlijke en plantaardige productie op het bedrijf ontstaat die elke vorm van vervuiling, met name van bodem, oppervlaktewater en grondwater, voorkomt. De omvang van de veestapel wordt in sterke mate gekoppeld aan de oppervlakte die beschikbaar is voor het uitrijden van mest en gier en aan een eventueel gebruik van andere meststoffen om zo schadelijke gevolgen voor het milieu tegen te gaan. De veebezetting van het bedrijf mag niet hoger zijn dan twee grootvee-eenheden (GVE) per hectare cultuurgrond. Bij gebruik van andere organische meststoffen moet de veebezetting zo worden verlaagd dat de totale stikstofgift niet groter is dan 170 kg/jaar per hectare cultuurgrond, zoals aangegeven in de nitraatrichtlijn 91/676/EEG.

In bijlage VII zijn de coëfficiënten voor de omrekening van de verschillende diersoorten in GVE vermeld.

Indien deze veebezettingsgetallen of deze stikstofgift worden overschreden, kan een uitzondering worden toegestaan door de controleorganisatie of controle-instantie, mits de landbouwer een uitrijdschema kan overleggen in het kader waarvan gebruik wordt gemaakt van extra oppervlakte die beschikbaar is bij andere bedrijven ter plaatse of in de regio, waarmee regelmatig wordt samengewerkt. Ten aanzien van dergelijke percelen dient een contract te worden opgemaakt door de betrokken landbouwers en er mag geen mest of gier van andere bedrijven op worden uitgereden. Bij gevaar voor grote vervuiling kan de controleorganisatie of controle-instantie met het oog op milieubehoud een lagere veebezetting vaststellen dan 2 GVE/ha cultuurgrond.".

23.8. Het tiende streepje wordt vervangen door:

"In de biologische veeteelt moet de voortplanting in beginsel natuurlijk zijn. Kunstmatige inseminatie is toegestaan, maar overplanting van embryo's is verboden. Het gebruik van hormonen om de ovulatie te regelen is verboden, tenzij het een diergeneeskundige behandeling van een afzonderlijk dier betreft.

Bij wijze van uitzondering en na melding aan de controleorganisatie of controle-instantie is het echter toegestaan om gezondheidsredenen die verband houden met de mannelijke dieren, de bronst bij melkschapen en melkgeiten te synchroniseren door middel van niet geïnjecteerde steroïden, voor zover deze toegediend worden in de normale bronstperiode van het betrokken ras en bij een op grond van de desbetreffende voorschriften verplichte behandeling.".

23.9. Het elfde streepje wordt vervangen door:

"Bepaalde ingrepen bij dieren, zoals het aanbrengen van rubberbanden aan de staarten van schapen, couperen van staarten, knippen van tanden, castratie, afzagen van horens, snavelbranden, knippen van vleugels van bijenkoninginnen, mogen in de biologische landbouw niet systematisch worden toegepast. Voor sommige van deze ingrepen kan de controle-instantie of controleorganisatie echter toestemming verlenen, indien de veiligheid in het geding is, of wanneer dergelijke handelingen gericht zijn op de verbetering van de gezondheid of de verhoging van het welzijn van de dieren. Dergelijke ingrepen moeten worden uitgevoerd door vakbekwaam personeel opdat de dieren er niet onder lijden.

Castratie is wel toegestaan om de kwaliteit van de producten te handhaven en traditionele productiemethoden in stand te houden (vleesvarkens, slachtossen, kapoenen, enz.).".

23.10. Het twaalfde streepje wordt vervangen door:

"Het vervoer van de dieren dient zo te gebeuren dat stress bij de dieren overeenkomstig de geldende voorschriften wordt voorkomen, en dient zo kort mogelijk te zijn. De dieren moeten met zorg worden in- en uitgeladen en het gebruik van allopathische kalmeringsmiddelen tijdens het vervoer is verboden. De desbetreffende nationale en communautaire voorschriften dienen in elk geval te worden nageleefd.".

23.11. Het dertiende streepje wordt vervangen door:

"In de periode vóór het slachten en bij het slachten moet zo met de dieren worden omgegaan dat stress zoveel mogelijk wordt voorkomen. De dieren moeten worden geïdentificeerd en gescheiden worden gehouden van niet-biologisch gehouden dieren. Er moet voor gezorgd worden dat deze dieren, de karkassen en dierlijke producten afkomstig van de slacht, het uitsnijden en de verwerking volledig traceerbaar zijn.".

24. In de bijlage, punt 2, waarbij hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) wordt ingevoegd, wordt punt 2 (Herkomst van de dieren) als volgt gewijzigd:

24.1. De tweede alinea wordt vervangen door:

"Ter aanvulling van de natuurlijke aanwas en om het bestand te vernieuwen, mogen in het bestand vrouwelijke dieren die nog niet volwassen zijn (d.w.z. die nog niet geworpen hebben) en die afkomstig zijn van traditionele veehouderijen, worden opgenomen, mits hun aantal niet groter is dan, per jaar, 10 % van de volwassen rundvee- of paardenstapel en 20 % van de volwassen schapen- en geitenstapel.".

24.2. De vierde alinea wordt vervangen door:

"In afwijking van het bovenstaande mogen bij de eerste samenstelling van de veestapel, indien er niet genoeg via de biologische productiemethode opgefokte dieren verkrijgbaar zijn, onder de volgende voorwaarden traditioneel opgefokte dieren in biologische veehouderijen worden opgenomen:

- voor de eierproductie bestemde kippen: voor zover deze niet ouder zijn dan 18 weken;

- voor de vleesproductie bestemde kuikens: voor zover deze jonger zijn dan drie dagen op het moment van vertrek van het bedrijf van productie;

- kalveren: voor zover deze jonger zijn dan vier weken;

- buffels: voor zover deze jonger zijn dan twaalf weken;

- schapen- en geitenlammeren: voor zover deze jonger zijn dan vier weken;

- biggen: voor zover deze vanaf het spenen worden opgenomen in het biologische systeem en minder dan 20 kg wegen.".

24.3. De zevende alinea wordt vervangen door:

"Ingeval van aankoop van dieren bij traditionele veehouderijen dient in het bijzonder aandacht te worden geschonken aan de gezondheidsvoorschriften, waarbij de controleorganisatie of -instantie bijzondere eisen kan stellen (bijvoorbeeld het verrichten van een opsporingstest) naargelang van de plaatselijke situatie en de van toepassing zijnde quarantaineperiode.".

24.4. De achtste alinea wordt geschrapt.

25. In de bijlage, punt 2, waarbij hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) wordt ingevoegd, wordt punt 3 (Omschakelingsperiode) als volgt gewijzigd:

25.1. De derde alinea wordt vervangen door:

"Bij omschakeling van een bedrijf dient het totale voor de voedering van de dieren bestemde areaal van de productie-eenheid te voldoen aan de productieregels voor de biologische landbouw. Voor de weiden en voedergewassen dient eerst een normale omschakelingsperiode van twee jaar te worden toegepast. Met instemming van de bevoegde instantie kan de controleorganisatie, rekening houdende met het vorige gebruik van de percelen, besluiten deze periode te verlengen of te verkorten. Indien de omschakeling tegelijkertijd de gewassen en dieren van het gehele bedrijf betreft, wordt de totale omschakelingsperiode verkort tot 24 maanden.".

25.2. De vierde alinea wordt vervangen door:

"Voordat de producten van bedrijven die omschakelen, onder de aanduiding "biologisch" mogen worden verkocht, moeten die bedrijven met name voor wat betreft de voeding, de veterinaire aspecten en de huisvesting al aan de regels van deze bijlage voldoen sinds ten minste

- 12 maanden voor runderen en paarden die zijn bestemd voor de vleesproductie;

- zes maanden voor kleine herkauwers, varkens en na het bereiken van de leeftijd van drie dagen in het bedrijf opgenomen pluimvee, bestemd voor de slacht;

- zes maanden voor dieren die zijn bestemd voor de melkproductie;

- tien weken voor de eierproductie.".

25.3. De zesde alinea wordt geschrapt.

26. In de bijlage, punt 2, waarbij hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) wordt ingevoegd, wordt punt 4 als volgt gewijzigd:

26.1. In het eerste streepje wordt de derde alinea vervangen door:

"Met deze voeders wordt een kwaliteitsproductie nagestreefd, waarbij maximale groei niet de voornaamste doelstelling is, zonder echter de met de verschillende fysiologische stadia van de dieren samenhangende voedselbehoefte uit het oog te verliezen. Als uitzonderingsmaatregel zijn traditionele mestmethoden toegestaan, voor zover deze in alle stadia van het productieproces kunnen worden stopgezet.".

26.2. In het eerste streepje wordt de vierde alinea vervangen door:

"Als uitzonderingsmaatregel kunnen de controleorganisaties en controle-instanties voor een overgangsperiode die vijf jaar na de vaststelling van deze verordening verstrijkt, toestemming verlenen tot gebruik van een beperkte hoeveelheid conventionele voeders, indien blijkt dat de veehouder niet aan voldoende voeders van biologische oorsprong kan komen. Het maximaal per dag toegestane percentage conventionele voeders is 10 % voor herkauwers en 20 % voor niet-herkauwers. Deze percentages zijn percentages van de droge stof van voeders van agrarische oorsprong.".

26.3. In het tweede streepje wordt de eerste alinea vervangen door:

"Enkelvoudige voeders of mengvoeders moeten voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 77/101/EEG (*) en Richtlijn 79/373/EEG van de Raad (**) Wat ongewenste stoffen, enkelvoudige voeders en mengvoeders betreft, gelden voor diervoeders de bepalingen van Richtlijn 74/63/EEG van de Raad. Enkelvoudige voeders en mengvoeders mogen geen producten, additieven of andere bestanddelen bevatten die genetisch gemodificeerde organismen, delen ervan of producten op basis ervan bevatten.

(*) PB L 32 van 3.2.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/654/EEG (PB L 353 van 17.12.1990, blz. 48).

(**) PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/74/EEG (PB L 237 van 22.9.1993, blz. 23).".

26.4. In het tweede streepje wordt de derde alinea vervangen door:

"Mineralen en organische stoffen die onontbeerlijk zijn om te voorzien in de voedselbehoefte van de dieren, dienen bij voorkeur te worden toegediend via natuurlijke grondstoffen of voeders die deze stoffen van nature bevatten. In bijlage II, deel D, is de lijst van de toegestane voedingssupplementen opgenomen.".

26.5. In het tweede streepje worden de vierde en de vijfde alinea vervangen door:

"Afgezien van melk en zuivelproducten en de producten van bijlage II, deel D, mogen principieel geen dierlijke producten voor diervoeding worden gebruikt.

Het is verboden synthetische stoffen ter bevordering van de groei of de productie toe te dienen.".

26.6. In het derde streepje wordt de tweede alinea vervangen door:

"De toegestane conserveringsmiddelen bij het inkuilen zijn zeezout en steenzout, de zogeheten biologische conserveringsmiddelen (gist bijvoorbeeld), melkzuur, azijnzuur, mierenzuur en propionzuur of bacteriën die deze zuren produceren, enzymen, wei, suiker, bietenpulp, graanmeel en melasse.".

26.7. Het vierde streepje wordt geschrapt.

27. In de bijlage, punt 2, waarbij hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) wordt ingevoegd, wordt punt 5 (Preventie en diergeneeskundig zorg)als volgt gewijzigd:

27.1. De eerste en de tweede alinea worden vervangen door:

"In de biologische landbouw is ziektepreventie gebaseerd op de volgende principes: diervriendelijke verzorging, die het dier een hoge weerstand tegen ziekten en infecties garandeert; het voederen met hoogwaardig voeder; mobilisatie van de natuurlijke weerstand door het laten uitlopen in de open lucht of op de weide.".

27.2. De derde alinea wordt vervangen door:

"Behandelingen die zijn gebaseerd op de in bijlage II, deel D, genoemde plantenextracten en -oliën, spoorelementen en middelen, alsmede plantengeneeskundige producten en het gebruik van middelen in homeopathische verdunning (plantaardige, dierlijke of minerale stoffen) zijn zonder enige beperking toegestaan.".

27.3. De negende en de tiende alinea worden geschrapt.

27.4. De elfde alinea wordt vervangen door:

"Voor alle dierlijke producties geldt verder dat, indien een dier of groep dieren in een productiecyclus van één jaar meer dan twee curatieve behandelingen met allopathische middelen krijgt, anders dan inentingen of een behandeling ter bestrijding van parasieten die beperkt moeten blijven tot twee per jaar (afgezien van de door de lidstaten opgestelde verplichte uitroeiingsschema's), of niet meer dan één curatieve behandeling met allopathische middelen in hun levenscyclus, indien die korter is dan een jaar, de verkregen dierlijke producten in het desbetreffende jaar niet mogen worden verkocht onder de aanduiding "biologisch". Na afloop van de in punt 3 bedoelde omschakelingsperiode echter, worden de behandelde dieren, onder voorbehoud van de instemming van de erkende controleorganisatie of de controle-instantie, opnieuw beschouwd als afkomstig van de biologische landbouw.".

28. In de bijlage, punt 2, waarbij hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) wordt ingevoegd, wordt punt 6 (Opstallen en uitlopen, installaties voor opslag van mest en gier en silosap) als volgt gewijzigd:

28.1. De elfde alinea wordt vervangen door:

"Het gebruik van roostervloeren over de gehele lengte/breedte of de volledige oppervlakte van de stal is verboden. De stallen dienen zo te zijn dat elk dier kan beschikken over een schone en droge rustruimte van voldoende grootte. Als stelregel geldt dat de veebezetting in de stallen wordt bepaald aan de hand van de soort, het ras, de leeftijd en de grootte van de dieren. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de gedragsbehoeften van de dieren die met name afhangen van de groepsgrootte en het geslacht van de dieren. De optimale dichtheid is erop gericht het welzijn van de dieren te waarborgen door te zorgen voor een oppervlakte die de dieren in staat stelt te slapen, zich te voeden en zich te verplaatsen.".

28.2. De dertiende alinea wordt vervangen door:

"In geval van huisvesting van mestvarkens in varkensstallen gelden als minima aan vrije ruimte waarover de dieren moeten beschikken om te rusten, oppervlakten die ten minste 50 % meer bedragen dan de oppervlakten die zijn vastgesteld in artikel 3 van Richtlijn 91/630/EEG van de Raad (*) tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens. Bovendien moeten de dieren toegang hebben tot een even grote overdekte ruimte waar zij zich vrij kunnen bewegen.

Volledige roostervloeren en het aangebonden op stal zetten zijn verboden. Bij deze huisvesting moet worden gezorgd voor voldoende droge ligruimte met ruimschoots natuurlijke ventilatie en licht, alsmede mestwroet- en bewegingsruimte buiten.

(*) PB L 340 van 11.12.1991, blz. 33.".

28.3. De veertiende alinea wordt vervangen door:

"Pluimvee dient, wanneer weersomstandigheden en klimaat dit toelaten, overdag zonder onderbreking toegang te hebben tot een met gras bedekte uitloop en tot een voldoende aantal drink- en voederbakken, met voldoende schuilmogelijkheden.".

28.4. In de achttiende alinea wordt het derde streepje vervangen door:

- "de bezetting bedraagt niet meer dan 2 500 hennen per hectare terrein dat voor de hennen toegankelijk is, d.w.z. één hen per 4 m²."

29. In punt 2 van de bijlage worden aan hoofdstuk II (Dieren en dierlijke producten) na punt 6, de volgende nieuwe punten 7 en 8 toegevoegd:

"7. Bijzondere voorschriften voor de bijenteelt

7.1. Algemene beginselen

De vernietiging van bijen in de honingraten als middel verband houdend met de oogst van producten van de bijenkast, is verboden.

Verminkingen, zoals het knippen van vleugels van bijenkoninginnen, mogen niet systematisch worden uitgevoerd. Voor sommige van deze ingrepen kan toestemming worden verleend door de controle-instantie of controleorganisatie indien de veiligheid in het geding is of wanneer deze ingrepen erop gericht zijn de gezondheid van de dieren te verbeteren of hun welzijn te verhogen. Dergelijke ingrepen moeten worden uitgevoerd door vakbekwaam personeel en de dieren mogen er niet onder lijden.

7.2. Herkomst van de dieren

Het bijenbestand dient te worden gevormd door vermenigvuldiging van de bestaande kolonies of door aankoop van zwermen of bijenkasten van bijenhouders die werken volgens de regels van de biologische bijenteelt. Als uitzonderingsmaatregel wordt voor een overgangsperiode, die op 31 december 2000 verstrijkt, aankoop van blote zwermen van traditionele bedrijven toegestaan, mits een omschakelingsperiode in acht wordt genomen.

7.3. Omschakelingsperiode

Producten van de bijenhouderij mogen uitsluitend onder de aanduiding "biologisch" worden verkocht, indien al ten minste één jaar aan de algemene voorwaarden inzake voeding, verzorging en huisvesting wordt voldaan. De bijenkasten moeten vervaardigd zijn van materiaal dat aan de voorschriften van de bijlage beantwoordt. Ook bij aankoop van blote zwermen van traditionele bedrijven bedraagt de omschakelingsperiode één jaar.

7.4. Voeding

Bijenkasten mogen uitsluitend worden geplaatst op plekken met geteelde of spontaan groeiende gewassen die voldoen aan de regels van biologische productiemethode overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 en bijlage I.

De Lidstaten wijzen regio's of gebieden aan waar biologische bijenteelt uitvoerbaar is. Aan de controleorganisatie wordt een kaart op aangepaste schaal verstrekt met de plaatsen van de bijenkasten, als bedoeld in bijlage III, punt 2.1 van Verordening (EEG) nr. 2092/91. As dit niet gebeurt dient de bijenhouder, voornamelijk op basis van uit geschikt onderzoek verkregen gegevens aan de controle-instantie of controleorganisatie voldoende bewijzen en waarborgen te verschaffen dat de voor zijn kolonie bereikbare honingverzamelingsgebieden voldoen aan de bovengenoemde voorwaarden.

Voedering van kolonies is toegestaan wanneer het klimaat zodanig is dat er voldoende reservevoorraden moeten worden aangelegd voor de overwintering. De voedering moet plaatsvinden tussen de laatste honingoogst en de rustperiode van de kolonie. Hoewel normaliter wordt gevoederd met honing die afkomstig is van de biologische bijenteelt, mogen ook suikerstropen worden gebruikt, voor zover deze zijn bereid met producten die voldoen aan de eisen van de biologische landbouw. Als uitzonderingsmaatregel mogen tot en met 31 december 2000 suikerstroop en honing van conventionele oorsprong worden gebruikt.

7.5. Preventie en diergeneeskundige zorg

Allopathische behandelingen dienen te worden verricht onder verantwoordelijkheid van een dierenarts en de aard van het middel dient duidelijk te worden vermeld, evenals de duur van de behandeling en de aanbevolen wachttijd voor consumptie van de producten. Deze gegevens dienen te worden vermeld in het bedrijfsregister en te worden doorgegeven aan een controleorganisatie. De behandelde dieren dienen duidelijk per kolonie te worden geïdentificeerd.

In de bijenteelt wordt de goede gezondheid van de kolonies bewerkstelligd door terugdringing van de factoren die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van ziekten. Hiertoe worden de volgende methoden toegepast: keuze van resistente rassen die passen bij de plaatselijke omstandigheden, regelmatige vervanging van de koninginnen, regelmatige reiniging en desinfectie van materiaal en uitrusting, vernietiging van besmette materialen, regelmatige vervanging van de was en voldoende hoeveelheden stuifmeel en honing in de bijenkasten.

Indien het gebruik van synthetische producten noodzakelijk blijkt voor de uitroeiing van bepaalde overdraagbare ziekten die sterfte van de kolonies kunnen veroorzaken, dient de behandeling plaats te vinden op een tijdstip dat zo ver mogelijk verwijderd is van de legperiode van de koningin en de oogstperiode van de nectar. Indien in deze periode een behandeling moet plaatsvinden, dienen de te behandelen kolonies in afgezonderde kasten te worden geplaatst. Vervolgens geldt voor deze bijenkasten de omschakelingsperiode van één jaar.

7.6. Huisvesting en inrichting

De bijenkasten moeten bestaan uit natuurlijke materialen die geen enkel besmettingsgevaar opleveren voor de omgeving en de producenten van de betreffende kast. De gebruikte beschermingsmiddelen moeten aan dezelfde voorwaarden voldoen.

Voor de bescherming van ramen en honingkamers tegen met name plagen mag slechts gebruik worden gemaakt van de in bijlage II, deel B, genoemde producten. Synthetische chemische producten zijn verboden.

De voor de vervaardiging van nieuwe ramen benodigde was dient afkomstig te zijn van productie-eenheden die werken volgens de regels van de biologische bijenteelt. Als uitzonderingsmaatregel kan, met name voor nieuwe installaties, door de controleorganisatie of controle-instantie toestemming worden verleend voor het gebruik van conventionele was, indien er geen was van de biologische teelt op de markt verkrijgbaar is.

8. Voorschriften voor andere diersoorten

Hiervoor moeten nog productienormen worden opgesteld.".

30. In de bijlage wordt punt 3, waarbij bijlage II, deel C (Andere producten) wordt vervangen, als volgt gewijzigd:

30.1. In punt C.1 (Zaden, granen en voedergewassen) worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

"Gedehydreerde rupsklaver, van graan afkomstig hooi en/of stro.

Leguminosen, met inbegrip van erve (Ervum hervilia) (ongemalen, gemalen, perskoeken): lupine, soja, erwten, kekererwten (Cicer arietinum), zaailathyrus (Lathyrus sativus), paardebonen/veldbonen (Vicia faba)".

30.2. In punt C.2 (Verwerkte plantaardige producten) worden de derde en de vierde regel vervangen door:

"Pulp van suikerbieten, voederwikke, olijven en citrusvruchten

Bijproducten van mouterijen en brouwerijen.".

30.3. In punt C.4 (Diverse producten] worden na "nectar (voor de bijenteelt)" de volgende regels ingevoegd:

"Melasse, alleen als bindmiddel in mengvoeders.

Andere diervoeders die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat zijn toegestaan voor een overgangsperiode die op . . . verstrijkt [5 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening].".

31. In de bijlage, punt 4, waarbij deel D aan bijlage II wordt toegevoegd, worden in punt D.2 (Diverse producten), het derde tot en met het zevende streepje vervangen door:

"- Kleien

- Zeewier

- Gist

- Sepiabeen, schelpen van waterdieren

- Visolie en levertraan

- Langs enzymatische weg verkregen autolysaten, hydrolysaten en proteolysaten van vis, weekdieren of schelpdieren, al dan niet in oplosbare vorm, plantaardige eiwithoudende extracten (uitsluitend voor de toediening van vitaminen, mineralen en proteïnen aan jonge dieren)

- Door de erkende controle-instanties en controleorganisaties toegestane essentiële aminozuren voor gevogelte en jonge dieren.

- Kunstmatige vitaminen die identiek zijn aan de natuurlijke vitaminen voor dieren met één maag.

- Cholinechloride

- Andere voedingssupplementen die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat zijn toegestaan voor een overgangsperiode die verstrijkt op . . . [5 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening].".

32. In de bijlage wordt punt 5, waarbij deel E aan bijlage II wordt toegevoegd, als volgt gewijzigd:

32.1. De titel van punt E.1 wordt vervangen door:

"In stallen en bijgebouwen gebruikte producten".

32.2. Aan de lijst in punt E.1 worden de volgende producten toegevoegd:

"- waterstofperoxide

- reinigingsmiddelen voor spenen (melkerij)

- andere producten die door de bevoegde autoriteit in de lidstaat worden toegestaan voor een overgangsperiode die verstrijkt op . . . [5 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening).".

32.3. Aan de lijst in punt E.2 worden de volgende producten toegevoegd:

"- chloor

- natronloog of kaliloog

- fosforzuur

- formaldehyd

- andere producten die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden toegestaan voor een overgangsperiode die verstrijkt op . . . [5 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].".

33. In de bijlage wordt na punt 8 het volgende punt 8 bis ingevoegd:

"8 bis Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

1. In punt A.4. wordt de tekst met betrekking tot "Preparaten op basis van micro-organismen" vervangen door:

"A.4. Preparaten op basis van micro-organismen: preparaten op basis van micro-organismen die gewoonlijk worden gebruikt bij de productie van levensmiddelen, met uitzondering van genetisch gemodificeerde organismen in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/220/EEG.".

2. In deel B wordt de tekst met betrekking tot "Preparaten op basis van micro-organismen en enzymen" vervangen door:

"Preparaten op basis van micro-organismen en enzymen: preparaten op basis van micro-organismen en enzymen die gewoonlijk worden gebruikt bij de productie van levensmiddelen, met uitzondering van genetisch gemodificeerde organismen in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/220/EEG." ".

(1) PB C 293 van 5.10.1996, blz. 23.

(2) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 36.